Middeleeuwse belasting (1195)

De graaf van Holland krijgt het recht om tol te heffen.

Middeleeuwse belasting
Alles uitklappen

In 1179 krijgt graaf Floris III van Holland van de Duitse keizer Frederik Barbarossa het recht om tol te heffen bij Geervliet (Zuid-Holland). Elke schipper die Geervliet passeert, moet 5% van de waarde van de scheepslading (met een maximum van 5 mark) betalen aan de Hollandse graaf. Wie dit niet doet, krijgt een enorme boete. De oorkonde waarin deze afspraak is opgeschreven, is helaas verloren gegaan.

In 1195 bevestigt keizer Hendrik VI dat ook de zoon en opvolger van Floris III, graaf Dirk VII, het tolrecht bezit. Deze oorkonde is wel bewaard gebleven. Hierdoor is de tol bij Geervliet de oudste gedocumenteerde tol van Holland.

Wat zien we?

De oorkonde is geschreven op perkament in het Latijn, de diplomatieke taal van de middeleeuwen. De uitgestrekte letters boven- en onderaan de tekst zijn typisch voor oorkondes van de Duitse keizer. De oorkonde bevestigt dat graaf Dirk VII, net zoals zijn trouwe vader Floris III, tol mag heffen bij Geervliet. Er staat ook hoeveel tol er geheven mag worden. Daarna volgt een lijst van edelen die getuige waren van deze beslissing, waaronder de graaf van Gelre (Gelderland). De monogram (handtekening) rechtsonder en de zegel onderaan zijn van keizer Hendrik VI.

Tol is een belasting voor het gebruik van infrastructuur, zoals een weg, rivier of brug. In de middeleeuwen mag niet iedereen tol heffen. Dit is een speciaal recht dat alleen toebehoort aan de heer van het land. Een heer kan delen van zijn land en de rechten die daarbij horen uitlenen aan een leenman. Dit systeem van uitlenen van land en rechten heet het feodalisme. In de 12e eeuw is de graaf van Holland een leenman van de keizer van Duitsland. Daarom moeten Floris III en Dirk VII officieel toestemming krijgen van de keizer, voordat zij tol kunnen heffen bij Geervliet.

Zonder toestemming

In de praktijk zijn veel leenmannen machtig genoeg om hun leenheer te negeren als dit goed uitkomt. Zo wordt graaf Dirk III van West-Frisia (de voorloper van Holland) in 1018 ervan beschuldigt illegaal tol te heffen bij Vlaardingen. Keizer Hendrik II stuurt een leger om hier een einde aan te maken. Dirk III wint de Slag bij Vlaardingen echter en kan grotendeels zijn gang blijven gaan.

Conflict tussen leenmannen

Ook tussen leenmannen van dezelfde leenheer wordt er flink gevochten om land en rechten. De graven van Holland en Vlaanderen zijn eeuwenlang met elkaar in conflict over het tolrecht en de controle over Zeeland. In 1167 behaalt Vlaanderen een grote overwinning, waardoor Vlaamse kooplieden geen tol meer hoeven te betalen. In de oorkonde van 1195 staat echter expliciet dat ook Vlamingen weer moeten betalen.

De strijd blijft zich hierna af en aan voortzetten. In 1256 komt de koning van Frankrijk tussenbeide en dwingt een (tijdelijke) vrede af. De hertog van Brabant bemiddelt vervolgens tussen de twee partijen voor een nieuwe afspraak over de tol .

De felle strijd om tolrechten toont het toenemende belang van de handel vanaf de 11e eeuw. Vlaamse steden, zoals Brugge en Gent, ontwikkelen zich tot rijke handelsplaatsen. Vooral de handel in laken (een wollen stof) brengt veel geld op. Ook de graven van Holland profiteren van de opbloeiende handel. Vlaamse kooplieden varen onderweg naar Engeland en Duitsland namelijk door Hollands gebied. Door een netwerk van tolhuizen op te bouwen in de monding van de grote rivieren verdienen de graven grof geld aan deze handelaren.

Opkomst van steden

Niet alleen de Vlaamse steden profiteren van de groeiende handel in West-Europa. Ook steden langs de grote rivieren, zoals Dordrecht, Tiel en Den Bosch, bloeien op. Zo schenkt de graaf van Holland in 1299 Dordrecht een waardevol stadsrecht: het stapelrecht. Alle kooplieden die langs Dordrecht komen, moeten voortaan hun goederen daar op de markt te koop aanbieden. Hierdoor groeit Dordrecht in de 14e eeuw uit tot een belangrijk handelscentrum en de rijkste stad van Holland. De opkomst van steden zoals Dordrecht draagt bij aan de ontwikkeling van een voornamelijk agrarische samenleving naar een agrarisch-urbane samenleving.