De engel van Curaçao

15 september 2023

De Nederlander Jan Zwartendijk redt tijdens de Duitse bezetting van Litouwen duizenden Joden het leven dankzij ‘illegale’ visa die hij in 1940 verstrekt. Voor dat werk wordt Zwartendijk al jaren geprezen, op en rond zijn sterfdag op 14 september.

Bij leven krijgt hij een formele reprimande omdat hij die visa niet had mogen afgeven. Zijn nog twee levende kinderen ontvangen nu namens hun vader postuum de Erepenning voor Menslievend Hulpbetoon, de hoogste civiele onderscheiding in Nederland.

Veel archiefmateriaal dat hiermee te maken heeft is verloren gegaan. Maar in de collectie van het Nationaal Archief is naoorlogse correspondentie met en over Zwartendijk bewaard gebleven.

Wie was die man?

De ‘Engel van Curaçao’ is een volstrekt onbekende als in januari 1963 een artikel onder die kop wordt gepubliceerd in de B’nai B’rith Messenger, een Joodse krant in Los Angeles. Het gaat over een onbekende Nederlander die in Litouwen, tussen 11 juli en 3 augustus 1940 via een visumconstructie duizenden Litouwse Joden als een engel het leven heeft gered.

Het Nederlandse consulaat in Californië slaat er op aan en bericht het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag met de vraag: ‘wie was die man?’. De archieven van het ministerie geven geen duidelijkheid. De chaos van de oorlog heeft gaten geslagen in de dossiers.

Speurwerk door ambtenaren leverde uiteindelijk een mogelijke kandidaat op: de toenmalig Philips-directeur in Kaunas, Jan Zwartendijk. Die had de consulaire taken overgenomen na de terugtrekking van de geaccrediteerde consult in de toenmalige Litouwse hoofdstad.  

Ontsnappingsroute

Al vrij snel is duidelijk, dat Litouwse Joden niet veilig zijn voor de Duitse bezetters. Maar in zijn positie als honorair consul kan Zwartendijk iets doen. Samen met de Japanse consul Chiune Sugihara en enkele andere diplomaten, bedenkt hij een ontsnappingsroute.

Zwartendijk verstrekt Joden een zogenaamd ‘Curaçao-visa’. Daarmee kunnen Joodse individuen maar ook gezinnen, via de Sovjetunie en Japan, doorreizen naar het veilige Curaçao.  

In 1963 neemt het Ministerie van Buitenlandse Zaken contact op met Zwartendijk. Toen begrepen de ambtenaren ook waarom ze niets had kunnen vinden. Zwartendijk heeft alles verbrand om te voorkomen dat de Duitsers achter de vluchtroute en feitelijk illegale visa kunnen komen. Voor Curaçao is op dat moment geen visum nodig en het stempel mist bewust een regel. De samenwerking met de Japanse consul maakt dat het geloofwaardig overkomt.

Zwartendijk had bij leven geen idee hoeveel mensen hij met die visa heeft gered. Op de dag na Zwartendijk’s begrafenis in september 1976, ontvangen zijn nabestaanden een brief waarin een Joodse organisatie hen meedeelt dat 2.345 visa zijn afgegeven, waarop vaak meerdere mensen uit een gezin reisden. Niet een kwam ooit aan op Curaçao, ze reisden door naar de Verenigde Staten, China en andere plaatsen. In de jaren ’80 werd het aantal gevluchten en hun nabestaanden die hun leven danken aan de Curaçao-visa geschat op 10.000.

Erkenning

Erkenning volgt in Israël in 1997, waar Zwartendijk bij Yad Vashem is bijgeschreven. De Nederlandse waardering volgde met een standbeeld in Rotterdam, Eindhoven en Kaunas. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken maakt zich vooral druk over het feit dat hij illegale visa had afgegeven en nam hem dat formeel kwalijk. Inmiddels is dat gecorrigeerd.