Benieuwd of één van uw voorouders tussen 1796 en 1801 een verzoekschrift indiende bij het nationale parlement? Of wilt u weten wat voor een soort verzoeken er in die tijd werden ingediend? Via de nieuwe index ‘Verzoekschriften aan het parlement van de Bataafse Republiek, 1796-1801’ vindt u scans van verzoekschriften, door te zoeken op de naam van de indiener(s).
Verzoekschriften uit alle lagen van de bevolking
Via de nieuwe index zijn ruim 15.000 verzoekschriften te doorzoeken. Verzoekschriften (ook wel rekesten of petities genoemd) zijn verzoeken van één of meerdere personen aan het parlement (of een andere instantie). Het kan gaan om individuele verzoeken, bijvoorbeeld om een paspoort of een baan, maar ook om politieke petities, met honderden handtekeningen. Duizenden burgers uit alle lagen van de bevolking dienden tussen 1796 en 1801 verzoekschriften in bij het nationale parlement van de Bataafse Republiek. De Bataafse Republiek was uitgeroepen op 20 januari 1795, nadat een Frans revolutionair leger met hulp van gevluchte patriotten (tegenstanders van de stadhouder) een einde aan de Republiek der Verenigde Nederlanden had gemaakt. Op 1 maart 1796 werd in Den Haag een democratisch gekozen nationaal parlement opgericht. Tot dit parlement wendden burgers zich met hun verzoeken.
Liefdegift
Vooral de particuliere verzoekschriften geven een interessant inkijkje in de levens van gewone mensen in de Bataafse tijd. Zo is er het verzoek van Johannes Reytenbag van 6 april 1796, dat een ander voor hem geschreven heeft. In dit verzoek staat dat Johannes ‘door de droevigste lichaams-kwaal, de vallende ziekte (epilepsie), zodaanig gefoltert is, dat zijne, wel eer voor hem, bloeiende affaire als kledermaker, daardoor eindelijk geheel tot niet is geloopen’. Het houdt echter niet op met de ellende. Verderop lezen we dat ‘nu mede zijn eenige steun en troost, namentlijk zijne huisvrouw, door opgekropt hartzeer, zedert een geruimen tijd, mede aan de teering-ziekte kwijnt (…)’. Hierdoor is het gezin met drie kinderen ‘in de grootste armoede des werelds gedompelt’. De wanhopige Johannes keert zich daarom tot de volksvertegenwoordiging en vraagt ‘ hun zoodanige liefde-gift te doen toereijken, als uw lieden, […] zullen gelieven goed te vinden’. Of het parlement de gift heeft toegekend, staat niet in het verzoekschrift.
Hoererij en overspel
Een ander onderwerp dat we vaker in particuliere verzoekschriften tegenkomen is het echtscheidingsverzoek. Zo vraagt ene Jan Hendrik Spark in een verzoekschrift uit 1798 aan het parlement om zijn huwelijk met Hendrika Meijer te ‘verklaaren voor gedissolveert’ (ontbonden). Hendrika had zich volgens Jan Hendrik, ‘van tijd tot tijd aan verregaande malversatien schuldig gemaakt’. Zoals het een goed echtgenoot betaamt had Jan Hendrik naar eigen zeggen ‘allen pogingen (…) in ’t werk gesteld om was ’t mogelijk door lievderijke behandeling, eenen ontaarte tot haaren plicht terug te doen keeren’. Het had niet mogen baten, zo blijkt uit het verzoekschrift: Hendrika nam in de nacht van 20 november 1797 de benen ‘met meedevoering van diverse goederen’. Met haar minnaar vluchtte ze naar Amsterdam, waar ze ‘tot op deezen dag’ met hem samenwoont ‘als was zij met denselven gehuwd’. Na Hendrika’s actie is voor Jan Hendrik de maat vol: hij kan zich niet verzoenen ‘met haar die zig dus aan hoererij en overspel heeft schuldig gemaakt’. Hij verzoekt het parlement om een echtscheiding. Het parlement reageert afwijzend, blijkt uit een parlementsbesluit van 19 maart 1799: Jan Hendrik moet zich met zijn verzoek maar richten tot een gewone rechtbank.
Nieuwsgierig geworden?
Bovenstaande voorbeelden lichten slechts een tipje van de sluier op over de inhoud van de verzoekschriften aan het parlement van de Bataafse Republiek. Wilt u zelf op zoek naar een verzoekschrift? Bekijk dan de zoekhulp: Verzoekschriften aan het parlement van de Bataafse Republiek, 1796-1801.