Het staatsbewind van de Bataafse Republiek stelde bij Besluit van 12 juni 1804 een "Provisioneele instructie voor de Politicque Regeeringe op het eiland Curaçao en onderhorige eilanden vast".
WIP II nr. 650, blz. 640 - 647 (artt. 1 - 51).
Onder dezelfde dagtekening werd een instructie voor de nieuwbenoemde gouverneur gearresteerd.WIP II nr. 559, blz. 630 - 640 (artt. 1 - 46).
Volgens deze provisionele instructie zou de politieke regering berusten bij de gouverneur en zes raden van Politie. De fiscaal en de boekhouder-generaal namen uit hoofde van hun functies met een adviserende stem deel aan de Raad; de overige vier raden werden uit de ingezetenen gekozen.Op 10 september 1804 werd de nieuwe gouverneur door de leden van het waarnemend bestuur (de commissarissen Berch en De Veer) geïnstalleerd en op 18 september benoemde de gouverneur als president van het college de nieuwe raadsleden.
Inv. nr. 452, blz. 217 - 219.
Tevens wees de gouverneur voorlopig de nieuwe Raad aan als college voor de Civiele en Criminele Justitie. Een afzonderlijke Raad van Civiele en Criminele Justitie zou in werking treden na de aankomst van een in Nederland te benoemen vice-president. Uit de archiefstukken blijkt dat deze Raad van Justitie een eigen administratie voerde en zich als een afzonderlijke college beschouwde.In de vergadering van de Raad van Politie van 1 mei 1806 bracht de gouverneur de secrete resolutie van de Raad der Amerikaanse Coloniën en Bezittingen van 19 september 1805 nr. 1 in de Raad, waarbij de instelling van een afzonderlijke college voor Justitie gelast werd, bestaande uit de gouverneur als president zonder stem; een vice-president en zeven rechters gekozen uit de ingezetenen. Het duurde echter tot 18 december 1806, voordat de gouverneur tot de installatie van een Raad van Civiele en Criminele Justitie kon overgaan.
Inv. nr. 558, blz. 108.
Na de verovering van Curaçao door de Engelsen op 1 januari 1807 bleven de Raad van Politie en de Raad van Civiele en Criminele Justitie aanvankelijk bestaan; tot leden van de Raad van Civiele en Criminele Justitie werden door de Engelse luitenant-gouverneur benoemd de commissarissen van het college van "Mindere Questiën en Verschillen".
Inv. nr. 455, nr. 2.
Op 27 februari 1807 werd de tijdelijk waarnemend luitenant-gouverneur opgevolgd door een "Governor and Commander in chief".
Inv. nr. 522, nr. 9.
Onder diens bestuur werden op 2 juni 1807 de Raad van Politie en de Raad van Civiele en Criminele Justitie weer tot één college samengevoegd met de gouverneur als president, en de fiscaal, de boekhouder-generaal en vier burgers als leden van de Raad.Inv. nr. 522, nr. 35.
Ook sindsdien bleven echter de Raad van Politie en de Raad van Civiele en Criminele Justitie als afzonderlijke lichamen optreden en hadden deze colleges elk hun eigen administratie.Op 4 maart 1816 keerde Curaçao terug onder het Nederlands bestuur en trad het Reglement op het beleid van de regering, het justitiewezen, de handel en scheepvaart op Curaçao en onderhorige eilanden in werking, vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 14 september 1815 no. 58.
Inv. nr. 245, nr. 1A, blz. (1 - 38). Gedrukt.
Volgens dit reglement was het hoge uitvoerend gezag gevestigd in de persoon van de gouverneur-generaal, die tevens de functie van opperbevelhebber van de land- en zeemacht vervulde. De instructies voor de gouverneur-generaal en de contrarolleur-generaal zijn bij het reglement opgenomen. In de artt. 1 - 21 van het reglement zijn de bevoegdheden van de gouverneur-generaal nader geformuleerd. In genoemd reglement handelen de artt. 23 - 43 en 44 - 63 respectievelijk over de Raad van Politie en de Raad van Civiele en Criminele Justitie. In de inleidingen bij de genoemde colleges werden de bovenvermelde artikelen nader toegelicht.
In het "Huishoudelijk reglement van orde voor den Raad van Politie en provisioneel ook van Justitie des eylands Curaçao" van 21 november 1804
WIP II nr. 562 blz. 649 - 651.
worden, krachtens de artt. 2 en 4 tot 10, de taken en de werkzaamheden van de Raad van Civiele en Criminele Justitie en van de raden-commisarissen geformuleerd. Het 2e art. van het reglement bepaalt dat de werkzaamheden van de Raad zullen worden verdeeld in de werkzaamheden van Politie en in die van Civiele en Criminele Justitie. In het 4e art. worden 2 leden van de Raad tot het houden der rollen in zaken van civiele en criminele justitie gecommitteerd, bijgestaan door één van de secretarissen. De radencommissarissen worden voor drie maanden benoemd en houden om de veertien dagen zitting, met uitzondering van de dagen waarop de Raad in gewone of buitengewone zitting vergadert.Op dinsdag, woensdag en donderdag wordt van 's morgens negen uur tot 's middags twaalf uur zitting gehouden. De dinsdag is bestemd voor het houden van de ordinaire rol en voor het in ontvangst nemen van memoriën en rekesten betreffende de civiele justitie. De rest van de dinsdagmorgen en de woensdag tot half elf worden besteed aan het houden van de geprivilegieerde rol, daarna volgt tot twaalf uur de executierol. De donderdag wordt gebruikt voor het afdoen van fiscaalszaken en het houden van de fiscaalsrol.
De raden-commissarissen wijzen vonnis op incidenten en beschikken op de aan hen voorgedragen rekesten. De leden van de Raad vanouds bekend onder de naam van commissarissen tot het houden der dingtalen kunnen zonder machtiging van de Raad de plano vonnis wijzen en uitspraak doen, zoals tot nu toe door voornoemde commissarissen is gedaan. Van hun vonnis wijzen en uitspraken zullen zij verslag doen aan de Raad in de eerst volgende gewone of buitengewone zitting van de Raad.
Reauditie van hun vonniswijzen en uitspraken is mogelijk bij de voltallige Raad (art. 5).
Krachtens art. 6 worden de vonnissen en uitspraken met open deuren uitgesproken. De secretaris zal van alle vonnissen en uitspraken en van alle verdere voorvallende zaken een protocol houden, dat door de commissarissen na elke zitting zal worden getekend (art. 7). Alle "afgeloope" justitiële zaken zullen na het uitwisselen van stukken en inventarissen uiteindelijk voor de Raad worden afgepleit, op een daartoe vast te stellen dag (art. 8).
Om de Raad in staat te stellen tot het doen van een definitieve uitspraak, zullen de commissarissen in de eerst volgende gewone of buitengewone zitting verslag uitbrengen van het bij art. 5 bepaalde (art. 9).
Alle criminele eisen "tot capitaale straffen, lijfstraffen, confinementen, bannissementen etc." zullen door de raad-fiscaal voor de Raad worden gebracht (art. 10).
Bij art. 18 wordt bepaald dat de secretaris afzonderlijk notulen zal houden van de werkzaamheden van de Raad van Politie en van die van de raad van Civiele en Criminele Justitie.
In het regeringsreglement van Curaçao en onderhorige eilanden, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 14 september 1815 nr. 58,
Inv. nr. 245 nr. 1A blz. 21 - 27.
zijn de werkzaamheden en bevoegdheden van de Raad van Civiele en Criminele Justitie in de artt. 44 - 63 geformuleerd.Bij art. 46 wordt bepaald dat de Raad van Civiele en Criminele Justitie zal bestaan uit een door de koning te benoemen president en uit vier raden, bijgestaan door een secretaris; de raden hebben voor zes jaar zitting in de Raad en de benoeming van de raden geschiedt door de gouverneur uit een nominatie van drie.
Bij art. 47 wordt geregeld dat de president een jurist zal zijn, geboren in Nederland of in één der koloniën, met de leeftijd van tenminste 30 jaar. De politieke overheid zal zich niet met de administratie van de justitie bezighouden, maar de Raad zal van alle invloed vrij en onafhankelijk recht spreken uit naam van de koning (art. 51).
Voorlopig zal de Raad volgens de bestaande wetten rechtspreken (art. 52).
Uiterlijk binnen twee maanden zal een verbeterde versie van de oude manier van procederen met de consideratie van de gouverneur daarop voor goedkeuring naar het Ministerie van Koophandel en Koloniën worden overgezonden (art. 53).
De Raad zal in alle staten van het proces partijen voor zich of voor commissarissen mogen doen verschijnen om tot het aangaan van een minnelijke schikking te disponeren en zal altijd, voordat de zaak ter rolle dient, "een zoodanige comparitie ten fine van accoord moeten ordonneren" (art. 54). Van provisionele of interlocutoire vonnissen is geen hoger beroep, uitzonderingen daargelaten, mogelijk (art. 55).
Van definitieve vonnissen, in eerste instantie door de Raad afgewezen, kan men binnen een vast te stellen tijd, in beroep gaan bij een daartoe aan te wijzen gerechtshof in Nederland (art. 56). Raadsleden zullen niet deelnemen aan de behandeling van zaken van personen, met wie zij direct of indirect in de derde of tweede graad verwant zijn (art. 57). De conclusie tot het vonnis wordt door de president met meerderheid van stemmen opgemaakt (art. 58). De leden van de Raad en de secretaris zijn tot geheimhouding verplicht wat betreft hun eigen stem en die van de anderen (art. 59).
Alle vonnissen en rechterlijke bevelen van de Raad van Civiele en Criminele Justitie worden op naam van president en raden op Curaçao uitgevaardigd, door de president geparafeerd en gecontrasigneerd door de secretaris en met het zegel van de Raad bekrachtigd.
De gouverneur mag niet op eigen gezag gratie of pardon verlenen. In uitzonderlijke gevallen is hij bevoegd geheel of gedeeltelijk gratie te verlenen, na het advies van de raad-fiscaal en van de President van de Raad van Civiele en Criminele Justitie te hebben ingewonnen. Indien de gouverneur met één van de leden van de Raad voor gratieverlening is, dan mag tot gratieverlening worden overgegaan; in het tegenovergestelde geval, kan de gouverneur tot opschorting van de ten uitvoerlegging van het vonnis met een half jaar overgaan, en de stukken van het proces met de consideraties van de gouverneur, de raad-fiscaal en de president naar Nederland overzenden, om daarop door de koning te worden gedisponeerd (art. 63).
Vanaf 1808 - 1811 komen naast de sententies van de raden-commissarissen eveneens uitspraken van Gouverneur en Raden voor.
Zie voor opmerkingen betreffende de gerechtsrol ad inv. nrs. 724 - 762.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met onvolledige tafel.
Met onvolledige tafel.
Met tafel.
Met tafel.
De notulen bevatten voornamelijk verhoren op vraagpunten van personen in verband met vechtpartijen en van bemanningen van te Curaçao gearriveerde schepen.
De kladgerechtsrol is de enig overbleven rol die nog inzicht kan verschaffen over de wijze waarop de rollen qua indeling en nummering van de zaken werden gehouden. Uit de kladgerechtsrol kan worden geconcludeerd, dat er een directe uitspraak dan wel een beslissing op een later tijdstip volgde. Bij royering van zaken werd dat in de marge van de desbetreffende zaak aangetekend. In de minuut-gerechtsrollen vindt men de nummers van de geroyeerde zaken niet meer terug.
Bij reglement op de manier van procederen in reauditie van Gouverneur en Raden van 2 juli 1803
WIP nr. 574, artt. 1 - 2 blz. 663 - 664.
wordt bepaald dat men van vonnissen en beschikkingen van raden-commissarissen in beroep kan gaan bij het voltallig College van Civiele en Crimienele Justitie. Hiertoe diende men vierentwintig uur na afkondiging van het vonnis of na kennisgeving van de beschikking bij raden-commissarissen beroep aan te tekenen.Van vonnissen en commissarissen van "Mindere Questiën en Verschillen" (Kleine Zaken) was middels een akte van appèl beroep mogelijk bij de Raad van Civiele en Criminele Justitie. De appèlzaken worden in eerste instantie door de twee raden-commissarissen in behandeling genomen, maar in vele gevallen doorverwezen (gerenvoyeerd) naar het voltallige College van Civiele en Criminele Justitie.Elke band met tafel. Deze serie bevat de begeleidende missiven bij extracten uit gouverneursjournalen, waarin beschikkingen van de gouverneur voorkomen, betreffende o.a. aanstellingen en eedsaflegging van ambtenaren, ondervragen van personen, vertrek van personen, toelage van de fiscaal, bijhouden van registers voor aankomende en vertrekkende schepen, verstrekken van vergunningen voor het uitoefenen van beroepen, procederen tegen kapiteins van kaperschepen, desertie van militairen, en scheepsvolk, toezending van rekeningen, verband houdende met de gerechtelijke invordering van belastingen. Voorts beschikkingen betreffende uit Nederland gedeporteerde militairen, kwesties met de Portugees-Joodse gemeente, te laat inleveren van ambtelijke stukken, samenstelling van het fiscaals kantoor, betalen van schout, dienaren en scherprechter door de fiscaal, maandelijkse rapporten inzake op het fiscalaat aanwezige gedetineerden en driemaandelijkse aanvragen voor kantoorbehoeften.
In deze registers komen eveneens beschikkingen en kennisgevingen inzake Bonaire en Aruba voor.
Elke band met tafel. De brieven zijn afkomstig van de gouverneur, de raad-contrarolleur, de hoofdontvanger, de militaire- en marinecommandanten, de president en raden van Civiele en Criminele Justitie, de commandeurs van Bonaire en Aruba, de wijk- en districtmeesters en particulieren.
De brieven van de gouverneur bevatten kennisgevingen inzake aanstellingen, eedsafleggingen en overlijden van ambtenaren, voorts machtigingen voor drie maandelijkse aanvragen voor kantoorbehoeften en richtlijnen voor de raad-fiscaal als waarnemend gouverneur bij afwezigheid van de gouverneur. Brieven betreffende het vreemdelingenbeleid, in- en uitklaring van schepen, kwesties met de "Independente" kapers, inbraken in gouvernementsgebouwen en in huizen van particulieren. De brieven van de militaire- en marinecommandanten handelen over deserties, kwesties met militairen en scheepslieden aan de wal.
De brieven van de raad contrarolleur en de hoofdontvanger bevatten voornamelijk gegevens over financiële kwesties (boetes, gerechtelijke invordering van belastinggelden).
De brieven van de wijk- en districtmeesters geven informatie over het in de divisies en wijken voorgevallene met slaven, vrije lieden en burgercompagnieën, klachten van planters over slaven en omgekeerd.
Elke band met tafel. Zie voor opmerkingen betreffende de inhoud van de beschikkingen en brieven, ad inv. nrs. 681 - 692 en 693 - 701.
Bij beschikking van de gouverneur van 15 maart 1827
Inv. nr. 244 nr. 214 blz. 167 - 168; zie voor de instruktie (artt. 1 - 25, inv. nr. 250 nr. 4).
wordt voor de commissaris van politie op het eiland Curaçao een instruktie vastgesteld, waarbij in art. 14 wordt bepaald dat hij een journaal zal houden van zijn dagelijkse werkzaamheden en daarvan wekelijks een afschrift zal zenden aan de gouverneur. Daarnaast zal hij "van elk buitengewoon geval, zoo van sluikerijen, gevangenneming in flagranti delicto, oproerigheid, zamenrotting, openbare rustverstooring, straatschending en dergelijke meer van eenen belangrijken aard" dadelijk schriftelijk rapport doen.Zijn werkzaamheden bestaan o.a. uit het houden van rondes in de morgen en de avond met de onderschout en agenten, het inspekteren van goten en straten voor de huizen, het controleren van het gewicht van het brood, begeleidende missiven van de raad-fiscaal bij door hem opgemaakte procesverbalen betreffende diefstallen en andere overtredingen en het ondertekenen van de maandelijkse vergunningen voor het houden van drankwinkels.De commissaris van politie is ondergeschikt aan de raad-fiscaal (art. 1).De uitgaande correspondentie aan de gouverneur bevat brieven over arrestaties van personen, aanvragen van kantoorbehoeften en verlof, het vinden van vondelingen, het toezenden van de extract-notulen van de Raad van Civiele en Criminele Justitie en van de maandelijkse rapporten betreffende op het fiscalaat aanwezige gedetineerden, het verhoren van personen, toegebrachte verwondingen aan personen door militairen en anderen, de aanwezigheid van de militaire detachement bij ten-uitvoerlegging van vonnissen, de toezending van sententies en conclusies van eis, de aangevraagde machtigingen voor het storten van boetes in de koloniale kas.
De correspondentie met de districtmeesters bevat brieven over het arresteren van deserteurs en weggelopen slaven en over het beschikbaar stellen van slaven voor het verrichten van werkzaamheden.
De correspondentie met de commandeurs van Bonaire en Aruba bevat brieven over diefstallen van vee en het opzenden van aldaar te werk te stellen slaven en gedeporteerde militairen. De correspondentie met de president van de Raad van Justitie handelt over het bijeenroepen van buitengewone vergaderingen inzake het officie-fiscaal.
Zie voor een korte inhoudsopgave, ad inv. nrs. 340 - 342: Repertorium op de bij de gouverneur ingekomen brieven.
Elk deel met alfabetische index op scheepsnamen.
De registers vermelden de namen van schepen, schippers, scheepsvolk, type schip, onder welke vlag varend, bestemming en maandgage. De monsterrol wordt ondertekend door de raad-fiscaal, de reder en de schipper.
Zie voor 1826 okt. - 1828 de Archieven van Curaçao en onderhorige eilanden na 1828 nr. 671 (Toegang 1.05.12.02).
Het register is onderverdeeld in kolomen, waarboven vermeld staat:
1) het nummer van de passagier,
2) de maand en datum van aankomst,
3) de achter- en voornaam van de passagier,
4) de geboorteplaats, de ouderdom en de leeftijd,
5) de naam van het schip en van de schipper,
6) de plaats van herkomst,
7) met welk oogmerk
8) bij wie op Curaçao bekend,
9) de duur van het verblijf,
10) het adres,
11) met of zonder paspoort gekomen en zo ja door wie afgegeven,
12) de handtekening van de passagier,
13) de dag, waarop de passagier, voorzien van een paspoort, Curaçao weer heeft verlaten,
14) aanmerkingen.
Zie voor 1821 mei - 1828 de Archieven van Curaçao en onderhorige eilanden na 1828 nr. 310 (Toegang 1.05.12.02).
In 1717 werd door directeur Jonathan van Beuningen een afzonderlijk college ingesteld, dat zich zou bezighouden met de rechtspraak in civiele zaken tot 300 pesos.
WIC 603 fo. 1187 (het bedrag werd op 5 mei 1761 verhoogd tot 600 pesos).
Bij missive van 20 april 1717 deelde directeur Van Beuningen aan de vergadering van Tienen mede dat: "dewijle door de continueele indispositie van de heeren Kerckrinck en Redoch den Raad veeltijts geen sessie kon hebben, ende het egter van grote noodsakelijkcheyt is dat de vreemdelingen en opgeseetenen in hunne regtzaaken niet werden opgehouden, hebben ten dien eynde met communicatie van den Raad goedgedagt een regtbank van commissarissen van "Mindere Questiën en Verschillen" aan te stellen, bestaande in 5 perzoonen".
WIC 206 fo. 284vo, fo. 314.
De vergadering van Tienen verleende bij resolutie van 9 november 1717 haar goedkeuring en sprak in de brief van 30 november 1717 de verwachting uit, dat "die regtbank van vrugt en nutte sal mogen sijn".
WIC 4 fo. 210vo, WIC 70 fo. 155vo.
De rechtbank kreeg in de volksmond de naam van de Kleine Raad. De directeur van Curaçao fungeerde als voorzitter, bijgestaan door 5 commissarissen. De secretaris van de Grote Raad trad ook als secretaris op bij de Kleine Raad.
In verband met het niet zo goed funktioneren van de Kleine Raad (ongeregelde zittingsdagen; geen geschikte kandidaten voor de funktie van commissaris) alsmede vanwege geschillen met de Grote Raad, werd in een buitengewone vergadering van Directeur en Raden van 9 mei 1746 besloten de rechtbank van commissarissen te ontbinden en te vervangen door 2 extra-ordinaire raden met de fiscaal als president. Dit driemanschap nam gedurende drie jaar de werkzaamheden over en hield zich daarnaast bezig met " 't expedieeren van nogh andere zaken, die tot ontlastinge van den Grooten Raad konde dienen"
WIC 593 fo. 194.
Van de door hen gewezen vonnissen was ook beroep "bij maniere van reauditie" bij de Grote Raad mogelijk.
Na het vertrek van de fiscaal van Schagen in 1749 keerde men terug tot de oude toestand van vóór mei 1746. Op 5 mei 1749 werden wederom 5 commissarissen van "Mindere Questiën en Verschillen" benoemd, waarbij één van de commissarissen de vergaderingen voorzat
Inv. nr. 181 nr. 39.
Door het benoemen van een afzonderlijke secretaris voor de Kleine Raad, bij resolutie van de Tienen van 20 augustus 1756, werden de administraties van beide colleges gescheiden en ging de Kleine Raad vanaf 1757 een eigen archief vormen.
WIC 13 fo. 133. Zie voor 1720 - 1756 inv. nrs. 2 - 22 en 1516 - 1529.
Tijdens het Engelse tussenbestuur (1807 - 1816) werd op 20 december 1808 door de Grote Raad een reglement voor de Kleine Raad vastgesteld, met het oogmerk de procesgang te vereenvoudigen en te versnellen. In hetzelfde jaar werd de Kleine Raad adviescollege voor de landdrosten, die aan het hoofd stonden van het in drie divisies verdeelde Curaçao. De burgers konden op hun beurt weer in beroep gaan bij de Grote Raad van uitspraken van de landdrosten, die in geschillen over civiele zaken tot 100 pattinjes als rechters mochten optreden.
WIP II nrs. 639 en 623 (instructie, 1808 aug. 1, art. 3) en ("verdere instructien ...", 1808 aug. 23, art. 5).
Bij het Regeringsreglement van 14 september 1815 (art. 64) werd het college van commissarissen van "Mindere Questiën en Verschillen" vervangen door het College van Commercie en Zeezaken.
Inv. nr. 245 nr. 1A (gedrukt).
De gerechtsrol bevat alle zaken die op de zittingsdag aan de orde komen. In de linkerkolom is de uitspraak vermeld en in de rechterkolom zijn de zaken voor de rechtsdag achtereen ingeschreven. Het komt regelmatig voor dat op één zittingsdag verschillende groepen van zaken behandeld worden.
Het is niet duidelijk welk systeem aan deze groepering ten grondslag ligt. Het kan ook zijn dat iedere schorsing van de zitting met een handtekening werd afgesloten; na de schorsing werden dag en datum herhaald en volgt aan het eind weer een ondertekening. De processtukken vormen de bijlagen bij de gerechtsrollen en bevatten diverse soorten stukken zoals rekeningen courant, dagvaardingen, insinuaties, cognossementen, akten van appèl en van eedsaflegging, monsterrollen, rekesten, extracten uit de resolutie- en sententieregisters.
Met alfabetische index op persoonsnamen.
Met tafel
Zie voor 1761 - 1763, inv. nrs. 26, 27 en 30
Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
Zie voor 16 mrt. 1769, inv. nr. 40.
Met tafel op inv. nrs. 734 en 735.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Bij art. 64 van het Regeringsreglement van 14 september 1815 werd het College van Commercie en Zeezaken ingesteld.
Inv. nr. 245 nr. 1 A (gedrukt, blz. 27 - 28).
Dit College kwam in de plaats van de rechtbank van Commissarissen van "Mindere Questiën en Verschillen" (de Kleine Raad). Het College van Commercie en Zeezaken was samengesteld uit 2 leden (geaccrediteerde kooplieden en "personen der commercie en zeezaken kundig") en werd voorgezeten door een lid van de Raad van Politie. De leden werden de eerste maal door de gouverneur-generaal benoemd en daarna uit een voordracht van drie personen, opgesteld door de Raad van Politie. De secretaris van de Raad van Politie was belast met de administratie van het Colllege.
In tegenstelling tot de Raad van Civiele en Criminele Justitie, die zich vooral bezig hield met de gewone voorkomende civiele- en strafprocedures, beperkte het College van Commercie en Zeezaken zich voornamelijk tot zaken betreffende handel en zeevaart. Art. 65 van het Regeringsreglement noemt in dit verband kwesties over vrachten, assuranties, averij, "rafactiën", lossen en laden van schepen, geschillen tussen reders, schippers en zeelieden alsmede tussen kooplieden en makelaars
Inv. nr 245 nr. 1 A (blz. 28).
Practizijns werden niet tot het College toegelaten. Partijen dienden dus in persoon te verschijnen zonder juridische bijstand. Kwesties beneden de 300 gulden of 150 pesos werden de plano afgedaan. Van zaken boven de 300 gulden was beroep mogelijk bij de Raad van Politie. Binnen acht dagen diende men dan door de secretaris van de Raad van Politie appèl te doen aantekenen. Ook kon het College kennisnemen van "kleine zaken" tot een bedrag van 150 gulden of 75 pesos, ook al waren deze niet van commerciële aard. Nadat het College op 5 maart 1816 bij publicatie van gouverneur-generaal en Raden was ingesteld, werd op 17 juni van dat zelfde jaar een Reglement op de manier van procederen voor het College van Commercie en Zeezaken gearresteerd.
Inv. nr. 273 nr. 3 en inv. nr. 245 nr. 11.
In de minuut-notulen worden de posten op de rollen opgeroepen en afgehandeld. De nummers die niet meer op de rollen voorkomen zijn terug te vinden in de kladrollen. Van deze kladrollen is slechts het exemplaar van 1825 Inv. nr. 676) bewaard gebleven.
De linkernummers van de notulen corresponderen met de rechternummers van de gerechtsrollen.
Zie voor opmerkingen betreffende de inhoud van de notulen bij inv. nrs. 765 - 771.
Zie voor 1816 apr. - 1817 mei, inv. nr. 1685.
Zie voor 1816 apr. - 1817 mei, inv. nr. 1685.
Zie voor opmerkingen betreffende de inhoud van de gerechtsrol bij inv. nrs.724 - 764.
Zie voor de dagvaardingen van 1822 - 1823, inv. nr. 1686.
Met tafel.
In deze afdeling zijn samengevoegd de secretariële en notariële akten. De secreariële akten zijn de akten van transport van onroerend goed, de akten van hypotheek (deze bevinden zich in een afzonderlijke serie), de akten van ondertrouw en trouw en de beëdigde verklaringen. Deze akten worden vòòr 1740 gepasseerd voor de directeur en in bijzondere gevallen voor twee raden van Politie. Nadien wordt bij reglement voor de Grote Raad van 2 augustus 1740 bepaald, dat twee gecommitteerden uit de Raad (raden-commissarissen) zullen worden belast met " 't verlijden van transporten en hypothecatiën en diergelijken".
WIP I nr. 140 art. 23 blz. 203.
Verder vindt men in de secretariële protocollen ook niet secretariële akten zoals de (half) jaarlijkse inventarissen van eigendommen van de West-Indische Compagnie (slaven, gebouwen en materialen) en lijsten van de familie- en hoofdgelden. Deze door de desbetreffende ambtenaren ingezonden inventarissen en lijsten worden door de secretaris geregistreerd en ondertekend. In het reglement op de heffing van zegelbelasting van 30 september 1808 zijn onder de vierde afdeling alle soorten van "secretariale actens" opgenomen.
WIP II nr. 635 blz. 739 - 741.
Van de notariële akten maken deel uit de akten van attestatie, de boedelbeschrijvingen en boedelscheidingen, de insinuaties, de procuraties, de testamenten, de akten van huwelijkse voorwaarden, de akten van transport van slaven en schepen, de wisselprotesten, etc.
WIP II nr 635 blz 741 - 745.
Deze akten worden tot 1756 opgemaakt door en verleden voor de secretaris als notaris en bij diens afwezigheid door de eerste beëdigd klerk, in de akten aangeduid als secretaris provisioneel. Naast de secretaris van directeur en raden hebben respectievelijk de raad-fiscaal Jan van Schagen en de eerste beëdigd klerk Hendrik Pletsz in de jaren 1738 - 1748 en 1753 - 1755 (inv. nrs. 842 - 869 en inv. nrs. 870 - 872) de bevoegdheid om als notaris op te treden.
Inv. nr. 171 nr. 67, WIC 13 fo. 33.
Na het overlijden van de secretaris van de Grote Raad in 1756 en mede door de opgelopen achterstand in het afhandelen van zaken bij de Kleine Raad wordt, op voorstel van directeur I. Faesch, besloten tot het aanstellen van een secretaris bij de Grote Raad en een secretaris bij de Kleine Raad; beiden "met admissie en qualificatie omme als notaris te fungeeren".
WIC 13 fo. 113 0 113vo.
In de instruktie van 20 augustus 1756 voor deze functionarissen wordt bij art. 6 bepaald, dat de secretaris "goede sorgen sal dragen ende wel letten dat van alle actens en contracten, die voor hem als een publicq persoon sullen werden gepasseert, duydelijk en conform de intentie van de comparante de extentien werden gemaakt ende daaraf behoorlijke registers gehouden werden omme des gerequireert goede copijen daaraf te konnen uytgeven".
WIP I nr. 248 blz. 300.
Bij de door de Raad der Coloniën gearresteerde instruktie voor de secretarissen van 17 april 1792,
WIP II nr. 405 blz. 483.
) wordt in het 8e art. een aanvulling gegeven op art. 6 van de instruktie van 1756, die als volgt luidt: "Zo noghthans dat hij alle de uiterste wille of actens die voor hun worden gepasseerd zal moeten geheim houden zonder ietwes daarvan aan wie het ook zij te openbaaren, veelmin copien of extracten te geeven dan alleenlijk aan hun die daartoe als erven ab intestato of ex testamento zijn geregtigd; dienvolgens zal hij de voorzeide actens van uiterste wil zorgvuldig moeten bewaaren en in een afzonderlijk register brengen en accuraat register op hetzelve maaken en in een aparte geslootene kas op 't secretarie custodieeren".Een register als hier bedoeld ontbreekt in het Oud-archief. In art. 10 van dezelfde instruktie wordt verder bepaald, dat hij ook een afzonderlijk boek zal houden: " 1ste van alle prisatien, 2e van alle hypotheecquen en verbanden en op ieder derzelve een behoorlijk register doen formeeren, teneinde dezelve bij requisitie ten eerste en konnen gevonden worden". Al sedert 1721 vindt met deze zekerheidsrechten afzonderlijk geregistreerd (inv. nrs. 1135 - 1223 en inv. nrs. 1564 - 1568).
Tijdens het Engelse tussenbestuur op Curaçao van 1800 - 1803 en 1807 - 1816 staat een Engelse secretaris aan de hoofd van de secretarie, bijgestaan door een Nederlands gedeputeerd of assistent gedeputeerd secretaris.
Schiltkamp (1964) blz. 98.
De akten blijven echter in het Nederlands gesteld, met uitzondering van de akten in inv. nr. 1007, die voor het merendeel uit Engelse akten bestaan. In de periode 1801 - 1803 functioneert naast de Nederlandse secretaris ook de Engelse secretaris Ch. Douglas.
In de daartussen liggende periode van 1803 - 1807, waarin Curaçao weer onder Nederlands gezag komt, worden de gedeputeerd secretarissen in 1806 voor korte tijd door één secretaris vervangen. De in bovengenoemde periode vermelde secretarissen hebben allen de notariële bevoegdheid.
In de artt. 9 en 8 van de door de gouverneur-generaal en de raden van Politie gearresteerde instrukties van 18 maart 1816
Inv. nr. 245 nrs. 6 en 7.
) respectievelijk voor de secretaris van Politie en voor de secretaris van Civiele en Criminele Justitie zijn de notariële werkzaamheden van de beide secretarissen geregeld, bovendien is in het hoofd van hun instrukties de volgende zinsnede toegevoegd: "Waarnemende tevens het ambt van notaris".Bij Koninklijk Besluit nr. 70 van 19 juni 1816
Inv. nr. 530 nr. 30.
wordt bepaald, dat de akten van hypotheek en de akten van transport van onroerend goed voor de raden van Politie zullen worden gepasseerd.Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
Zie voor 1719 jan., dec., inv. nr. 1543 en voor 1720 aug., okt. - nov., inv. nr. 1544.
Zie voor 1722 mrt., 1723 jan. - dec., inv. nr. 1545 en voor 1724 apr. - aug. en 1728 apr., inv. nrs. 1546 en 1547.
Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
Met alfabetische index op voornamen.
Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
Zie voor 1739 januari - dec. inv. nr. 1548 en voor 1549.
Zie voor apr. - juni, inv. nr. 1550.
Met tafel.
Zie voor feb. - mei, inv. nr. 1551.
Zie voor sep., inv. nr. 1552.
Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
Zie voor jan. - feb. en aug. - sep., inv. nrs. 1553 en 1554.
Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
1756 apr. - juni inv. nr. 1555.
Met alfabetische index op soort akten.
Met alfabetische index op soort akten.
Zie voor mrt. - apr., inv. nr. 1556.
Met tafel.
Aan de fiscaal Van Schagen wordt bij publicatie van 25 september 1738 door directeur en raden notariële bevoegdheid verleend.
Inv. nr. 171 nr. 67.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
Met tafel.
Met tafel.
Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
Met tafel.
Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
Met onvolledige tafel.
Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met onvolledige tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met onvolledige tafel.
Hendrik Pletsz Lourentszoon wordt op 15 mei 1753
WIC 408 fo. 81vo.
door de Kamer Amsterdam van de W. I. C. tot notaris aangesteld. Zijn benoeming wordt op 15 september 1753 door de Heren X van de W. I. C. goedgekeurd.WIC 13 fo. 33.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Jacobus Buijs wordt op 20 augustus 1756
WIC 13 fo. 133.
tot secretaris van de Kleine Raad aangesteld. In die funktie en na het overlijden op 23 april 1760WIC 602 blz. 1271.
van de secretaris van de Grote Raad R. Bughij, neemt hij het secretariaat van de Grote Raad waar. Nog voor zijn officiële aanstelling op 13 september 1762,WIC 14 fo. 30vo.
overlijdt hij. Gijsbert Vos Janszoon, sinds 13 september 1762 secretaris van de Kleine Raad, volgt hem op als waarnemend secretaris tot zijn officiële aanstelling op 14 mei 1764.WIC 14 fo. 167vo.
Met tafel. Zie voor 1757 apr. - dec., inv. nr 1557.
Met alfabetische index op soort akten.
Met onvolledige alfabetische index op soort akten.
Met onvolledige alfabetische index op soort akten.
Met tafel.
Met tafel.
Met onvolledige tafel.
Met tafel.
Met onvolledige tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.
Met tafel.