Terug naar zoekresultaten

2.14.104 Inventaris van het bestuursarchief van het Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling, 1967-1999 (-2002)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.14.104
Inventaris van het bestuursarchief van het Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling, 1967-1999 (-2002)

Auteur

Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling, Arnhem

Versie

30-05-2024

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2024 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Stichting Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling [CITO]; Bestuurlijk Archief
Cito / Bestuur

Periodisering

archiefvorming: 1967-1999
oudste stuk - jongste stuk: 1967-2002

Archiefbloknummer

O35

Omvang

561 inventarisnummer(s) 8,30 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief, Den Haag

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Stichting voor Onderzoek van het Onderwijs (, 1967-1968) Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling (, 1968-1999)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het onderhavige archief is gevormd in de periode 1967-1999 en werd aangelegd door het bestuur van de Stichting Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling (Cito). Het Cito werd opgericht om de ontwikkeling van toetsen voor school- en studiedoeleinden in Nederland te centraliseren. Zodoende kreeg het Cito een dienstverlenende functie ten aanzien van toetsontwikkeling, onderzoek naar toetsontwikkeling en toepassing van toetsen. Het Cito is een stichting met een overheidstaak, en had tot 1987 een overwegend particulier karakter. Per 1 januari 1987 werd de Wet op de onderwijsverzorging (WOV) van kracht, waarmee het instituut een publiekrechtelijke instelling werd. Na intrekking van die wet en de invoering van de Wet subsidiering landelijke onderwijsondersteunende activiteiten (SLOA) werd het Cito wederom geprivatiseerd. De inhoudelijke cesuur van het archief ligt in dit jaar.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Oprichting en taakstelling
In 1966 verzocht de minister van Onderwijs en Wetenschappen de Stichting voor Onderzoek van het Onderwijs (SVO) om advies over een eventueel op te richten centraal toetsingsinstituut. In 1967 werd daartoe de 'Nota Oprichting Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling' (C.I.T.O.) gepubliceerd door de SVO. ( Centraal Instituut Toetsontwikkeling, 'Cito door de jaren heen', http://www.Cito.nl/over%20Cito/over-ons/geschiedenis, geraadpleegd 15 december 2017. ) Geconcludeerd werd dat de meest wenselijke opzet van een centrale voorziening voor de beschikbaarstelling van school- en studietoetsen een instituut zou zijn. ( Inv.nr. 404, 'Nota Oprichting Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling (C.I.T.O.)', 1967. ) Als rechtsvorm werd een stichting gekozen. Argumentatie voor deze keuze was enerzijds het voorkomen dat het Cito te zeer afhankelijk zou worden van één organisatie, bijvoorbeeld de Rijksoverheid, anderzijds om de inspraak van belangrijke groeperingen in en om het onderwijs in het beleid van het Cito te waarborgen. Het personeel dat in dienst zou treden van het Cito kreeg de positie van Rijksambtenaar. ( Ibid. ) In eerste instantie was het Cito-personeel nog in dienst van de SVO, op 17 maart 1969 verscheen het Koninklijk Besluit waarmee het personeel werd geduid als ambtenaar in de zin van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet. ( Inv.nr. 287, Jaarverslag 1969 Cito, p. 2. )
Er bestond een noodzaak tot de centralisatie van de ontwikkeling van school- en studietoetsen. Ten eerste was centralisatie noodzakelijk om de continuele productie van toetsen te waarborgen, die weer geregeld onderzoek vereiste. Voorts werd het noodzakelijk geacht om een bedrijfsmatige aanpak van productie, dienstverlening, ontwikkeling en onderzoek te realiseren. Dit vanwege de onwrikbare tijdschema's die voortvloeiden uit het jaarritme van het onderwijs. In de oprichtingsnota van het CITO werd voorts het volgende over het instituut opgemerkt:
  • Het Cito is een dienstverlenende en geen beleidsbepalende of normstellende organisatie;
  • Het Cito is een centrale, landelijke instelling;
  • Het Cito vervaardigt studietoetsen;
  • Het Cito verleent diensten bij de toepassing van studietoetsen, waarbij onder meer de verwerking en analyse van studietoetsresultaten en de rapportage daarover;
  • Het Cito geeft technische adviezen aan onderwijs- en onderzoeksinstanties;
  • Het Cito verricht onderzoek naar de ontwikkeling van toetsen.
Juridische grondslagen
Tot 1 januari 1987 was het Cito een particuliere stichting met een overheidstaak. Per die datum werd de Wet op de onderwijsverzorging (WOV) van kracht. Dit hield in dat het Cito vanaf die datum een publiekrechtelijke instelling met rechtspersoonlijkheid was. ( Inv.nr. 305, Jaarverslag 1987, 1988, p. 9. ) Er gold echter een overgangsregeling, aangezien een nadere invulling van de WOV bij Algemene Maatregel van Bestuur moest worden geregeld. ( Inv.nr. 306, Jaarverslag 1988, 1989, p. 9. ) De WOV voorzag onder andere in de samenstelling van de Bestuursraad en het College van Bestuur. De leden van de raad werden benoemd door de minister van Onderwijs en Wetenschappen op voordracht van onderwijsorganisaties en organisaties die werkzaam zijn binnen het vakgebied van het Cito. ( Ibid. ) In 1989 werd de WOV volledig van toepassing op het Cito, waarmee het instituut in de onderwijsverzorgingsstructuur werd opgenomen. Zodoende viel het personeel van het Cito onder het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (RPBO). ( Inv.nr. 307, Jaarverslag 1989, 1990, p. 11. ) De WOV onderscheidde een aantal categorieën werkzaamheden die de verzorgingsinstellingen kunnen uitvoeren. De activiteiten van het Cito vielen onder de WOV-categorieën 'Primaire taken', 'Tevens taken', 'Bijzondere taken' en 'Activiteiten voor derden'. Primaire taken van het Cito waren zoals van oudsher het ontwikkelen van toetsen, voorts stagebeoordeling en basisvorming voortgezet onderwijs. Andere taken van het Cito waren de periodieke peiling van het onderwijsniveau en de evaluatie van het voortgezet basisonderwijs. ( Inv.nr. 307, Jaarverslag 1989, 1990, p. 11-12. )
Bestuur en ontwikkeling van de organisatie
Het Cito werd vanaf zijn oprichting in 1968 bestuurd door een Bestuur en een Raad van Toezicht en Advies. Het bestuur bestond uit leden die vanwege specifieke deskundigheden werden geselecteerd. De Raad van Toezicht en Advies moest zorgdragen voor de inbreng van het onderwijsveld in het Cito-beleid. In 1979 werden deze twee lichamen samengevoegd tot één lichaam: de Bestuursraad. Al in 1977 werden daartoe de nodige statutenwijzigingen verricht. ( Inv.nr. 297, Jaarverslag 1979 Cito, 1980, p. 9. ) De nieuw geïnstalleerde Bestuursraad koos uit zijn midden een College van Bestuur. Dit College was belast met de uitvoering van de dagelijks bestuurstaken van het Cito, alsmede de voorbereiding van de bestuursraadvergaderingen en de uitvoering van de besluiten van de raad. ( Ibid. ) In 1973 werd het reglement van de Instituutsraad vastgesteld. Deze raad was een orgaan van 'overleg, advies, informatie, communicatie en besluitneming binnen het instituut.' ( Inv.nr. 425, artikel 3 van het Instituutsraadreglement. ) De wettelijke grondslag voor deze georganiseerde vorm van medezeggenschap was de Wet op de ondernemingsraden 1971. ( Ibid., artikel 1. ) Voorts was er binnen het Cito sprake van een Instituutsbeleidsgroep (IBG). De functie van deze IBG was het mede organiseren van en participeren in beleidsvorming op instituutsniveau, en het gevraagd en ongevraagd adviseren van het College van Bestuur omtrent de inhoud van het instituutsbeleid en bijstelling daarvan. ( Inv.nr. 430, Reglement voor de Instituutsbeleidsgroep van het Cito, 1982, artikel 1. ) In de eerste jaren van zijn bestaan groeide het Cito al snel uit tot een organisatie met meer dan 40 medewerkers. In 1971 werd dan ook al onderzoek gedaan naar een eventuele wijziging van de organisatiestructuur. Vanaf 1973 telde het Cito vijf afdelingen, elk gebaseerd op een onderwijstype. Daarmee werd de oorspronkelijke indeling in onderwijskundige zaken en toetsontwikkeling verlaten. ( Inv.nr. 404, Rapport van de Commissie Organisatie 'De organisatie van het Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling per 1 augustus 1976', p. 17. ) In 1976 werd de Commissie Organisatie ingesteld om voorstellen te doen over de organisatie van het Cito per 1 augustus 1976. De commissie adviseerde onder meer om het aantal vakinhoudelijke afdelingen terug te brengen van vijf naar vier. ( Ibid. ) In 1978 werd een programmacommissie ingesteld die zich zou bezinnen op 'de organisatie, de samenstelling van een (re)-organisatiecommissie, taakomschrijving, inspraakmogelijkheden van het instituut, fasering van werkzaamheden e.d.'. ( Inv.nr. 405, Rapport van de Programmacommissie organisatie, 1979, p. 3. ) Dit naar aanleiding van de organisatorische knelpunten van het instituut, die voortvloeiden uit de gestage groei van het aantal personeelsleden sinds 1973. Geconstateerde knelpunten door de Commissie waren onder meer: de moeilijke inpasbaarheid van afdelingsoverstijgende projecten in de organisatiestructuur, de afwezigheid van een goed organisatorisch verband voor de productie van examens en de moeilijke positie van onderzoeksactiviteiten en productieprojecten. ( Inv.nr. 297, Jaarverslag 1979 Cito, 1980, p. 11. ) Eind jaren '90 veranderde het juridische kader waarbinnen het Cito opereerde ingrijpend: de Wet op de onderwijsverzorging (WOV) liep af en werd, zij het later dan oorspronkelijk gepland, vervangen door de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten (SLOA). Belangrijk verschil tussen deze twee wetten was dat onder de oude wet het Cito als verzorgend instituut werd gesubsidieerd, onder de nieuwe wet werden alleen de taken van het instituut bekostigd. Niet instituut, maar taken werden voorzien van overheidsgeld. ( Inv.nr. 314, vooruitzicht op de invoering van de Wet SLOA in het jaarverslag 1996, p. 9. ) Voorts werd het Cito weer, net zoals vóór de invoering van de WOV, een privaatrechtelijke organisatie. Niet langer was onderwijsverzorging een basisvoorziening van de overheid, maar werd het Cito als privaatrechtelijke organisatie bekostigd voor de uitvoering van de onderwijsverzorging. ( Inv.nr. 315, jaarverslag 1997, p. 9. ) Gelijktijdig met deze veranderende juridische sfeer veranderde de bestuursorganisatie van het Cito, zij het in geringe mate. Per 1 januari 1998 deed een nieuwe bestuursvorm zijn intrede, namelijk een Algemeen bestuur en een Dagelijks bestuur. De verhouding tussen Algemeen bestuur en Dagelijks Bestuur was gelijk aan die tussen de Bestuursraad als hoogste orgaan en het College van Bestuur als dagelijks bestuur. ( Ibid., p. 13. )
Op 4 september 1968 werd de akte van oprichting van het Cito gepasseerd voor de notaris. De stichting had ten doel 'het zonder winstoogmerk bevorderen van de objectieve beoordeling van door leerlingen en studenten verworven kennis, inzicht en vaardigheden, in het bijzonder door de ontwikkeling van school- en studietoetsen. De stichting verricht haar werk ten dienste van de onderwijspraktijk, het onderwijsbeleid en de onderwijsresearch.' De organen van de stichting waren het bestuur en de raad van toezicht en advies. De voorzitter en overige leden van het bestuur werden benoemd door de minister van Onderwijs en Wetenschappen.
Geschiedenis van het archiefbeheer
In 1980 werd een eerste nota opgesteld waarin archivering van documentatie binnen het Cito in kaart werd gebracht. Het bleek dat er geen centrale afspraken over het opzetten en bijhouden van afdelings- en projectarchieven waren. Afdelings- en projectarchieven werden veelal naar eigen inzicht van leidinggevenden ingericht. De verschillende werkwijzen leidden er toe dat de archieven moeilijk toegankelijk waren voor derden. Uniforme regels over bewaartermijnen van archiefstukken ontbraken eveneens. ( Inv.nr. 465. ) De bedoeling was zowel te komen tot afspraken over het centrale instituutsarchief als tot één archiveringssystematiek voor de gehele organisatie. Een geconsulteerde externe archiefdeskundige adviseerde in 1981 onder meer tot het oprichten van een generieke archieffunctie in de organisatie en het toepassen van de universele decimale code op het instituutsarchief. ( Ibid. ) In 1992 werd de nota 'Archiveren...ook dat nog!?' opgesteld. Zoals uit de titel blijkt, was archivering binnen het instituut was nog steeds een lastig onderwerp. De naar aanleiding van deze nota ingestelde Werkgroep Archivering, ging aan de slag met een plan van aanpak voor de inrichting van een centraal archief op instituutsniveau, het zogenoemde bedrijfsarchief. De werkgroep adviseerde een voltijds archivaris aan te stellen en een registratuurplan toe te passen. Anno 1996 was er nog maar weinig vooruitgang geboekt, deze beperkte zich tot slechts enkele summiere afspraken op instituutsniveau. Eind 1997 werden de concept-statuten van een archiefcommissie opgesteld. ( Ibid. ) Verdere maatregelen ten aanzien van archiefbeheer zijn gedurende de looptijd van het archief nier genomen.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Het archief behelst het beleid omtrent en de ontwikkeling van Nederlandse toetsen voor school- en studiedoeleinden, en is gevormd in een periode waarin de archiefvormer in eerste instantie een particuliere stichting was, later een publiekrechtelijke instelling met een overheidstaak (1967-1999). Het archief bevat veelal bescheiden behorende bij bestuursvergaderingen, en geeft gedetailleerd de beleidsmatige interactie tussen de overheid enerzijds en de archiefvormer anderzijds weer.
Selectie en vernietiging
In 2010 werd er contact gelegd tussen het Cito en het Nationaal Archief over de overbrenging van een deel van het Cito-archief. Enkele jaren later werd het contact hervat en is toegewerkt naar een overbrenging van het onderhavige archief naar het Nationaal Archief. Ondanks het feit dat er voor het Cito-archief geen selectielijst was opgesteld, had er reeds vernietiging plaatsgevonden. Hierbij zijn de agenda's, notulen en vergaderstukken van de diverse bestuurscolleges van het Cito bewaard gebleven, alsmede jaarverslagen, plannen en overige nota's. Het Nationaal Archief heeft vrijstelling verleend voor het alsnog opstellen van een selectielijst voor het betreffende archief, waarna het in 2017 is geïnventariseerd en waar nodig materieel verzorgd.
Aanvullingen
Uit de periode 1967-1999 zijn geen aanvullingen te verwachten, uit de periode vanaf 1999 wel.
Verantwoording van de bewerking
De archiefvormer heeft zelfstandig zonder selectielijst vernietiging op het archief toegepast, de oorspronkelijke omvang van het archief in strekkende meters is onbekend. Na bewerking bleef 8,25 meter over. De oorspronkelijke structuur, te weten primair een vergaderstelsel, is gehandhaafd tijdens de bewerkingen. In 2010 is door twee medewerkers van het archief een summiere toegang op het archiefblok ontworpen, deze is gebruikt als leidraad bij de inventarisatie. Tijdens de verdere inventarisatie van het archief in 2017 is het archief waar nodig ontdubbeld.
Ordening van het archief
Het archief is grotendeels geordend conform een vergaderstelsel, er is sprake van een aantal series met daarin chronologisch geordende agenda's, notulen en vergaderstukken op datum van vergaderingen. Verder zijn er nog een aantal overige series en separaat beschreven stukken.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden
voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen
krachtens het Auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van kwetsbare of slechte materiële staat.
Andere toegang
Voor dit archief is geen andere toegang beschikbaar.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Stichting Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling [CITO]; Bestuurlijk Archief, nummer toegang 2.14.104, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Cito / Bestuur, 2.14.104, inv.nr. ...

Archiefbestanddelen