Volledige naam: agent van Inwendige Politie en Binnenlandse Correspondentie en toezicht op de staat der dijken en wateren van de Bataafse republiek. Ten aanzien van de benoeming van de agent en zijn werkkring nam het uitvoerend bewind der Bataafse republiek de volgende besluiten: 1 februari 1798, nr. 14: de vergadering, overgegaan zijnde tot de orde van de dag, worden de deliberaties aangevangen over de benoeming der agenten, adjunct-agenten en secretarissen. 5 februari 1798, nr. 14: is na deliberatie besloten de burger P. Wieland V.D.M. te Rotterdam voor het uitvoerend bewind te rekwireren, zich zo mogelijk nog op de avond van deze dag voor hetzelve te sisteren, zullende aan deze burger de post van agent der Binnenlandse Zaken worden opgedragen. Aantekening van Dassevael 'Ofschoon van het besluit van de burger P. Weijland de post van agent van Binnenlandse Zaken op te dragen in het voorhanden zijnde archief geen melding wordt gemaakt, blijkt zulks echter uit de missive van de burger Weijland aan de griffier geschied te zijn'. 6 februari 1798, nr. 16: beraad geaccordeerd. 9 februari 1798, nr. 27: de burger Weiland bedankt schriftelijk wegens de moeilijkheden aan de post verbonden. 9 februari 1798, nr. 28: de burger A.J. la Pierre accepteert conditioneel de hem bij besluit van 7 februari 1798, nr. 13 opgedragen post van chef de bureau van het agentschap. 12 februari 1798, nr. 20A: de burger la Pierre aangesteld tot sub-agent der Binnenlandse Zaken. 12 februari 1798, nr. 21: de burger Pieter Weiland aangesteld tot agent van Binnenlandse Zaken op zodanige provisionele instructie als aan hem zal worden ter hand gesteld. Hierop volgt nog een besluit a:m: nr. 21 waaruit blijkt volgens aantekening van Dassevaal, dat uit brieven aan de griffier volgt, dat de burger Weiland het ambt niet heeft geaccepteerd, maar aangenomen heeft om met la Pierre te confereren over de aangelegenheden van de hem opgedragen post. 16 februari 1798, nr. 34: rapport van deze conferentie volgens welke het agentschap zou moeten bestaan uit de navolgende bureaus: politie, waakzaamheid en correspondentie, koophandel, zeevaart, landbouw, fabrieken en trafieken, nationale opvoeding, hoge en lage scholen, schouwburgen enz., nationale instituten, gestichten en gebouwen, dijken, wegen en wateren De burger Weiland verklaart zich voor de hem opgedragen taak niet berekend, vraagt zijn ontslag, dat wordt geweigerd met intimatie voor de gevolgen. Hij volhardt evenwel bij zijn verzoek en verlaat de vergadering. 21 februari 1798: na deliberatie is besloten, dat van de aanstelling van een agent van Inwendige Politie en binnenlandse correspondentie en van een secretaris zal worden kennis gegeven aan de constituerende vergadering, bij missive en bij publicatie aan den volke:
Door ons zijn aangesteld tot agent de burger A.J. la Pierre en tot secretaris J.P. Quint Ondaatje. Aantekening van Dassevael: 'In het voorhanden zijnde verbaal wordt te vergeefs gezocht naar een besluit waarbij de burger A.J. la Pierre tot agent van Inwendige Politie is aangesteld en blijkens de missive van die burger aan de griffier heeft hij nimmer een besluit of acte van aanstelling ontvangen'. 27 maart 1798, nr. 39: het beheer van dijken, wegen en wateren geattacheerd aan het Agentschap van Inwendige Politie en Binnenlandse Correspondentie.
Hoewel het archief van de Waterstaat een afzonderlijk gedeelte van het archief van Binnenlandse Zaken uitmaakt, komen echter in de notulen en registers van uitgaande brieven van de agent van Inwendige Politie alle door hem genomen besluiten en geschreven brieven de Waterstaat betreffende, voor.
De nrs. 276-280 zijn de net-exemplaren van de inv.nrs. 247-275; zie tevens inv.nrs. 244 en 246.
Bij besluit van het uitvoerend bewind van 16 februari 1798, nr. 13A werd de burger Theod. van Kooten, lid van het Comité tot de Oost-Indische Handel en Bezittingen, gerekwireerd als agent van Nationale Opvoeding. De volgende dag werd hij aangesteld (notulen van de agent van 1 maart 1798). Op 8 maart werd besloten de benoeming van de burger J. van Heekeren tot secretaris van het Agentschap, bij missive aan de constituerende vergadering en bij publicatie aan het volk bekend te maken.
Zie voor vervolg inv.nrs. 315-318; zie voor toegangen op de notulen inv.nrs. 329-332.
Zie ook inv.nrs. 324-326, net-uitgaande brieven.
Tot de relatieven van de notulen van 12 december 1801 behoren: Lijst van sollicitanten bij het agentschap, 1799 - 1801 Adres en reçulijsten van uitgaande stukken, 3 juni 1799 - 12 december 1801 Lijst van relatieven van de notulen 29 april 1799 - 12 december 1801 Catalogus van boeken bij het Agentschap ingekomen of aangekocht Inventaris van het archief, de bibliotheek en verdere eigendommen van het Agentschap op 31 december 1801.
De lijst van de brieven in inv.nr. 318.
Met index
Met index
Het uitvoerend bewind der Bataafse republiek besloot op 14 maart 1798, nr. 12 om de volgende dag over te gaan tot de benoeming van een agent van de Nationale Economie. Blijkbaar is aan dit voornemen geen gevolg gegeven vóór het volgend jaar. Op 16 april 1799 werd hij decreet van het vertegenwoordigend lichaam een instructie voor de agent gearresteerd en bij besluit van 31 mei d.a.v. nr. 51 als zodanig benoemd J. Goldberg. Uit het verbaal van zijn eerste zitting op 5 juli 1799 blijkt dat hij eerst op die dag zijn werkzaamheden heeft aangevangen, zijnde tot zo lang afwezig geweest, met voorkennis van het uitvoerend bewind, tot het in orde brengen van zijn particuliere zaken.
Zie voor toegangen op de minuut-notulen de indices inv.nrs. 399-405.
Zie voor toegangen op de net notulen de indices inv.nrs. 399-405.
2 portefeuilles
Sedert 24 oktober 1801 zijn deze rapporten gericht aan het staatsbewind.
Verplaatst naar 2.21.006.51 Goldberg, inv. nr. 21
Verplaatst naar 2.21.006.51 Goldberg inv. nrs. 37, 38
Verplaatst naar 2.21.006.51 Goldberg inv. nr. 50
Verplaatst naar 2.21.006.51 Goldberg inv. nr. 50
Verplaatst naar 2.21.006.51 Goldberg inv. nr. 43
Verplaatst naar 2.21.006.51 Goldberg inv. nr. 34
Volgens art. 32 der acte van staatsregeling van het jaar 1801 zouden aan het staatsbewind behalve een algemeen secretaris en een secretaris van Staat voor de Buitenlandse Zaken, drie secretarissen van Staat worden toegevoegd; n.l. voor Marine, Oorlog te Lande, en Binnenlandse Zaken. Het staatsbewind werd echter de keus gelaten om i.p.v. de drie secretarissen, drie raden te benoemen, elk uit niet meer dan drie leden bestaande. Volgens besluit van 23 oktober 1801, nr. 38 verkoos het staatsbewind de aanstelling van raden en benoemde 3 december 1801, nr. 90 daarin tot leden van de Raad van Binnenlandse Zaken Jan de Kruijt te Leiden, J.F. Leemans en J.H. van der Palm beiden te 's-Gravenhage. Hunne instructie werd vastgesteld bij besluit van het staatsbewind van 8 juli 1802, nr. 53, terwijl bij besluit van 29 juli 1802, nr. 12 C.J. Wenckebach tot secretaris van de Raad van Binnenlandse Zaken werd aangesteld.
Zie agenda's, klappers en indices inv.nrs. 502-514, zie ook inv.nr. 827.
Achter de notulen van 1 mei volgen nog enige van 29 april 1805.
Zie agenda's en indices inv.nrs. 502-513.