Terug naar zoekresultaten

2.14.106 Inventaris van het archief van de adviesraden en commissies op het gebied van cultuur, 1903-1995

De archieven bestaan voornamelijk uit vergaderstukken en uitgebrachte adviezen aan de minister en hun achtergrondinformatie. Daarnaast bevatten de archieven correspondentie en jaarverslagen.
Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.14.106
Inventaris van het archief van de adviesraden en commissies op het gebied van cultuur, 1903-1995

Auteur

Doc-Direkt, M.W.M.M. Gruythuysen

Versie

22-06-2020

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2015 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Adviesraden en Commissies op het gebied van Cultuur Adviesraden en commissies op het gebied van cultuur
OCW / Adviesraden Cultuur Adviesraden Cultuur

Periodisering

archiefvorming: 1903-1995
oudste stuk - jongste stuk: 1903-1995

Archiefbloknummer

O38

Omvang

; 3519 inventarisnummer(s) 110,80 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten. Geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Rijkscommissie van Advies inzake het Bibliotheekwezen Biblotheekraad Raad van Advies voor het Bibliotheekwezen en de Informatieverzorging Persraad Omroepraad Mediaraad Rijkscommissie tot het Opmaken en Uitgeven van een Inventaris en een Beschrijving van de Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunsten Rijkscommissie voor de Monumentenzorg Voorlopige Monumentenraad Monumentenraad Commissie van Advies inzake Natuurhistorische Monumenten Archiefraad Raad voor het Cultuurbeheer Voorlopige Raad voor de Kunst De Raad voor de Kunst, 1922 - 1975, 1975 - 1987, 1987 - 1995, 1945 - 1988, 1969 - 1987, 1988 - 1995, 1903 - 1918, 1918 - 1933, 1961 - 1989, 1954 - 1989, 1968 - 1989, 1990 - 1995, 1947 - 1956, 1956 - 1995

Samenvatting van de inhoud van het archief

De archieven bestaan voornamelijk uit vergaderstukken en uitgebrachte adviezen aan de minister en hun achtergrondinformatie. Daarnaast bevatten de archieven correspondentie en jaarverslagen.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Cultuurbeleid
Het Nederlandse cultuurbeleid is een bouwwerk dat in verschillende historische fasen en uit verschillende ideologische bouwstenen werd opgetrokken. Elke belangrijke politieke en geestelijke stroming heeft hieraan zijn bijdrage geleverd, en elke stroming koesterde haar eigen heilige huisjes binnen het opgebouwde stelsel.
De overheid ging zich betrekkelijk laat bemoeien met allerlei cultuuruitingen en kunstvormen. In het begin van de twintigste eeuw begonnen contouren zichtbaar te worden van een overheidsbeleid (staatszorg) op het terrein van de cultuur.
De hedendaagse begrippen “cultuurpolitiek” en “cultuurbeleid” zijn nog betrekkelijk jong. Ze zijn amper vijftig oud. Pas sinds de jaren zestig wordt de term “beleid” gebruikt om het overheidshandelen op het terrein van cultuur aan te duiden. De term kwam in een overheidspublicatie voor het eerst voor in de memorie van toelichting op de begroting voor 1969 van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM). Sinds 1945 is de overheid op tal van manieren bij de cultuur betrokken. Van een aantal op zichzelf staande regelingen is de overheidsbemoeienis geëvolueerd tot een breed, fijn vertakt en samenhangend cultuurbeleid. Als voorlopig eindpunt in deze ontwikkelingen geldt de invoering van de Wet op het specifiek cultuurbeleid in 1993.
Externe adviesorganen
Externe adviesorganen vormen een belangrijke intermediaire functie in het Nederlandse staatsbestel. Hun bestaan werd mogelijk gemaakt door de Grondwetswijziging van 1922. Bij de grondwetsherziening van 1922 stelde Tweede Kamerlid J. Troelstra met het indienen van amendement (november 1921) de kwestie aan de orde of adviesorganen, buiten de volksvertegenwoordiging om, mochten worden ingesteld. Voorbeelden zijn de Hoge Raad van Arbeid, de Middenstandsraad en de Nijverheidsraad. Beide laatstgenoemde raden kwamen voort uit particulier initiatief en werden door de regering erkend als adviesorganen. Het buitenspel staan van het parlement was voor Troelstra onaanvaardbaar. In zijn visie kreeg een “ dergelijk lichaam van advies” het karakter van een soort voorparlement, waarin belangrijke zaken worden bedisseld en waarbij het parlement vrijwel altijd voor een fait accompli staat. Na enkele wijzigingen in het amendement werd het instellen van externe adviesorganen bij wet grondwettelijk verankerd.
De overheid laat zich bij de vorming en de uitvoering van beleid bijstaan door vaste adviescolleges. Deze adviesorganen zijn in het leven geroepen om burgers en organisaties van burgers nauwer te betrekken bij het tot stand komen en het uitvoeren van overheidsbeleid.
De externe advisering over het cultuurbeleid aan de overheid neemt een prominente plaats in en stoelt op twee uitgangspunten. Allereerst heeft de overheid de behoefte om onafhankelijke deskundigen te consulteren over belangrijke maatregelen op het terrein van de cultuur. Het tweede uitgangspunt is dat de overheid over de inhoud van cultuuruitingen een terughoudende positie inneemt. Deze terughoudendheid tegenover de artistieke inhoud van cultuur heeft grote ruimte gelaten voor de invloeden van de professie en van particulieren op het cultuurbeleid. De vraag of een bepaalde cultuur- en kunstuiting in aanmerking komt voor overheidssteun, is vrijwel steeds afhankelijk van het oordeel van externe adviesorganen. Zij verrichten, onafhankelijk van de politiek, de kwaliteitstoets.
De jaren zestig gaf een explosieve groei te zien van het aantal adviesorganen. In 1975 constateerde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in een rapport over het openbaar bestuur een wildgroei van adviesorganen. De achterliggende oorzaken waren de toenemende overheidsbemoeienis, de toenemende complexiteit van maatschappelijke (en dus ook beleidsproblemen) en een toenemende participatiebehoefte. De processen van ontzuiling, democratisering, politisering en polarisatie leidden tot een snelle uitbreiding van advies- en overlegorganen. Sinds 1945 hebben dergelijke instellingen zich met een factor zeven vermeerderd; meer dan de helft werd opgericht na 1965.
De opheffing, de instelling en de samenvoeging van externe adviescolleges in de tweede helft van de jaren tachtig en in de eerste helft van de jaren negentig moeten worden geplaatst in de context van een grootscheepse reorganisatie van de rijksoverheid. Algemeen heerste in de politiek de opvatting dat het aantal externe adviesorganen moest worden teruggebracht en dat deze organen meer vanuit het perspectief van de politiek dienden te functioneren.
De cultuursector was een van de eerste beleidssectoren van de rijksoverheid, waar de reorganisatie van externe adviesorganen gestalte kreeg. De eerste fase van beleidsintegratie binnen het cultuurbeleid voltrok zich in de jaren tachtig op het terrein van het cultuurbehoud. De integratie van (externe) adviesraden en commissies op het terrein van de monumenten, de musea, de archieven en de archeologie mondde uit in één advieslichaam ten behoeve van het cultureel erfgoed – de Raad voor het Cultuurbeheer.
De tweede fase van beleidsintegratie werd ingezet in de jaren negentig. In de cultuurnota Investeren in Cultuur (1993) maakte de minister van WVC duidelijk dat er een einde moest komen aan het historisch gegroeide onderscheid tussen het cultuurbehoud en de kunsten. Volgens de minister werd het steeds duidelijker dat er een vitale inhoudelijke samenhang bestond tussen de beide beleidsterreinen. De invoering van de Wet op het specifiek cultuurbeleid (1993) initieerde het fusieproces dat moest leiden tot één Raad voor Cultuur. De Raad voor de Kunst, de Mediaraad, de Raad van Advies voor Bibliotheekwezen en Informatieverzorging en de Raad voor het Cultuurbeheer (fusiepartners) werden in 1995 opgeheven en geïntegreerd in de huidige Raad voor Cultuur. De Raad voor Cultuur is het belangrijkste adviesorgaan voor de Nederlandse regering op het gebied van de kunst, cultuur en media. De Raad is onafhankelijk en geeft gevraagd en ongevraagd advies over het cultuurbeleid en het toekennen van subsidies. De Raad is op 22 november 1995 bij wet (Aanpassingswet herziening adviesstelsel) ingesteld.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De archieven zijn beheerd door de secretarissen van de raden en commissies. na opheffing zijn de archieven doorgaans overgebracht naar de opvolger van het opgeheven orgaan. Een enkele maal is het archief van de opgeheven commisie naar elders overgebracht. Zo zijn enkele archieven overgebracht naar de departementale archiefbewaarplaats, of naar een andere culturele instelling. Zo zijn de archieven van de Radioraad en de Televisieraad in beheer gekomen van het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, en door de opvolger van dit ministerie (OCenW) in 2001 overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief. Het archief van de Rijkscommissie voor het Museumwezen is tercht gekomen in de Koninklijke Bibliotheek, en berust daar nog steeds. Het archief van de Rijkscommissie voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek in beheer gegeven aan de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, terwijl de archieven van de (Voorlopige) Monumentenraad zijn ondergebracht bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Deze laatste archieven berusten nu bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
De verwerving van het archief
Het archief is in 2015 door Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap overgebracht naar het Nationaal Archief, krachtens artikel 12 van de Archiefwet 1995.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
De archieven bestaan voornamelijk uit vergaderstukken en uitgebrachte adviezen en hun achtergrondinformatie. Daarnaast bevat het archief correspondentie en enkele jaarverslagen.
Selectie en vernietiging
De archieven van de adviesraden en commissies als voorlopers van de Raad voor Cultuur zijn integraal bewaard.
Aanvullingen
De archieven, die berusten bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zullen in de nabije toekomst worden overgebracht naar het Nationaal Archief.
Verantwoording van de bewerking
De inventaris van M.W.M.M. Gruythuysen heeft als basis gediend voor de bewerking van de archieven van de adviesraden en commissies op het gebied van cultuur, daarbij zijn er nog vijf meter dossiers toegevoegd welke nog niet waren beschreven. Het archief is ter volledige bewaring aangewezen. De vermelde oude code in deze toegang verwijst naar het inventarisnummer in de “oude” toegang van de heer Gruythuysen (inv.nr. 3519).
De materiële bewerking is uitgevoerd conform de Regeling van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 15 december 2009, nr. WJZ/178205 (8189) met betrekking tot de duurzaamheid en geordende en toegankelijke staat van archiefbescheiden en de bouw en inrichting van archiefruimten en archiefbewaarplaatsen.
Ordening van het archief
Het archiefschema is grotendeels gebaseerd op de indeling zoals deze was in de inventaris van de heer M.W.M.M. Gruythuysen. De archieven zijn primair geordend op adviesraad en commissie. Binnen de rubrieken is er een chronologische volgorde van de archiefbescheiden. Per archief is er een beschrijving van de taken van de adviesorganen opgenomen.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Voor zover bekend zijn er geen beperkingen.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Adviesraden en Commissies op het gebied van Cultuur Adviesraden en commissies op het gebied van cultuur, nummer toegang 2.14.106, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, OCW / Adviesraden Cultuur Adviesraden Cultuur, 2.14.106, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
Bronnen op het beleidsterrein cultuur te raadplegen op het Nationaal Archief.
Rijksoverheid
  • Ministerie van Binnenlandse Zaken
    • 2.04.08 – Archief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken: Afdeling Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, 1848-1876
    • 2.04.13 – Archief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken: Afdeling Kunsten en Wetenschappen, 1875-1918
    • 2.04.82 – Archief van de Adviescommissie Filmkeuring van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, (1963) 1966-1969
  • Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
    • 2.14.20 – Archief van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Afdeling Kabinet, 1918-1940
    • 2.14.45 - Archief van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Afdeling Kunsten en Wetenschappen, 1918-1940
    • 2.14.37 - Archief van het Ministerie van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming, Afdeling Kabinet, 1940-1945
    • 2.14.11 - Archief van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen in Londen, 1940-1946
    • 2.14.44.02 – Archief van de Commissie voor het Kunstnijverheidsonderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, 1946-1949
    • 4.MMAV – Verzameling Getekende Portretten en Karikaturen, afkomstig van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, 1881-1951
      De verzameling werd gevormd door de Rijkscommissie voor het Museumwezen
  • Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
    • 2.27.05 - Archief van de Radioraad, Algemene Programma Commissie, Indië Programmacommissie, Radio Omroep Controle Commissie en de Televisieraad, 1929-1969
  • Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
    • 2.27.10 - Archief van de Nederlandsche Vereeniging Het Huis voor Kunsten en Wetenschappen te Rome, 1928-1968
Particulier
  • 2.19.114 - Archieven van de Stichting voor Culturele Samenwerking (STICUSA); Nederlands Instituut voor Internationale Culturele Betrekkingen (NIICB); STICUSA-vertegenwoordiger in Suriname; Adviesraad voor Culturele Samenwerking (1947) 1948-1989 (1991)
  • De Adviesraad voor Culturele Samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk was een rijksorgaan, ingesteld bij Koninklijk Besluit van 17 januari 1961 nr. 12.
Publicaties E. Boekman, Overheid en kunst in Nederland , Utrecht, 1974 (herdruk); Discussienota Kunstbeleid , uitgave van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, Den Haag, 1972; Adviseren aan de overheid; voorstudies en achtergronden , Wetenschappelijke Raad voor het regeringsbeleid, Den Haag, 1977; Vijftig jaar Rijkscommissie, Rijkscommissie van Advies inzake het Bibliotheekwezen, 1922-1972 , onder redactie van J.R. de Groot, W.R.H. Koops en A.W. Willemsen, Deventer 1974; Nota over het massamedia-beleid , Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, ’s-Gravenhage, 1975; Dr. J.H.J. van den Heuvel, De dageraad van de omroep in Nederland, uit Intermediair , 13e jrg. nummer 43, 1977 Verzorgingsstructuur Kunstzinnige Vorming , Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen en Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, Den Haag (1979) Aanbevelingen voor een toekomstige omroepstructuur: nieuwe ontwikkelingen vragen om een ander bestel , rapport van een commissie van de VPRO belast met het doen van voorstellen met betrekking tot de structuur van de Nederlandse omroep op middellange termijn, februari 1981; J.H.J. van den Heuvel, De vrijheid van de pers. De overheid en het commerciële karakter van de pers, 1944-1949 , Baarn (1981); Samenhangend mediabeleid , rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Den Haag, Staatsuitgeverij (1982); H. van den Heuvel, Achtergronden en perspectieven van een samenhangend mediabeleid, uit: Beleid en Maatschappij , 1983, nr. 5, pg. 128-140, Meppel; Mr. H.R. Lunshof, Welzijn, wet, wetgever. Op zoek naar de taak van de wetgever , Zwolle (1989) Advies cultuurwetgeving , Sociaal Cultureel Planbureau, cahier nr. 51, Rijswijk (1986); 10 jaar Bibliotheekraad: 1975-1985 , jubileumbundel ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van de Bibliotheekraad, Den Haag (1986); P.G. van IJsselmuiden, Binnenlandse Zaken en het ontstaan van de moderne bureaucratie in Nederland 1813-1940 , Kampen 1988; W. Oosterbaan Martinius, Schoonheid, welzijn, kwaliteit. Kunstbeleid en verantwoording na 1945 , Den Haag, 1990; De hulpbehoevende mecenas. Particulier initiatief, overheid en cultuur, 1940-1990 , onder redactie van C.B. Smithuijsen, Amsterdam 1990; De toekomst van de publieke Nederlandse omroep in Europa; De omroep een zorg , onder redactie van H.B.M. Wijfjes en J.H.J. van den Heuvel, Amsterdam (1991); A.J. Nieuwenhuis, Persvrijheid en persbeleid , Amsterdam (1991); Nico van Eijk, Omroepvrijheid en overheidsbemoeienis , Amsterdam (1992); Cultuurbeleid in Nederland , Nationaal rapport, Europees programma voor de evaluatie van nationaal cultuurbeleid, uitgave van Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Directoraat-generaal voor Culturele Zaken (1993); Beeldende kunstenaars – Beeldende kunstenaarsregeling , eindverslag van het onderzoek naar het functioneren van de BKR, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Instituut voor Sociaal-wetenschappelijk Onderzoek van de Katholieke Hogeschool Tilburg, Den Haag, 1983 Boekmancahier 18 , 5e jaargang maart 1993; Boekmancahier 18 , 5e jaargang december 1993; F. van der Doe en H. Spijkerman, Van monumentale waarde. Een institutioneel onderzoek naar de rijksoverheidsbemoeienis met monumentenzorg, 1945 – 1990 , Den Haag: Rijksarchiefdienst, Ministerie van OCW, 1996; J.A.A. Bervoets, Het Rijk onder dak; Een institutioneel onderzoek naar het handelen van de rijksoverheid op het beleidsterrein van de rijkshuisvesting over de jaren 1945 – 1994, in het bijzonder de Rijksgebouwendienst (1922-1994) , Den Haag, 1997; Ch.M. Zeegers, Volgens de regelen der kunst. Een institutioneel onderzoek naar het handelen van overheidsorganen op het beleidsterrein kunsten, 1965 – 1999 , Den Haag, Rijksarchiefdienst , Ministerie van OCW, 1999; Context, Interpretatiekaders in de archivistiek , onder redactie van P.J. Horsman, F.C.J. Ketelaar en T.H.P.M. Thomassen, Stichting Archiefpublicaties, ’s-Gravenhage 2000; De andere overheidsorganen. Archiefwet en zelfstandige bestuursorganen , rijksarchiefinspectie, Den Haag, 2000; Roel Pots, Cultuur, koningen en democraten: Overheid en cultuur in Nederland , Nijmegen (2000) J. van der Meer en A. Witkamp, Sociale voorzieningen. Een institutioneel onderzoek op het beleidsterrein sociale zekerheid ten aanzien van de sociale voorzieningen, 1940-1996 , Rijksarchiefdienst en Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag (2000). A.P. Versteegh, Cultuurbeheer. Een institutioneel onderzoek naar het cultuurbeheer van de rijksoverheid in de periode 1945-2000 , Den Haag, Rijksarchiefdienst en Ministerie van OCW (2001); F.J.M. Otten, Gids voor de archieven van de ministeries en de Hoge Colleges van Staat 1813-1940 , Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, Den Haag 2004.

Archiefbestanddelen