Bij decreet van de Nationale Vergadering van 1 april 1796 werd de instructie vastgesteld en tot leden benoemd P. Vreede G.A. Visscher J.H. Floh F.A. ten Berge J.H. Stoffenberg W.C. de Crane P. van Zonsbeek J.W. Evers G.W. van Lamsweerde G.D. Jordens J. Nuhout van der Veen A.J. Zubli
Hieronder enkele kopie-brieven van vóór 16 september 1796.
De stukken zijn gemerkt 1-9 Litt. A-Z, en daarna weer met cijfers. Enkele stukken ontbreken, o.a. een register met Secrete notulen. In de eerste portefeuille (nr. 10) ligt een lijst van alle stukken, waaruit het archief der commissie bij haar demissie bestond. Alle daarin vermelde documenten werden op 29 maart 1798 aanwezig bevonden en overgegeven aan de commissie tot overneming van de archieven van de ontbonden commissie.
Volledige naam: agent van Inwendige Politie en Binnenlandse Correspondentie en toezicht op de staat der dijken en wateren van de Bataafse republiek. Ten aanzien van de benoeming van de agent en zijn werkkring nam het uitvoerend bewind der Bataafse republiek de volgende besluiten: 1 februari 1798, nr. 14: de vergadering, overgegaan zijnde tot de orde van de dag, worden de deliberaties aangevangen over de benoeming der agenten, adjunct-agenten en secretarissen. 5 februari 1798, nr. 14: is na deliberatie besloten de burger P. Wieland V.D.M. te Rotterdam voor het uitvoerend bewind te rekwireren, zich zo mogelijk nog op de avond van deze dag voor hetzelve te sisteren, zullende aan deze burger de post van agent der Binnenlandse Zaken worden opgedragen. Aantekening van Dassevael 'Ofschoon van het besluit van de burger P. Weijland de post van agent van Binnenlandse Zaken op te dragen in het voorhanden zijnde archief geen melding wordt gemaakt, blijkt zulks echter uit de missive van de burger Weijland aan de griffier geschied te zijn'. 6 februari 1798, nr. 16: beraad geaccordeerd. 9 februari 1798, nr. 27: de burger Weiland bedankt schriftelijk wegens de moeilijkheden aan de post verbonden. 9 februari 1798, nr. 28: de burger A.J. la Pierre accepteert conditioneel de hem bij besluit van 7 februari 1798, nr. 13 opgedragen post van chef de bureau van het agentschap. 12 februari 1798, nr. 20A: de burger la Pierre aangesteld tot sub-agent der Binnenlandse Zaken. 12 februari 1798, nr. 21: de burger Pieter Weiland aangesteld tot agent van Binnenlandse Zaken op zodanige provisionele instructie als aan hem zal worden ter hand gesteld. Hierop volgt nog een besluit a:m: nr. 21 waaruit blijkt volgens aantekening van Dassevaal, dat uit brieven aan de griffier volgt, dat de burger Weiland het ambt niet heeft geaccepteerd, maar aangenomen heeft om met la Pierre te confereren over de aangelegenheden van de hem opgedragen post. 16 februari 1798, nr. 34: rapport van deze conferentie volgens welke het agentschap zou moeten bestaan uit de navolgende bureaus: politie, waakzaamheid en correspondentie, koophandel, zeevaart, landbouw, fabrieken en trafieken, nationale opvoeding, hoge en lage scholen, schouwburgen enz., nationale instituten, gestichten en gebouwen, dijken, wegen en wateren De burger Weiland verklaart zich voor de hem opgedragen taak niet berekend, vraagt zijn ontslag, dat wordt geweigerd met intimatie voor de gevolgen. Hij volhardt evenwel bij zijn verzoek en verlaat de vergadering. 21 februari 1798: na deliberatie is besloten, dat van de aanstelling van een agent van Inwendige Politie en binnenlandse correspondentie en van een secretaris zal worden kennis gegeven aan de constituerende vergadering, bij missive en bij publicatie aan den volke:
Door ons zijn aangesteld tot agent de burger A.J. la Pierre en tot secretaris J.P. Quint Ondaatje. Aantekening van Dassevael: 'In het voorhanden zijnde verbaal wordt te vergeefs gezocht naar een besluit waarbij de burger A.J. la Pierre tot agent van Inwendige Politie is aangesteld en blijkens de missive van die burger aan de griffier heeft hij nimmer een besluit of acte van aanstelling ontvangen'. 27 maart 1798, nr. 39: het beheer van dijken, wegen en wateren geattacheerd aan het Agentschap van Inwendige Politie en Binnenlandse Correspondentie.
Hoewel het archief van de Waterstaat een afzonderlijk gedeelte van het archief van Binnenlandse Zaken uitmaakt, komen echter in de notulen en registers van uitgaande brieven van de agent van Inwendige Politie alle door hem genomen besluiten en geschreven brieven de Waterstaat betreffende, voor.
Hierbij relatieven, zijnde meest brieven van de chef de bureau. Zie indices op de notulen inv.nrs. 240-282.
Hierbij relatieven, zijnde meest brieven van de chef de bureau. Zie de indices op de notulen, inv.nrs 240-282.
Deze stukken bestaan uit: Rekwesten aan het uitvoerend bewind en aan de constituerende vergadering om stemrecht en betreffende wering van ingezetenen uit de grondvergaderingen, 1798 Rapporten en missiven van agenten aangesteld tot regeling en zuivering der grondvergaderingen Stemlijsten en aanwijzing van stemlokalen.
De stukken van Holland zijn gemerkt 1-534.
Bevat tevens notulen der vergaderingen van agenten der veertien districten aan het IJ en der dertien grondvergaderingen van het district IJ en Meer. 6 april 1798 - 6 mei 1798; met bijlagen.
Opgaven van gemeentebesturen naar aanleiding van het decreet van het vertegenwoordigend lichaam van het Bataafse volk van 20 september 1798 (hoewel decreet genoemd in de notulen van het uitvoerend bewind is het een besluit van de Eerste Kamer) en aanschrijving van het uitvoerend bewind van 26 september 1798, nr. 3. (Staat der armen, van hun getal en van de middelen, inrichtingen en schikkingen tot hun onderhoud).
Naar aanleiding van een missive van de agenten van Inwendige Politie, Nationale Opvoeding en Nationale Oeconomie van 22 augustus 1800, houdende prealabel rapport omtrent het in werking brengen van het reglement op het algemeen armbestuur, besloot het uitvoerend bewind 6 september 1800, nr. 43 om de departementale besturen aan te schrijven om van de gemeentebesturen opgaven van de Staat van het Armwezen te rekwireren, voor zover het door hen of van hunnentwege en niet kerkelijk werd geadministreerd. De bij de departementale besturen ingekomen opgaven moesten aan de agent van inwendige politie gezonden worden.
Bij zijn resolutie van 7 oktober 1800, nr. 140 besloot de agent van politie de departementale besturen aan te schrijven, om van de gemeentebesturen in ieder departement, waar wagen- of schuitenveren geëtabliseerd waren, een exemplaar of authentieke kopie te rekwireren van alle ordonnanties en reglementen op die veren gemaakt, alsmede van de instructies van commissarissen of andere personen aan wie het toezicht daarover was opgedragen, benevens van de tarieven der wagen- en schuitenvrachten. De bij de departementale besturen inkomende stukken moesten worden overgemaakt aan de agent. De nrs. 213-214 bevatten alleen reglementen en ordonnanties, geen tarieven.