Archief
Titel
2.09.128 Inventaris van de archieven betreffende Naturalisatie en Nationaliteitsaangelegenheden, (1850) 1947-1989 (1995)
Auteur
Doc-DirektVersie
14-12-2022
Copyright
Nationaal Archief, Den Haag
2014 cc0 ( De seies inv.nrs. 1-74, 75-8415 en 8416-8547 zijn niet overgedragen en berustten nog bij Doc-Direkt Winschoten )
Beschrijving van het archief
Naam archiefblok
Ministerie van Justitie; Archieven betreffende Naturalisatie- en Nationaliteitsaangelegenheden Jus / Naturalisatie en Nationaliteitsaangelegenheden
Periodisering
archiefvorming: 1947-1989 oudste stuk - jongste stuk: 1850-1995
Archiefbloknummer
J55Omvang
2066 inventarisnummer(s); 139,80 meterTaal van het archiefmateriaal
Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands
Soort archiefmateriaal
Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.Archiefdienst
Nationaal ArchiefLocatie
Den HaagArchiefvormers
Ministerie van JustitieSamenvatting van de inhoud van het archief
De inhoud van het archief bestaat grotendeels uit dossiers betreffende naturalisatieverzoeken (NA dossiers). Tevens zijn nog andere series te onderscheiden namelijk regelingen m.b.t. de Tweede Wereldoorlog, de souvereiniteitsoverdracht met Indonesië alsmede de toescheidingsovereenkomst met Suriname, overige nationaliteitsaangelegenheden en informatie over Molukkers.Archiefvorming
Geschiedenis van de archiefvormer
Naturalisatie is het verlenen van de nationaliteit van een land aan een vreemdeling die daarom verzoekt.
Zie voor de informatie omtrent het taakgebied nationaliteitsaangelegenheden het rapport Institutioneel Onderzoek Nationaliteiten; een onderzoek naar de actoren en handelingen op het terrein van de nationaliteitsaangelegenheden, 1945 - 1991 (PIVOT-rapport nummer 11, 1994).
In voornoemd rapport treft u onder bijlage IV een overzicht aan van de organisatie-eenheden die zich met het tot stand brengen van wet- en regelgeving met betrekking tot de nationaliteit van personen hebben beziggehouden. Onder bijlage V is een overzicht opgenomen van de organisatie-eenheden die zich met het verlenen van het Nederlanderschap door naturalisatie hebben beziggehouden.
Vanaf 1993 vindt de behandeling van de aanvraag voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit plaats door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De IND is een onderdeel van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en treedt op namens de minister en de staatssecretaris van Justitie.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Stukken met betrekking tot het verlenen van naturalisatie zijn in te delen in drie categorieën:
- verzoekschriften oftewel rekesten van personen die voor naturalisatie in aanmerking willen komen;
- 'ambtsberichten' van autoriteiten met inlichtingen over de verzoekers;
- wetten en besluiten waarbij naturalisatie verleend wordt.
De documenten uit de eerste en tweede categorie zijn verzameld in het zgn. NA-dossier. Elk NA dossier heeft een uniek nummer. Het nummer is tot 1994 opgebouwd uit een jaartal, daarna het kwartaal, gevolgd door een slash en een uniek zaaknummer (bv. 734/1890). Het is mogelijk dat in een NA-dossier (met één uniek nummer) sprake is van meerdere naturalisaties. Dit is bijvoorbeeld het geval als ook de echtgenote naturalisatie heeft aangevraagd of als de kinderen zijn mee genaturaliseerd.
Naturalisatie geschiedde in de periode tot 1985 niet alleen bij wet van 15-3-1977, maar ook bij beschikking. De documenten uit de derde categorie zijn verzameld in het zgn. NAW-dossier. Na de inwerkingtreding van de Rijkswet op het Nederlanderschap (Stb. 1984, 628) geschiedde naturalisatie bij Koninklijk Besluit. De documenten werden vanaf die tijd verzameld in het zgn. NAR-dossier. Elk NAW- en NAR-dossier heeft een uniek nummer. Dit nummer was in ieder geval tot 1994 opgebouwd uit een jaartal, daarna een nul, gevolgd door een slash en een uniek zaaknummer (bv. 750/125). Niet alle naturalisatieverzoeken leiden tot naturalisatie. De dossiers bevatten ook stukken met betrekking tot afwijzingen, buiten behandelingstellingen en intrekkingen en procedures daarover.
NA-dossiers
De naturalisatiedossiers (NA-dossiers) zijn qua periodisering in te delen in een drietal blokken:
- 1933-1974: De naturalisatiedossiers uit dit blok zijn in het verleden op microfilm gezet. De oorspronkelijke dossiers zijn na deze substitutie vernietigd. Uit deze periode zijn een aantal dossiers buiten de verfilming gebleven. Tot slot zijn er tijdens de verfilming lijsten aangelegd van niet aangetroffen dossiers. Deze lijsten bevinden zich in een tweetal dozen met als opschrift: NA Dossiers tijdens verfilming niet aangetroffen.
- 1975-1994.De naturalisatiedossiers uit deze periode werden zoals eerder vermeld per jaar/kwartaal, gevolgd door een uniek volgnummer weggezet. De documenten zitten los in dossiermappen. De dossiermappen zijn belangrijk omdat hierop aantekeningen terug te vinden zijn over het verloop van de naturalisatieprocedure. Bovendien bevatten eerdergenoemde dossiermappen verwijzingen naar het NAW- of NAR-dossiernummer, waardoor er een relatie is te leggen met de wet, de beschikking of het Koninklijk Besluit. De serie bevat ook de dossiers van zaken die uiteindelijk niet hebben geleid tot een naturalisatie. Dergelijke dossiers kunnen dus ook geen verwijzing bevatten naar het NAWof NAR-dossiernummer. Naast de reguliere naturalisatiedossiers van mensen met een niet-Nederlandse nationaliteit, bevat het bestand ook naturalisatiedossiers van oud-Nederlanders die staatloos geworden zijn omdat zij zich tijdens de Tweede Wereldoorlog in Duitse krijgs- of staatsdienst hebben begeven. Volgens de Wet van 30 juli 1953, houdende voorziening ter wegneming van staatloosheid, Staatsblad 1953 nr. 363, worden deze naturalisaties verleend door de minister van Justitie zonder tussenkomst van het parlement. Uit deze periode worden de dossiers tot en met 1989 (registratienummer) bewerkt en te zijner tijd overgebracht aan het Nationaal Archief. Het is mogelijk dat bepaalde dossiers uit dit bestand ontbreken. Vermoedelijk zijn ze na uitlening in het vreemdelingendossier terecht gekomen.
- 1994-heden: Nadat de naturalisatieprocedure werd ondergebracht bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst werden de naturalisatiedossiers bij de vreemdelingendossiers gevoegd. Hierdoor werd een situatie gecreëerd dat de stukken met betrekking tot de toenmalige kerntaken van de IND, nl. Regulier, Visa, Asiel, Terugkeer en Naturalisatie in een map werden verzameld. Door deze situatie kwam ook het unieke nummer van het naturalisatiedossier te vervallen.
NAW- en NAR-dossiers
De NAW (tot 1985) en de NAR-dossiers bevatten alle documenten rond de wetgevingsprocedure c.q. de procedure rond de totstandkoming van een Koninklijk Besluit. De doorlopende serie vangt aan bij nummer 500 (1950) en loopt door tot in 1989.
WS-dossiers
Het betreft een numerieke serie dossiers betreffende de afhandeling van verzoeken tot wegneming van staatloosheid van Nederlanders die hun Nederlanderschap waren kwijtgeraakt door in vijandelijke staats- of krijgsdienst te treden.
Regelingen, opgesteld ten gevolge van de Tweede Oorlog
De bijzondere omstandigheden tijdens de Tweede Wereldoorlog schiepen de noodzaak voor bijzondere maatregelen. Ten eerste werd bij KB van 22 mei 1943, Stb. D 16, bepaald dat Nederlanders en Nederlandse onderdanen, die na 9 mei 1940 de nationaliteit of het onderdaanschap hadden verkregen van een staat, waarmee Nederland op die datum (en daarna voortdurend) geen diplomatieke betrekkingen onderhield, het Nederlanderschap of het Nederlandse onderdaanschap niet verloren, behalve als de Kroon dat uitdrukkelijk verklaarde. Deze verklaring moest worden afgedrukt in de Staatscourant. Op 4 oktober 1944 werd bij KB bepaald dat Nederlanders en Nederlandse onderdanen, die na 9 mei 1940 in staats- of krijgsdienst waren getreden bij een niet-vijandelijke mogendheid, een niet-vijandelijk bewind of een niet aan het vijandelijk gezag onderworpen krijgsmacht, die vijandelijkheden verrichtte tegen een vijandelijke mogendheid, en die voor deze dienst geen verlof hadden gevraagd of gekregen, hierdoor hun nationaliteit niet zouden verliezen. Ook werd de mogelijkheid geschapen om Nederlanders en Nederlandse onderdanen, die op andere wijze na 9 mei 1940 in vreemde staats- of krijgsdienst waren getreden, alsnog, ook zonder hun verzoek, verlof daartoe te verlenen. Na de bevrijding bleek dat veel mensen die een kennisgeving tot behoud, verkrijging of herkrijging van het Nederlanderschap wilden doen dat, ten gevolge van de oorlog, niet binnen de gestelde termijn of bij de juiste instantie hadden kunnen doen. Daarom werd in de Termijnenwet Nederlanderschap van 6 augustus 1949, Stb. J 359, bepaald dat de na 31 augustus 1938 verstreken termijnen werden verlengd tot aan 1 januari 1953. Kennisgevingen, gedaan aan vreemde gezanten, consuls en bureaus ter behartiging van Nederlandse belangen, die na 10 mei 1940 de Nederlandse belangen in bezet gebied waarnamen, of aan vertegenwoordigers of ambtenaren van Nederlandse militaire missies bij geallieerde bezettingsautoriteiten, waren geldig.
Eveneens na de bevrijding was men bang dat er een toestroom naar Nederland op gang zou komen van Duitse vrouwen die door hun huwelijk met een Nederlander de Nederlandse nationaliteit verkregen hadden. Ook vreesde men dat in Duitsland of door Duitsland geannexeerd of bezet gebied gesloten huwelijken tussen Nederlanders en buitenlandse, niet-Duitse vrouwen slechts tot stand waren gebracht, om de vrouw toegang tot Nederland te verschaffen. Om de verwachte toevloed van buitenlandse vrouwen te voorkomen werden in het Besluit gevolgen van het huwelijk met vijandelijke onderdanen II, van 17 november 1945, Stb. F 278, maatregelen getroffen. Aan alle bovengenoemde vrouwen, die na 10 mei 1940 met een Nederlander gehuwd waren, werd de Nederlandse nationaliteit ontnomen of onthouden. Ter uitvoering van het Besluit F 278 werd de Commissie voor huwelijken met vrouwen van vijandelijke of andere vreemde nationaliteit ingesteld. Deze commissie behandelde circa 12.000 aanvragen voor toelating tot Nederland van vrouwen op wie de regeling van toepassing was. Aanvankelijk werden nauwelijks vrouwen toegelaten, maar al snel versoepelde de commissie haar normen voor toelating, ook vanwege de toestand in Duitsland. Uiteindelijk werden de vrouwen toegelaten, tenzij zeer ernstige redenen van staatsbelang zich daartegen verzetten. Op die manier werd slechts 7 % van de vrouwen de toegang geweigerd. Daar tenslotte bijna niemand meer op grond van Besluit F 278 buiten Nederland werd gehouden en het besluit anderzijds de verbreking van het gezinsverband in de hand werkte (Nederlandse mannen kregen meestal geen toegang tot de staat waar hun vrouw onderdaan was en de vrouw kon niet naar Nederland komen), werd het besluit bij wet van 29 december 1950, Stb. K 658, ingetrokken. In de overgangsregeling werd bepaald dat de niet-Duitse vrouwen die na 10 mei 1940 met een Nederlander waren getrouwd, Nederlandse werden met ingang van de datum van het huwelijk.
Duitse vrouwen die na 10 mei 1940 met een Nederlander waren getrouwd, konden voor het Nederlanderschap opteren als zij tenminste een jaar in Nederland hoofdverblijf hadden gehad of als het huwelijk voortduurde en tenminste een jaar geleden werd gesloten. Dat de stemming een aantal jaren na de oorlog wat verzoenlijker was dan vlak erna bleek ook uit de wet van 30 juli 1953, Stb. 363, die aan staatlozen, die hun Nederlanderschap waren kwijtgeraakt door in vijandelijke staats- of krijgsdienst te treden, de gelegenheid bood bij de Minister van Justitie een verzoek om verlening van het Nederlanderschap in te dienen. Bij wet van 23 december 1953, Stb. 620, tenslotte werd het KB van 22 mei 1943, Stb. D 16, ingetrokken. Allen, die door de werking van het besluit D 16 het Nederlanderschap of Nederlands onderdaanschap niet hadden verloren of het juist hadden verkregen, verloren de Nederlandse nationaliteit met ingang van 1 maart 1954. Vrouwen, die op grond van de wet het Nederlanderschap kwijt raakten omdat zij plotseling met een vreemdeling gehuwd bleken te zijn en die zelf niet onder de werking van het besluit D 16 vielen, konden na ontbinding van het huwelijk het Nederlanderschap door kennisgeving terugkrijgen. Dat gold ook voor de kinderen die door de verandering van nationaliteit van hun vader het Nederlanderschap kwijtraakten. Zij konden de kennisgeving binnen een jaar na het bereiken van de meerderjarigheid, of, als zij al meerderjarig waren, tot 1 maart 1955 aan de autoriteiten doen toekomen.
De soevereiniteitsoverdracht van Indonesië
In 1949 werd Indonesië onafhankelijk en vond er een toescheiding van Nederlandse onderdanen-niet Nederlanders plaats tussen Nederland en Indonesië (Wet Soevereiniteitsoverdracht Indonesië 21 december 1949). De toescheiding betrof álle Nederlandse onderdanen, dus ook zij die Nederlands onderdaan waren omdat zij in Suriname of de Nederlandse Antillen geboren waren. De Nederlandse onderdanen werden als volgt verdeeld:
- Indonesiër werden de tot de inheemse bevolking van Indonesië behorende Nederlandse onderdanen. Als zij buiten Indonesië waren geboren en in Nederland of buiten de Unie woonachtig waren konden zij opteren voor het Nederlanderschap;
- Indonesiër werden de in Indonesië geboren, of aldaar woonachtig zijnde, uitheemse Nederlandse onderdanen. Zij kregen wel de gelegenheid te opteren voor het Nederlanderschap of een andere nationaliteit;
- Indonesiër werden de tot de inheemse bevolking van Indonesië behorende Nederlandse onderdanen, die in Suriname of de Nederlandse Antillen woonachtig waren, doch buiten het Koninkrijk geboren waren, alsmede hun minderjarige kinderen. Zij konden binnen twee jaar na de soevereiniteitsoverdracht opteren voor de Nederlandse nationaliteit;
- Nederlands onderdaan bleven de in het Koninkrijk geboren afstammelingen van tot de inheemse bevolking van Indonesië behorende personen. Zij konden binnen twee jaar voor de Indonesische nationaliteit opteren;
- Nederlands onderdaan bleven ook de in Suriname of de Nederlandse Antillen uit andere niet-Nederlanders geboren personen;
- Nederlands onderdaan bleven tevens de inwoners van Nieuw-Guinea, over wiens nationaliteit niets beslist werd omdat de soevereiniteit over dit gebied niet op de Republiek der Verenigde Staten van Indonesië overging.M
Nederlanders die in Indonesië geboren waren bleven Nederlanders, maar kregen de gelegenheid om binnen een half jaar na de soevereiniteitsoverdracht te verklaren dat zij Indonesiër wilden zijn. Veel mensen die in 1949 in Suriname voor de Indonesische nationaliteit hadden geopteerd of automatisch Indonesiër waren geworden merkten bij de discussies rond het Statuut van het Koninkrijk dat zij in Suriname van kiesrecht uitgesloten zouden worden, omdat dit volgens art. 46 van het statuut aan Nederlanders die Surinaams ingezetene waren was voorbehouden. Na protesten uit de Indonesische gemeenschap in Suriname bood de wet van 3 november 1954 de gelegenheid aan in Suriname woonachtig zijnde Indonesiërs om kosteloos tot Nederlander genaturaliseerd te worden. Door de onafhankelijkheid van Indonesië en het streven naar een grotere autonomie van Suriname en de Nederlandse Antillen, was het Statuut voor het Koninkrijk noodzakelijk geworden. In het nieuwe Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, Stb. 1954, nr. 503 en 596, werd nationaliteit tot aangelegenheid van het Koninkrijk verklaard. Dat betekende dat alle wetten en algemene maatregelen van bestuur met betrekking tot de nationaliteit van personen voortaan Rijkswetten en algemene maatregelen van Rijksbestuur werden.
Toescheidingsovereenkomst t.g.v. onafhankelijkheid Suriname
De, tot nu toe, laatste grote toescheiding staatsburgers vond plaats bij het onafhankelijk worden van Suriname op 25 november 1975. In 1972 was er, bij KB van 5 januari, een Koninkrijkscommissie ingesteld, die voor de rijksdelen een keuze diende voor te bereiden uit realiseerbare staatkundige alternatieven voor de bestaande rechtsvorm. De Koninkrijkscommissie kreeg in 1974, nadat de verkiezingen in Suriname een regering aan de macht brachten die onafhankelijkheid voorstond, de opdracht tot uitbreiding van haar taak met het voorbereiden van een verdrag, dat die onafhankelijkheid zou moeten regelen. Tot die voorbereiding hoorde ook het maken van een ontwerp-nationaliteitenregeling.
In de Toescheidingsovereenkomst die uiteindelijk tot stand kwam, werden de volgende categorieën Nederlanders Surinamer:
- de meerderjarige personen die in Suriname waren geboren en aldaar op de dag van de onafhankelijkheid woonplaats hadden;
- de meerderjarige personen die buiten Suriname waren geboren uit een wel in Suriname geboren vader c.q. moeder en op de dag van de onafhankelijkheid in Suriname woonplaats hadden;
- de meerderjarige personen die niet in Suriname waren geboren, het Nederlanderschap hadden verkregen ingevolge de Wet Souvereiniteitsoverdracht Indonesië in 1949 en die zowel op 27 december 1949 als op de dag van de onafhankelijkheid in Suriname woonplaats hadden;
- de meerderjarige personen die niet in Suriname waren geboren, het Nederlanderschap hadden verkregen door naturalisatie bij of krachtens de wet en die zowel ten tijde van het indienen van het verzoek tot naturalisatie, als op de dag van de onafhankelijkheid in Suriname woonplaats hadden;
- de meerderjarige personen die niet in Suriname waren geboren, het Nederlanderschap hadden verkregen in verband met het huwelijk, van rechtswege of door kennisgeving, en die zowel op het tijdstip van de huwelijkssluiting als op dag van de onafhankelijkheid in Suriname woonplaats hadden.
Tevens kregen bij de Toescheidingsovereenkomst de volgende categorieën Nederlanders het recht tot optie voor het Surinamerschap:
- de meerderjarige personen die op de dag van de onafhankelijkheid niet hun woonplaats in Suriname hadden, maar wel in Suriname waren geboren of aldaar vóór 25 november 1975 de Nederlandse nationaliteit hadden verkregen ingevolge de Wet Soevereiniteitsoverdracht Indonesië in 1949, door naturalisatie krachtens de wet of door of ten gevolge van het huwelijk. Van dit optierecht kon tot 1 januari 1986 zowel in als buiten Suriname gebruik worden gemaakt;
- de personen die gehuwd waren, indien op grond van de Toescheidingsovereenkomst de andere echtgenoot de Surinaamse nationaliteit had verworven. Dit optierecht kon men ook uitoefenen als het huwelijk na 25 november 1975 gesloten was;
- de personen die op de dag van de onafhankelijkheid woonplaats hadden in Suriname en niet door een andere bepaling van de Toescheidingsovereenkomst recht hadden op het Surinamerschap. Van dit optierecht kon tot 25 november 1978 gebruik worden gemaakt.
De volgende groepen, die door de Toescheidingsovereenkomst Surinamer waren geworden, kregen het recht tot optie voor het Nederlanderschap:
- personen, die in Suriname waren geboren en daar op 25 november 1975 ook woonplaats hadden, van wie de vader c.q. de moeder buiten Surinamer als Nederlander was geboren. Dit optierecht verviel op 25 november 1976;
- personen, die in Suriname waren geboren en daar op 25 november 1975 ook woonplaats hadden, die een op de Onafhankelijkheidsdag een publiekrechtelijk dienstverband hadden met Nederland of de Nederlandse Antillen. Dit optierecht verviel op 25 november 1976.
Behandeling als Nederlander
Zoals bij de definiëring van het taakgebied al opgemerkt is nationaliteit een koppelbegrip. Niet de nationaliteit zelf, maar de juridische rechten en plichten die aan het hebben van de nationaliteit worden gekoppeld hebben een direct effect op de bezitter van de nationaliteit. Er kan bepaald worden dat aan een bepaalde groep mensen dezelfde rechten worden toegekend als aan het bezit van een bepaalde nationaliteit verbonden zijn.In Nederland is deze speciale regeling getroffen voor de Molukkers die in 1951 en 1952 door de zorg van de Nederlandse regering naar Nederland zijn gebracht. Degenen die in 1976 in Nederland woonden en die het Nederlanderschap nog niet verworven hadden, werden vanaf 1 januari 1977 behandeld als Nederlanders bij toepassing van de Nederlandse wetgeving. Kinderen van een vader als hierboven bedoeld werden, indien zij in Nederland woonden, ook als Nederlander behandeld. Molukkers die niet tot deze groep behoorden, maar zich er wel verwant mee voelden en zich voor 1 oktober 1965 in Nederland hadden gevestigd, konden een verzoek indienen om ook als Nederlander te worden behandeld, als zij ten tijde van het verzoek in Nederland woonden.
Lettergroep VN
De Wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap uit 1892 (Staatsblad 1892 nr. 268) bepaalde in artikel 7, lid 4 dat het Nederlanderschap verloren wordt ‘door zich zonder ons verlof te begeven in vreemde krijgs- of staatsdienst'. Deze wet is dus niet tot stand gekomen vanwege de berechting na de Tweede Wereldoorlog. Ook diegenen die bijvoorbeeld in Spanje in de jaren 30 van de twintigste eeuw aan republikeinse zijde hadden gevochten, verloren hun Nederlanderschap.
Wat hield dat gedurende de Tweede Wereldoorlog in, die vreemde krijgs- of staatsdienst? Onder vreemde krijgsdienst werden de volgende organisaties verstaan:
- Wehrmacht
- Luftwaffe
- Kriegsmarine
- Waffen SS
- SS Wachtbataljon
- Vrijwilligers Legioen Nederland (als onderdeel van de SS)
- Landwachter (later Landstorm)
- Wachabteilung
- Luftnachrichtendienst
- Nachschub W.B.N. (Wehrmachtsbefehlshaber in den Niederlanden)
- NSKK (Nationalsozialistische Kraftfahrerkorps)
- HKP (Heereskraftwagenpark)
- KTD (Kraftfahrt Transport Dienst)
- KFT (Kraft Fahr Truppe)
Onder vreemde staatsdienst vielen onder meer de volgende organisaties:
- Ordnungspolizei
- Reichsarbeitersdienst
- Organisation Todt
- Sicherheitsdienst
Belangrijk om te weten is dat er geen strafrechtelijke veroordeling nodig was om het Nederlanderschap te verliezen. Door het enkele feit van indiensttreding bij een vreemde krijgs- of staatsdienst was men automatisch het Nederlanderschap kwijt. Men kreeg vanuit Nederlands perspectief echter niet automatisch de Duitse nationaliteit door dienstname bij de Duitsers. Het gevolg was dus staatloosheid. De Duitse nazi-overheid had evenwel bepaald dat Nederlanders, die in Duitse krijgsdienst traden, krachtens het Hitler-Erlass van mei 1943 automatisch de Duitse nationaliteit verkregen. Dat is dan ook de reden dat Duitsland geen personen aan Nederland uitlevert die het als zijn eigen onderdanen beschouwt; tegen een dergelijke uitlevering verzet zich ook de Duitse Grondwet.
Consequenties voor echtgenotes
Het waren vooral mannen die hun Nederlanderschap verloren. Dat had niet alleen voor hen consequenties. De Wet op het Nederlanderschap uit 1892 bepaalde namelijk in artikel 5: ‘de vrouw volgt staande zijn huwelijk den staat van haren man (…)'. Wanneer dus een man zijn Nederlanderschap verloor, gold dat ook voor zijn vrouw en in bepaalde gevallen voor zijn kinderen. Overigens is deze bepaling in 1963 uit de wet genomen (Staatsblad 1963 nr. 467). Een andere – logische – consequentie stond ook in de Wet op het Nederlanderschap. Artikel 12 luidde: ‘Allen die den staat van Nederlander niet bezitten (…), zijn vreemdelingen'.
Gevolgen voor vreemdelingen
- Een vreemdeling moest zich laten registreren bij de Rijksvreemdelingendienst.
- Een vreemdeling moest zich onderwerpen aan bepalingen van de Rijksvreemdelingendienst, zoals het aanvragen van een verblijfsvergunning.
- Een vreemdeling moest een werkvergunning halen bij het arbeidsbureau.
- Een werkgever moest een vergunning hebben om een staatloze in dienst te mogen nemen.
- Een vreemdeling kon geen aanspraak maken op oorlogsschaderegelingen; deze regelingen golden alleen voor Nederlanders.
- Een staatloos geworden Nederlander die in Duitsland verbleef, werd niet meer toegelaten tot Nederland.
- Volgens de Pensioenwet uit 1922 verviel het pensioenrecht bij dienstname in vreemde krijgs- of staatsdienst.
- Een paspoort werd niet verstrekt aan een vreemdeling.
- Staatloos geworden Nederlanders konden in het buitenland geen beroep doen op de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigingen; deze verleenden alleen hulp aan mensen met een geldig Nederlands paspoort. Dit gold overigens ook voor Nederlanders tegen wie vervolging was ingesteld en die in het buitenland verbleven.
- Uiteraard kon er ook niet gestemd worden met de verkiezingen; alleen Nederlanders ontvingen het kiesrecht.
Geschat wordt dat zo'n vijftien- tot twintigduizend mensen ten gevolge van hun houding in de Tweede Wereldoorlog hun Nederlanderschap hebben verloren. In 1953 is een wet tot stand gekomen die het voor ‘lichte gevallen' mogelijk maakte het Nederlanderschap terug te krijgen (Staatsblad 1953 nr. 363). De verzoeken om herstel van Nederlanderschap zijn opgenomen in de lettergroep WS (zie het ABP voor de bewerking van de naturalisatiedossiers 9/11/2010, hoofdstuk A2, Blok 4 WS-dossiers). De namen van diegenen die het Nederlanderschap terugkregen, werden gepubliceerd in de Staatscourant.
Inhoud VN-dossiers: De dossiers bevatten niet de beslissing inzake het verlies Nederlanderschap, maar correspondentie betreffende het verstrekken van inlichtingen aan diverse instanties en personen omtrent het feit of betrokkene al dan niet vrijwillig is getreden in Duitse krijgs- of Staatsdienst op grond waarvan het Nederlanderschap ingevolge artikel 7, 4e lid van de Wet op het Nederlanderschap verloren zou zijn.
De correspondentie is met verschillende autoriteiten zoals gemeenten (bijvoorbeeld ingeval aanvraag om Nederlands paspoort), het Commissariaat voor Oorlogsschade (ingeval van toekenning tot schadevergoeding) en met de betrokken natuurlijke persoon zelf (bijvoorbeeld in verband met aanvraag om naturalisatie).Opgemerkt moet worden dat het in lang niet alle gevallen ook daadwerkelijk personen betreft waarvan het Nederlanderschap verloren is.
Het proces van mensen die via naturalisatie hun Nederlandschap terugkregen zit in het blok wegneming staatloosheid.
Elk VN-dossier heeft een uniek nummer. Dit nummer is opgebouwd uit een jaartal, daarna een nul, gevolgd door een slash en een uniek zaaknummer (bv. 151/1251). Dit unieke zaaknummer is gebruikt tot en met 152/100. Vanaf 1952 is men overgegaan naar een andere dossierordening en wel 520/101 e.v.
Lettergroep NTV (= Nationaliteitsvraagstukken)
De dossiers bevatten de correspondentie inzake het onderzoek naar de (Nederlandse) nationaliteit van diverse personen.Elk NTV-dossier heeft een uniek nummer. Dit nummer is opgebouwd uit een jaartal, daarna een nul, gevolgd door een slash en een uniek zaaknummer (bv. 650/001)
Lettergroep NT / NTR (afkorting onbekend)
De NT-dossiers bevatten de behandeling van de (individuele) verzoeken tot bekoming van verlof om in burgerlijke staatsdienst te treden van een vreemde mogendheid en de verzoeken tot bekoming van verlof om in vreemde krijgsdienst te treden. Daarnaast bevat het dossiers inzake de behandeling van verzoeken om verkrijging van het Nederlanderschap. De procedure voor het bekomen van verlof vond tot 1959 plaats waarbij ieder verzoek met een individueel Koninklijk Besluit (KB) werd afgesloten, met in dit KB de nadere aanduiding voor welk onderdeel van de staatsdienst en/of functie waarvoor het verlof gold. Vanaf 1959 werden de verzoeken tot bekoming van verlof om in burgerlijke staatsdienst te treden van een vreemde mogendheid afgehandeld middels een collectief KB, zonder nadere aanduiding in dit KB voor welk onderdeel van de staatsdienst en/of functie waarvoor het verlof gold. De zgn. collectieve KB's zijn opgenomen in de NTR lettergroep. De verzoeken tot bekoming van verlof om in vreemde krijgsdienst te treden bleven middels individuele KB's afgehandeld.
Elk NT-dossier heeft een uniek nummer. Dit nummer is opgebouwd uit een jaartal, daarna een nul, gevolgd door een slash en een uniek zaaknummer (bv. 650/001)
Elk NTR-dossier heeft een uniek nummer. Dit nummer is opgebouwd uit een jaartal, daarna een nul, gevolgd door een slash en een uniek zaaknummer (bv. 630/018)
De verwerving van het archief
Het archief is in 2014 door Ministerie van Justitie overgebracht naar het Nationaal Archief, krachtens artikel 12 van de Archiefwet 1995
Inhoud en structuur van het archief
Inhoud
De archiefbescheiden bestaan voornamelijk uit onderstaande opgesomde series:
- NA (Naturalisatiedossiers)
- NAW (Naturalisatiewet)(t/m 1984) en NAR-dossiers (naturalisatierapport)
- Lettergroep WS (Wegneming Staatloosheid)
- Lettergroep VN (Verlies Nederlanderschap)
- Lettergroep NTV (Nationaliteitsvraagstukken)
- Lettergroep NT/NTR (afkorting onbekend)
- Hoge Commissariaat Djakarta/Consulaire Afdeling/Optieverklaring of Verwerpingverklaring
- Depot 89 (Lijsten van Hoge Commissariaat Djakarta)
- Kennisgevingen WNI (Wet op het Nederlanderschap en het Ingezetenschap) + Rijkswet 1963, S. 467
- Kennisgevingen Besluit 1950 (Besluit 29 dec. 1950)
- TOS (Toescheidingsovereenkomst Suriname)
- TOI (Toescheidingsovereenkomst Indonesië)
- Molukkers (kaartsysteem met betrekking tot Molukkers in Nederland)
- Verlies Nederlanderschap i.v.m. WOII.
Selectie en vernietiging
Bij aanvang bestond het archief uit ca. 672 meter. Na bewerking hiervan is in totaal 580 meter archief voor bewaring overgebleven. In deze inventaris gaat het om ca. 175 meter archief dat overgebracht wordt aan het Nationaal Archief. Vanwege de raadpleegbaarheid van de overige 405 meter archief dat bewerkt is, zijn nadere afspraken gemaakt tussen de zorgdrager en het Nationaal Archief. Dat houdt in dat deze stukken in een later stadium worden overgebracht. De volgende selectielijst is gebruikt:
Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de Minister van Justitie en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Nationaliteiten over de periode vanaf 1945 (17 maart 2003/nr. C/S/03/705), Stcrt. 6 mei 2003, nr. 86.
In bovenstaande selectielijst werd een aanvullend selectiecriterium (mede van toepassing op de selectielijst voor de archiefbescheiden op het beleidsterrein Toelating van Vreemdeling) toegevoegd. Selectiecriterium 7: Handelingen die betrekking hebben de toelating van vreemdelingen en daarmee van belang zijn voor de start van het Nederlandse burgerschap, de ontwikkeling van dit burgerschap en de identiteit van vreemdelingen en hun nakomelingen in relatie tot de Nederlandse samenleving. Toelichting: Deze handelingen vormen voor bewijszoekende immigranten en hun nakomelingen een onmisbare bron betreffende de aankomst in Nederland. Bijvoorbeeld in het geval dat vreemdelingen zich blijvend gevestigd hebben. Gezien het bovenstaande komen zowel de individuele naturalisatiedossiers als de collectieve NAW/ NAR-dossiers voor blijvende bewaring in aanmerking.
Aanvullingen
Voor dit archief worden geen aanvullingen verwacht
Verantwoording van de bewerking
Het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft Doc-Direkt (voorheen: Centrale Archief Selectiedienst) opdracht gegeven de archiefbescheiden van door de IND behandelde naturalisatieaanvragen in goede geordende en toegankelijke staat te brengen opdat het archief kan worden overgebracht naar het Nationaal Archief.
Voor de bewerking van het archief werd een plan van aanpak samengesteld dat de basis vormde voor de onderhavige bewerking. In het plan, dat werd goedgekeurd door het Ministerie van Veiligheid en Justitie en het Nationaal Archief, zijn de afspraken met betrekking tot de selectie, ontsluiting, materiële verzorging en overbrenging geregeld. Op basis van het door het ministerie overgedragen archief en de in dat bestand aangetroffen archiefbescheiden is bepaald wat de cesuur van het archief is. De oudste te bewaren archiefbescheiden stammen uit 1933, de jongste te bewaren archiefbescheiden zijn van 1993.
De stukken zijn geborgen in de oorspronkelijke omslagen, omdat deze aanvullende informatie bevatten. De omslagen zijn samengevoegd tot pakken.
Ten behoeve van de overbrenging naar het Nationaal Archief dient het archief te voldoen aan de in de Regeling duurzaamheid archiefbescheiden (2001) gestelde eisen. Concreet betekent dit dat de volgende stappen zijn uitgevoerd:
- Alle ijzerwerk (paperclips, nietjes, hechtmechanieken e.d.) is verwijderd;
- Lichtdrukken en andere materialen die aan sterkere chemische reacties dan goed papier onderhevig zijn, zijn voorzien van afzonderlijke fourflaps;
- De dossiers bevatten geen afwijkingen ten aanzien van de materiële staat. Bijzondere aandacht verdienen de eventuele pasfoto’s die geniet zijn op het formulier: Staat van Inlichtingen. Voorgesteld is om hier de werkwijze te volgen die ook is afgesproken bij de overdracht van de vreemdelingendossiers. Dit houdt in dat de pasfoto's geniet blijven zitten op het formulier, dit om de relatie tussen persoon en foto niet te verstoren;
- Omslagen, archiefdozen en etiketten voldoen aan de ICN-kwaliteitseis.
Ordening van het archief
Het eindresultaat van deze bewerking is een archiefinventaris. De verwijzing naar het oorspronkelijke dossiernummer vormt de koppeling tussen de archiefinventaris, de nadere toegang en uiteindelijk het fysieke bestand. De archiefinventaris is dus gevormd door de database. Deze is samengesteld uit gegevens afkomstig uit het Nationaliteitenregister en toegevoegde gegevens, afkomstig uit de dossiers zelf. Deze gegevens maakten dus vóór overbrenging deel uit van het Nationaliteitenregister van de IND.
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (B).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Andere toegang
In de nadere toegang zijn alleen de individuele dossiers opgenomen (NA, NTV, NT, VN en WS dossiers). De NAW/NAR dossiers zijn via de archiefinventaris toegankelijk, en alleen in de database vermeld als ze zijn gekoppeld aan NA dossiers (maar dit geldt lang niet voor alle NAW/NAR nummers). In deze nadere toegang zijn de volgende velden gedefinieerd:
- Id: Uniek nummer (is gegenereerd door de database);
- Dossiernummer: (Betreft het oorspronkelijk dossiernummer.)
- Notatie bij NA dossiers: jaar(2)kwartaal(1)/volgnummer(4). Bijvoorbeeld: NA851/1343.
- Notatie bij NTV dossiers: jaar(2)gevolgd door een 0/volgnummer(3). Bijvoorbeeld: NTV830/246;
- Notatie bij NT dossiers: jaar(2)gevolgd door een 0/volgnummers(3). Bijvoorbeeld NT560/003;
- Notatie bij VN dossiers: jaar(2)gevolgd door een 0/volgnummers(4). Bijvoorbeeld VN520/1814;
- Notatie bij WS dossiers: enkelvoudige numerieke aanduiding. Bijvoorbeeld: WS8999;
- Voornamen: Als het veld voornamen niet is ingevuld en de voornaam was uit het dossier te halen, is deze alsnog aangevuld;
- Achternamen: Bij afwijking is deze aangepast;
- Oorspronkelijke voornamen: bestaande gegevens zijn overgenomen;
- Oorspronkelijke achternamen: bestaande gegevens zijn overgenomen;
- Aliasnamen: bestaande gegevens zijn overgenomen;
- Geboortedatum: is gecontroleerd op juistheid. Bij afwijking is deze aangepast. Notatie: YYYY-MM-DD
- Oorspronkelijke nationaliteit (land van herkomst): Oorspronkelijke nationaliteit: De landaanduiding is gebruikt (bv. Haïti, niet Haitiaan). Eventuele aanvullingen die tijdens de bewerking zijn opgevallen zijn opgenomen (bv. Bij iemand uit Hong Kong met Britse nationaliteit kan zijn vermeld ‘Engeland (Hong Kong)’. Informatie is overgenomen vanaf officiële documenten in dossier (bijvoorbeeld: staat van inlichtingen). Indien geen nationaliteit is vastgesteld in dossier is er niets overgenomen in de kolom. Maar het kan ook voorkomen dat hier staatloos is ingevuld.
- NAW/NAR-nummer: Betreft een verwijzing naar het NAW- of NAR-nummer. Via dit nummer kan de het NAW- of NAR-dossier worden teruggevonden in de archiefinventaris. Het NAW- of NAR-dossier zelf bevat de informatie over de datum van het KB. Indien er, om wat voor reden dan ook, geen naturalisatie heeft plaatsgevonden, is er geen verwijzing naar het NAW- of NAR dossier en is dus geen nummer ingevuld. Het kan ook voorkomen dat er een vraagteken staat vermeld. Hier zou wel een nummer toegekend moeten zijn, doch deze is niet te achterhalen in het dossier.
Deze nadere toegang bevat de volgende series:
- NA (Naturalisatiedossiers), 1975-1989;
- NTV (Nationaliteitsvraagstukken), 1964-1993.
Inventarisnummers 1 t/m 8547 bevatten bovenstaande dossiers m.b.t. de NA en NTV dossiers.
Bovenstaande dossiers worden vooralsnog niet overgebracht naar het Nationaal Archief, vanwege de frequente opvraag en beschikbaarheid voor de bedrijfsvoering van de zorgdrager van de betreffende dossiers.
- NT (Nationaliteitsvraagstukken), 1952-1993;
- VN (Verlies Nederlanderschap), 1951-1983;
- WS (Wegneming Staatsloosheid), 1953-1962.
Tijdens de bewerking heeft Doc-Direkt (voormalige CAS) aanvankelijk ook al dan niet meegenaturaliseerde kinderen opgenomen in de database. Na overleg met de IND is daarmee gestopt. Personen, die minderjarig waren ten tijde van de naturalisatie van de ouders, zullen dus op naam van hun ouder(s) een dossier moeten aanvragen. De beoordeling of een kind al dan niet is mee genaturaliseerd is vóór 1 april 2003 soms moeilijk te maken (pas vanaf die datum worden de kinderen expliciet vermeld op het Koninklijk Besluit).
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
- Creëer een account of log in.
- Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
- Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie; Archieven betreffende Naturalisatie- en Nationaliteitsaangelegenheden, nummer toegang 2.09.128, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Jus / Naturalisatie en Nationaliteitsaangelegenheden, 2.09.128, inv.nr. ...
Verwant materiaal
Bewaarplaats van originelen
Nationaal Archief
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Bijlagen
Geen bijlagen