In dit boek zijn per persoon of instelling die niet tijdig aan zijn betalingsverplichtingen jegens DNB kon voldoen (hoofd) de debet- en creditboekingen gezet. Tevens is steeds per hoofd een eindafrekening gemaakt, meestal van het geleden verlies. Het betreft overwegend wissels (of wisselbrieven) en promessen, en in mindere mate ook beleningen. De banden zijn steeds voorzien van een alfabetische toegang. De aangegeven data
van de banden betreft die van de eerste boeking onder de hoofden; de afhandeling van zaken per hoofd kan enige maanden en soms jaren later pas zijn afgerond. Bron van de boekingen tot okt. 1924 is het algemene journaal van debet- en creditboekingen van het onbetaald disconto (inv.nr. 16448 e.v.); NB AANVULLEN vanaf 1924
In het Hoofdenboek van het onbetaald disconto (inv.nrs. 16440 e.v.) worden de boekingen onder de persoon of instelling gezet, die niet tijdig aan zijn betalingsverplichtingen jegens DNB kon voldoen. De periode 1889 apr. - 1898 maa. ontbreekt. Bij afsluiting van het boekjaar op 31 maart wordt steeds het debet- of creditsaldo van het onbetaald disconto op de balans vastgesteld
Het betreft papier dat in Amsterdam in nabij de beurs gelegen koffiehuizen betaalbaar is gesteld
Het betreft een soort piramidespel met wissels: de geldvrager moet een blanco wissel tekenen en ontvangt daarvoor een door de ´wisselruiter´ gefingeerd accept van zogenaamd een andere client, dat hij direct kan disconteren.
De registers beslaan een boekjaar en bevatten steeds per bankkantoor - Hoofdbank, bijbank en agentschappen - een staat, waarin wekelijks de hoogte van het disconto per discontant is bijgehouden. Gaandeweg wordt het aantal cijfers uitgebreid: vanaf oktober 1921 is daarnaast achterin de banden een staat opgenomen, waarin dagelijks de hoogte van het disconto van de voornaamste discontanten bij alle bankkantoren tezamen
is genoteerd; van boekjaren 1922 - 1923 tot 1925 - 1926 een staat van de wekelijkse hoogte van de vlottende schuld van Nederland; vanaf boekjaar 1922 - 1923 een staat van de wekelijkse hoogte van het onbetaalde disconto per discontant; vanaf boekjaar 1926 - 1927 wordt een onderscheid gemaakt van disconto op basis van handelspapier en op basis van kredietpapier: rode cijfers duiden het disconto op basis van beide soorten papier aan, zwart
het disconto op basis van alleen kredietpapier
Bevat tevens advies van mr. J. Bondt, advocaat-consulent van DNB, uit 1819 en verschillende nota´s en publicaties (1907-1925) inzake de plannen tot reorganisatie en heroprichting van de Wisselbank en tot oprichting van een Domeinbank. Op 10 mei 1818 wordt bij koninklijk besluit besloten tot opheffing van de Amsterdamse Wisselbank. Hierop dienen de Amsterdamse kooplieden A. van der Hoop, W. Willink, Joh. Carp, M.P.
Brants en C. Crommelin een door B&W van Amsterdam goedgekeurd voorstel tot reorganisatie van de Wisselbank in. Op 19 december 1819 wordt bij koninklijk besluit negatief beschikt op een voorstel tot reorganisatie van de Amsterdamse Wisselbank, aangezien deze met de oprichting van DNB geen enkel nut meer heeft. Hierop besluit de Amsterdamse stadsraad op 30 december 1819 de Wisselbank te liquideren. Op 26 juli 1824 geeft Willem I
het stadsbestuur opdracht met de directie van DNB in overleg te treden over een mogelijk herstel van de Wisselbank, in een poging de Amsterdamse speciehandel, en daarmee de handel in de hoofdstad in zijn algemeen, te herstellen. In een overleg met Hodshon en Fock, president en directeur van DNB, legde Van der Hoop c.s. het plan voor een girobank op te richten naar voorbeeld van de girobank te Hamburg. DNB ziet echter grote bezwaren in
het naast elkaar bestaan van DNB en een girobank, omdat een girobank afbreuk zou doen aan de bij DNB bestaande krediet(mogelijkheden) en het in omloop zijn van twee verschillende betaalmiddelen de handel alleen maar zal belemmeren. Het stadsbestuur houdt de zaak hierop voor afgedaan.
Voor de plannen tot oprichting van een Domeinbank zie inventarisnummers 14380
In januari 1822 dient Minister van Financiën C.T. Elout namens Willem I een wetsontwerp in ter oprichting van een Domeinbank. Doel van de bank is om - zonder de nationale schuld te vermeerderen of de belastingdruk te verzwaren - te voorzien in de dekking van verschillende buitengewone uitgaven middels de vervreemding van staatsdomeinen via loterijen. De Domeinbank zal hiervan de organisatie voor haar rekening nemen
en gevestigd worden te Brussel. De geldprijzen zullen worden betaald in domeinbiljetten aan toonder. Deze domeinbiljetten zullen ook voor andere betalingen mogen worden gebruikt. Bovendien mocht het Domeinbestuur 'geldelijke handelingen' met bijzondere personen aan gaan. Beide voorrechten kunnen worden uitgelegd als een inbreuk op het octrooi van DNB. Overleg van directie en advocaat-consulent J. Bondt met zowel Willem I als de
Minister leverde slechts de 'welgemeene intentie' op, het belang van DNB bij de oprichting van de Domeinbank niet uit het oog te verliezen. Op 5 juni 1822 wordt het wetsvoorstel evenwel door de Tweede Kamer verworpen. Naar aanleiding van het mislukken van de oprichting van de Domeinbank wordt op 22 december 1822 de Algemeene Nederlandsche Maatschappij ter begunstiging van de Volksvlijt opgericht.
Het advies wordt uitgebracht door secretaris H. Croockewit nadat deze daar - volgens eigenhandig opschrift - persoonlijk toe is verzocht. Het stuk is in juni 1933 overgedragen aan DNB door W. Croockewit uit de nalatenschap van H. Croockewit.
In 1834 wordt door J.J.A. Santhagens en mr. P.A. Brugmans, respectievelijk assuradeur en advocaat te Amsterdam, aan Willem I een plan voorgelegd tot oprichting van een door beide heren in samenwerking met mr. J. Bake, hoogleraar in de letteren en wijsbegeerte te Leiden, ontworpen girobank. Door het op vrijwel onbeperkte schaal en onder zeer gunstige voorwaarden verlenen van krediet beoogden de ontwerpers met de girobank bij te kunnen dragen aan de herleving van de handel. Willem I vraagt hierop DNB alsmede een aantal Kamers van Koophandel. om advies inzake het ontwerp. DNB acht het oprichten van een dergelijk bank geheel in strijd met haar octrooi en is bovendien van mening, dat er reeds voldoende gelegenheid bestaat tot het verkrijgen van krediet. Op basis van dit advies en van dat van de KvK´s wordt in maart 1835 een ´nota van bedenkingen´ aan Santhagens en Brugmans gezonden. In 1837 verschijnt van Santhagens, Bake en Brugmans een Verhandeling over een op te rigten handelsbank, waarop veel kritiek komt, met name van de latere Minister van Financiën F.A. van Hall. In datzelfde jaar worden ook de nieuwe projectstatuten aan Willem I toegezonden ter koninklijke bekrachting van de handelsbank. Ook ditmaal worden DNB en verschillende KvK´s om advies gevraagd. Uiteindelijk komt het niet tot een formele aanvraag om koninklijke goedkeuring
Zie ook de publicatie ´Plannen voor een Staats Domeinbank en een Stads Girobank´ van de hand van N.P. van den Berg, kopie uit de Almanak DNB 1907 van een overdruk uit de Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, afdeling Letterkunde, 4e reeks, deel VIII (Amsterdam 1906), inventarisnummer 16150
Het betreft: a. een commentaar op een bij Joh. Guykens te Amsterdam in 1832 verschenen publicatie van de hand van Santhagens, Brugmans en/of Bake getiteld ´Bedenkingen over het crediet´ b. een ongeadresseerde brief van een ´Amsterdamsch koopman´ als reactie op het verschijnen van het Vervolg op de Verhandeling over eene op te rigten Handelsbank c. een ongeadresseerd repliek op de brief van ´een ander
Amsterdamsch koopman´ ten faveure van de girobank, zie voor deze brief de bibliografie in inventarisnummer 16261
Bevat o.a. de projectstatuten, een memorie van toelichting, het concept-advies van DNB inzake de oprichting van een girobank en het advies van advocaat-consulent mr. J. Bondt in deze
Bevat o.a. de projectstatuten in twee opeenvolgende versies, het minuut van het uitgaande advies van DNB alsmede commentaar op het inmiddels door de Handelsbank gepubliceerde bericht van inschrijving
Het betreft de bescheiden geordend in inventarisnummers 16257 en 16259. Uit de brief blijkt dat Baert de stukken chronologisch heeft gerangschikt, geinventariseerd, gepagineerd en ingenaaid en van enkele stukken, waarvan de inkt verbleekt was, afschriften heeft gemaakt. Inderdaad treft men zijn handschrift op meerdere stukken en omslagen aan. O.a. heeft hij een vergelijking gemaakt van de projectstatuten van 1835/36 en
die van 1837; wellicht is hij ook verantwoordelijk voor het maken van afschriften uit de directienotulen
In ieder geval voor een deel verzameld door C. de Jong ten behoeve van zijn publicatie in de almanak van 1955, waarvan een kopie van de literatuur en bronnenverantwoording ook in het dossier zit
Bevat dagstaten houdende een overzicht van aanwezige bankbiljetten, ontvangen effecten, de inhoud van de kassa en van in depot genomen (kassiers)papieren
Tot aan de inwerkingtreding van een nieuw rekening-courant-reglement op 1 jan. 1890 was het slechts mogelijk bij één vestiging van DNB een rekening-courant aan te houden
In de overzichten van 1905, 1909 en 1913 worden de - publieke en private - rekening-couranthouders per bankkantoor opgesomd
Deze vertaling is automatisch gegenereerd en kan fouten bevatten. Pagina's die persoonlijke informatie bevatten worden vanwege de privacy niet automatisch vertaald en zijn alleen beschikbaar in het Engels. Lees hier meer over onze vertaalde website.