Dit deel van het archief van de Nassause Domeinraad vormt samen met het Oud Administratief Archief van Hooge en Lage Zwaluwe en het archief van de schepenbank van Hooge en Lage Zwaluwe een rijke bron voor de bestudering van de geschiedenis van deze streek. De geschiedenis van Hooge en Lage Zwaluwe is, met name op het gebied van de aanwassen in de Biesbosch en de visserij, zeer verweven met de geschiedenis van Geertruidenberg. Het inpolderen van de nieuwe stukken land tussen de Zwaluwe en Geertruidenberg gebeurde deels gezamenlijk. De exploitatie van de nieuw ontstane polders leverde daarna ook de nodige problemen op. In beide deelarchieven zijn stukken hierover te vinden.
In dit hoofdstuk zijn de stukken betreffende Hooge en Lage Zwaluwe, Twintighoeven en Klein-Waspik beschreven. De stukken van voor 1581 werden eerder beschreven in: dr. S.W.A. Drossaers, Het archief van de Raad en Rekenkamer te Breda tot 1581. 's-Gravenhage 1948. Eerste deel, 1. Over de periode na 1581 treft men ook in deel 1 Algemeen gegevens betreffende dit domein aan o.a. in de series notulen, de registers van uitgaande stukken en in registers met historische gegevens.
Een deel met de letter Z ontbreekt of heeft nooit bestaan. De gegevens over de Zwaluwe moeten dus -meer dan in andere gevallen- bij elkaar worden gesprokkeld. De meeste informatie treft men aan in (voor Hooge Zwaluwe) NDR inv. nr. 766, folio 718-719 en (voor Lage Zwaluwe) NDR inv. nr. 766, folio 912-913. Zie de index op de registers door M. Brummer.
De kaarten over de hele periode tot 1795 betreffende Hooge en Lage Zwaluwe zijn in beheer bij de sectie Kaarten en Tekeningen van het Algemeen Rijksarchief en werden beschreven in: J.H. Hingman, Inventaris van de verzameling kaarten berustende in het Rijksarchief..., Tweede gedeelte. 's-Gravenhage 1871 en: A.J.H. Rozemond, Inventaris der verzameling kaarten berustende in het Algemeen Rijksarchief, zijnde het eerste en tweede supplement op de collectie Hingman. 's-Gravenhage 1969.Kaarten betreffende Hooge en Lage Zwaluwe in deze collectie VTH inv.nrs 1716-1719,1722,1725,1821-1846,1933-1936, 2025 en 4664-4669. In de de beschrijving van de stukken hierachter wordt verwezen naar specifieke nummers.
In dit deel van het archief treft men o.a. een aantal algemene series aan dat betrekking heeft op het domein Hooge en Lage Zwaluwe. Veel van deze series vangen echter pas de tweede helft van de 18e eeuw aan, zoals de 'Verbalen van de leden van de Domeinraad wegens hun jaarlijkse inspectiereizen' (vanaf 1757) en de 'Generale rapporten van de rentmeesters' (vanaf 1776). Deze series hebben gemeen dat er veelal bijzondere, specifieke zaken en voorvallen in worden beschreven. De bestuurlijke wederwaardigheden vinden hun neerslag in deze verbalen en rapporten.Tal van kwesties zijn hierin van stap tot stap te volgen.
De series 'Rekeningen van de rentmeesters' en 'Condities van verpachting' bevatten veel gegevens met betrekking tot de exploitatie van het domein en de (jaarlijkse) gang van zaken. De rekeningen die de rentmeesters jaarlijks opmaakten geven een goed beeld van het reilen en zeilen van de heerlijkheid over een periode van zo'n 200 jaar. De strijd tegen het water, de kosten van dijkonderhoud, het terugwinnen op het water van stukken land, maar ook de ontwikkeling van de landbouw, de handel. Dit alles is op de voet te volgen. De condities van verpachting zijn, enkele uitzonderingen daargelaten, van veel latere datum. Een deel van het voormalige rentmeestersarchief, met daarin stukken betreffende het beheer over het onroerend goed in dit domein, ging in 1816 over naar het rentambt Zwaluwen. Deze stukken bevinden zich nu in het Rijksarchief in Noord-Brabant (Archieven van de rentmeesters van prins Frederik en hun opvolgers).
Bijlage Inhoudsopgaven van de rekeningenEnig inzicht in wat er in een domein omging verkrijgt men door de inhoudsopgave van de rentmeestersrekening te bestuderen. De rekening veranderde in de loop der jaren aanzienlijk.
In 1663 bevatte de rekening die Johan Nicolaas van Malepert instuurde de volgende posten: ( NDR inv. nr. 7797.
I | Horenhil |
II | Vierendeel |
III | Dijckettingen |
IV | Kenenpolder |
V | Dijckettingen |
VI | Verckensweijen |
VII | Polderken |
VIII | Ouden Moer |
IX | Nieuwe Bruijckwaren |
X | Dijckettingen |
XI | Thijnden |
XII | Bierexchijns |
XIII | Visscherijen |
XIV | Lantchijns over Cleijn Waspijck |
XV | Chijnsen |
XVI | Cuijpgelde |
XVII | Molen |
XVIII | Vogelarijen |
XIX | Bastaerde Goederen |
XX | Steecken van Turff |
XXI | Recognitiën |
I | Oudtlandt |
II | Nieuwlant |
III | Dijckettingen |
IV | Schuddeborsch |
V | Dijckettingen |
VI | Caede |
VII | Quistgelt |
VIII | Boerenpolder |
IX | Dijckettingen |
X | Thijenden |
XI | Visscherijen |
XII | Chijnsen ende erfpacht |
I | Fabrijcque vande kercke etc |
II | Renten |
III | Gagien |
IV | Ouden Moer |
V | Vierendeelen |
VI | Kenenpolder |
VII | Nieuwe Swaluwen |
VIII | Weddens vacatien |
IX | Oudt en Nieuwlant |
X | Boerenpolder |
XI | Quistgelt |
XII | Schuddeborsch |
XIII | Sluijsen |
XIV | Alderhande Articulen |
XV | Verhael remissie |
Hoewel de hoofdindeling in ontvangsten en uitgaven hetzelfde bleef zag de rekening er ruim een eeuw later (in 1782) toch heel anders uit. Opvallend is dat de scheiding tussen Hooge en Lage Zwaluwe (voor wat betreft de inkomsten) en ook de onderverdeling in polders verdween. ( NDR inv. nr. 7872.
De heerlijkheden Hooge en Lage Zwaluwe in het graafschap Holland waren door de eeuwen heen niet altijd in handen van één en dezelfde heer geweest. In 1376 werd het ambacht Hooge Zwaluwe door Beatrijs van Duvenvoorde afgestaan aan Jan van Polanen ten behoeve van diens echtgenote Margaretha van Lippe, vrouwe van de Leck en Breda. Lage Zwaluwe bleef bij Beatrijs en haar oudste zoon Willem van Dalem, heer van Dongen. Deze Willem van Dalem werd in 1404 door Jan van Polanen beleend met Hooge Zwaluwe, zodat de beide Zwaluwen weer onder één heer kwamen. In 1513 werden de goederen van Jan van Dalem, heer van de beide Zwaluwen, verbeurd verklaard ten gunste van Hendrik, graaf van Nassau. Nadat in 1517 gratie werd verleend aan de weduwe van Jan van Dalem, werden de geconfisqueerde goederen door Karel V teruggegeven. Echter de Rekenkamer van Holland weigerde registratie en een slepend proces tussen de Nassaus en de Van Dalems, die beide aanspraak maakten, volgde.
Pas in 1580 was het probleem eindelijk uit de wereld: Philips II beleende Willem van Oranje met de Zwaluwe 'zoals Jan van Dalem het eertijds bezat' en Magdalena van Dalem deed afstand van haar rechten in ruil voor 300 carolusguldens per jaar.
Zie over deze kwestie Drossaers I, inv.nrs.818-821.
Na de dood van Willem III in 1702 voerden de Staten-Generaal, als executeur-testamentair, het beheer over de nalatenschap van Willem III. Frederik I, koning van Pruisen, maakte aanspraak op een deel van deze nalatenschap. Na de onverwachte dood van Johan Willem Friso in 1711 werden de goederen geëxtradeerd. Hooge en Lage Zwaluwe werden toegewezen aan Frederik I. Pas in 1732 kwam het tot een akkoord over de erfenis: het Tractaat van Verdeling. Hierbij werd onder andere geregeld dat Frederik I heer werd van de Zwaluwe. Voor f700.000,= (en f5000,= voor de meubelen) kocht Anna van Hannover, als voogdes van de latere Willem V, in januari 1754 de 'Hollandse' bezittingen weer terug.
Zie ook NDR inv.nr. 7641.
In februari 1793 bezette het Franse leger voor korte tijd de Zwaluwe. Net als de andere Hollandse domeinen kwam de heerlijkheid in 1795 onder beheer van de administrateurs van de goederen van de prins van Oranje, gelegen in Holland.
Zie algemene inleiding.
In 1815 werden de grenzen gewijzigd. De voormalige heerlijkheid Hooge en Lage Zwaluwe was vanaf die tijd Brabants grondgebied.In 1816 werden Hooge en Lage Zwaluwe aangewezen als een van de rentambten die gezamenlijk de jaarlijkse inkomsten van 190.000 gulden aan prins Frederik moesten waarborgen, in ruil voor zijn verloren rechten op Luxemburg. Een maatregel die in 1840 effectief werd. Na de dood van prins Frederik in 1881 kwam het rentambt weer aan de staat.
J.A. ten Cate, Inventaris, pp. 1-16.
Grondgebied en benamingDe heerlijkheid de Zwaluwe grensde in het noorden aan Dordrecht. Het Hollands Diep vormde de natuurlijke scheiding. De St. Elisabethsvloed van 1421 veranderde een groot deel van het noordelijk gedeelte van de heerlijkheid in water. Verschillende nederzettingen verdwenen in de vloedgolf. Van de ambachten Almonde, Dubbelmonde en Standhazen bleven slechts de namen bewaard. Slechts een kleiner deel van dit gebied viel sinds de 16e eeuw onder de jurisdictie van (Hooge) Zwaluwe. De aanspraken op de visserij en de aanwassen in dit 'Verdronken Land' waren eeuwenlang strijdpunten.
Martens, De zalmvissers, pp.50 e.v.
In het oosten grensde de Zwaluwe aan de heerlijkheid Geertruidenberg. Ten zuiden lag de baronie van Breda en ten westen lagen Zevenbergen en Klundert (of Niervaart). Zowel Geertruidenberg als Breda, Zevenbergen en Klundert behoorden tot de Nassause domeinen.
In 1732 woonden in de dorpen Hooge Zwaluwe (met de gehuchten Heikant en Gart) en Lage Zwaluwe (met de gehuchten Gartse Huizen,Groene Plattedijk en Moerdijk) 1450 personen boven de 4 jaar. Hoewel Lage Zwaluwe door de eeuwen heen in inwoneraantal groter was, was Hooge Zwaluwe het dorp waar de bestuursgebouwen stonden en waar de notabelen woonden. Daarmee was Hooge Zwaluwe het centrum van de heerlijkheid.
NDR inv.nrs. 764-769.
Beide dorpen waren ongeveer voor de helft katholieken voor de andere helft gereformeerd. In 1787 pas was er sprake van een R.K. parochie.P.M. Toebak De oprichting van de katholieke parochie te te Zwaluwe in 1785-1787 (1980, Publicaties van her archivariaat 'Nassau-Brabant', nr.54).
De gereformeerde kerk in Hooge Zwaluwe werd in 1641 gesticht door Frederik Hendrik. Eens in de veertien dagen predikte de dominee ook in Lage Zwaluwe, in een daartoe in 1695 aangekocht huis. In beide dorpen stond een school.Met name in de tweede helft van de 18e eeuw was het erg onrustig in deze streek De dreiging van de revolutie was zeker in dit grensgebied zeer voelbaar. Belangengroeperingen kwamen steeds weer tegenover elkaar te staan: Lage Zwaluwe tegen Hooge Zwaluwe, roomsen tegenover gereformeerden, orangisten tegenover patriotten. In de jaren 80 waren er verschillende rellen en over enkele functionarissen (de schoolmeesters, de baljuw) werd veelvuldig geklaagd bij de Domeinraad.
Het ambacht Twintighoeven was door de Elisabethsvloed weggespoeld. De opslikkingen en aanwassen werden in 1660 bewinterdijkt, zodat het gebied weer geëxploiteerd kon worden. De grond werd met biezen beplant.
Tot het domein Hooge en Lage Zwaluwe behoorde verder nog het ambacht Klein Waspik, ook wel Over-Waspik genoemd. Het gebied was gelegen tussen Groot Waspik en Nederveen-Capelle aan (en 'over') de Oude Maas.
De heerlijkheid besloeg tenslotte een aantal polders, waarvan de percelen bebouwd werden met haver, vlas en hooi- en weigras. Er werd turf gestoken en ook het verbouwen van riet, biezen en griend vormden inkomstenbronnen. Met Geertruidenberg ontstond een gemeenschappelijk belang toen in 1645 de Emiliapolder, die zich uitstrekte over het grondgebied van de beide heerlijkheden, bedijkt en in exploitatie gebracht werd.
Voor het ontstaan van de Emiliapolder zie W.A. van Ham, 'De bedijking van de Emiliapolder en haar voorgeschiedenis' in: Oranjeboom XIX (1966) pp. 158-181. Zie voor stukken betreffende de Emiliapolder Het hoofdstuk Geertruidenberg.
In 1650 werden verschillende kleine polders samengebracht onder 'een reglement en Huyshouding'. Allereerst de Royale Polder, een gebied gelegen kort onder de Moerdijk, grenzend aan Klundert en Zevenbergen en ressorterend onder Lage Zwaluwe. Alle functionarissen werden door de heer aangesteld en de rekening werd jaarlijks door een commissaris van de Domeinraad afgehoord in een herberg aan de Moerdijk.NDR inv. nr. 768, folio 1441-1444.
De Nieuwe Zwaluwepolder werd eveneens in 1650 ingepolderd. Deze polder lag deels op grondgebied van Hooge en deels op dat van Lage Zwaluwe. Ook hier werden de functionarissen benoemd door de heer en werd de jaarlijkse rekening afgehoord, ditmaal in een herberg in de Hooge Zwaluwe.NDR inv. nr. 767,(0110 1185-1187.
Rechten en bevoegdhedenDe heerlijkheid Hooge en Lage Zwaluwe bezat de lage, middelbare en hoge jurisdictie. De schout werd door de heer benoemd. In Hooge Zwaluwe stond een 'geregthuys' waar door schout en (zeven) schepenen, die samen de rechtbank vormden, recht werd gesproken. Het vonnis kon worden geappelleerd bij het Hof van Holland.
Over de jurisdictie in dit gebied van de 'voormalige Hollandse gebieden in de provincie Noord-Brabant' bestaat nog grote onzekerheid. Zie hierover o.a. M.A. Hiemstra en B.C.M. Jacobs, 'Aan de grenzen van de samenleving, Criminaliteit en jurisdictiemacht in het grensgebied van Staats-Brabant en Holland in de achttiende eeuw' in: Noordbrabants Historisch Jaarboek 12 ('s-Hertogenbosch, 1995), pp. 110-111, noot 2.
De heer bezat een aantal belangijke rechten.
Uitgangspunt van deze opsomming zijn de rekeningen en de condities van verpachting zoals zij in dit hoofdstuk voorkomen.
Allereerst het weiderecht dat door verpachting te gelde werd gemaakt. Het recht van (dijk-)etting was onderdeel van dit weiderecht. Het recht van eendekooi,Zie ook NDR inv. nr. 7634.
het windrecht onder Hooge Zwaluwe en het recht op cijnzen behoorden aan de heer. De visserij werd verpacht evenals de jacht (vogelvlucht, snippevangst en jacht).NDR inv.nr. 769, folio 1707-1708 (visrecht) en inv.nr. 766, folio 795 (jachrrecht)
Zowel Hooge als Lage Zwaluwe had een haven. Beide havens waren voorzien van een trekpad. De 'kaaien havengelden' werden verpacht. De route van Holland naar Brabant liep door Lage Zwaluwe. Het veer over de Biesbosch was dan ook van niet te schatten belang. Ook dit schippersveer en het rij- of wagenveer werden verpacht. Met name het recht van aanwas was aanleiding tot grote en langdurige conflicten. Niet verwonderlijk in een gebied waar het land jaarlijks 'groeide', nadat de ramp in 1421 grote delen onder water had gezet.
Zie o.a. NDR inv.nrs. 7655,7658 en 7721.
Tot slot bezat de heer ook het collatierecht in dit domein. Functionarissen die de heer van de Zwaluwe aanstelde
De functies zoals vermeld in NDR inv.nr. 686, folio 865 e.v. In veel gevallen werden functionarissen in meerdere functies tegelijk aangesteld. Het is niet altijd duidelijk wanneer het om aparte functies ging. Om hierover zekerheid te verkrijgen moeten de aanstellingsakten zelf geraadpleegd worden, waarnaar in het 'Amptboek' verwezen wordt.
in Hooge en Lage Zwaluwe:Baljuw Dijkgraaf Schout Ontvanger der verpondingen Secretaris Stokhouder Rentmeester Bode van het domein Bode van de Zwaluwe Apotheker 's Lands Medicine Doctor Kerkmeester
in Hooge Zwaluwe:Koster Schoolmeester Voorlezer Onderschoolmeester Korenmartschippers Voerlieden Chirurgijn Organist
in Lage Zwaluwe:Koster Schoolmeester Onderschoolmeester Voorzanger Commissaris van de veerschippers Commissaris van het Nieuwe Veer Korenmart schippers Spuiwachter van het spui voor de haven Chirurgijn
in de Vierendelenpolder:Dijkgraaf Penningmeester Heemraden
Deze heemraden werden ook aangesteld voor de polders Oud en Nieuwland en Quistgeld.
Bode SluiswachterTevens sluiswachter van de Nieuwe Zwaluwse Polder en van de Emiliapolder
in de Royalen Polder:Dijkgraaf Heemraden Penningmeester Bode
in de Nieuwe Zwaluwse polder:Dijkgraaf Heemraad Penningmeester Molenaar van de gestichte watermolen
in de overige polders:Heemraden voor de Zwaluwe in: -Emiliapolder -Zonzeelse Polder -Binnenpolder Gezworenen van de Lage Zwaluwe Heemraden onder de polders van de Hooge en Lage Zwaluwe Gezworenen van de Kikvorsenpolder
in de Turverij:Opzichter over de arbeiders Notitiehouder en Lijstenformeerder Pijler van de dikte en opmeter van de op het veld liggende beslagen moer Opzichter over de Riet-, Biezen-, Grienden Houtgewassen
in Twintighoeven:Schout Secretaris Dijkgraaf Heemraden Gezworenen
in Klein Waspik:Schout Secretaris
BeheerDe rechten en goederen in het domein werden beheerd door de rentmeester, die binnen de gemeenschap een aanzienlijke positie had. Tot het begin van de 17e eeuw werden de heerlijkheden nog als aparte domeinen beschouwd getuige het feit dat er aparte rentmeesters werden aangesteld: een voor de heerlijkheid Lage Zwaluwe en een voor de heerlijkheid Hooge Zwaluwe, Twintighoeven en Klein Waspik.
Zie de rekeningen over deze periode: Lage Zwaluwe, 1588-1615 onder NDR inv.nrs. 7732-7759 en Hooge Zwaluwe, etc, 1592-1610 onder NDR inv.nrs. 7764-7778. Tot en met 1600 werden in de rekeningen van Hooge Zwaluwe ook de ambachten Drimmelen, Almonde, Dubbelmonde en Standhazen genoemd.
In beide heerlijkheden was Joan van de Corput aangesteld als rentmeester, de rekeningen waren gescheiden.Hoewel Joan van de Corput in de rekeningen tot en met 1600 schreef dat hij rentmeester was van '... Hooge Zwaluwe, Twintich hoeven, Dubbelmonde, Almonde, Drimmelen, Stanthasen ende Cleijn Waspyck ..' moest hij wel een slag om de arm houden: '..voor zoo vele als van elcker heerlickheyt in desen ontfange gecomprehendeert wordt..'. Vanaf 1580 werd het grote visserijgebied van de verdronken ambachten Almonde en Dubbelmonde, evenals de ambachten Standhazen en Drimmelen beheerd door de rentmeester van Geertruidenberg. Een klein deel van de visserij in de Verdronken Waard, voorzover het viel onder de jurisdictie van Hooge (en Lage) Zwaluwe, werd beheerd door de rentmeester van de Zwaluwen. In 1602 schreef Van de Corput dan ook bescheiden dat hij rentmeester was '..vander Hooge Zwaluwe, Twintich hoeven ende van Cleijn Waspyck mette toebehoren..'.
NDR inv.nrs. 7770-7778.
Toen Frederik Hendrik in 1611 heer werd van de beide Zwaluwen, werd het beheer van het gebied een eenheid: de rentmeester diende nog slechts een rekening in 'wegens het beheer van de domeinen Hooge en Lage Zwaluwe, Twintighoeven en Klein Waspik'.
Twintighoeven en Klein Waspik'. De eerste tijd werden de ontvangen gelden van de beide heerlijkheden nog wel apart vermeld.
In de periode na de dood van Johan Willem Friso behoorde de Zwaluwe tot de geëxtradeerde goederen, waaruit de inkomsten voorlopig toekwamen aan Frederik van Pruisen. Nadat in 1732 een akkoord was bereikt over de erfenis werd Frederik van Pruisen heer van Hooge en Lage Zwaluwe. Tot 1754 waren de rentmeesters en alle andere functionarissen dan ook benoemd door en in dienst van de koning van Pruisen. Achtereenvolgens waren rentmeester:
De hier gegeven jaartallen zijn gebaseerd op de jaren waarover de rekeningen zijn ingediend; voor nadere gegevens zie het zogenaamde 'Amptboek' NDR inv.nr. 686, folio 866r e.v.
De stukken betreffende de ambachtsheerlijkheden in de Verdronken Waard van Zuid-Holland werden tot ca.1590 apart geadministreerd. Drossaers bracht deze stukken dan ook onder in een aparte rubriek.
Drossaers I, I, pp. 115-121: 'De ambachtsheerlijkheden en de visscherij in de Groote Waard'.
Van 1592 tot 1602 werden inkomsten en uitgaven met betrekking tot Drimmelen, Almonde, Dubbelmonde, Twintighoeven, Standhazen en Klein Waspik opgenomen in de rekeningen van Hooge Zwaluwe. Hierbij ging het om de visserij in het gebied dat viel onder de jurisdictie van de Zwaluwe. Tegelijkertijd werden de inkomsten en uitgaven met betrekking tot 'de visserijen in de Verdronken Waard van Zuid-Holland aan de zuidzijde van de Oude Maas' (in ieder geval vanaf 1580) opgenomen in de rekeningen van Geertruidenberg. Vanaf 1638 werd het rentmeesterschap van de Zwaluwe in een adem genoemd met dat van Twintighoeven en Klein Waspik. In deze inventaris zijn de stukken die betrekking hebben op de voormalige ambachtsheerlijkheden Almonde en Dubbelmonde en de stukken met betrekking tot Drimmelen en Standhazen in het hoofdstuk Geertruidenberg geplaatst, de stukken met betrekking tot Twintighoeven (en Klein Waspik) zijn geplaatst in het hoofdstuk betreffende Hooge en Lage Zwaluwe. Het is duidelijk dat er zeker in de periode 1580-1640 overlappen bestaan: in die gevallen wordt de onderzoeker aangeraden beide hoofdstukken te raadplegen.Oorspronkelijk waren deze rekeningen bijlagen bij de domeinrekeningen van de betreffende jaren, zie ook NDR inv.nr. 7882.
Bijlage betreft de 'Particuliere rekening van de besomerkadijkten Louisapolder dienende tot de separate bijlage van de Domainrekening over den jare 1791.' Afgehoord 1794. N.B. Zie ook NDR inv. nrs. 7883 en 7884.
Zie ook NDR inv. nrs. 7882 en 7884
Zie ook NDR inv. nrs. 7882 en 7883.
Na de dood van Engelke werd geen nieuwe rentmeesrer meer aangesteld; De Jongh leverde de rekeningen vanaf het jaar 1799 in.
Afkomstig van de Commissie van Breda.
Afkomstig van de Commissie van Breda.
In deze deelinventaris staan de stukken betreffende het (tijdelijk en gedeeltelijk) bezit van het markiezaat van Bergen op Zoom beschreven. Het merendeel van de stukken betreffende het beheer van het markiezaat is elders tevinden. Het belangrijkste archiefbestand is beschreven in: W.A. van Ham, Inventaris van de archieven van de Raad en Rekenkamer van de markiezen van Bergen op Zoom ('s-Hertogenbosch, 1980).
Hierin staan archieven van 'de heren en markiezen van Bergen op Zoom, van hun raden en rekenmeesters, drossaarden, schouten en rentmeesters alsmede van de door deze heren verworven heerlijkheden.
W.A van Ham, Inventaris, Tweede stuk, deel A, p. 152.
In deze archieven bevindt zich het grootste deel van de stukken betreffende het beheer van het markiezaat, zoals rekeningen van de rentmeesters. Ook stukken uit de periode dat de Oranjes in het bezit van (een deel van) het markiezaat waren, bevinden zich in het archief van de raad en rekenmeesters van de markiezen van Bergen op Zoom.De stukken betreffende het beheer van Fijnaart en omliggende polders tussen 1621-1648 bevinden zich in het archief van de Domeinraad. Omdat de rentmeester van Willemstad dit gebied beheerde, zijn de stukken te vinden onder de rubriek 'Stukken betreffende Willemstad'.
De Oranjes kwamen in het bezit van het markiezaat van Bergen op Zoom door oorlog. Niet dat zij persoonlijk het markiezaat en de stad veroverden. Maar als gevolg van oorlogsomstandigheden werden de rechtmatige markiezen verbeurd verklaard van het markiezaat en werd het gebied door de Staten-Generaal aan de Oranjes geschonken. Een aantal malen raakten de Oranjes op deze manier in het bezit van het markiezaat. Even zovele malen werd het markiezaat weer teruggegeven aan de door vererving, huwelijk of koop rechtmatige eigenaren, de markiezen. De Oranjes raakten nooit in z'n geheel in het daadwerkelijke bezit van het gehele markiezaat. Of zij ontvingen alleen het vruchtgebruik, of een deel van het markiezaat was bezet door de vijandelijke machten, wat de inbezitname van het gehele markiezaat frustreerde. In het gedeelte dat dan niet werd gecontroleerd door de Staten-Generaal, waren de markiezen heer en meester.
De eerste keer dat de Staten-Generaal het markiezaat aan een Oranje schonken was in 1581. Jan van Wittem, markies van Bergen, was wegens zijn Spaansgezinde houding van Bergen op Zoom vervallen verklaard. De Staten van Brabant bevestigden deze schenking in 1582. Willem van Oranje werd met het markiezaat beleend. Na de dood van Willem van Oranje, verkreeg diens zoon Maurits in 1585 de rechten van vruchtgebruik. Deze schenking door de Staten-Generaal gold voor de duur van de oorlog.
Scherft, Het sterfhuis, pp. 12-14, 67-68.
De Oranjes zijn niet in staat geweest het hele markiezaat in bezit te nemen, omdat slechts een deel van het gebied gecontroleerd werd door de Staten-Generaal.Toen in 1609 het Twaalfjarig Bestand tussen de Republiek en Spanje werd gesloten, werd de confiscatie van Bergen op Zoom opgeheven en het markiezaat aan de rechthebbende markiezen teruggegeven. Maurits behield wel Willemstad en Ruigenhil, welke tot het markiezaat behoorden, op grond van een artikel dat bepaalde dat degene die een plaats had versterkt of publieke werken had doen uitvoeren, het betreffende gebied niet hoefde terug te geven. Wel diende de wettige eigenaren, de markiezen dus, een schadeloosstelling te ontvangen.
Na afloop van het bestand in 1621 keerde de toestand weer terug naar die van voor 1609 en werd het markiezaat aan prins Maurits geschonken.
In 1647 bereikte Willem II en de koning van Spanje, in het kader van de vredesonderhandelingen, een akkoord over de goederen van het huis van Oranje. Over Bergen op Zoom werd bepaald dat Willem II in het bezit zou worden gesteld van het gedeelte van het markiezaat dat hij nog niet bezat. In ruil daarvoor zou de Spaanse koning dan de bezittingen van de Oranjes in de Zuidelijke Nederlanden krijgen. Dit artikel leverde veel problemen op. Willem had namelijk Elisabeth prinses van Hohenzollern, toenmalig markiezin van Bergen op Zoom, een equivalent van de waarde van het markiezaat beloofd in ruil voor deze regeling. Dit equivalent moest van de koning van Spanje komen. Elisabeth werd niet tevreden gesteld en de prins liet in 1648 toe dat zij haar rechten in het markiezaat zou gaan uitoefenen. Wel beloofde de markiezin dat zij bereid was het markiezaat aan de prins van Oranje af te staan in ruil voor een gelijk equivalent.
NDR inv. nr. 7920 en Japikse, De Geschiedenis, I, p. 222.
In 1651 werd in een nieuw akkoord tussen het huis van Oranje en Spanje bepaald dat de prins zijn goederen in de Zuidelijke Nederlanden zou behouden en in plaats van het markiezaat 500.000 gulden ineens en 80.000 gulden jaarlijkse rente zou ontvangen. De prins ontving een eerste betaling van 200.000 gulden. De uitvoering van het verdrag gaf vele moeilijkheden tot aan 1685 toe.
Veeze, De Rand, pp. 11-12 en 71.
Wel werd Elisabeth van Hohenzollern in haar rechten als markiezin hersteld.De oorlog van 1672 met Frankrijk had wederom tot gevolg dat de Staten-Generaal het markiezaat confisqueerden. De toenmalige markiezin Henriette van Hohenzollern was namelijk getrouwd met Frederik Maurits dela Tour d'Auvergne, Frans veldheer. De confiscatie geschiedde in eerste instantie ten behoeve van de Rijngraaf van Hoogstraten. In tweede en laatste instantie was het prins Willem III die het markiezaat ontving.
ARA, Collectie Aanwinsten 1820-1922, inv.nr. 954; 'Aantekeningen betreffende de markiezen van Bergen op Zoom uit het Huis van Oranje', pp. 75 e.v.
Na het vredesverdrag van Nijmegen (1678) keerde het markiezaat in de schoot van de rechthebbende markiezen terug.In 1688 werd, als gevolg van de Negenjarige Oorlog, het markiezaat nogmaals geconfisqueerd ten behoeve van de prins van Oranje. Deze confiscatie duurde tot 1697. Daarna is in 1701 nogmaals een procedure tot confiscatie gestart. Deze werd niet tot een eind gebracht, omdat de toenmalige markies François Egon de la Tour d' Auvergne aan de kant van de Staten-Generaal bleek te staan.
Sindsdien heeft geen Oranje het markiezaat nog in bezit gehad.
W.A. van Ham, Inventaris van de archieven van de Raad en Rekenkamer van de markiezen van Bergen op Zoom ('s-Hertogenbosch 1980), Eerste stuk, p. 11.
Rechten en bevoegdhedenGedurende de perioden dat de prinsen van Oranje in het bezit van het markiezaat werden gesteld hadden zij in principe dezelfde rechten als de markiezen. Prins Maurits gebruikte het bezit van het markiezaat vooral voor politieke doelen. Het bezit hielp hem een machtsbasis in Brabant te vestigen en zijn invloed in de Staten-Generaal te vergroten. Deze opzet lukte echter niet, omdat Brabant niet als lid tot de Staten-Generaal werd toegelaten.
Scherft, Het sterfhuis, pp. 99 e.v.
Voor het overige stelden de Oranjes zich tevreden met het vruchtgebruik van het (gedeelte van het) markiezaat dat zij controleerden.
BeheerDe Oranjes konden alleen hun rechten uitoefenen in het deel van het markiezaat dat onder controle stond van de Staten-Generaal. In het gedeelte, in handen van de Spaanse partij, oefenden de markiezen hun rechten uit. Het is niet duidelijk welke delen van het markiezaat daar precies onder vallen. In ieder geval betrof het gebied van de Oranjes Fijnaart en de polder Heijningen in het noorden van het markiezaat, alsmede de stad Bergen op Zoom en haar directe omgeving. Tussen 1582 en 1609 werd het (gedeelte van het) markiezaat beheerd door de raden en rekenmeesters van Maurits van Oranje. Na de afloop van het Twaalfjarig Bestand in 1621 beheerde de rentmeester van Willemstad tot 1648 (Vrede van Munster) Fijnaart en bijbehorende polders. Tijdens de daaropvolgende confiscaties ten behoeve van de prins van Oranje, bleef de administratie waarschijnlijk in Bergen op Zoom.
In zeer slechte staat.
Betreft waarschijnlijk Bergen op Zoom. (Wouwse poort, Steenbergsestraat).
Aanwinsten: 1896 X 04
Voorheen 1.11.01.01 Aanwinsten 1e afd. ARA, inv.nr. 704
- Dirck van Rijswijck als rentmeester van Fijnaart, 29 augustus 1625;
- Danckert Basijn als rentmeester en griffier van de lenen van Bergen op Zoom, 6 September 1625;
- Guillaume van der Rijt als drossaard van Bergen op Zoom, 19 September 1625.
Zie 9952, nr. 21.
Algemene gegevens over het gebied van stad en land van Breda, de verwervingsgeschiedenis, de rechten van de heer van Breda, het lokale bestuur en de daar geldende rechtspraak etc. zijn te vinden in de registers met 'Aanteekeningen en aanmerkingen omtrend de onderscheydene domeinen - Orange Nassau', NDR inv.nrs. 764-769. Op deze serie is een afzonderlijke index gemaakt.
Van het domein Breda is een serie 'ingekomen en minuten van verzonden stukken' bewaard gebleven, geordend naar onderwerp. Deze serie vormt een goed uitgangspunt voor onderzoek naar allerlei onderwerpen. Deze registers bieden dikwijls een aanknopingspunt voor verder onderzoek in de resoluties van de Nassause Domeinraad in het hoofdarchief.
De hoofdindeling is als volgt:
I | Historie der Baronie en Baronnen. |
II | De Heer en Baron. Hierin bevinden zich stukken betreffende zijn rechten, bevoegdheden en inkomsten. |
III | De Baronie. Dit deel betreft bestuur en rechtspraak in Stad en land van Breda. |
IV | De Stad. |
V | Het Land. |
In de inventaris, NDR inv.nrs. 7938-8084 staat een uitgebreide inhoudsopgave vermeld.
Voor een algemeen beeld van de exploitatie van de domeinen zijn de verbalen van leden van de Domeinraad wegens hun jaarlijkse inspectiereizen NDR inv.nrs. 8089-8115 een zeer geschikte bron.
In het archief van het domein van Breda bevinden zich zes, vanaf het jaar 1768 vijf series rekeningen, opgemaakt door verschillende soorten rentmeesters. De meeste series beginnen in het jaar 1638, toen Breda door toedoen van Frederik Hendrik definitief van Spaanse in Staatse handen overging. De meeste series lopen door tot 1810, toen de domeinen in handen van koning Lodewijk Napoleon en later in handen van het ministerie van Financiën overging en als bijlage volgen na de inleiding de inhoudsopgaven van deze series.
1. Rekeningen van de rentmeesters van de domeinenHet betreft een serie rekeningen over de jaren 1634-1675 en 1707-1809. Naast de gebruikelijke kopie-commissies en akten van borgtocht bevindt er zich soms in de eerste rekening een Lijst van bij de rentmeester berustende boeken, registers en kaarten.
In deze serie worden vooral inkomsten uit heerlijke rechten verantwoord.
2. Rekeningen van de rentmeesters van de kapittelen andere geestelijke goederenHet betreft de inkomsten uit alle geestelijke goederen van de kapittels, pastorieën, en vicarieën binnen de stad en baronie van Breda, die na de verovering van Breda door Frederik Hendrik in 1637 aan de heer van Breda kwamen. Met kapittelgoederen werd bedoeld de inkomsten uit de bezittingen van het collegiaal kapittel van Breda. Deze bestonden uit inkomsten uit goederen, geestelijke bedieningen en waardigheden. Het betreft een vrijwel doorlopende serie rekeningen van 1638-1768. Daarna werd deze gecombineerd met de hierna onder 3. vermelde serie.
3. Rekeningen van de rentmeesters van de pastorale en andere geestelijke goederen aangekomen met de vrede van 1648Bij de Vrede van Munster van 30 januari 1648 tussen de koning van Spanje en de Staten-Generaal verwierf de Republiek in Staats-Brabant: stad en markiezaat van Bergen op Zoom; stad en baronie van Breda; stad en meierij van Den Bosch en de stad Grave en het land van Cuijk.
Ingevolge deze vrede kwamen aan de heer van Breda vrijwel alle kloosters, godshuizen, pastorieën en andere geestelijke goederen en beneficiën in stad en land van Breda gelegen, met alle inkomsten, renten en goederen.
Het is een vrijwel doorlopende serie rekeningen van 1648-1768. Daarna werd deze gecombineerd met de onder 2. genoemde serie.
4. Gecombineerde rekeningen van de rentmeesters van de geestelijke aangeslagen kapittels en pastorale goederen.Het is een doorlopende serie rekeningen van 1769-1810.
5. Rekeningen van de ontvangers van de erfgranen van land en baronie van BredaHet is een doorlopende serie rekeningen van 1669-1810. Het betreft pacht uitgedrukt in rogge, gerst of evene. Deze moest worden omgerekend naar de daarvoor geldende prijzen op de markt van Thorn.
6. Rekeningen van de griffiers en rentmeesters van de lenenEr bestaat een vrijwel doorlopende serie rekeningen van 1638-1791. De griffier van de lenen was o.a. verplicht ieder jaar een rekening op te maken van de inkomsten uit de heergewaden.
De kopieën van stads- en dorpsrekeningen, die zich in het archief bevinden, inv. nrs. 8272-8294 etc., hebben niets met het eigenlijke beheer van de heerlijkheid te maken (zie hiervoor: Verantwoording van de inventarisatie).
7. CijnsboekenDeze geven belangrijke informatie over de eigendomsgeschiedenis van onroerend goed. Cijnsboeken werden tegelijk met een rekening ingeleverd, waarbij in de rekening hiernaar wordt verwezen. In een rekening vindt men het totale cijnsbedrag voor een bepaald gebied vermeld; cijnsboeken zijn zelf veel uitgebreider. In sommige cijnsboeken komt een naamindex voor, weliswaar alleen op de nieuwe eigenaars, niet op de vorige.
Er zijn grote verschillen tussen de administratie, bijgehouden in de cijnsboeken.
Deze stukken zijn een belangrijke bron bij onderzoek naar pachters van bepaalde rechten of onroerende goederen. Deze bestaan niet alleen uit de eigenlijke condities/voorwaarden, maar bevatten ook de gegevens over het onroerend goed in kwestie met de naam van de oude pachter, de eerste bieder (i.v.m. strijkgeld), naam van diegene die uiteindelijk de koper, huurder of pachter is en van zijn borgen. Een dergelijke openbare verpachting of verkoop vond plaats o.l.v. de rentmeester of een lid van de raad, in het bijzijn van enige lokale functionarissen.
9. Kaarten uit de collectie kaarten (VTH) betreffende de Baronie van Breda, afkomstig uit het archief van de Nassause DomeinraadInv.nrs. 1639-1641, 1651-1654,1676-1682.
Bijlage 1 Functionarissen benoemd door de prins
Overzicht van ambten te begeven door de prins in de stad en de baronie van Breda in het jaar 1759: NDR inv. nr. 799, p. 3-16. Zie ook inv. nr. 685, folio 30verso-184.
De stadDrossaard Stadhouder van de lenen Schout Rentmeester van de domeinen Rentmeester van de geestelijke goederen met de vrede aangekomen Rentmeester van de nieuwe geestelijke goederen Rentmeester van de granen Griffier van de stad en dorpen Secretaris van Breda en Teteringen Stokhouder Fourier Ontvanger van de granen Griffier van de lenen Secretaris van de gem. Landsvergadering Comptoirbode van de stad en baronie Secretaris van de Weeskamer Postmeester Ontvanger der verpondingen Advocaat van Zijne Majesteit Servitiemeester Landmeter van de baronie Praeceptor van de Latijnse School Conciërge van de Escurie Conciërge van het huis en kasteel Majoor van de burgerij Conciërge van het stadhuis Rentmeester van het Gasthuis Notarissen Controleur van de werken Hovenier van de hoven en tuinen Organist van de Grote Kerk Opsteller van de bestekken 's Heren timmerman 's Heren metselaar Verwer Ziekentrooster Voorlezer in de Grote Kerk Loodgieter en pompmaker Smid en slotenmaker Koster van de Waalse Kerk Voorlezer van de Waalse Kerk Koster van de Duitse Kerk Treder van de blaasbalk Portier van het donjon Portier van de poort na Belcrum Portier van de Haagse Poort Portier van de Bospoort Opzichter van de jacht en bossen Portier van de Ginnekse Poort Boswachter van het Mastbos Warandmeester van de waranden Boomsluiter en havenmeester Bakenmeester van de rivier de Marke Boswachter van het Ulvenhoutse en verdere bossen van Ginneken en Bavel Plantagemeester Bode van Breda op Den Hage Brandmeester van de brandspuit Opzichter van de 7 hoeven op de Noord
Het landSchout in Ginneken, Gilze en Bavel Stokhouder van Gilze Secretaris en stokhouder van Ginneken en Bavel Koster aldaar Secretaris van Gilze en Rijen Koster aldaar Schoolmeester Voorlezer Voster van Gilze Koster van Ginneken en Bavel Schoolmeester van Ginneken Voorlezer Schoolmeester van Bavel Voorlezer Schout van De Hage Secretaris Stokhouder Voster Koster Schoolmeester Voorzangers Schoolmeester op de Beek onder De Hage Organist van De Hage Plantagemeester onder De Hage Rentmeester van De Braque Comptoirbode aldaar Schout van Alphen, Baarle en Chaam Stokhouder aldaar Secretaris Voster van Chaam Koster Schoolmeester Voorlezer Voster van Alphen Koster van Alphen Schoolmeester Voster van Baarle Koster Schoolmeester Rentmeester van Oosterhout en Dongen Gezworenen van de Willemspolder Dijkgraaf van de nieuw bedijkte landen onder Oosterhout achter Leyzen Notaris van Oosterhout Penningmeester van de nieuw bedijkte landen onder Oosterhout of Willemspolder Comptoirbode van de rentmeester Schout en kastelein van Oosterhout Controleur van de domeinen van Oosterhout Franse schoolmeester te Oosterhout Dijkgraaf van Zijne Hoogheids landen en van de West- en Republ. polders onder Oosterhout Penningmeester van de Westpolder Secretaris van Oosterhout Stokhouder aldaar Gezworenen van de West- en Republ. Polders Vosters van Oosterhout Dijkgraaf van de nieuwe dijkage tussen de Groenendijkse haven en Dongendijk Penningmeester aldaar Gezworenen aldaar Voster te Houten onder Oosterhout Schoolmeester aldaar Warand- en plantagemeester te Oosterhout Schoolmeester te Oosterhout Koster Voorzanger Organist Dijkbode van Zijne Hoogheids landen en aanwassen aldaar Sluiswachter aldaar Notaris te Oosterhout Schout van Dongen Stokhouder Secretaris Landmeester aldaar en van Oosterhout Voster van Dongen Gezworenen over de dijk langs de Donge onder Oosterhout Koster en schoolmeester te Dongen Gezworenen van 's heren aanwassen in het Broek te Oosterhout Schout van Roosendaal en Nispen Secretaris aldaar Notaris te Roosendaal Stokhouder van Roosendaal en Nispen Voster aldaar Schoolmeester te Roosendaal Een bijschool aldaar Voorzanger aldaar Koster, schoolmeester en voorzanger te Nispen Notaris te Roosendaal Koster aldaar Schout van Etten Secretaris Stokhouder van Etten Leur en Sprundel Koster en schoolmeester te Sprundel Voster van Etten Leur Voorzanger en schoolmeester te Etten Koster Dijkgraaf en penningmeester van de polders van Zwartenberg onder Etten Schout van Zundert en Rijsbergen Secretaris en stokhouder Voster van Rijsbergen Notaris van Zundert Voster van Zundert Opzichter van de moeren en bossen aldaar Ondervoster, schutter en bogter Koster en schoolmeester van groot en klein Zundert Koster en schoolmeester van Rijsbergen Schout en dijkgraaf van Terheijden behalve Zonzeel etc. Dijkgraaf van Zonzeel Vlassel etc. Secretaris van Terheijden Notaris te Terheijden Stokhouder Penningmeester van de Zonzeelse polder Gezworenen van de gem. polder Gezworenen van de binnenpolder van Terheijden Dijkbode van de Zonzeelse polder Voster van Terheijden Penningmeester van de binnenpolder onder Terheijden Gezworenen van de polderkens Hazeldonk, Hoekenburg etc. onder Terheijden Penningmeester van die polderkens Koster en schoolmeester van Terheijden Koster, voorlezer en schoolmeester van Teteringen Voster aldaar Gezworenen van de Hartelse polderkens Penningmeester van die polderkens Ontvanger van Chaam Ontvanger van Teteringen Ontvanger van Oosterhout Ontvanger van Terheijden Ontvanger van Roosendaal Ontvanger over Gilze en Rijen Ontvanger van Ginneken en Bavel Ontvanger van Etten Ontvanger van Dongen Ontvanger over groot- en klein Zundert en Rijsbergen Ontvanger van De Hage Ontvanger van Alphen Ontvanger over Baarle en het gehucht van Castelre Schout, rentmeester, griffier en stadhouder van de lenen van Wernhout Voster aldaar Secretaris en stokhouder 's lands docter in de baronie van Breda Opzichter van de jacht in de baronie
Bijlage 2 De rentmeesters- De hieronder vermelde jaren betreffen jaren van functioneren van de rentmeesters. De jaren sluiten niet helemaal aaneen omdat de perioden van waarneming door weduwe of erfgenamen niet staan vermeld. Als bronnen zijn gebruikt: het Ambtboek, registers uit de serie ingekomen en uitgaande stukken en de desbetreffende rekeningen van de rentmeester.
Rentmeesters van de domeinen van stad en land van Breda ( NDR inv. nrs. 576, folio 42 recto en verso, en 1042
1594 - 1600 | Adriaen Backer |
1600 - 1624 | Johan van Gystaij |
1624 - [1630] | Pieter uyt Mattenburch |
[1634] - 1654 | Adriaan Verelst* |
1661 - 1684 | Samuel Zuerius |
1684 - 1696 | Pieter Georg Zuerius (zijn vader Samuel bedient het rentambt tijdens zijn minderjarigheid, d.w.z. tot in het jaar 1686) |
1696 - 1738 | Josias Eckhardt |
1741 - 1758 | Carel van Naerssen |
1761 - 1777 | Carel Hendrik van Naerssen |
1778 - 1792 | Gerrit Willem Motman |
Zijn commisssie dateert uit het jaar 1780! | |
1798 - 1809 | Emmericus de Weert |
1809 - 1810 | Emmericus Carel de Weert |
* In het archief zijn rekeningen vanaf 1634 aanwezig.
Rentmeesters van de kapittelen andere geestelijke goederen ( NDR inv. nr. 685, folio 43verso, en 1044
1618 - 1637 | Pieter uyt Mattenburch |
1637 - 1654 | AdriaanVerelst |
1661 - 1662 | Denijs van Rucphen, provisioneel rentmeester |
1662 - 1664 | Denijs van Rucphen |
1665 - 1691 | Johan van der Kaey |
1691 - 1692 | Samuel du Castel (rekeningen voor 1691 en 1692 zijn echter op naam van Kip) |
1692 - 1702 | Huybert Kip |
1704 - 1723 | Carel van der Heyden |
1728 - 1734 | Jacob van Eijs |
1735 - 1765 | Willem Schoorn |
1766 - 1768 | Laurens Pels |
( NDR inv. nr. 685, f. 43recto en inv. nr. 1044
1648 - 1654 | Adriaan Verelst (commissie is pas uit 1653!) |
1661 - 1664 | Denijs van Rucphen |
1665 - 1689 | Johan van der Kaey |
1692 - 1700 | Huybert Kip |
1704 - 1727 | Carel van der Heyden |
1728 - 1734 | Jacob van Eijs |
1735 - 1765 | Willem Schoorn |
1766 - 1768 | Laurens Pels, waarnemend rentmeester |
1769 - 1792 | Laurens Pels |
1796 - 1810 | Johannes Adrianus Rycken |
( NDR inv. nr. 685, folio 44r en 1050.
1653 - 1657 | Hendrik Joosten |
1657 - 1661 | Denijs van Rucphen, provisioneel rentmeester |
1661 - 1664 | Denijs van Rucphen |
1664 - 1668 | Cornelis van Rucphen |
1669 - 1676 | Johan Darmsse |
1676 - 1686 | Samuel Zuerius |
1686 - 1696 | Pieter Georg Zuerius (cie is van l684, eed wordt afgelegd in 1686) |
1696 - 1738 | Josias Eckhardt |
1738 - 1784 | Alexander Philemon Ekhardt (commissie is van 1738, eed van 1740) |
1785: | Hendrik Adriaan Wiercx (waarnemend) |
1786 - 1793 | Cornelis Evert Schoorn |
1794 - 1810 | Florentius Cornelis Havermans (commissie is van 1798!) |
( NDR inv. nr. 685, folio 40v en 1063
1607 | Dingmans van der Locht |
1637 - 1664 | Denijs van Rucphen |
1664 - 1668 | Cornelis van Rucphen |
1668 - 1677 | Johan Damisse |
1677 - 1704 | Jacob van Buerstede |
1704 - 1736 | Anthony van Buerstede |
1736 - 1746 | Phillipus Johannes Tollius |
1746 - 1748 | Christiaan Scholten |
1748 - 1775 | Willem Hendrik Verbrugge |
1776: | Rombout Melchior Damisse, waarnemend |
1776 - 1779 | Willem Pieter van Persijn |
1779 - 1791 | Gerard Johan Faree (rekeningen lopen t/m 1791) |
Van de domeinen van Breda uit 1743, NDR inv.nr. 8469.
ONTFANGST
Capittelen | |
1 | Jaarchijnsen, Heere Chijnsen en Renten folio 12 |
2 | Moolens folio 42 |
3 | Tollen, veeren, Gruijten, visserijen en vervlooge Bieswarmen = bijenzwermen folio 58vo |
4 | Thienden folio 78 |
5 | De kaatsbaan, stallen, eerste plaats in de vleeshalle, en verdere verhuurde huijsen binnen Breda folio 80 |
6 | Landerijen binnen Breda, onder de Hage, Gilse, Baarle en Zundert folio 87vo |
7 | Landerijen onder Terheijden, nevens de Hoeven op den Noort, en groote Schans folio 110 |
8 | Last-Geld van Turffschuijten folio 133 |
9 | Vest-Gelden en Recognitiën folio 134vo |
10 | Hoffdiensten(= het afkopen van hofdiensten) folio 146 |
11 | Leenen folio 146vo |
12 | Bastaart Goederen folio 147 |
13 | Verkogt hout folio 151 |
14 | De Savelhoeven, het Casteel van Boeverijen, den polder van Belcrum en de huijsingen van de groote en klijne Bouwerije binnen Breda folio 157vo |
15 | De Patrijsvangst folio 167vo |
16 | De Waranden folio 168vo |
17 | Cieringen folio 169 |
18 | Bij panden van den Slagmoolen folio 174 |
19 | Pond-gelden folio 175 |
20 | Verkogte moeren folio 175vo |
21 | Gemengden Ontfangh folio 176vo |
22 | Atterminatiën folio 181 |
23 | Rantsoengelden folio 181 vo |
24 | Den Een en twintigsten penningh folio 182 |
25 | Den stuijver voor de illustere Schoolen folio 182vo |
26 | Geligte penningen folio 184 |
27 | voorlijven folio 184vo |
28 | Affgeloste chijnsen en renten folio 186 |
Capittelen | |
1 | Tractementen en pensionen folio 187 |
2 | Renten folio 197 |
3 | Acquesten folio 215 |
4 | Penningen verantwoort en niet ontfangen folio 230vo |
5 | Reparatien aant' casteel folio 231vo |
6 | Reparatien en onderhoud aan de huijsingen in de doelestraat, in de bouwerijestraat, het huijs voor het casteel, de capelle in t coir, den gevangen tooren, en cappucijnenhoff folio 235 |
7 | Reparatien en onderhout aan den polder van Belcrum, de waranden en het casteel van Boeverijen folio 236vo |
8 | Reparatien en onderhoud van de Moolens folio 237vo |
9 | Reparatien en onderhoud aan de bossen, sluijsen, waaterloopen en bruggen folio 243vo |
10 | Vacatien, Reijscosten, boodeloonen, strijkgelden en fooijen folio 251 |
11 | Cieringen folio 254 |
12 | Illustre schoole folio 256 |
13 | Intressen folio 256vo |
14 | Gemengde uijtgiften en lasten folio 257vo |
15 | Extra ordinaire uijtgifte folio 263 |
Capittelen | |
Ie | Eerst vande Thienden van de capittulaerien van Breda gelegen onder Ter Heyden, Wagenberck, Teteringen ende Molengracht. |
IIe | Anderen ontfanck van lantpachten dije neffens des capittels thienden plagen (sic) verpacht te werden |
IIIe | Anderen ontfanck van den eenentwintichsten penninck |
IVe | Anderen ontfanck van rasoenen (opslag van 1schelling per pond bij het verpachten???<!--??? Staat ook zo in de gedrukte toegang.--> |
Capittelen | |
Ie | Eerst aende canonicken van Breda ende andere pensionarissen |
IIe | Ander uytgeven aen gagien van predicanten, Sieckentrooster, Coster, Organist ende andere lasten der kercke binnen Breda... mitsgaders aen pensioenen aen eenige predicanten... |
IIIe | Ander uytgeven van geaccordeerde gaigen ofte subsidien tot Onderhoudt van eenige schoolmeesters ten platten lande. |
IV | Ander uytgeven van strijckgelden bij de hoochste insetters van de thienden.. |
V | Gemengt uytgeven |
le cap[itte]le | Thienden onder Oosterhoudt |
2 | Landerijen aldaer |
3 | Rogge ende geltrenten aldaer |
4 | Thienden onder Rijsbergen |
5 | Landerijen aldaer |
6 | Rogge ende geltrenten aldaer |
7 | Tienden onder Sundert |
8 | Saeijlanden aldaer |
9 | Weijden en beempden al[dae]r |
10 | Rogge ende geltrenten aldaer |
11 | Thienden onder De Hage |
12 | Landerijen aldaer |
13 | Rogge ende geltrenten ald[ae]r |
14 | Thienden onder Ginneken |
15 | Landerijen aldaer |
16 | Rogge ende geltrenten ald[ae]r |
17 | Innecomen der pastorije van Etten |
18 | Innecomen der pastorije van Sprundel |
19 | Thienden onder Ghilse |
20 | Rogge ende geltrenten aldaer |
21 | Thienden en landerijen te Rijen |
22 | Rogge ende geltrenten aldaer |
23 | pastorije van Alphen |
24 | pastorije van Bavel |
25 | pastorije van Ter Heijden |
26 | pastorije van Dongen |
27 | pastorije van Teteringen |
28 | Rasoenen |
29 | xxj en penninck |
30 | Stuijver van de Illustere Schole |
31 | gemengden ontfanck |
1e cap[itte]le | Gaigen van predicanten |
2 | Gaigen van Costers |
3 | pensoenen aen gewesene pastooren |
4 | vacatien reijscosten bodeloonen |
5 | winnigen, strijckgelden |
6 | Renten |
7 | gunsten gratuiteijten etc. |
8 | gemengden uytgeeff |
Kapittelen | |
1. | Chijnsen renten en Erfpagten |
2. | Landen Weiden en Beemden |
3. | Koorn Tiendens |
4. | Tantum en Inkoomen van Thoornse en Kannunnikke (sic) Tiendens |
5. | Lammertiendens |
6. | Verkogt hout |
7. | Afgeloste Tenten |
8. | Alderhande Ontfang |
9. | Extraordinaire Restanten |
Kapittelen | |
1. | Renten en cheinsen |
2. | Benefitien of aan Gebenefitieerdens |
3. | Tractement van de Rentmeester |
4. | Tractementen van Predicanten en geaccordeerde Gratificatien |
5 | Tractementen van Organist, voorsangers, Kosters en Schoolmeesters |
6. | Tractementen aan Perdikantsweduwen |
7. | Vierde Kinds Praemien |
8. | Verpondingen Dijkschotten en contributien |
9. | Remissien |
10. | Verpagtings kosten |
11. | Verduisterde Cheinsen en Renten |
12. | Subsidie aan de Stad Diaconie en Klassis te Breda |
13. | Kosten van de Reekening |
14. | Alderhande Uitgaave. |
Kap[ittelen] | |
1 | Rogge onder Gilse |
2 | Rogge onder Alphen |
3 | Rogge onder Chaam |
4 | Rogge onder Baarle |
5 | Rogge onder Ginneken |
6 | Rogge onder Meer |
7 | Rogge onder Zundert |
8 | Rogge onder Rijsbergen |
9 | Rogge onder de Hage |
10 | Gerst onder Chaam |
11 | Gerst onder Ginneken |
12 | Gerst onder Rijsbergen |
13 | Gerst onder de Hage |
14 | Evene onder Alphen |
15 | Evene onder Chaam |
16 | Evene onder Baarle |
17 | Evene onder de Hage |
18 | Gemengden ontvangst |
Kap[ittelen] | |
1 | Renten |
2 | Pensioenen |
3 | ordinaire gagien en weddens |
4 | Uijtgifte van Garst |
5 | Intresten |
6 | Gemengde uijtgifte |
Breda behoorde oorspronkelijk met o.a. Bergen op Zoom, Zevenbergen en Geertruidenberg tot het Graafschap Strijen.
In de 12e eeuw is het land van Strijen gesplitst in een Hollands en een Brabants deel. Sindsdien waren Breda en Bergen op Zoom gezamenlijk in het bezit van de Heren van Breda, die leenroerig waren aan de hertog van Brabant.
Eind 13e eeuw was het huis van Breda uitgestorven. In 1287 verdeelde de hertog van Brabant het gebied in twee lenen, zodat stad en land van Breda in handen kwamen van Raso van Gaveren, heer van Liedekercke, wiens geslacht het gebied in bezit hield tot 1327. (Gerard van Wezemale, heer van Kwabeecke, verwierf Bergen op Zoom).
In 1327 werden stad en heerlijkheid van Breda verkocht aan de hertog van Brabant, waarna het gebied gedurende twaalf jaar tot het hertogelijk domein behoorde.
In 1339 beleende de hertog van Brabant Willem van Duvenvoorde uit het geslacht Van Wassenaer met het vruchtgebruik. De eigendomsrechten werden door de hertog in 1350 aan Willem's neef Jan van Polanen verkocht. Na het overlijden van Duvenvoorde kwamen de stad en heerlijkheid van Breda geheel in handen van Jan van Polanen.
De kleindochter van Jan van Polanen, Johanna, trouwde in 1404 met Engelbrecht, graaf van Nassau, waardoor Breda in handen van het geslacht Nassau overging.
NDR inv.nr. 8127-8128.
Eind 15e eeuw, onder graaf Engelbrecht II van Nassau, is te Breda de Raad en Rekenkamer, zoals de Nassause Domeinraad aanvankelijk heette, opgericht en te Breda gevestigd en fungeerde Breda als zetel van de administratie van alle Nassause domeinen. Ook toen in 1568 de goederen van Willem van Oranje verbeurd werden verklaard, bleef de Raad in functie, zij het onder toezicht van de Spaanse Raad van Beroerten. Na het sluiten van de Pacificatie van Gent kreeg Willem van Oranje weer de beschikking over zijn goederen, zij het slechts voor enkele jaren. Toen de Spanjaarden in 1581 Breda voor de tweede maal innamen is de Nassause Domeinraad vanuit Breda naar Delft verplaatst en later te Den Haag gevestigd.
J.C.M. Pennings en E.A.T.M. Schreuder, 'Heer en Neester van Ameland tot de Zwaluwe' in: Jaarboek van het Oranje-Nassau Museum (1994), p. 48, Drossaers I, I, p X-Xl.
In 1544 stierf René van Nassau, heer van Chalon en enige zoon van Hendrik III van Nassau, zonder kinderen na te laten. Kort voor zijn dood had hij in zijn testament al zijn bezittingen aan Willem van Nassau, de oudste zoon van zijn oom, Willem de Oude, vermaakt. Zo kwam het geslacht van Willem van Oranje in het bezit van stad en heerlijkheid van Breda. In 1552 werd hij plechtig ingehuldigd.
Deze gegevens zijn gebaseerd op registers met 'Aanteekeningen en aanmerkingen omtrend de onderscheydene domeinen -Orange Nassau', NDR inv.nr. 764, folio 170-172 en op het artikel van F.F.X. Cerutti, 'De institutionele geschiedenis der stad tot de aanvang der 15e eeuw' in: Geschiedenis van Breda, deel I: De middeleeuwen, red. F.F.X. Cerutti e.a., (Schiedam, 1976).
De opstand van de Nederlandse gewesten tegen Spanje, de strategische ligging van het gebied en de leidende rol van Willem van Oranje en diens zonen hebben een grote invloed op de geschiedenis van Stad en land van Breda gehad.
Alleen al in de periode van 1567-1637 wisselde Breda vijf maal van heer, nu eens was het een prins van Nassau en dan weer de Spaanse koning, in zijn kwaliteit van hertog van Brabant:
Na de moord op prins Willem van Oranje in 1584 werd diens zwaar belaste boedel onder toezicht van colleges van curatoren gesteld, die de nalatenschap moesten afwikkelen. De erfopvolging leidde tot scherpe belangentegenstellingen tussen de oudste kinderen van Willem van Oranje, vooral tussen Maurits en Maria, die trachtte naast haar eigen belangen ook die van haar in Spanje gevangen gehouden broer Philips Willem te verdedigen. De elkaar opvolgende colleges van curatoren bleken niet voor hun taak berekend en gaven prins Maurits de kans de nog niet verdeelde erfenis voor zijn politieke aspiraties te gebruiken. De militaire successen van Maurits speelden hem in de kaart.
Zo wist hij zes jaar na de geweldadige dood van Willem van Oranje Breda, dat sinds 1581 weer in Spaanse handen was, te heroveren (met behulp van het 'Turfschip'). Na deze succesvolle inname wilde hij er het bestuur overnemen, doch stuitte op tegenstand van zijn halfzuster Maria, die tevens als zaakwaarneemster van Philips Willem optrad. Zij stelde namens haar broer Philips Willem in 1590 en 1591 een nieuwe magistraat aan, die haar gezag ook erkende. Maurits wist echter de administratie over Breda in handen te krijgen dankzij de steun van deStaten-Generaal.
Scherft, Het sterfhuis, p 152 e.v.; NDR inv. nr. 8129-8131.
In 1596 keerde Philips Willem uit de Spaanse gevangenschap terug naar de Zuidelijke Nederlanden en trad in dienst van de nieuwe landvoogd aartshertog Albertus, hetgeen in de Republiek met wantrouwen werd vernomen. Hij hoopte zich in het bezit te stellen van zijn deel uit het vaderlijk erfgoed, zowel van de door de Spanjaarden geconfisqueerde goederen als van de goederen die zich op het territoir van de Republiek bevonden, waaronder Breda. De Staten-Generaal echter wensten hem, een katholieke prins in dienst van de vijand, niet tot de administratie toelaten. Maurits bleef nog lange tijd deze functie vervullen.
Philips Willem trok zich enige jaren later van het Spaanse hof te Brussel terug. Dit feit en de succesvolle onderhandelingen over een bestand met Spanje maakten het de Staten-Generaal mogelijk hem tot de administratie van zijn goederen toe te laten. In 1606 benoemde hij Jean Baptist Keeremans tot superintendent van al zijn Nederlandse bezittinge.
Scherft, Het sterfhuis, p. 246; NDR inv.nr. 8132.
Toch bleven er tussen Maurits en Philips Willem nog jarenlang problemen rond de magistraatsbestelling te Breda bestaan: tot 1610 werden de benoemingen door prins Maurits gedaan.In 1609 werd prins Philips Willem plechtig als heer van Breda ingehaald, samen met zijn echtgenote Eleonora van Bourbon. De prins toonde zich tolerant in godsdienstige zaken. Wel had hij enkele botsingen met de Staten-Generaal, zoals over zijn weigering uit de Bredase kapittelgoederen de salarissen van de predikanten te betalen. Evenmin werd de benoeming van de katholieke Jean Baptiste Keeremans tot drossaard goedgekeurd. (In diens plaats stelde hij Johan van Aerssen aan). Reeds in 1618 overleed Philips Willem, zonder kinderen na te laten, en volgde prins Maurits hem als zijn erfgenaam op.
In 1621 werden de vijandelijkheden tussen de Republiek en Spanje hervat en na een belegering van negen maanden wist de Spaanse veldheer Spinola de stad in 1625 te heroveren en kwam Breda weer in Spaanse handen.
In Brabant brak nu de 'retorsiestrijd' uit over de vraag: wanneer men een stad veroverd heeft, beheerst men dan tevens het van die stad afhankelijke platteland? Elk der beide partijen hing de visie aan die hem het beste uitkwam: toen de Spanjaarden in 1625 Breda in handen kregen, stelde de inmiddels opgevolgde prins Frederik Hendrik dat hij nog altijd heer van het land van Breda was. (Na de verovering van 's-Hertogenbosch door Frederik Hendrik in 1629 oordeelden de Staten-Generaal dat behalve de stad de Meierij ook in hun handen gevallen was). Elk der partijen gebruikte deze steden als basis voor pesterijen in elkaars platteland, zoals arrestaties, belastingheffingen etc.
Als bestuurszetel van de baronie koos Frederik Hendrik Geertruidenberg. Daar werden het leenhof en de hoofdbank -nu ui tsluitend bestaande uit de schouten van 13 dorpen in de baronie- van Breda gevestigd. Het garnizoen, magistraten en prinsgezinde burgers trokken naar het nieuwe bestuurscentrum. Daarnaast fungeerden in de stad Breda eveneens een drossaard, een leenhof en een hoofdbank, alle Spaansgezind.
V.A.M. Beermann en j.L.M. de Lepper, 'De lotgevallen van de stad', in: F.A. Brekelmans e.a. eds., Geschiedenis van Breda.ll Aspecten VWI de stedelijke historie 1568 - 1795 (Schiedam, 1977), pp. 54-55.
Spoedig na de Spaanse herovering plaatste Jan van Nassau-Siegen, een katholieke kleinzoon van de broer van Willem van Oranje,Jan de Oude, zich als pretendent tegenover de koning. Hij werd na een langdurig proces door de Raad van Brabant te Brussel in het gelijkgesteld. Na door de magistraat als heer van Breda erkend te zijn vernieuwde hij tot 1637 samen met een vertegenwoordiger van de Spaanse regering de magistraat van Breda.
In 1637 wist prins Frederik Hendrik de stad definitief te heroveren, en bleef het gebied in handen van de prinsen van Oranje.
Het kinderloos overlijden van stadhouder-koning Willem III leidde tot nieuwe moeilijkheden over de erfopvolging, ditmaal tussen Johan Willem Friso, neef van Willem III en stadhouder van Friesland en koning Frederik I van Pruisen.
NDR inv.nr. 7938, folio 386 e.v.
Bij de Acte van Partage in 1732 verwierf Johan Willem Carel Hendrik Friso, ofwel prins Willem IV, stad en land van Breda. Willem V zou hem opvolgen en het gebied in handen van de Oranje's houden tot aan de Franse revolutie.
In 1793 vond al een eerste kortstondige Franse bezetting plaats. De schade aan 'zijne Hoogheids rechten en goederen' bleek zo groot dat er een speciale commissie werd ingesteld om de economische en bestuurlijke problemen in de door de Fransen bezette domeinen te inventariseren en op te lossen.
Resoluties van de Dorneinraad, 5 april 1793, NDR inv.nr. 179,8123 en 8306
Ruim een jaar later hadden de Fransen meer succes. ~a de nederlaag van de Oostenrijkse regering bij Fleurus in juni 1794 werden de Zuidelijke Nederlanden door de Fransen bezet. Vandaar uit bedreigden de Fransen onder meer Staats-Brabant. Eind augustus werden Gilze, Zundert, Rijsbergen, Etten en Princenhage veroverd. De commandant van de vesting Ven Geusau weigerde de stad over te geven. Pas na vertrek van prins Willem Ven zijn familie naar Engeland en op uitdrukkelijk bevel van de Staten-Generaal leverde hij de vesting op 28 januari 1795 aan de Fransen uit.Nadat de stadhouder met zijn familie naar Engeland was gevlucht, werden de domeinen geconfisqueerd en werd de Domeinraad opgeheven.
De domeinen van de prins van Oranje, waaronder stad en land van Breda werden tot staatseigendom verklaard. De rekeningen van de rentmeesters werden van 1796-1810 door het 'Bureau der Nationale Domeinen, herkomstig van de vorst van Nassau' afgehoord. Dit bureau vormde een onderdeel van het departement van Financiën.
Na 1809 viel de administratie onder de 'Directeur der registratie en Domeinen'.
Grondgebied en benamingHet land van Breda grenst in het noorden aan Holland, in het oosten aan de Meierij van 's-Hertogenbosch, in het zuiden aan het land van Turnhout en het graafschap Hoogstraten en in het westen aan het markiezaat van Bergen op Zoom en het land van Steenbergen.
De Nassaus beschouwden de stad en heerlijkheid van Breda als hun voornaamste bezitting. Uit het jaar 1474 is de volgende opsomming van hun bezittingen bekend: de stad Breda met slot, de stad Steenbergen, Roosendaal, Nispen, Etten, de Haghe (= Princenhage), Terheiden, Zonzeel (=Langeweg), Oosterhout met het huis te Strijen, Gilze, Ginneken, Alphen, Baarle, Rijsbergen, Groot en Klein Zundert en Dongen. In deze gebieden bezat de heer de hoge heerlijkheid.
NDR inv.nr. 7938, folio 38.
Verder bezat hij een smalheerlijkheid in Groot Zundert, de smalheerlijkheid van het goed Gageldonk en tenslotte een smalheerlijkheid en wat cijnzen en renten in de parochies Roosendaal, Nispen, Woude en de Haghe. Met het laatste zijn onderdelen bedoeld van het gecompliceerde goed van Gageldonk-Hambroek, waartoe ook goederen te Sprundel behoorden. De hertog van Brabant hield bij uitgifte van deze goederen de hoge heerlijkheid aan hem zelf. In Princenhage had Gageldonk-Hambroek een eigen Leenhof en Laathof.
Dongen, Wagenberg en het huis te Strijen maakten eerst geen deel uit van het land van Breda, maar werden daar gaandeweg toe gerekend.
Drossaers I, I, pp. 15-19.
De heerlijkheid Breda was soeverein; leenhulde werd aan de hertog van Brabant afgelegd. In het gehele land gold het recht van Breda behalve binnen 'de Palen van de Hoeven van Etten'. Breda oefende de criminele rechtspraak uit in alle dorpen van het land, behalve in Oosterhout en Roosendaal, die vrije heerlijkheden waren. Men kon in beroep gaan bij de Raad van Brabant.
De benaming 'baronie' stamt uit de tijd van Willem van Oranje. Hij betitelde zich zelf als heer en baron van Breda.
De heerlijkheden Oosterhout en Dongen bekleedden binnen de baronie van Breda een zelfstandige positie en werden afzonderlijk beheerd (zie onder de desbefreffende domeinen).
Steenbergen was vanaf 1287 bijna twee eeuwen lang gemeenschappelijk bezit van Breda en Bergen op Zoom. In 1458 werd het aan Breda toegewezen, maar het werd als een afzonderlijke heerlijkheid beschouwd en niet tot de baronie gerekend. De lage heerlijkheid van Roosendaal werd op 1 april 1501 overgedragen aan Engelbrecht II van Nassau.
De volgende gegevens zijn gebaseerd op: Thomas Ernst van Goor, Beschrijving der Stadt en lande van Breda ('s-Gravenhage, 1744), pp. 352-397.
Steenbergen werd samen met Roosendaal en Nispen afzonderlijk beheerd (zie onder dit domein). De hoofdbank van Breda diende wel als hof van appèl voor vonnissen binnen Steenbergen.
De heerlijkheid Ginneken en Bavel omvatte de dorpen Ginneken en Bavel en de gehuchten Galder, Heusdenhout, Strijbeek en Ulvenhout. De abdij van Thorn bezat het patronaatsrecht van de kerk van Bavel.
De rechtbank van Ginneken en Bavel bestond uit een schout (dezelfde als van Gilze), zeven schepenen en tien gezworenen.
Alphen, Baarle-Nassau en Chaam vormden een eenheid onder één schout en één secretaris. Alphen en Chaam hadden één schepenbank. Chaam had wel een eigen financiële administratie.
Bij Baarle-Nassau behoorden het gehucht Looveren, Uilencoten, Zonderhagen en Castelre.
Baarle bestond uit twee rechtsgebieden: Baarle-Nassau en Baarle-Hertog. Gemeenschappelijke kosten werden omgeslagen in verhouding 2/3 en 1/3.
De abdis van Thorn had ook hier een eigen rechtbank, naast die onder de jurisdictie van de heer van Breda.
Gilze werd waarschijnlijk vóór het jaar 1200 geschonken aan de abdij van Thorn. Dit klooster had er veel goederen en rechten, met name een rechtbank die tot 1795 bleef bestaan. De heer van Breda had er eveneens een rechtbank, bestaande uit een schout (die tevens schout van Ginneken was) en zeven schepenen. Ook hier waren er gezworenen die de zorg voor de financiën hadden.
Rijen, Molenschot en Hulten behoorden eveneens tot dit rechtsgebied.
Etten behoorde van oudsher bij Breda. De rechtbank, waaronder ook Leur en Sprundel behoorden, bestond uit een schout en zeven schepenen. Voor de financiën zorgden elf gezworenen. Daarnaast kende Etten nog een rechtsgebied: Etten onder de Palen van de Hoeve. Deze jurisdictie had een eigen rechtbank en een bijzonder Landrecht, de Hoevense Charter, aan Etten in het jaar 1267 door Hendrik IV, heer van Breda, geschonken.
Ook in Zundert was er sprake van twee rechtsgebieden: Zundert-Hertog en Zundert-Nassau. Het laatste gebied was ooit door hertogin Johanna van Brabant aan Jan van Polanen verpand onder voorwaarde dat het pand voor eenzelfde som gelost kon worden, hetgeen nooit is gebeurd.
Terheijden kreeg in 1328 een eigen schepenbank, waarvan het rechtsgebied zich uitstrekte over Hertel, Schimmaer en Wagenberg. De rechtbank bestond uit een schout en zeven schepenen. Zeven gezworenen hadden de verantwoordelijkheid voor de dorpsfinanciën. Teteringen was een dorp van buitenpoorters onder de jurisdictie van en in hoofdzaak ook onder het bestuur van de stad Breda. Men kende een afzonderlijk financieel beheer, maar geen eigen armbestuur. Bij deze heertijkheid hoorden ook de gehuchten Lovensdijk, Molengracht en Zantbergen.
Het gezag van de heren van Breda
Gebaseerd op: F.A. Brekelmans, 'Bestuur en rechtspraak', in: F A. Brekelmans e.a. eds., Geschiedenis van Breda, II Aspecten van de stedelijke historie 1568 -1795 (Schiedam, 1977), p. 91-106.
De heren van Breda waren vanaf de 12e eeuw leenroerig aan de hertog van Brabant. In de loop van de opstand en de oorlog tegen Spanje trokken de Staten-Generaal het oppergezag over de baronie van Breda aan zich. Na de Vrede van Munster in 1648 maakte het gebied deel uit van de Generaliteitslanden. De plakkaten van de Staten-Generaal waren in stad en land van kracht, behalve voor die zaken die tot de bevoegdheden van de heer behoorden. Door de hoogheid van de positie van de heer van Breda had deze echter bijna soevereine rechten in het gebied. De invloed van de landsregering was er dus vrij gering.
Dit gold niet voor de zaken van defensie van de Republiek en de financiën van het gemene land. Hierin had de heer van Breda de Staten-Generaal of de Raad van State te gehoorzamen. Breda was een garnizoenssstad. De Raad van State had hier rechtstreeks bemoeienis met het garnizoen, de fortificatiën en de inundatiën, de heffing van belastingen, de verpachting van tienden en de bezoldiging van predikanten. De gouverneur van de vesting werd door de Staten-Generaal benoemd.
Ook na 1648 moesten de heren van Breda leenverhef voor hun gebied blijven doen. Zij deden dit voor de Raad en Leenhof van Brabant, sinds 1591 gevestigd in Den Haag. Telkens als er een Oranjevorst stierf moest opnieuw leenhulde door of namens diens opvolger plaats hebben.
Heerlijke rechten en bevoegdhedenDe heer had het recht tot het uitvaardigen van plakkaten, octrooien en beschikkingen. Hij had bijvoorbeeld het recht van de wind, d.w.z. hij gaf toestemming tot het oprichten van molens. Hij verleende octrooien tot het oprichten van industrieën, het houden van een bank van lening, tot het verkopen van erfgoederen, het maken van manufacturen, het leggen van een steenweg of een trekpad, het verleggen van jaarmarkten, het heffen van weggeld, van accijnzen, van brand- en lantaarngeld, de honderdste penning, het houden van loterijen en het stichten van een zoutkeet. Uit de Middeleeuwen stamde het recht cijnzen te heffen (een soort gebruiksrecht, geheven op landerijen en huizen). Deze zijn bekend onder verschillende namen: Herencijns, Lamberti-, St. Bavo- en Martinicijnzen, genoemd naar de dag waarop de cijns moet worden betaald (respectievelijk op 17 September, 1 oktober en 11 november). Hij had het recht van confiscatie van onbeheerde nalatenschappen en van 'bastaardgoederen'. Recht van de gruit en het naastingsrecht. Hij had het benoemingsrecht van het stadsbestuur, de dorpsbesturen en een groot aantal stedelijke en dorpsfunctionarissen en -ambtenaren (zie hieronder). Een belangrijke rol speelde de heer of de Domeinraad bij de admissie van notarissen. Na 'creatie' door de Raad van Brabant werden ze op aanbeveling van het stadsbestuur door de heer 'geadmitteerd'. Hierover ontstond wel eens onenigheid met de Raad van Brabant. De zogenaamde 'Blijde Incomste' bij iedere nieuwe heer bracht hoge kosten voor Breda met zich mee vanwege de vele verplichte giften, de 'curialiteiten'. Dergelijke giften werden eveneens verwacht als de heer van Breda in het huwelijk trad of kinderen kreeg. Verder hoorde de rechtspraak hen toe met bijbehorende inkomsten, zoals boeten en compositiegelden (geld betaald voor een getroffen schikking). Men had het recht tot het verlenen van gratie aan veroordeelden. In 1634 werd dit recht uitgebreid tot het hele rechtsgebied van de Raad van Brabant. Het Hof van Holland diende dergelijke gratieverleningen wel te bekrachtigen. Bij de Vrede van Munster in 1648 kreeg de heer van Breda alle kloosters, godshuizen, pastorieen en andere geestelijke goederen en beneficiën (geestelijke waardigheid met daaraan verbonden inkomsten) toegewezen.
Bestuur en rechtspraak Stad en land.De drossaard was de belangrijkste ambtenaar van de heer. Hij installeerde dorps- en stadsbesturen en stelde voordrachten voor de benoemingen op. Hij had de hoge jurisdictie in de gehele baronie, behalve in de vrijheden Roosendaal en Oosterhout. Hij kondigde de plakkaten af van de Staten-Generaal en van andere overheden. Na 1637 werden de ambten van drossaard en schout in een persoon verenigd. Tevens was de drossaard voorzitter van het Leenhof. Als zijn plaatsvervanger trad een stadhouder op. De drossaard inde alle boeten en breuken, die hij sedert 1686 geheel mocht behouden. Hij had het toezicht op rentmeesters, klerken, roededragers en andere prinselijke ambtenaren. Daarnaast vervulde hij het ambt van schout. In die hoedanigheid zat hij de schepenbank in civiele en criminele zaken voor. Verder was hij kolonel van de compagnieën der burgerij en stadhouder van de lenen, d.w.z. dat hij het Leenhof voorzat. De drossaard diende een geboren Brabander te zijn. Het ambt van drossaard was zeer lucratief: in het midden der 18e eeuw werden diens inkomsten op meer dan 4774 gulden berekend, afgezien van de vacatiegelden, boeten etc. Er werd grof betaald om dit ambt te verkrijgen. De drossaard kwam gemakkelijk in conflict met de belangrijkste functionaris van de Staten-Generaal, de gouverneur van de vesting.
Brekelmans, 'Bestuur en rechtspraak', p. 96.
In het Leenhof van Breda hadden de drossaard en de stadhouder van de lenen zitting alsmede elf raden, inclusief de griffier. Het Leenhof had tot taak het transporteren en verheffen van leengoederen, leenrechten, het aangaan van verbintenissen, panding etc. Het leenhof bestond uit de drossaard /stadhouder van de lenen met elf raden, inclusief de griffier. De griffier van de lenen was o.a. verplicht ieder jaar een rekening op te maken van de inkomsten uit de heergewaden. De stadDe magistraat, bestaande uit de schepenen en de binnen- en de buitenburgemeester. Zij hadden verantwoordelijkheid op het gebied van bestuur en justitie. De binnenburgemeester zat zowel de vergaderingen van het stadsbestuur als de rechtzittingen voor. twee burgemeesters, een binnen- en een buitenburgemeester. De binnenburgemeester was president van de schepenbank en voorzitter bij alle rechtszaken. Vonnissen van de schepenbank waren appellabel bij de Raad van Brabant, behalve bij criminele zaken. De binnenburgemeester bestuurde de stad. Hij convoceerde drost, schepenen en Tienmannen; hij ontving rekesten; tijdens de vergaderingen van de magistraat deed hij voorstellen en nam de stemmen op. Verder was hij overdeken van de Lakenhal en controleerde hij de maten en gewichten. De binnenburgemeester moest na twee jaar aftreden (deze regel werd dikwijls overtreden). De buitenburgemeester wisselde elk jaar. Hij was tegelijk de thesaurier van de stad. Hij beschermde het recht van de stad en de poorters. Hij moest alle stadszaken verrichten in overleg met de drossaard, de binnenburgemeester en de schepenen. Hij was verantwoordelijk voor het inleveren van alle stadsrekeningen. Hij moest zijn rekening op 9 oktober inleveren t.o.v. een heer Commissaris van de magistraat en de Tien Raden en binnen een maand sluiten. Verder behoorde bouw en onderhoud van de stadswerken tot zijn taak. De schepenbank of 'de Wet' bestond uit negen personen, acht schepenen en de binnenburgemeester. De Tien Raden of Tienmannen. Zij zijn voor het eerst in 1541 aangesteld. Zij hadden geen taak in het stadsbestuur maar vertegenwoordigden de belangen van de burgerij met name, waar het de invoering van nieuwe belastingen betreft. Zij controleerden de stadsrekeningen, assisteerden bij de verpachting van de stadsmiddelen, aanbestedingen, verkopingen etc.
NDR inv.nr. 764, folio 179.
Tussen de magistraat en de Tienmannen deden zich nog al eens competentiekwesties voor. Het LandEr waren elf ding- of rechtbanken, die slechts jurisdictie in civiele zaken hadden. Deze bestonden uit een schout, zeven schepenen en een secretaris, voor wie alle inwoners hun civiele procedures konden voeren. Tegen de vonnissen kon bij de Hoofdbank van Breda worden geappelleerd, bij welk college ook de hoge jurisdictie berustte. Alleen Oosterhout en Roosendaal hadden de lage, middelbare en hoge jurisdictie. De gemeenelands-lasten werden over alle dorpen verdeeld volgens een vaste repartitie d.d. 1712. Jaarlijks werd door de magistraat in elk dorp een staat van haar lasten (verpondingen, beden etc.) gemaakt en van de kosten. Deze werd ten overstaan van de drost of diens plaatsvervanger vastgesteld en getekend, met een ontwerp van omslag. Deze moest door de Nassause Domeinraad worden goedgekeurd. Daarna werden er door de gezworenen of de kwartiermeesters met schout en schepenen kohieren van de onroerende goederen opgesteld en aan de ontvanger gegeven. Deze zorgde verder voor de invordering en de verrekening.
NDR inv.nr. 764, folio 173-175.
Overkoepelende colleges, die de zaken van het land van Breda behartigden, waren verder: De Landsvergadering. Dit college werd in 1597 door prins Maurits ingesteld. Het was een vergadering van vertegenwoordigers van de elf gerechten in de baronie, onder voorzitterschap van de drossaard. Elk gerecht zond zijn schout en twee schepenen. Twee maal per jaar werd deze vergadering door de drossaard of diens plaatsvervanger te Breda bijeengeroepen. Besluiten werden bij meerderheid van stemmen genomen. De landsschrijver/secretaris notuleerde en stuurde naar alle rechtbanken een afschrift. De belangrijkste taak van dit college bestond uit het vaststellen van de repartitie der belastingen en van de gemene landsrekening. De Hoofd- en Leenbank. Zij diende als appelgerecht voor de lagere rechtsprekende colleges in het land van Breda in civiele en leenzaken. Economische situatie in BredaHet militair en strategisch belang van de stad Breda kwam in het voorgaande uitgebreid aan de orde. Op economisch gebied stelde de stad niet veel voor. Men hield er zich wel bezig met het brouwerijbedrijf en in mindere mate met de lakenbereiding.
Handel speelde een grotere rol. Naast Den Bosch was Breda het centrum van de doorvoer van goederen uit Holland naar de Spaanse Nederlanden en Luik, en omgekeerd. Noord-zuidwaarts gezien hield de waterweg de Mark in Breda op. De goederen werden verder zuidwaarts vervoerd met behulp van wagens.
Een probleem hierbij vormde de steeds voortgaande verzanding van de rivier de Mark en de Dintel. In de jaren veertig van de 18e eeuw vatte het stadsbestuur het plan op een kanaal van Terheiden naar de Moerdijk te graven om zo de vaarroute te verbeteren en de verbinding te verkorten. Het gewest Holland, hierin gesteund door 's-Hertogenbosch, wist dit initiatief uit vrees voor concurrentie te dwarsbomen.
NDR inv.nr. 8262.
Andere inkomstenbronnen voor de stad waren de bestedingen van het garnizoen en het sporadisch verblijf van het hof van de Nassau's of van hun gasten.
Beerman en De Lepper 'De lotgevallen van de stad', p. 72.
Bij de inventarisatie zijn de volgende termen gehanteerd: de stad Breda; het land van Breda en stad en land van Breda. Stad en land gezamenlijk worden ook wel 'Baronie van Breda' genoemd. In de stukken zelf wordt met 'de baronie' ook wel uitsluitend het land van Breda bedoeld.
Er bevindt zich een aantal stads- en dorpsrekeningen in het archief (kopieën), NDR inv.nrs. 8272-8294 etc. Deze rekeningen hebben niets met het eigenlijke beheer van de heerlijkheid te maken. In veel gevallen was de raadcommissaris van de Nassause Domeinraad een van de drie partijen (naast de stadhouder van de drossaard en schout en schepenen) die de rekening moest afhoren. (In totaal revideerde de raadcommissaris in een willekeurig jaar (1774) 112 rekeningen. Hiervan is dus slechts een fractie bewaard gebleven). Vandaar dat deze onder de rubriek bestuur zijn geordend.
Een moeilijkheid vormden de stukken in de oude inventaris Hingman inv.nrs. 1203 en 1204, die in de inventaris beschreven staan als 'Twee portefeuilles met het opschrif t Klein Zundert'. Het zijn stukken, die grotendeels behoorden tot het archief van de pastoor van Klein Zundert.
Op 24 juli 1798 werd er op last van de Agent van Inwendige Politie beslag gelegd op een groot aantal archiefstukken betreffende de bezittingen van de abdij van Tongerlo, verbonden aan de pastorie van Klein Zundert. In 1800 zijn de stukken in handen van de Commissie van Breda gekomen.
De Commissie van Breda was gemachtigd om op alle archiefstukken beslag te leggen die voor een goede administratie noodzakelijk waren. In het geval van Klein Zundert is men daarbij nogal rigoreus te werk gegaan. Ook in het archief van de Commissie van Breda (oude inv.nrs. 1284-1330) is een deel van het archief van de pastoor terecht gekomen. De rechtsopvolger van zowel de Commissie van Breda als van de vroegere Nassause Domeinraad was de provinciale afdeling van het Enregistrement des Domaines. Mogelijk is dit de verklaring waarom zowel in dit archief als in het archief van de Commissie van Breda zich stukken van de pastoor bevinden. Deze stukken zijn in een aanhangsel ondergebracht.
P.T.A. Zweegers en R.J. Wols, Inventaris van de Commissie van Breda (1421) 1799-1811 (1828) ('s-Hertogenbosch, 1982) (Inventarisreeks 32), pp. 14,173-179.
Voor de inhoudsopgaven zie ook in het Rijksarchief in Noordbrabant, collectie Nassause Domeinen, inv.nrs. 980-988.
TWEEDE DEEL: DE HEER EN BARON
Caput 1: Rechten en gerechtigheden
Par. 1 Plakkaten, ordonnanties, reglementen
Par. 2 Recht tot het verlenen van octrooien en dispensaties
Art. 1 In het algemeen
Art. 2 Octrooien tot het houden van publieke markten.
Art. 3 Octrooien tot het oprichten van gilden Art. 4 Octrooien tot het stellen van molens
Art. 5 Octrooien tot het stellen van vogel- en eendekooien
Art. 6 Brieven van sauvegarde
Par. 3 Recht om pardon en andere gratien te verlenen
Par. 4 Recht tot confiscatie van bastaard- en onbeheerde goederen
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Confiscaties en boetes
Art. 3 Bastaardgoederen
A. Algemeen
B. Gevallen
C. Octrooien voor bastaarden om te testeren
D. Legitimaties
Art. 4 Vacante erfenissen
Art. 5 Recht tot heiden en vroenten
Art. 6 Recht tot de moergronden, folio 1-459.
Art. 7 Recht op de publieke wegen en bruggen
Art. 8 Recht tot aanwassen
Art. 9 Recht om Hofdiensten te vorderen
Art. 10 Recht om curialiteiten te vorderen
Art. 11 Recht van vrijdom van alle lasten
Art. 12 Recht van naasting
Art. 13 Recht van parate executie
Art. 14 Recht van preferentie
Caput 2: Goederen en inkomsten
Par. 1 Die der domeinen
Art. 1 Goederen
A. Algemeen
B. Kasteel, huizen, gebouwen
1. Het kasteel te Breda
a. Conciërge
b. Portiers
c. Stallingen
d. Conciërge der Escurie
e. Het huis op het plein
f. De kaatsbaan
2. Huis op de Valkenberg
3. Het Capucijnenhof
4. Het klooster
5. Het huis in de Doelstraat
6. Huizen de Bouwerij
7. Eerste plaats in de vleeshal
8. Schuur en pakhuis
9. De Tombe
10. 't Huis en kasteel de Boeverien te Ginneken
11. DeSchans Terheijden
C. Molens
1. Algemeen
2. Molens in de stad
3. Molens op het platteland
D. Bossen en waranden
1. Algemeen
a. Plantagemeester
b. Intendant en directeur der plantages
c. De gezamenlijke boswachters
2. Liesbos en verdere bossen onder de Haghe
a. Boswachter
3. Het Mastbos
a. Boswachter
4. Het Ulvenhoutse bos en verdere bossen onder Ginneken
a. Boswachter
5. Het Rijsbergerbos
6. Warande Terheijden
7. Nieuw Mastbos in de Chaamse heide
E. Hoeven en landen
1. Algemeen
2. Weide en blekerij genaamd de Gampel
3. Park landen en polder van Belcrum
4. Onder de Haghe
5. Onder Ginneken
6. OnderGilze
7. Onder Terheijden
8. Onder Hazeldonk
9. Onder Zundert
10. Onder Teteringen
F. Veren
1. Algemeen
2. Veer van Zwartenberg
3. Veer van Zonzeel
G. Schuit van Terheijden
H. Visserijen
Art. 2 Inkomsten
A. Cijnzen en renten
1 Algemeen
2. Onder destad
3. Onder Teteringen
4. Onder de Haghe
5. Onder Ginneken en Bavel
6. Onder Gilze en Rijen
7. Onder Etten
8. Onder Sprundel.
9. Onder Zundert en Wemhout
10. Onder Rijsbergen
11. Onder Terheijden
12. Onder Alphen
13. Onder Baarle
14. Onder Chaam
15. Onder Roosendaal en Nispen
16. Onder Dongen
17. Gemengde cijnzen of waarvan de juiste situatie der onderpanden niet blijkt
B. Erfpachten
C. Tienden
D. De gruit
E. Tol en weggeld
F. Recognities van ambten en bedieningen
G. Recht op de uitvoer van schorsse
H. Vestgeld
I Pondgelden
K. Lastgeld
Art. 3 Lasten
A. Reële lasten, renten, obligaties etc.
1. Algemeen, folio 1-366
2. Oude renten, folio 1-599
B Pensioenen en subsidies
Art. 4
Officianten, bedienden, vaste werklieden
A. Advocaat van de heer
B. Rentmeester
1. Aanstellingen
2. Gages, plichten etc.
C. Comptoirbode, deurwaarder, exploiteur van het comptoir der domeinen
D. Controleur der domeinen
1. Aanstellingen
2. Gages, plichten etc.
E. Opzichter der gebouwen
F. Landmeter
G. Timmerman
H. Metselaar
I. Steenhouwer
K. Leidekker
L. Verwers
M. Loodgieter en pompmaker
N. Glasmaker
O.Smid
P. DrukkerQ. Kunstschilder
R. Brandmeester
Par. 2 Die der geestelijke goederen
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Rentmeester
1. Aanstellingen
2. Plichten, gages etc.
Art. 3 Goederen
Art. 4 Inkomsten
A. Renten en cijnzen
B. Erfpachten
C. Tienden
Art. 5 Lasten
A. Renten en cijnzen
B. Prebenden en pensioenen
Art 6 Beneficiën in het algemeen en naderhand hetgeen ieder beneficie afzonderlijk betreft, folio 1-617
Par. 3 De erfgranen
Art. 1 Inkomsten
Art. 2 Lasten
Art. 3 Ontvanger of rentmeester
DERDE DEEL: DE BARONIE
Caput 1: Zaken van politie, regering en huishouding
Par. 1 Algemeen
Par.2 Drossaard, schout en stadhouder van de lenen
Art. 1 Aanstellingen
Art. 2 Plichten, rechten, gages
Art. 3 De stadhouder
Par. 3 Klerk van den bloede
Par. 4 Dienaren van de Roode roede of Roeijdragers
Par. 5 Cipier
Par. 6 Schouten
Par. 7 Secretarissen
Par. 8 Stokhouders
Par. 9 Vorsters
Par. 10 Advocaat
Par. 11 Landmeter
Par. 12 Notarissen
Par. 13 Landmeters
Par. 14 Huwelijks zaken
Par. 15 Het weren der Roomsen
Caput 2: Zaken van justitie
Par. 1 In het Civiele
Par. 2 In het Criminele, folio 1-559
Caput 3: Zaken van financiën
Par. 1 Algemeen
Par. 2 De Brabantse grote landtol
Caput 4: Kerkelijke en armenzaken
Par. 1 Algemeen
Par. 2 Subsidies aan predikanten wegens hun vierde en verdere kinderen
Par. 3 Uitschrijving van bededagen
Par. 4 Kosters en voorlezers
Caput 5: Schoolzaken
Par. 1 Algemeen
Par. 2 Het Collegium Auriacum en de illustre school te Breda
Caput 6: Leenzaken
Par. 1 Algemeen
Par. 2 Octrooien om te testeren van leengoederen
Par. 3 Stadhouder der lenen (drossaard)
Par. 4 Griffier der lenen
Par. 5 Leenvinder
Caput 7: Jachtzaken
Caput 8: Zaken betreffende de rivieren en publieke werken
Par. 1 Algemeen
Par. 2 Bakenmeester
Caput 9: Postzaken
VIERDE DEEL: DE STAD
Caput 1: Algemeen
Caput 2: Zaken van politie, regering en huishouding
Par. 1 Algemeen
Par. 2 Magistraten
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Jaarlijkse aanstellingen van magistraten en
regenten, folio 1-525
Par. 3 De schout
Par. 4 De griffier
Art. 1 Aanstellingen
Art. 2 Rechten, plichten, gages etc
Par.5 Secretaris en klerk van den bloede
Art. 1 Aanstellingen
Art. 2 Rechten, plichten en gages
Par. 6 Stokhouder
Art. 1 Aanstellingen
Art. 2 Rechten, plichten, gages
Par. 7 Boden en Roeijdragers
Par. 8 Conciërge van het stadhuis
Par. 9 Fourier
Par. 10 Portiers
Par. 11 Havenmeester en boomsluiter
Par. 12 De burgerij
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Burger-Majoor en wacht meester
Par. 13 Weeskamer
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Secretaris en klerk
Par. 14 Notarissen
Par .15 De bank van lening
Par. 16 Gilden en neringen
Art. 1 Algemeen
Art 2 Kwesties en procedures met die van het land betreffende exclusive gilden en neringen in de stad speciaal de brouwerijen, folio 1-476
Par.17 Kwesties met sommige heerlijkheden en dorpen over het doen der vesten, realisatien etc. van goederen aldaar gelegen, ter secretarie van de stad
Par 18 Betreffende het beteugelen of verdrijven der Roomse geestelijkheid en superstitien en maintien der gereformeerde religie
Caput 3: Zaken van justitie
Caput 4: Financiële zaken
Caput 5: Kerkelijke zaken
Par 1 Algemeen
Par. 2 Roomse geestelijke zaken
Art.1 Het kapittel
Art. 2 Het klooster
Art. 3 De begijnen
Par. 3 Gereformeerde religie
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Nederduitse kerken
A. Nederduitse predikanten
1. Aanstellingen en ontslagen
2. Tractementen en subsidies
3. Subsidies aan hun weduwen
B. Voorlezer en ziekentrooster
C. Koster
D. Organist
E. Blazer en trapper der orgels
Art. 3 Waalse of Franse gemeente
A. Algemeen B Predikanten
1. Aanstellingen en ontslagen
2. Tractementen en subsidies
3. Subsidies aan hun weduwen
C. Voorlezer
D. Koster
Art 4 Engelse gemeente
Caput 6: Schoolzaken
Caput 7: Zaken betreffende de armen en het Gasthuis
VIJFDE DEEL: Het LAND
Caput 1: Algemeen
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Aanstellingen van magistraten
Art. 3 's Lands vergaderingen
Art. 4 Secretarissen daarvan
Par. 2 Kerkelijke en armenzaken
Par. 3 Zaken van financiën, folio 1-228
Caput 2: De Haghe
Par. 1 Algemeen en in het bijzonder wat de limietscheiding betreft
Par. 2 Zaken van politie, regering en huishouding
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Jaarlijkse aanstelling der schepenen en kwartiermeesters
Art. 3 Schout
A. Aanstellingen
B. Gages, plichten etc
Art. 4 Secretaris en stokhouder
A. Aanstellingen
B. Gages, plichten etc
Art. 5 Vorster
Par. 3 Zaken van financiën
Art. 1 Algemeen, folio 1-637
Art. 2 Jaarlijkse approbatie der project-omslagen
Art. 3 Ontvanger
Par. 4 Kerk-, school- en armenzaken
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Predikant
A. Aanstellingen
B. Tractementen en susbsidies
C. Subsidies aan hun weduwen
Art. 3 Koster, schoolmeester en voorzanger
Art. 4 Organist
Par. 5 Oostpolder en verdere polders
Caput 3: Ginneken en Bavel
Par. 1 Algemeen en in het bijzonder wat de limietscheiding betreft
Par. 2 Zaken van politie, regering en huishouding
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Jaarlijkse aanstellingen van schepenen en gezworenen
Art. 3 Schout
A. Aanstellingen
B. Gages, plichten etc
Art. 4 Secretaris, stokhouder, koster
A. Aanstellingen
B. Gages, plichten etc
Art. 5 Vorster
Par. 3 Zaken van financiën
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Jaarlijkse approbatie der project omslagen
Art. 3 Ontvanger
Par. 4 Kerk- en armenzaken
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Predikant
A. Aanstellingen
B. Tractementen en subsidies
C. Subsidies aan hun weduwen
Par. 5 Schoolmeester, voorlezer en koster
Caput 4: Gilze en Rijen
Par. 1 Algemeen
Par. 2 Zaken van politie, regering en huishouding
Art.1 Algemeen
Art. 2 Jaarlijkse aanstellingen van schepenen en gezworenen
Art. 3 Schout
Art. 4 Secretaris, stokhouder, koster
A. Aanstellingen
B. Gages, plichten etc.
Art. 5 Vorster
Par. 3 Zaken van financiën
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Jaarlijkse approbatie der project-omslagen
Art. 3 Ontvanger
Par. 4 Kerk- en armenzaken
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Predikant
A. Aanstellingen
B. Tractementen en subsidies
C. Subsidies aan hun weduwen
Par. 5 Schoolmeester, voorlezer en koster
Caput 5: Etten, Leur en Sprundel
Par. 1 Algemeen en in het bijzonder wat de limietscheiding betreft
Par. 2 Zaken van politie, regering en huishouding
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Jaarlijkse aanstellingen van schepenen en gezworenen
Art. 3 Schout
A. Aanstellingen
B. Gages, plichten etc.
Art. 4 Secretaris
A. Aanstellingen
B. Gages, plichten etc.
Art. 5 Stokhouder
A. Aanstellingen
B. Gages, plichten etc.
Art. 6 Vorster
Art. 7 De molen
Par. 3 Zaken van financiën
Art. 1 Algemeen, folio 1-437
Art. 2 Jaarlijkse approbatie der project-omslagen
Art 30 Ontvanger
Par. 4 Kerk-, school- en armenzaken
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Predikant te Etten
A. Aanstellingen
B. Tractementen en subsidies
C. Subsidies aan hun weduwen
Art. 3 Predikant op de Leur
A. Aanstellingen
B. Tractementen en subsidies
C. Subsidies aan hun weduwen
Art. 4 Koster te Etten
Art. 5 Schoolmeester te Etten
Art. 6 Schoolmeester op de Leur
Par. 5 Leurse, Laekse en andere vaarten
Par. 6 Zwartenbergse en andere polders
Caput 6: Sprundel
Par. 1 Algemeen
Par. 2 Zaken van politie, regering en huishouding
Par. 3 Kerk en schoolzaken
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Predikant
A. Aanstellingen
B. Tractementen en subsidies
C. Subsidies aan hun weduwen
Art. 3 Koster en schoolmeester
Caput 7: Terheijden
Par. 1 Algemeen
Par. 2 Zaken van politie, regering en huishouding
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Jaarlijkse aanstellingen van schepenen en gezworenen
Art. 3 Schout
A. Aanstellingen
B. Gages, plichten etc.
Art. 4 Secretaris
A. Aanstellingen
B. Gages, plichten etc.
Art. 5 Stokhouder
A. Aanstellingen
B. Gages, plichten etc.
Art. 6 Vorster
Par. 3 Zaken van financiën
Art. 1 Algemeen, folio 1-472
Art. 2 Jaarlijkse approbatie der project-omslagen
Art. 3 Ontvanger
Par 4 Zaken van justitie
Par. 5 Kerk-, school- en armenzaken
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Predikant
A. Aanstellingen
B. Tractementen en subsidies
C. Subsidies aan hun weduwen
Art . 3 Koster en schoolmeester
Par. 6 Zonzeelse polder
Art. 1 Algemeen, folio 1-353
Art. 2 Autorisatie tot het opnemen der rekeningen en bepalen van de dag daartoe
Art. 3 Dijkgraaf
Art. 4Gezworenen
Art. 5 Penningmeester
Art. 6 Dijkbode
Par. 7 Polder van Crauwelsgors, Hazeldonk en Hoekenburg
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Autorisatie tot het opnemen der rekeningen en bepalen van de dag daartoe
Art. 3 Dijkgraaf
Art. 4Gezworenen
Art. 5 Penningmeester
Par. 8 Binnenpolder en verdere kleine polders
Art. 1 Algemeen
Art .2 Autorisatie tot het opnemen der rekeningen en bepalen van de dag daartoe
Art. 3 Dijkgraaf
Art. 4Gezworenen
Art. 5 Penningmeester
Caput 8: Zundert
Par 1 Algemeen en in het bijzonder wat de limietscheiding betreft
Par. 2 Zaken van politie, regering en huishouding
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Jaarlijkse aanstellingen van schepenen, mannen van lenen en kwartiermeesters
Art. 3 Schout
A. Aanstellingen
B. Gages, plichten etc.
Art. 4 Secretaris en stokhouder
A. Aanstellingen
B. Gages, plichten etc.
Art. 5 Vorster
Par. 3 Zaken van financiën
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Jaarlijkse approbatie der project-omslagen
Art. 3 Ontvanger
Par. 4 Kerk- en schoolzaken
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Predikant
A. Aanstellingen
B. Tractementen en subsidies
C. Subsidies aan hun weduwen
Art. 3 Koster en schoolmeester
Caput 9: Rijsbergen
Par. 1 Algemeen en in het bijzonder wat de limietscheiding betreft
Par. 2 Zaken van politie, regering en huishouding
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Schout
Art .3 Jaarlijkse aanstellingen van schepenen, mannen van lenen en kwartiermeesters
Art. 4 Secretaris en stokhouder
Art. 5Vorster
Par. 3 Zaken van financiën
Art. 1 Algemeen
Art .2 Jaarlijkse approbatie der project-omslagen
Art. 3 Ontvanger
Par. 4 Kerk-, school- en armenzaken
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Predikant
A. Aanstellingen
B. Tractementen en subsidies
C. Subsidies aan hun weduwen
Art. 3 Koster en schoolmeester
Caput 10: Wernhout
Par.1 Algemeen
Par. 2 Zaken van politie, regering en huishouding
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Jaarlijkse aanstelling van schepenen en leenmannen
Art .3 Schout, stadhouder en griffier van de lenen en rentmeesters
Art. 4 Secretaris, stokhouder
Art. 5 Vorster
Par. 3 Zaken van financiën
Par. 4 Zaken van justitie
Par. 5 Schoolmeester
Par. 6 Leenzaken
Art. 1 Aktieve lenen
Art. 2 Passieve lenen
Caput 11: Alphen
Par. 1 Algemeen en in het bijzonder wat de limietscheiding betreft
Par. 2 Zaken van politie, regering en huishouding
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Jaarlijkse aanstelling van schepenen en gezworenen
Art. 3 Schout en stokhouder
A. Aanstellingen
B. Gages, plichten etc.
Art. 4 Secretaris
A. Aanstellingen
B. Gages, plichten etc.
Art. 5 Vorster
Par. 3 Zaken van financiën
Art.1 Algemeen
Art. 2 Jaarlijkse approbatie der project-omslagen
Art. 3 Ontvanger
Par. 4 Kerk-, school- en armenzaken
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Predikant
A. Aanstellingen
B. Tractementen en subsidies
C. Subsidies aan hun weduwen
Art. 3 Koster en schoolmeester
Caput 12: Baarle
Par. 1 Algemeen en in het bijzonder wat de limietscheiding betreft
Par. 2 Zaken van politie, regering en huishouding
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Jaarlijkse aanstellingen van schepenen en gezworenen
Art. 3 Schout en stokhouder
Art. 4 Secretaris
Art. 5 Vorster
Par. 3 Zaken van financiën
Art.1 Algemeen
Art. 2 Jaarlijkse approbatie der project-omslagen
Art. 3 Ontvanger
Par. 4 Kerk-, school- en armenzaken
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Predikant
A. Aanstellingen
B. Tractementen en subsidies
Art. 3 Koster, schoolmeester, voorlezer
Caput 13: Chaam
Par. 1 Algemeen
Par. 2 Zaken van politie, regering en huishouding
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Jaarlijkse aanstellingen van gezworenen
Art. 3 Schout en stokhouder
Art. 4 Secretaris
Art. 5 Vorster
Par. 3 Zaken van fianciën
Art. 1 Algemeen
Art. 2 Jaarlijkse approbatie der project-omslagen
Art. 3 Ontvanger