De integratie van adviesraden en commissies op het terrein van de monumenten, de musea, de archieven en de archeologie in één advieslichaam voor de verschillende sectoren van het cultureel erfgoed was een langdurig proces van ruim zes jaar. Het instellen van de Raad was het gevolg van het streven van de overheid om de samenhang van de externe advisering te versterken. Dit beleid maakte deel uit van de herstructurering van adviesorganen in het kader van het project reorganisatie rijksdienst dat in 1983 startte met de instelling van de projectgroep externe advisering (commissie Van der Ploeg). Voor de sector Cultuurbehoud betekende dat: Een adviesorgaan op het terrein van het materiële cultuurbehoud; ruwweg overeenkomend met het beleidsterrein van de directie MMA van het Ministerie van WVC; Advisering op hoofdlijnen van het beleid. Die hoofdlijnen kunnen inhoudelijk, bestuurlijk en financieel van aard zijn; Advisering over de verschillende beleidsvelden in hun onderlinge samenhang; Het Adviesorgaan heeft geen executieve bevoegdheden en is geen overlegorgaan of belangenbehartiger. Ter voorbereiding op de instelling van de Raad vond in de tweede helft van 1987 al regelmatig overleg plaats tussen de voorzitters en de secretarissen van de adviesorganen die taken vervulden op deelterreinen van het culturele erfgoed, te weten: de Monumentenraad, de Archiefraad en de Commissie van Advies voor natuurhistorische musea.
De Raad voor het Cultuurbeheer werd ingesteld bij Wet van 3 juli 1989, Stbl. 348. De wet trad in werking op 1 januari 1990 bij Koninklijk Besluit van 23 oktober 1989, (Stbl.1990/ 497). Met het in werking treden van de nieuwe wet werden de boven vermelde adviesorganen opgeheven. Onder de Raad ressorteerde vier afdelingen, te weten: Afdeling I: de Rijkscommissie voor de archeologie Afdeling II: de Rijkscommissie voor de archieven Afdeling III: de Rijkscommissie voor de monumenten Afdeling IV: de Rijkscommissie voor de musea
In een gezamenlijk advies van 30 oktober 1985 van de Monumentenraad, de Archiefraad en de Commissie van Advies voor de Natuurhistorische Musea werden voorstellen gedaan voor de samenstelling van de nieuwe Raad en zijn afdelingen. In zijn antwoord van 25 juni liet de minister van WVC weten akkoord te gaan met de voorstellen. De Raad bestond uit een onafhankelijke voorzitter, de voorzitter en één lid van de vier afdelingen en twee onafhankelijke leden die geen lid waren van een afdeling of een vaste commissie.
Op grond van artikel 8 van de Wet Raad voor het Cultuurbeheer kon de Raad vaste commissies instellen. Bij besluit van de Raad in 1990 werd een vijftal commissies ingesteld. De voorzitter van de Raad was tevens voorzitter van de vaste commissies: Commissie Onderwaterarcheologie; Commissie Wet Behoud Cultuurbezit; Beroepencommissie; Commissie Toewijzing Bodemvondsten; Commissie voor de Cultuurbescherming.
De taak van de Raad voor het cultuurbeheer bestond uit het desgevraagd of uit eigen beweging adviseren van de minister van Cultuur over zaken die betrekking hadden op het culturele erfgoed. Tevens kon de Raad de Tweede Kamer desgevraagd adviseren ter zake van bij die Kamer aanhangig gemaakte initiatiefvoorstellen van wet (Wet van 3 juli 1989 houdende instelling van een Raad voor het cultuurbeheer, Stbl.1989/348, artikel 2.). De bevoegdheid advies uit te brengen hoorde toe aan de Raad (Wet Raad voor het Cultuurbeheer, artikel 4, lid 1). De Afdelingen bereidden adviezen van de Raad voor die betrekking hadden op hun werkterrein. Het zwaartepunt van het advieswerk van de Raad lag bij de afdelingen. Om een slagvaardige advisering mogelijk te maken werd bij besluit van de Raad de bevoegdheid in specifieke aangelegenheden rechtstreeks te adviseren aan de minister gedelegeerd aan de afdelingen. Deze werkwijze van de Raad werd vastgelegd in een reglement.
De adviestaak van de Raad was in de instellingswet ruim omschreven. Meer concreet betekende dat, dat de Raad in algemene zin adviseerde over: Cultuurwetgeving; Cultuurnota’s; Financiële regelgeving en middelen (begrotingswetten, subsidieregelingen); Ontwikkelingen op het terrein van cultuurbehoud (verzelfstandiging van instellingen, decentralisatie, reorganisaties van het beleidsveld); Conservering en restauratie; Internationale ontwikkelingen; De adviezen van de Raad kunnen worden onderverdeeld in adviezen over beleidsvoornemens van de minister van Cultuur, rapporten en beleidsplannen van instellingen.
Na een langdurige voorbereiding van vele jaren stond in de beginjaren ’90 een nieuwe reorganisatie van adviesorganen op stapel. Geheel onverwacht kwam deze boodschap niet. De diverse commissies hadden zich al vanaf 1983 beziggehouden met de herstructurering van de externe Adviesorganen. De regering deed alle moeite om de bestaande adviesorganen te overtuigen van het feit dat de operatie niet voortkwam uit een geringschatting van de waarde van de externe adviezen, maar was bedoeld om de adviesfunctie te optimaliseren.In de eerste cultuurnota Investeren in Cultuur 1993-1996, die in april 1992 verscheen, lichtte de minister van WVC al een tipje van de sluier op over de toekomstige inrichting van het cultuurbeleid:“Het versterken van de samenhang tussen behoud, schepping en distributie heeft ook gevolgen voor de wijze van advisering. Mijn inziens is het noodzakelijk dat de Adviesorganen op het terrein van het cultuurbeleid samengebracht worden in een Raad voor het cultuurbeleid. Bij de advisering over toekomstige Nota’s Cultuurbeleid verdient een integrale benaderingswijze de voorkeur. Van de nieuwe raad zullen in elk geval de Raad voor de Kunst en de Raad voor het Cultuurbeheer deel gaan uitmaken."
De Raad voor het Cultuurbeheer reageerde verbijsterd. In een brief aan de leden sprak de Raad van “het ontbreken van enige deugdelijke argumentatie” en inconsistentie in beleid. Het voornemen van de minister om met het oog op een integrale benaderingswijze de Raad voor de Kunst, de Mediaraad en de Raad voor het Cultuurbeheer samen te voegen berust op een verkeerde veronderstelling: “Waar beleidsmatige samenhang tussen de twee sectoren ontbreekt is het streven naar een gezamenlijke advisering irrationeel en het voornemen de Raad voor het Cultuurbeheer en de Raad voor de Kunst samen te voegen absurd. Het dient geen enkel redelijk doel en dient derhalve met kracht te worden afgewezen”.
Het archief van de Raad voor het Cultuurbeheer had een organieke structuur. Iedere afdeling hield zijn eigen archief onder beheer. De afdelingsarchieven waren geordend volgens het vergaderagendastelsel.De adviezen waren geordend in ‘adviesdossiers’. Deze dossiers bestonden uit de minuutadviezen, achtergrondinformatie en documentatie. Na opheffing van de Raad voor Cultuurbeheer ging het archief over naar de Raad voor Cultuur. Het archief is niet volledig.
Ordening is numeriek op vergaderingnummer.
De adviesnota Het industrieel erfgoed en de kunst van het vernietigen was opgesteld door de Commissie Industrieel Erfgoed. Deze commissie is op 1 november 1988 ingesteld door minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC).
De adviesaanvraag werd voor preadvies voorgelegd aan de Rijkscommissie voor de Musea.
In een reactie op het rapport cultuur zonder grenzen van de Wetenschappelijke Regeringsraad (WRR) besloot het Kabinet een nadere taakverdeling aan te brengen tussen het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Met het oog op deze voorgestelde taakverdeling verzocht het Kabinet het Ministerie van WVC om een meerjarig beleidskader te formuleren waarin de doelstellingen van het buitenlandse cultuurbeleid van het Ministerie van WVC werden opgenomen.
De adviesaanvraag werd voor preadvies voorgelegd aan de Rijkscommissie voor de Archieven en de Rijkscommissie voor de Musea.
Tijdens de Algemene Vergadering van de UNESCO van 17 oktober - 21 november 1972 te Parijs werd een overeenkomst aanvaard inzake de bescherming van het cultureel en natuurlijk erfgoed van de wereld (Traktatenblad, jrg. 1973, nr. 155). De Nederlandse regering ratificeerde deze overeenkomst pas in 1990.
De advisering over de genoemde beleidsnota en het rapport werd in een advies samengevat. In de beleidsnota Kiezen voor Kwaliteit werd het voornemen tot verzelfstandiging van de rijksmusea en -diensten als nieuw beleid gepresenteerd. Het rapport Externe verzelfstandiging belicht is opgesteld door de in 1990 ingestelde interdepartementale Werkgroep Extern Verzelfstandigingsonderzoek Rijksmusea en overige museale instellingen. Haar taak was te bezien of, door verzelfstandiging van de Rijksmusea c.a., een goede verdeling in bevoegdheden en verantwoordelijkheden kon worden gerealiseerd tussen overheid een instellingen.
De adviesaanvraag werd voor preadvies voorgelegd aan de Rijkscommissie voor de Archieven. Deze commissie stelde een commissie in (Commissie Prioriteiten Selectie Conservering Archiefmateriaal) die het pré-advies voorbereidde.
De adviesaanvraag werd behandeld door de Vaste Commissie Onderwaterarcheologie.
Het advies werd voorbereid door de ad hoc Werkgroep Internationaal Beleid Cultuurbeheer. De notulen en de bijdragen van de leden van de werkgroep zijn opgenomen in dit adviesdossier.
Naar aanleiding van het adviesrapport De bomen en het bos van de Raad voor de Kunst besloot de minister van Cultuur de werkingssfeer van de Fondsenwet scheppende kunsten uit te breiden tot het gehele terrein van het cultuurbeleid. Het doel van de wijziging van de Wet op het specifiek cultuurbeleid was de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur te machtigen om namens de Staat tot oprichting over te gaan van fondsen die ten doel hebben het in stand houden, ontwikkelen en spreiden van een of meer cultuuruitingen te bevorderen door financiële bijdragen ter beschikking te stellen.
Het advies werd voorbereid door de Vaste Commissie Onderwaterarcheologie.
Aanleiding van dit advies was het besluit van de Haagse gemeenteraad dat verkoop van topstukken uit de collectie van het Haags Gemeentemuseum mogelijk moest maken. Het advies werd voorbereid door de Vaste Commissie Wet Behoud Cultuurbezit.
Niet nader onder te verdelen.
Het advies werd voorbereid door de Vaste Commissie Onderwaterarcheologie.
Het advies werd voorbereid door de Vaste Commissie Onderwaterarcheologie.
Zie ook inv. 2659.
Het preadvies werd voorbereid door de Afdeling IV, de Rijkscommissie voor de Musea. In het voorstel tot oprichting van de Mondriaan Stichting treedt deze stichting op als uitvoerder van het incidentele subsidiebeleid van het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur op de terreinen beeldende kunst, vormgeving, en musea. Doelstelling van de stichting is tweeledig, enerzijds gericht op het bevorderen van de beeldende kunsten en vormgeving, anderzijds gericht op het bevorderen van de kwaliteit van de uitoefening van museale functies Zie ook inv. nr. 2937.
Het wetsvoorstel voorzag in de afschaffing van wettelijk geregelde adviesverplichtingen over algemene beleidsvoornemens, waaronder wetgeving van de rijksoverheid en voorzag in het stellen van termijnen voor het uitbrengen van adviezen. Het wetsvoorstel was onderdeel van de efficiencymaatregelen die het Kabinet op 11 september 1992 ten aanzien van externe adviesorganen had aangekondigd.
Doel van de nieuwe regeling was: het bevorderen van aankopen van Nederlandse en internationale beeldende kunst en vormgeving door de Nederlandse musea, opdat een zo groot mogelijk publiek in aanraking wordt gebracht met kunst en vormgeving van hoge kwaliteit. De Mondriaan Stichting werd belast met de uitvoering van de regeling.
De adviesaanvraag was een gevolg van een discussiebijeenkomst binnen het Directoraat-Generaal voor Culturele Zaken over het kwaliteitsbeginsel in het cultuurbeleid naar aanleiding van het rapport getiteld Oordeel over kunst van Paul Hekkert en Piet van Wieringen in opdracht van het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur.
De Commissie Wetenschap en Cultuurbeheer is in 1993 ingesteld door de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur naar aanleiding van het jaarverslag van de Raad voor het Cultuurbeheer van 1991 naar aanleiding van het rapport Kunsthistorisch onderzoek in Nederland van de Verkenningscommissie voor de Kunstgeschiedenis, ingesteld door de Minister van Onderwijs en Wetenschappen in 1991.
Het advies werd voorbereid door de Vaste Commissie Wet Behoud Cultuurbezit. Zie ook inv. nrs. 1756 en 1757.
Het advies werd voorbereid door de Vaste Commissie Wet Behoud Cultuurbezit.
Grondslag vormde het rapport getiteld Raad op maat, van de Commissie Vraagpunten Adviesorganen (Commissie De Jong) van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, waarin werd aanbevolen om alle bestaande adviesorganen op te heffen.
Zie ook adviesnummer 49.
De afdeling had als taak het vaststellen van adviezen dan wel preadviezen over aangelegenheden betreffende het onderzoek en de documentatie, de bescherming en het beheer van archeologische monumenten met inachtneming van het gestelde in de Monumentenwet 1988 met uitzondering van zaken betreffende de onderwater- en scheepsarcheologie.
Ordening is numeriek op vergaderingnummer.
De afdeling had als taak het vaststellen van adviezen dan wel preadviezen over aangelegenheden op het terrein van het archiefwezen.
De agenda's en notulen van de RCA werden na de opheffing van de Archiefraad (als rechtsvoorganger) doorgenummerd. Ordening is numeriek op vergaderingnummer.
Zie ook de Mediaraad, advies nr. 10.
Zie ook de Archiefraad, adviesnummer 191.
Zie ook de Raad voor Cultuurbeheer, advies nr. 8.
De nota was een reactie op de publicatie van het boek Omslag in Opslag. P.M.M. Klep nam stelling tegen het in zijn ogen reduceren van het historisch belang van archieven. De nota werd op verzoek van de Rijkscommissie voor de Archieven opgesteld. Niet nader onder te verdelen.
Zie ook adviesnummer 381.
In het Deltaplan Cultuurbehoud was de mogelijkheid geopend om rijkssubsidie aan te vragen voor de (actieve en passieve) conservering van archiefmateriaal, dat berustte in de openbare archiefbewaarplaatsen van de lagere overheden. De rijkssubsidie bedroeg ten hoogste 40% van de projectkosten (de voorwaarden verbonden aan de subsidietoezegging ten behoeve van activiteiten gericht op het behoud van roerende monumenten).
In het advies werd rekening gehouden met de aanbevelingen van de Archiefraad over de algemene structuur en de opzet van de toen nog in de ontwerpfase verkerende vernietigingslijst.
Op 31 oktober 1991 nam F.G. Kordes afscheid als president van de Algemene Rekenkamer. Om zijn afscheid te markeren bracht de Algemene Rekenkamer een rapport uit (buiten hem om) over de archivering en het beheer van machineleesbare gegevensbestanden (MLG's), een terrein dat de bijzondere belangstelling had van de scheidend president. In een reactie op dit rapport startte een MLG-project in opdracht van de Algemene Rijksarchivaris en de gemeentearchivarissen van de steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. In 1993 verscheen het rapport Documenten uit de tijd; behoud en beheer van digitale informatie. Het advies werd voorbereid door de Subcommissie Machineleesbare Gegevensbestanden.
Het rapport was het resultaat van de werkzaamheden van de Groep van Nationale Deskundigen, ingesteld door de Europese Commissie overeenkomstig de resolutie van 14 november 1991 namens de Raad en de ministers van Cultuur.
Dit advies is een vervolg op het adviesnummer 404. Centraal staan de belangen (het belang van archieven voor de overheid, het belang van de recht- en bewijszoekenden en het cultuurhistorisch belang) bij de selectie van archieven zelfstandig moeten worden beoordeeld.
Zie ook adviesnummer 436.
De afdeling had als taak het vaststellen van adviezen dan wel preadviezen over aangelegenheden betreffende het onderzoek en de documentatie, de bescherming en het beheer van gebouwde monumenten en van stad- en dorpsgezichten met inachtneming van het gestelde in de Monumentenwet 1988.
Ordening is numeriek op vergaderingnummer.
Ordening is op vergaderingnummer.
Op de vergadering van 6 november 1992 besloot de Subcommissie Registratie haar werkzaamheden te beëindigen. Als gevolg van de decentralisatie en als uitvloeisel van de RMDZ-circulaire van 28-01-1992, waarbij artikel 3 van de Monumentenwet (1988) door de minister van WVC buiten werking was gesteld, waren de adviezen van de Subcommissie niet meer nodig. Vanaf 1993 kwam de Subcommissie op ad hoc basis bijeen. Zie ook de Registratiecommissie van de Monumentenraad (inv.nrs. 1001 - 1015).
Ordening op vergaderingnummer.
De afdeling had als taak het vaststellen van adviezen en preadviezen over aangelegenheden betreffende musea en ter zake ondersteunende instellingen en betreffende culturele voorwerpen.
Ordening is numeriek op vergaderingnummer.
Na opheffing van de Monumentenraad en de instelling van de Raad voor het Cultuurbeheer bleef de subcommissie voortbestaan, met als taak de raad te preadviseren over de door het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur voorgelegde aanvragen betreffende incidentele subsidieverzoeken. Ordening is numeriek op vergaderingnummer.