Dat er een klein aantal plaagdieren in een gebouw is, is haast niet te voorkomen. En hoeft ook geen probleem te zijn. Zijn er veel plaagdieren, dan is dat wel een probleem. Het vergroot de kans op beschadiging van de fysieke documenten en brengt hoge bestrijdingskosten met zich mee. Geïntegreerde bestrijding van plaagdieren, ook wel Integrated Pest Management (IPM) genoemd, kan een plaag voorkomen en zo kosten en menskracht besparen. Geïntegreerde bestrijding van plaagdieren bestaat uit de volgende stappen.
- (Zo veel mogelijk) voorkomen. Hoe: een schoon, op de juiste manier geklimatiseerd depot zorgt voor een onaantrekkelijke leefomgeving voor plaagdieren.
- (Zo veel mogelijk) blokkeren. Hoe: indringen van plaagdieren blokkeren door kieren en gaten in de gebouwschil en daarbinnen te dichten. En alle fysieke documenten die het pand binnenkomen eerst controleren op de aanwezigheid van plaagdieren, voordat je ze in een depot plaatst.
- Detecteren. Hoe: visuele controle en monitoren door valletjes en analyse van de aangetroffen plaagdieren zorgt voor inzicht in de populatie in depots en omringende ruimten.
- Beperken. Hoe: fysieke documenten die mogelijk zijn aangetast door plaagdieren moet je zo snel mogelijk uit het depot verwijderen en in quarantaine plaatsen. Zichtbare bronnen van besmetting moeten direct bestreden worden.
- Bestrijden. Hoe: blijkt uit voorgaande stappen dat sprake is van een plaag, dan moet je deze direct bestrijden.
Op deze pagina bespreken we stap 3: detectie of controle op plaagdieren in het depot. Stap 1 wordt besproken op de pagina over schoonmaak. Voor de overige stappen kun je de pagina met meer informatie raadplegen.
Omdat er eigenlijk altijd wel ergens plaagdieren in een gebouw zijn, wil je vooral weten of ze ook in depots aanwezig zijn en of het om zorgwekkende aantallen gaat. De norm is dan ook niet zozeer óf er plaagdieren zijn, maar dat erop gecontroleerd en gemonitord wordt. En dat de resultaten vastgelegd worden in een logboek. Hierdoor wordt duidelijk of er plaagdieren zijn en wat een ‘normale’ populatie van de verschillende soorten is. Het is daarbij belangrijk om te onderzoeken of het om volwassen exemplaren gaat of bijvoorbeeld om larven. Volwassen plaagdieren kunnen zomaar binnengewandeld of gevlogen zijn en geven misschien aan dat ergens kieren of scheuren zijn. Of dat ze meegekomen zijn met besmet archief. Gaat het om larven, dan is de kans groter dat de besmetting in de ruimte zelf zit.
Als je op basis van de resultaten in het logboek een plotselinge stijging van het aantal plaagdieren constateert, is het belangrijk de oorzaak hiervan te achterhalen. Misschien is het klimaat veranderd en aantrekkelijker voor plaagdieren geworden. Misschien is een archief of ander materiaal geplaatst waar ze in woonden. Of misschien zijn er werkzaamheden in het depot geweest waardoor plaagdieren (tijdelijk) een aantrekkelijke leefomgeving kregen of makkelijker het depot binnen konden komen. Bespreek zulke afwijkingen van het ‘normaal’ met diegenen die bij het gebruik van het depot betrokken zijn. Zoals degene die archief in het depot plaatst en de gebouwbeheerder. Op basis van deze samenspraak kan bepaald worden of en zo ja, welke maatregelen voor voorkoming, blokkering, beperking of bestrijding nodig zijn.
Er zijn verschillende soorten valletjes in de handel. Valletjes kunnen een plaag niet voorkomen of bestrijden. Ze geven alleen een indicatie van hoeveel en wat voor plaagdieren op de diverse plaatsen in het gebouw aanwezig zijn. Het ene valletje is het andere niet: het kan zijn dat de ene soort meer ‘vangt’ dan de andere. Resultaten kunnen dan ook alleen vergeleken worden tussen dezelfde soorten en merken valletjes.
Soort valletjes | Wat is het? |
---|---|
Lokdoosjes | Een valletje met een lokstof, feromoon, dat de mannelijke exemplaren van bepaalde plaagdieren aantrekt. Je kunt niet alle plaagdieren monitoren met dezelfde lokdoosjes. Kies daarom voor lokdoosjes die gericht zijn op de plaagdieren die je het meest verwacht. Voor monitoring zijn alleen lokdoosjes geschikt die gemakkelijk te openen en te sluiten zijn. |
Plakvallen: deltaval (karton); predator trap (zwart plastic doosje); diamond trap (voor vliegende insecten) | Een eenvoudige constructie van karton of plastic met een plakbodem waar alles dat in de val terechtkomt op blijft kleven. Soms gebruikt in combinatie met een lokstof. |
Valkuilval | Een val waarbij de insecten in een kuil vallen, waar ze bijvoorbeeld in olie verdrinken. De val kan worden voorzien van lokstoffen. |
Controle op plaagdieren gebeurt met behulp van valletjes die op verschillende plaatsen worden neergezet, zoals:
- In alle ruimtes waar archief staat en in aangrenzende ruimtes staan valletjes.
- Per depot liggen minimaal drie valletjes: bij de ingang van het depot, in een verre hoek en op plaatsen waar weinig beweging is.
- Plaats minimaal één valletje op risicovolle plaatsen: quarantaineruimte, afgesloten ruimtes anders dan een depot, ruimtes waar water en/of voedsel aanwezig is en bij de toegang tot het gebouw, etc.
De valletjes controleer je elke drie maanden (maart, juni, september en december). Je noteert in een logboek hoeveel insecten van welke soort gevangen zijn in de doosjes. En of het om larven of volwassen exemplaren gaat (zie voorbeeld-protocol). Daarnaast controleer je de verschillende ruimtes op uitwerpselen, vraatschade, (resten van) dode beestjes en stank.
In de tabel staan de meest voorkomende plaagdieren en de schade die zij veroorzaken. Daarnaast komen, met name in depots met gemengde collecties incidenteel ook kevers (bijvoorbeeld de tapijtkever), motten, kakkerlakken, boekenluizen en vliegjes voor. Zie voor meer informatie over dit soort plaagdieren de publicatie Het loopt in de papieren.
Plaagdier - afbeelding | Plaagdier - toelichting | Schade door plaagdier - afbeelding | Schade door plaagdier - toelichting |
---|---|---|---|
Franjestaarten (zilvervisjes, papiervisjes en ovenvisjes) |
| Franjestaarten ‘begrazen’ in eerste instantie het oppervlak van het papier. Maar uiteindelijk eten ze het papier helemaal op. Daarnaast vervuilen ze het materiaal waar ze in leven met uitwerpselen, maagsappen en vet. | |
| Houtworm (’boekenwurm’) | Houtwormen zijn eigenlijk larven van kevers. Ze komen vooral voor in boeken en knagen gangen totdat ze verpoppen en als kever uitvliegen. Aan de buitenkant van het boek zie je alleen een of meerdere gaatjes. Doe je het boek open dan kan er een heel gangenstelsel zichtbaar worden. | |
Muis | Muizen bevuilen het archief met hun uitwerpselen, gebruiken archiefmateriaal als nestmateriaal en eten het op. |