Bij besluit van 7 februari 1828 had de commissaris-generaal van de Nederlands Westindische Bezittingen Van den Bosch een "Reglement op het beleid van de Regeering, het Justitiewezen, den Handel en de Scheepvaart op Curaçao en onderhoorige eilanden" vastgesteld, dat op 1 maart 1828 van kracht werd. Spoedig daarop volgde het algemene "Reglement op het beleid der Regeering van de Nederlandsche Westindische Bezittingen", dat bij zijn besluit van 21 juli 1828 no. 222 was vastgesteld en op 1 augustus van hetzelfde jaar in werking trad.
ARA Archieven van Curaçao en de onderhorige eilanden Bonaire en Aruba na 1828, inv. nr. 339 fo. 50 (publicatie) en fo. 52-79 (reglement).
Art.1 van het Curaçaosche reglement bepaalt dat het hoogst uitvoerend gezag op Curaçao en onderhorige eilanden, onder de gouverneur-generaal der Nederlands Westindische Bezittingen te Paramaribo, berust bij de directeur, tevens bevelhebber over de land- en zeemacht en de gewapende burgerwacht.
Hij wordt voor de eerste maal door de commissaris-generaal en vervolgens door de Koning benoemd (art. 3). Krachtens de artt. 7-13 voorziet hij in vacatures en kan hij een ambtenaar of officier, met uitzondering van de leden van de Raad van Politie, om de daarbij genoemde redenen in hun bediening schorsen. Consuls of agenten van vreemde mogendheden mag hij, volgens art. 14, niet in de kolonie toelaten zonder authorisatie van de gouverneur-generaal. Artikel 15 bepaalt dat hij als president van de Raad van Politie optreedt, die uit vier leden bestaat. Volgens art. 19 stelt de directeur de begroting op die in de Raad van Politie behandeld wordt. Begroting en bijlagen worden aan de gouverneur-generaal toegezonden.
Bordewijk (1911) pp. 193-203 (bijlage VII).
Bij besluit van de commissaris-generaal van 7 februari 1828 werd voor de directeur een instruktie vastgesteld. De huishoudelijke zaken der kolonie zijn aan een Gemeentebestuur opgedragen. Volgens art. 5 van het reglement controleert de directeur in overleg met de Raad van Politie de jaarlijkse begroting van het Gemeentebestuur en de jaarrekening van de gemeente-ontvanger. Deze stukken werden voorzien van een memorie van toelichting aan de gouverneur-generaal overgezonden.
Hij onderwerpt verzoeken om dispensatie van wetten, surséance van betaling, kwijtschelding van belastingen, aan de beslissing van de gouverneur-generaal; hij verleent zeebrieven, zeepapieren, paspoorten; hij geeft verlof aan vaartuigen om geschut te voeren; het opslaan en afleveren van buskruit en wapens aan particulieren; het verloten van goederen en het kalkbranden. Van zijn vele verplichtingen (artt. 9-26) worden hier vermeld de naleving van het verbod op de slavenhandel; de verzending om de drie maanden van een staat van het financiewezen der kolonie, met toelichtingen en verder elk jaar een uitvoerig rapport over de kolonie en de eilanden Bonaire en Aruba aan de gouverneur-generaal.
Idem, pp. 204-211 (bijlage VIII).
Bij K.B. van 20 november 1833 no. 85 wordt een nieuw "Reglement op het beleid der Regeering in de kolonie Curaçao en de onderhoorige eilanden" vastgesteld, dat door de directeur van de kolonie op 30 april 1834 werd gepubliceerd en op 1 mei 1834 in werking trad. Art.1 bepaalt dat het hoogste gezag op Curaçao en de eilanden Bonaire en Aruba berust bij de gouverneur-generaal der Nederlands Westindische Bezittingen te Paramaribo; hij werd vertegenwoordigd door de gezaghebber van Curaçao en de onderhorige eilanden.
Nieuw is de Koloniale Raad, ter vervanging van de Raad van Politie, waarvan de gezaghebber voorzitter was. Dit college was volgens art. 11 alleen ingesteld om de gezaghebber van advies te dienen. Ingevolge de artt. 17-49 worden de huishoudelijke belangen der kolonie niet langer aan het Gemeentebestuur, maar aan de zorg van de gezaghebber opgedragen. De gezaghebber kan personen onder toezicht stellen of uit de kolonie doen vertrekken als hun verblijf aldaar schadelijk is. Hij kan, krachtens art. 77, na ingewonnen advies van de Koloniale Raad, onroerend goed in het belang van de openbare dienst onteigenen, mits tegen onmiddellijke schadeloosstelling.
Bordewijk (1911) pp. 233-246 (bijlage XII).
Twaalf jaar later wordt de bestuursregeling voor Curaçao opnieuw gewijzigd. Bij K.B. van 9 april 1845 no. 8, werd het in 1828 ingestelde gouvernement-generaal van 's Rijks Westindische Bezittingen en het daarop betrekking hebbende algemeen regeringsreglement opgeheven. Art. 1 van dat besluit bepaalt ondermeer dat de gezaghebber van Curaçao en onderhorige eilanden onder het departement van Koloniën ressorteert en dat zijn bestuur zich behalve over genoemde eilanden ook zou uitstrekken over St. Eustatius, Saba en het Nederlandse gedeelte van St. Maarten.
Idem, pp. 57 en 58; PB 1845 no. 263.
Bij publicatie van 19 juli 1845 brengt de gezaghebber R.F. baron van Raders ter algemene kennisgeving dat hij, bij K.B. van 21 april 1845 no. 38, is benoemd tot gouverneur der kolonie Suriname, en dat, bij K.B. van 22 april 1845 no. 8, R.H. Esser is benoemd tot gezaghebber van Curaçao en de onderhorige eilanden Bonaire en Aruba. Blijkens een publicatie van 19 juli 1845 aanvaardt Esser op die dag zijn ambt.
ARA Archieven van Curaçao en de onderhorige eilanden na 1828, inv. nr. 357 fo. 17 en 19.
Bij publicatie van de gezaghebber van 8 augustus wordt medegedeeld dat door de gouverneur-generaal van de Nederlandse Westindische Bezittingen was bepaald dat de administratieve afscheiding van de kolonie Suriname van de overige Westindische Bezittingen zou ingaan met de dag van zijn vertrek uit Suriname, op 17 juli 1845.Idem, idem fo. 21 (GB 1845 no. 7).
Met inhoudsopgaven. Het repertorium op de uitgaande brieven bevindt zich in het Centraal Historisch Archief te Willemstad op Curaçao.
Met inhoudsopgave. Inv. nr. 375 wordt in de inhoudsopgave van inv. nr. 293 vermeld en bevat een naamlijst van personen te Aruba, die rijksgrond in concessie hebben,
Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
Met inhoudsopgave. Het inv. nr. 375 wordt in de inhoudsopgave vermeld. Zie ook inv. nr. 1297.
Bevat ondermeer de ongehuwde staat van personen,
Met inhoudsopgave.
Met inhoudsopgave.
Met inhoudsopgaven, behalve inv. nr. 307.
Met inhoudsopgaven.
Met aantekening betreffende datum van binnenkomst, plaats van afzending, naam van het schip, naam van de geadresseerde, het aantal ontvangen brieven per maand.
Hierin ook aantekeningen betreffende paspoorten (1832), ontslag van scheepsvolk, verloten van goederen, verkoop van rattenkruit en registratie van patenten voor het verkopen van sterke drank.
Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
Wat het vrijgeven van slaven betreft, hier worden de namen vermeld, die de gemanumitteerden volgens de bestaande verordeningen hebben gekozen of gekregen.
Met alfabetische naamwijzer.
Met op het Algemeen Rijksarchief vervaardigde inhoudsopgave.
Met inhoudsopgaven.
De nrs. 18, 20 en 21 ontbreken.
Met inhoudsopgave.
Met inhoudsopgave.
Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
Met inhoudsopgaven; behalve de inv. nrs. 322 en 323.
De bijlagen bestaan uit de gedrukte gouvernementsbladen van Suriname.
Met inhoudsopgave.
Met inhoudsopgave.
Met inhoudsopgave.
Met inhoudsopgave.
Met inhoudsopgave.
Met inhoudsopgave.
Met inhoudsopgave.
Met inhoudsopgave.
Met inhoudsopgave.
Met inhoudsopgave.
Met inhoudsopgave.
Met inhoudsopgave.
Met inhoudsopgave.
Met inhoudsopgave.
Met inhoudsopgave.
Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
Het voor Curaçao en de onderhorige eilanden Bonaire en Aruba vastgestelde regeringsreglement van 7 februari 1828 bepaalt bij art. 15 dat aan de directeur van Curaçao een Raad van Politie zal worden toegevoegd.
Bordewijk (1911) p. 196 (bijlage VII, art. 15).
De samenstelling van dit college - twee ambtenaren en twee burgers - is bij art. 1 van de instruktie voor de Raad van Politie geregeld. De benoemingen geschieden in eerste instantie door de Koning en vervolgens onder goedkeuring van de gouverneur-generaal der Nederlands Westindische Bezitttingen te Paramaribo.Idem p. 211 (bijlage VII, art. 1).
In art. 4a-m zijn de taken en werkzaamheden van de Raad van Politie vastgelegd, zoals het beoordelen van het door de directeur voorgestelde budget van rijksontvangsten en uitgaven en de door de hoofdontvanger overgelegde rekening en verantwoording en de verzending ter goedkeuring van de gouverneur-generaal te Paramaribo. Zij beslist over door burgers ingediende bezwaren tegen belastingheffingen, over alle zaken betreffende de manumissie van slaven en over verzoeken om curatele stelling en ontheffing van de administratie van goederen.
Alle door het Gemeentebestuur ingediende reglementen, instrukties en verordeningen worden door de Raad beoordeeld. Ook neemt deze besluiten over het in bewaring stellen van personen wegens krankzinnigheid of wangedrag.
Handelszaken boven de 300 gulden worden door de Raad in behandeling genomen en afgedaan en tevens is de Raad beroepscollege voor de Rechtbank van Kleine Zaken en het College van Commercie en Zeezaken. Tenslotte controleert de Raad jaarlijks de boekhouding van de beide Weeskamers en doet ter vervulling van vacatures bij het Gemeentebestuur voordrachten aan de gouverneur-generaal te Paramaribo.
Idem pp. 212 en 213 (bijlage VII, art. 4a-m).
Op 1 mei 1834 werd de Raad van Politie, door het in werking stellen van het nieuwe regeringsreglement van 20 november 1833, ontbonden. Zo kwam na bijna twee eeuwen een einde aan de samenwerking tussen de directeur (gezaghebber) en de Raad.
ARA Archieven van Curaçao en de onderhorige eilanden Bonaire en Aruba na 1828, inv. nr. 439 p. 12.
Met inhoudsopgaven, behalve de inv. nrs. 378 en 379.
De betreffende zaken hebben in eerste instantie gediend voor het College van Commercie en Zeezaken en dienden als beroepszaken voor de Raad van Politie. De zaken van: Mr. J.B. Gravenhorst x R. Urdaneta; A.E. Lambertus x M. Cardose en J. Boom, executeurs-testamentair van de weduwe van Isaac Sille; J. de Sola en zoon, gemachtigden van Preto en Monsanto en co te St. Thomas x J. Foulke en J.L. Brion, executeurs-testamentair van L. Brion.
Artikel 45 van het door de commissaris-generaal Van den Bosch gearresteerde regeringsreglement van 7 februari 1828 bepaalt, dat het lokale bestuur op Curaçao zal worden opgedragen aan een Gemeentebestuur. Dit college is samengesteld uit een president, twee wethouders, twee burgers en een secretaris.
Bordewijk (1911) p. 201 (bijlage VII, art. 45).
In de instruktie voor het Gemeentebestuur van dezelfde datum wordt in de artt. 1-9 in algemene zin over het Gemeentebestuur gesproken. Art. 5a-p geeft een gedetailleerde opsomming van de werkzaamheden van het Gemeentebestuur, terwijl de artt. 10-30 over de president handelen en de artt. 31-34 op de beide wethouders betrekking hebben. Art. 35 tenslotte betreft de secretaris, die tevens als ontvanger fungeert.Idem pp. 214-223 (bijlage X).
Bij besluit van 19 maart 1828 stelt het Gemeentebestuur een huishoudelijk reglement vast.
ARA Archieven van Curaçao en de onderhorige eilanden Bonaire en Aruba na 1828, inv. nr. 358 fo. 25 en 26.
Op 22 september 1828 wordt bij K.B. no. 79 besloten de bestuurlijke administratie van de eilanden Curaçao, Bonaire en Aruba te vereenvoudigen. In afwachting van een nieuw regeringsreglement voor Curaçao en de onderhorige eilanden maakt de gouverneur-generaal te Paramaribo bij resolutie van 27 december 1832 bekend dat de nieuwe bestuursorganisatie op 15 april 1833 zal ingaan en dat het Gemeentebestuur vanaf die datum zal zijn ontbonden. Haar werkzaamheden worden tot de invoering van het nieuwe regeringsreglement door de Raad van Politie waargenomen. De archieven van het Gemeentebestuur, waaronder die van de burgerlijke stand, zullen aan de gouvernementssecretaris worden overgedragen. De financiële administratie komt in handen van de boekhouder-controleur. Het saldo van de gemeentekas zal in de koloniale kas worden gestort.
PB 1833 nr. 175; ARA Archieven van Curaçao en de onderhorige eilanden Bonaire en Aruba na 1828, inv. nr. 408 fo. 72.
Alleen ingekomen brieven van ambtenaren.
Met inhoudsopgave.
Hierin ook certificaten van de stadschirurgijn over het opnemen van slaven in het Lazarushuis; alsmede inschrijfbiljetten voor leveranties aan genoemd huis.
Deze stukken (jaarrekeningen, rekeningen-courant, staat-rekening en maandstaten van ontvangsten en uitgaven) hebben als bijlagen deel uitgemaakt van de processen-verbaal.
Artikel 3 van het reglement tot regeling van de burgerlijke stand op Curaçao bepaalt dat de secretaris van het Gemeentebestuur als ambtenaar van de burgerlijke stand zal optreden, met assistentie van de districtmeesters als hulpambtenaren.
PB 1831 nr. 156.
Artikel 35 van de instruktie voor het Gemeentebestuur van 7 februari 1828 bepaalt dat de secretaris tevens belast is met het ambt van ontvanger.
Bordewijk (1911) p. 223 (bijlage X, art. 35).
Afgesloten op 15 april 1833 door de ontvanger bij het Gemeentebestuur.
Bij besluit van de commissaris-generaal van de Nederlands Westindische Bezittingen van 15 februari 1828 werd een instruktie voor de commissaris van politie vastgesteld. Art. 33 van de instruktie voor het Gemeentebestuur van Curaçao bepaalt dat de commissaris van politie aan het Gemeentebestuur ondergeschikt zal zijn. De commissaris van politie wordt belast met het handhaven van de openbare orde in de stad en daarbuiten en in het bijzonder met het toezicht over marktplaatsen, gebouwen, wegen, straten, het ijken van maten en gewichten etc.
Bordewijk (1911) pp. 222-223 (bijlage X, art. 33).
Vanaf 15 april 1833 zijn de bevoegdheden van het Gemeentebestuur overgedragen aan de Raad van Politie. De commissaris van politie is dan ad interim belast met het Openbaar Ministerie. De commissaris van politie wordt per 1 mei 1834 de procureur des Konings.Het bij K.B. van 20 november 1833 no. 85 vastgestelde regeringsreglement voor Curaçao en de onderhorige eilanden bepaalde bij art. 3 dat aan de gezaghebber een Koloniale Raad zou worden toegevoegd, waarvan de gezaghebber voorzitter was. De Koloniale Raad was samengesteld uit de procureur des Konings, de administrateur der financiën en drie der aanzienlijkste ingezetenen. In de artt. 4-20 van het genoemde regeringsreglement zijn de werkzaamheden van de Koloniale Raad vastgelegd. De Koloniale Raad had slechts een informatieve en adviserende functie. De leden van de Koloniale Raad werden voor de eerste maal door de Koning benoemd en vervolgens door de gouverneur-generaal van de Nederlands Westindische Bezittingen te Paramaribo. De koloniale secretaris assisteerde in de vergaderingen van de Koloniale Raad.
Idem pp. 223-226 (bijlage XII).
Met inhoudsopgave.
Met inhoudsopgave.
Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
Het regeringsreglement voor Curaçao en de onderhorige eilanden Bonaire en Aruba van 1828 bepaalde bij art. 27, dat de rechtspraak zou worden uitgeoefend door de Raad van Civiele en Criminele Justitie, het College van Kleine Zaken en het College van Commercie en Zeezaken. De Raad van Civiele en Criminele Justitie werd gevormd door een president en zes leden, nl. twee van de voornaamste ambtenaren en vier burgers (twee kooplieden en twee grondeigenaren), geassisteerd door een secretaris (art. 29).
Bij besluit van de commissaris-generaal van de Nederlands Westindische Bezittingen van 15 februari 1828 werd voor deze Raad een instruktie vastgesteld, waarin de taken en werkzaamheden van de Raad zijn geformuleerd. Van toepassing was ook de publicatie van de Bataafse Republiek van 10 oktober 1798, waarin de manier van procederen werd geregeld in criminele zaken tegen ontkennende verdachten, in verband met de afschaffing van de pijnbank.
Bordewijk (1911) p. 198 (bijlage VII, art. 27); ARA Archieven van Curaçao en de onderhorige eilanden Bonaire en Aruba na 1828, inv. nr. 454 fo. 222-229vo (instruktie voor de Raad van Civiele en Criminele Justitie); PB 1827 nr. 117.
De commissaris van politie werd belast met het Openbaar Ministerie en trad als zaakgelastigde van de hoge overheid of van de gemeente op bij het College van Kleine Zaken, volgens de artt. 14 en 15 van zijn instruktie van 15 februari 1828.
Idem, inv. nr. 454 fo. 239-241vo.
Een voor de Raad van Civiele en Criminele Justitie, voor het College van Commercie en Zeezaken en voor het College van Kleine Zaken vastgesteld huishoudelijk reglement van 27 september 1831 werd bij besluit van de gouverneur-generaal van de Nederlands Westindische Bezittingen van 25 mei 1832 goedgekeurd.
Idem, inv. nr. 359 fo. 17-19vo.
Artikel 24 van het bij K.B. no. 85 van 20 november 1833 vastgestelde en op 1 mei 1834 in werking getreden nieuwe regeringsreglement bepaalde dat de rechtspleging nu zou worden uitgeoefend door een Rechtbank; met het Openbaar Ministerie werd de procureur des Konings belast.
De registratie van overdracht en het belasten van onroerend goed werd opgedragen aan twee leden van de Rechtbank (art. 43).
Bordewijk (1911) pp. 233-246 (Bijlage XII, artt. 20-46).
Bij publicatie van 1 mei 1834, ingevolge resolutie van de gouverneur-generaal van de Nederlands Westindische Bezittingen van 25 maart 1834, werden de Raad van Civiele en Criminele Justitie, het College van Kleine Zaken en het College van Commercie en Zeezaken ontbonden. De voor deze colleges vastgestelde instrukties bleven tot nader order van kracht.
ARA Archieven van Curaçao en de onderhorige eilanden Bonaire en Aruba na 1828, inv. nr. 346 fo. 35-41.
Een instruktie voor het Openbaar Ministerie in de Nederlands Westindische Bezittingen werd vastgesteld bij K.B. van 8 oktober 1835.
Idem, inv. nr. 360 fo. 19-22vo.
Met inhoudsopgaven.
Met inhoudsopgaven.
Hierin ook een inhoudsopgave van de bijlagen over 1840.
Hierin ook een inhoudsopgave van de bijlagen over 1841.
Met inhoudsopgaven, behalve op de inv. nrs. 484 en 486.
In al deze zaken (criminele en publiekrechtelijke zaken) is het Openbaar Ministerie de eisende partij.
Achterin zijn de sententies van de Rechtbank van Kleine Zaken over 1833 januari - november ingebonden.
Hierin ook sententies van de Rechtbank van Kleine Zaken over 1834 maart - april; alsmede van de commissarissen van de rol over 1834 februari - maart.
Alleen criminele sententies.
Met inhoudsopgave.
Met onvolledige inhoudsopgave.
Met inhoudsopgave.