Archief
Titel
2.13.167 Inventaris van het archief van het 2e Geniecommandement, Bureau Registratie Verdedigingswerken van het Ministerie van Defensie (zgn. 'Bunkerarchief'), (1923) 1946-1987 (1992)
Auteur
CAS 1100Versie
07-11-2024
Copyright
Nationaal Archief, Den Haag
2008 cc0Beschrijving van het archief
Naam archiefblok
2e Geniecommandement Bureau Registratie Verdedigingswerken (Bunkerarchief) Bunkerarchief
Periodisering
archiefvorming: 1946-1987 oudste stuk - jongste stuk: 1923-1992
Archiefbloknummer
D72Omvang
1380 inventarisnummer(s) 33,80 meterTaal van het archiefmateriaal
Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands
Soort archiefmateriaal
Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.Archiefdienst
Nationaal ArchiefLocatie
Den HaagArchiefvormers
Ministerie van Defensie / 2e Geniecommandement, Bureau Registratie VerdedigingswerkenSamenvatting van de inhoud van het archief
Dit archief, beter bekend als het ‘Bunkerarchief’, bestaat voor het overgrote deel uit kaarten en tekeningen: blok- en overzichtskaarten en registratie-, situatie- en calquetekeningen van de afzonderlijke bunkers, stellingen en Wälzkörpersperre die in gebruik waren voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het archief bevat tevens Duits materiaal uit de periode 1938-1942 betreffende de Atlantikwall, waarvan enkele kaarten voorzien zijn van aantekeningen van verbindingen, alsmede kaarten van de verdedigingslinies vervaardigd door het Verzet. Tevens zijn er overzichten bewaard gebleven van strategische objecten als vliegvelden, en een serie topografische kaarten afkomstig van de US Army.
Daarnaast bevat het archief organisatorische stukken van het Bureau Registratie Verdedigingswerken, met onder meer de geheime en vertrouwelijke agenda's en ingekomen stukken en correspondentie met het Ministerie van Defensie.Archiefvorming
Geschiedenis van de archiefvormer
In de oorlogsjaren werden door de Duitse bezetter grote aantallen verdedigingswerken in ons land gebouwd. ( De tekst voor deze inleiding is ontleend aan het jaarverslag van de Werkgroep Landelijk Bunker Archief over de periode 1987 - 1988. ) Het grootste deel ervan vond een plaats in de kuststrook in de zogenaamde 'Atlantikwall'. Ook elders in het land werden echter heel wat kubieke meters beton verwerkt in duurzame verdedigingswerken. Daarnaast waren er ook Nederlandse bunkers uit de mobilisatietijd van vóór 1940. Door het publiek werden en worden al deze bouwwerken, zowel licht als zwaar van constructie, als 'bunkers' aangemerkt, een benaming die nog steeds gebruikt wordt. In 1945 bleven, na vertrek van de bezetters, in ons land omvangrijke bestanden roerende en onroerende goederen onbeheerd achter. In eerste instantie namen de geallieerde strijdkrachten de doorgaans 'verboden gebieden' over. De geallieerde eenheden onderzochten het aangetroffen materiaal en maakten datgene onbruikbaar, dat mogelijk een bedreiging (voor Groot-Brittannië) zou kunnen zijn.
Aan het Ministerie van Oorlog, het Bureau Registratie Verdedigingswerken (BRV), werd in de periode tot midden jaren vijftig het opmeten van alle, zowel Nederlandse als Duitse, verdedigingswerken opgedragen. ( Het Bureau Registratie Verdedigingswerken is formeel ingesteld bij beschikking van 8 oktober 1946, Ministerie van Oorlog, Militair Kabinet, bureau 2, nr. 920. ) Het BRV was onderdeel van de Dienst der Genie. Tevens werd het administratieve beheer van de werken door het BRV gevoerd. De besluitvorming met betrekking tot mogelijk militair gebruik geschiedde primair door de chef van de Generale Staf, en in mindere mate door de chef van de Marinestaf (de luchtmacht werd pas in 1953 een zelfstandig krijgsmachtdeel). Het BRV adviseerde vanuit de eigen discipline, formuleerde de voorwaarden en controleerde de uitvoering. Om de defensiebelangen veilig te stellen was al kort na de oorlog een formeel verbod op sloop afgekondigd. Na machtiging van de chef Generale Staf kon een werk voor sloop c.q. ander gebruik worden vrijgegeven. Dikwijls werd als voorwaarde voor het vrijgeven een precieze opname van het werk verlangd, inclusief de bij sloop vrijkomende wapeningsconstructie. Pantserdelen bleven eigendom van defensie. Dit materiaal kon in de latere naoorlogse inspanningen op vestingbouwgebied weer gebruikt worden. Het civiele gebruik van niet-vrijgegeven werken werd door het BRV aan vergunningen onderworpen.
De na de bevrijding in ons land aangetroffen bunkers vormden in eerste instantie onderwerp van veel civiele belangstelling. Naast echte 'gebouwen' moeten ook de nog grotere aantallen (weg)-versperringen, asperges (een H-profiel, zodanig ingegraven dat ze een kleine twee meter boven het baanvlak uitsteken), blinderingen enz. worden genoemd. Voor de wederopbouw en voor de normalisering van het maatschappelijke leven vormden al deze objecten een bron van aandacht voor Rijk, provincie, gemeente en andere diensten.
De verdedigingswerken zijn naar hun constructie te onderscheiden in:
- veldversterkingen: lichte constructies van hout, plaatijzer, grond e.d.
- zwaardere versterkingen ('Feldmässig verstärkt'): van baksteen/betoncombinaties, ongewapend stampbeton, licht gewapend beton enz.
- duurzame versterkingen: van (zwaar) gewapend beton met stalen pantserdelen.
Deze werken werden door de Duitsers bedoeld voor de volgende aanwending:
- 'Marginale functies'; ook barakken, schuren, loodsen en hangars werden over het algemeen op deze lichte wijze geconstrueerd.
- 'Secundaire functies' als: kantines, badgelegenheden, machineopstellingen in doorgaans scherfvrije constructies van beton. Voor de opstelling van (lichte) wapens, opslag van vitale goederen enz. werd licht gewapend beton gebruikt.
- Het onderbrengen ('Festungmässig') van wapens, manschappen en belangrijk materieel. Er bestonden, naar uitvoeringen, respectievelijk Baustärke A en Baustärke B. Ook de zogenoemde 'Sonderkonstruktionen' (bijzondere bouwwerken) vielen in deze categorie.
De lichte constructies waren niet voor permanent gebruik gebouwd. Vanuit militair oogpunt hadden deze werken over het algemeen weinig specifiek nut, terwijl zij evenmin op eenvoudige wijze anderszins voor de defensie bruikbaar waren. Het opruimen van de werken, en vooral van de versperringen, maakte grondoppervlakte vrij voor economische bestemmingen. De ministeries van Volkshuisvesting, Landbouw en Wederopbouw speelden hierbij een grote rol.
De tweede soort werken, de 'Feldmässig verstärkte' constructies, had voor een groot deel slechts een geringe militaire waarde, terwijl zij over het algemeen ook zonder belangrijke wijzigingen civiel bruikbaar zijn. In verband met de heersende woningnood vonden veel van deze werken een (tijdelijke) bestemming in het kader van de volkshuisvesting (de zogenaamde bunkerdorpen bijvoorbeeld bij Vlissingen, Haamstede, Hoek van Holland, Kijkduin). Voor zover de werken echter een zuiver militaire functie hadden, of gelegen waren in grotere of meer belangrijke complexen van duurzaam uitgevoerde werken, vond dit civiele hergebruik doorgaans niet plaats. Samen met de laatste categorie, de duurzame verdedigingswerken, bleven in beheer van defensie, te weten de ministeries van Marine en van Oorlog.
De wederopbouw van de krijgsmacht in het algemeen en de relatief zeer grote inspanning in Nederlands-Indië verstoorden het opstellen en tenuitvoerlegging van een plan voor de defensie van ons land. Bovendien waren er aanvankelijk nog geen (militaire) bondsgenootschappen, waarbinnen de Nederlandse defensie zou passen. Voor defensie werd de chef van de Generale Staf belast met het uitspreken van oordelen over het belang van behoud van werken voor de landsverdediging. Dit gebeurde in een periode (het begin van de jaren vijftig), waarin een inzicht in het aanwezige materiaal en in het gewenste verdedigingsconcept ontbrak. We zien dan ook, dat heel wat van de beschikkingen uit deze 'vroege periode' in het begin van de jaren vijftig worden herroepen (zo dit nog zin had, want veelal was de sloop voltooid). Sloop immers van juist de zwaardere werken leverde een aanzienlijke hoeveelheid staalwerk op, zodat de vrijkomende bouwmaterialen meteen voor hergebruik benut konden worden. Vanuit het gezichtspunt van de ruimtelijke ordening was de sloop van een groot aantal werken en versperringen eveneens zeer dringend gewenst; vanuit waterstaatkundig oogpunt gold dit ook voor verdedigingswerken in de zeewering.
Een uitzondering vormde de Koninklijke Marine. Dit krijgsmachtdeel kwam na de bevrijding weer terug in ons land en nam direct bezit van de verlaten Duitse faciliteiten, inclusief de daarbij behorende verdedigingswerken. Deze vorm van hergebruik vond vooral zijn reden in logistieke aspecten; tactische overwegingen speelden vermoedelijk (nog) geen rol.
De internationale verwikkelingen (de Koude Oorlog, de West-Europese Unie en de NAVO) brachten echter geleidelijk een nieuwe belangstelling voor militaire verdediging met zich mee. Vooral de ontwikkelingen rond de politieke omwenteling in Tsjecho-Slowakije 1948 vormen een belangrijk punt in deze nieuwe periode van onze geschiedenis. Aangezien de Duitse verdedigingswerken natuurlijk niet richting oost lagen, werden de nog bestaande vooroorlogse Nederlandse linies en stellingen weer in gebruik genomen. De voormalige Duitse verdedigingswerken boden de verdedigingsmogelijkheden aan de kust en op de vliegvelden.
De moderne Duitse bunkers bleken dus nu een belangrijke en vooral goedkope bijdrage te kunnen leveren aan de Nederlandse defensie.
Geschiedenis van het archiefbeheer
In verband met een mogelijke militair hergebruik wilde de krijgsmacht een inventarisatie van de door de Duitsers in ons land tot stand gebrachte werken. Hiermee kon een classificatie van de militaire gebruikswaarde voor de defensie worden bepaald. Bovendien kon aan de hand van deze analyse een bouwwerk al dan niet definitief worden vrijgegeven voor de sloop. Het reeds geruime tijd werkzame BRV speelde in deze ontwikkeling een rol: met gebruikmaking van gegevens uit Duitse en Nederlandse bron trok een aantal opnemers door het land. Naar prioriteit op basis van strategische en tactische overwegingen werd het Nederlandse grondgebied in blokken verdeeld, waaraan een urgentiestatus werd toegekend. Op basis hiervan vond de inventarisatie bloksgewijs plaats. Een omvangrijke collectie papier kwam hierdoor tot stand. Diverse hulpbestanden werden aangelegd. Binnen de interessegebieden werd vrijwel elk nog bestaand en toegankelijk werk opgenomen en getekend. Van stellingen/complexen werd een situatietekening gemaakt. Natuurlijk was dit materiaal uit hoofde van de militaire aard geheim.
De uitvoering van de met het vergunningenstelsel samenhangende taak bracht een omvangrijk correspondentiearchief met zich mee, bestaande uit een geclassificeerd en een ongeclassificeerd deel. De betonwerken werden in de periode kort na de bevrijding, daar waar ze een belemmering vormden, zoveel mogelijk verwijderd of uit het zicht gewerkt. Naarmate de wederopbouw van het land, met de daarmee gepaard gaande verstedelijking een groter ruimtebeslag vorderde, werden er meer en meer van deze Duitse bouwwerken geruimd.
Door de nieuwe inzichten over duurzame verdedigingswerken als gevolg van de wapenontwikkelingen en nieuwe doctrines nam de toegekende militaire gebruikwaarde van de beschikbare permanente verdedigingswerken af. De primaire defensie van de NAVO werd bovendien in de Duitse Bondsrepubliek geprojecteerd. Het vergunningenstelsel raakte in onbruik (in de praktijk werd het opgeheven). Het subsidiestelsel voor sloopactiviteiten werd bij circulaire van de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 27 mei 1987/MG 87-13 opgeheven.
Het materiaal werd geconcentreerd in de Oranje-Nassaukazerne te Amsterdam. Door de gestaag afnemende noodzaak tot raadpleging raakte de collectie voor de dagelijkse praktijk steeds minder van belang en de bewaarcondities werden mede daardoor steeds slechter. De voor een optimaal beheer benodigde menskracht kon niet meer worden vrijgemaakt. Het verminderen van de militair-gerichte belangstelling werd echter gecompenseerd door een gestaag toenemende groei van de belangstelling van burgerzijde in het kader van historisch- en bouwkundig onderzoek, monumentenbeheer.
Een zeer bedreigende ontwikkeling voor de collectie van het BRV volgde. Het defensiebeleid voorzag in het afstoten van de Oranje-Nassaukazerne te Amsterdam. Bij het vrijmaken van gelden voor het onderhoud van de kazerne werd uiteraard op het verlaten van dit object geanticipeerd door slechts het meest dringende uit te voeren. In deze periode hebben de archiefbescheiden dan ook waterschade opgelopen. Met de op handen zijne ontruiming van de kazerne was het gevaar niet ondenkbeeldig dat, gezien de slechte en onhygiënische staat waarin het archief verkeerde, weggooien ervan de enige oplossing zou lijken te zijn.
In juni 1987 werd op aanwijzing van de Rijksarchiefinspectie door medewerkers van het Algemeen Rijksarchief het 'Bunkerarchief' in een kelder onder de officiersmess van de Oranje-Nassaukazerne geïnspecteerd. Hierdoor kon een splitsing van het archief in een werk- en schaduwarchief en tevens vervreemding van tekeningen aan derden worden voorkomen. Na deze interventie is het 'Bunkerarchief', na een grondige ontsmetting, door de toenmalige beheerder Dienst Gebouwen Werken en Terreinen (DGW&T) in september dat jaar overgebracht naar de Dienstkring 's-Gravenhage, Directie Zuid-Holland, van de DGW&T van het Ministerie van Defensie.
Naast de zorg, die hierover bij de autoriteiten bestond, raakte ook een aantal wetenschappers/belangstellenden danig verontrust. Een werkgroep werd geformeerd, bestaande uit drs. J. Verbeek, C.N.J. Neisingh en J.M. van der Graaf, die zich door middel van een rapport ('Katalysator') richtte tot de eerstaanwezende ingenieur-directeur der Genie (EID) te Noord-Holland en tot de Stichting 'Menno van Coehoorn'. Primair doel van de werkgroep was de collectie weer op het droge te brengen en het verdere verval te stoppen. Maar daarnaast moesten ook verder doeleinden worden geformuleerd. Voor het vinden van een juiste bestemming van het archiefmateriaal waren antwoorden op deze vragen evenzeer van belang. Rekening moest worden gehouden met de belangen van defensie, met de classificatievoorschriften en met de archiefwetgeving. Dankzij zeer voortvarend optreden van de Geniefunctionarissen kon een vlotte besluitvorming, mede aan de hand van de aanbevelingen uit het rapport, volgen.
De werkgroep, inmiddels genaamd: 'Werkgroep Landelijk Bunkerarchief' kreeg van de EID-Zuid-Holland, in samenspraak met de Stichting 'Menno van Coehoorn', de opdracht om de collectie te ordenen, te beschrijven en om voorstellen te doen. De Stichting 'Menno van Coehoorn' nam de werkgroep formeel onder de vleugels, waarmee deze officiële status verkreeg als Werkgroep Verdedigingswerken in Nederland 1915 - 1945. Mede omdat de werkgroep zijn werkzaamheden vrijwel had voltooid en de bewaaromstandigheden in de Alexanderkazerne te 's-Gravenhage niet optimaal waren werd het 'Bunkerarchief' in oktober 2002 overgebracht naar het Centraal Archievendepot van het Ministerie van Defensie.
Het archief is in 2005 door het Ministerie van Defensie ter bewerking aangeboden aan de Centrale Archief Selectiedienst en vervolgens in 2008 overgebracht naar het Nationaal Archief.
Overbrenging van een overheidsarchief
Inhoud en structuur van het archief
Selectie en vernietiging
Er heeft geen selectie en vernietiging plaatsgevonden omdat de gehele collectie als oorlogsgerelateerd beschouwd wordt, met dien verstande dat identieke kaarten en tekeningen als dubbelen zijn aangemerkt en vernietigd.
Verantwoording van de bewerking
In 2005 zijn door het Ministerie van Defensie ter bewerking aan de Centrale Archief Selectiedienst te Winschoten aangeboden het archief van het voormalig Bureau Registratie Verdedigingswerken van het 2e Geniecommandement, 'Bunkerarchief' over de periode
(1923 -) 1946 - 1987 (1992). Weliswaar is het archief in 1987 afgesloten, maar daarna zijn er toch stukken toegevoegd betreffende de overdracht van archieven en het slopen van werken. Het jaartal 1923 verwijst naar stafkaarten uit die periode.
Doel van de bewerking was het archief in een zodanige staat brengen, dat het voldoet aan de normen voor de goede, geordende staat en het overgebracht kan worden naar het Nationaal Archief.
Met het Nationaal Archief is afgesproken dat gevouwen kaarten en tekeningen gevouwen blijven. De vlak geborgen kaarten en tekeningen zijn niet per formaat verzameld maar blijven geordend in de oorspronkelijke volgorde en verpakt in het grootste formaat affichemap.
Er heeft geen selectie en vernietiging plaatsgevonden omdat de gehele collectie als oorlogsgerelateerd beschouwd wordt, met dien verstande dat identieke kaarten en tekeningen als dubbelen zijn aangemerkt en vernietigd. Dat geldt tevens voor de stafkaarten vervaardigd door de voormalige Topografische Dienst van het Ministerie van Defensie, mits er niets op ingetekend is. Topografische kaarten uit buitenlandse bron zijn bewaard, aangezien niet zeker is of deze kaarten in Nederland elders nog aanwezig of te verkrijgen zijn.
Naast de Nederlandse taal zijn ook de archiefbescheiden in de Duitse taal aangetroffen in het archief.
Als bijlagen zijn opgenomen een overzicht van de Regelbauten en een verklarende woordenlijst van Duitse termen
Voor de bewerking bestond het archief uit 37,5 strekkende meter en ca. 10.000 gevlakte kaarten en tekeningen. Na bewerking en materiële verzorging is er 32 strekkende meter over gebleven. Het aantal gevlakte kaarten en tekeningen is verminderd met een zeer beperkte hoeveelheid dubbelen. Er zijn uiteindelijk ca. 9850 kaarten en tekeningen bewaard gebleven.
Het archief is na bewerking verzonden naar het Nationaal Archief te 's-Gravenhage.
Voor de materiële staat van het archief is de bewerking van het te bewaren gedeelte uitgevoerd conform artikel 11 van het Archiefbesluit en de Regeling Duurzaamheid Archiefbescheiden.
Ordening van het archief
Bij het beschrijven en toegankelijk maken is deels gebruik gemaakt van de reeds door de Werkgroep Verdedigingswerken in Nederland 1915 - 1945 aangebrachte ordening en de gemaakte toegangen. Deze toegangen zijn als bijlagen achter de inventaris opgenomen en dienen als nadere beschrijving van de kaarten en tekeningen en neveningang op het archief.
Zoals reeds bij de Geschiedenis en de Geschiedenis van het archief omschreven werd het BRV in de jaren vijftig opgericht, met als taken het in kaart brengen, opmeten en tekenen van alle verdedigingswerken in Nederland, alsmede het administratief ondersteunen van het proces vergunningverlening voor sloop of hergebruik. Deze werkzaamheden resulteerden in series ingekomen en minuten van uitgaande stukken, registers en kaarten en tekeningen.
De series ingekomen en minuten van uitgaande stukken zijn of direct toegankelijk omdat alfabetisch op plaatsnaam is geordend, of indirect toegankelijk via neveningangen zoals agenda's en klappers. De neveningangen zijn onder de rubriek voor de daarbij behorende ingekomen en minuten van uitgaande stukken geplaatst.
De registers zijn geografisch ingedeeld met een verwijzing naar de daarbij behorende tekeningen. Per gemeente zijn alle verdedigingswerken vermeld en beschreven met een verwijzing naar de kaarten en tekeningen waarop het werk is getekend of ingetekend.
De kaarten en tekeningen zijn, met uitzondering van serie topografische kaarten van het Amerikaanse leger, onderverdeeld in Nederlands en Duits materiaal.
Nederlands materiaal:
Blokkaarten (Rubriek 2.3).
Kaarten waarop het Nederlandse grondgebied in blokken is ingedeeld. Deze volgorde (1e - 7e urgentie) kwam overeen met militaire gezagsgebieden. Blokkaarten zijn in zwart/grijs-wit gedrukte topografische kaarten van Nederland. Hierop zijn de gemeentegrenzen met rode stippellijnen aangeduid. Per gemeente zijn de complexen, stellingen en losstaande werken in rood ingetekend. De kaarten zijn geordend volgens het urgentienummer.
Als bijlage 1 bij deze inventaris is opgenomen de neveningang op deze kaarten. Het is alfabetisch geordend op plaatsnaam/gemeentenaam met vermelding van het urgentienummer en een verwijzing naar het betreffende inventarisnummer.
Overzichtskaarten (Rubriek 2.4).
Tekeningen waarop de gemeentegrenzen met stippellijnen zijn aangeduid. Per gemeente zijn de complexen, stellingen en losstaande werken ingetekend. Dit bestand is eerst gebruikt maar deze systematiek is losgelaten voor het blokkaartensysteem.
Het bestond uit 3 series: Noord- en Midden-Nederland, Zuid-Nederland en kaarten met ingetekende waterhindernissen. De kaarten zijn voorzien van een overzichtskaartnummer en een nummer in blauw geschreven. De kaarten zijn geordend op gebied, daarbinnen op het 'blauwe' nummer. Zuid-Nederland bestaat uit Gelderland, Limburg, Noord-Brabant en Zeeland en de kaarten met de waterhindernissen zijn voor Zeeland geplaatst.
Als bijlage 2 is opgenomen de neveningang op dit bestand. Het is alfabetisch geordend op plaatsnaam/gemeentenaam met vermelding van de overzichtskaartnummers en de 'blauwe' nummers en een verwijzing naar het betreffende inventarisnummer.
Situatietekeningen (Rubriek 2.5).
Tekeningen, op diverse schalen variërend van 1:500 - 1:2500, van een (deel van) gemeente waarop de complexen, stellingen of losstaande werken zijn aangegeven. Doorgaans zijn de afzonderlijke werken grofweg aangegeven.
Veldversterkingen, maar ook gemetselde onderaardse gangen enz. zijn minder algemeen aangegeven. Opgemerkt moet worden, dat de tekeningen gemiddeld 5 jaar na de bevrijding zijn verkend. De stellingen/complexen zijn per gemeente getekend. Een stelling, die zich over het grondgebied van meerdere gemeenten uitstrekt zal daarom op de situatietekeningen moeilijk in zijn tactische eenheid te onderkennen zijn. Ten aanzien van de aanduiding van de gemeenten, geldt dat hierbij de gemeentelijke indeling uit de periode 1945 - 1950 is gehanteerd.
De tekeningen van Noord en Midden-Nederland zijn genummerd van 1-1160. Zuid-Holland van 1.1.2 - 6.9.1 Daarbij geeft het eerste cijfer de verwijzing naar een map, het tweede de plaats (alfabetische volgorde) aan en het derde is het nummer van de tekening. Er zijn afdrukken en calques aanwezig en deze zijn beide op bovengenoemde wijze geordend.
Als bijlage 3 is opgenomen de neveningang op dit bestand. Het is alfabetisch geordend op gemeentenaam met de aanduidingen van de stellingen, een eventuele omschrijving, het tekeningnummer en een verwijzing naar het betreffende inventarisnummers, zowel afdruk als calque. Staat er een nul vermeld dan is de kaart niet aanwezig.
Registratietekeningen (Rubriek 2.6).
Tekeningen van vrijwel alle afzonderlijke werken, zowel doorsneden, plattegronden en details. Deze tekeningen werden per gemeente en per complex ingedeeld. De tekeningen zijn oorspronkelijk op calque getekend. Ook zijn Nederlandse verdedigingswerken van vóór mei 1940 opgenomen. Duitse aanpassingen van die werken werden zorgvuldig ingemeten. De tekeningen, de afdrukken, zijn per gemeente gebundeld in een map. De mappen van Noord- en Midden Nederland zijn apart geïndexeerd en alfabetisch opgeborgen. Zuid-Nederland is geordend op geografische volgorde. De calques zijn alfabetisch geordend op gemeentenaam.
Als bijlage 4 is opgenomen de neveningang op dit bestand. Het is alfabetisch geordend op gemeentenaam, met vermelding binnen de gemeente van een volgnummer, een oud nummer, een omschrijving van het werk en een verwijzing naar het betreffende inventarisnummer van de afdrukken en de calques.
Duits materiaal:
Regelbauten (Rubriek 2.7.2).
Tekeningen (Regelbauten) van bunkers die volgens een standaard 'Regelbau' ontwerp zijn gemaakt om de bouw van bunkers te versnellen. Van deze bunkerontwerpen stond dus voor de bouw al vast hoeveel beton, staal, arbeiders en welke ventilatiesystemen en pantserdelen er nodig waren. De wanden en dekkingen van deze Regelbauten waren uitgevoerd in (gewapend) beton en konden variëren in diktes van 30 cm (de veldstellingen) tot de U-bootbunkers waar de dekkingen al vaak tegen de zeven meter liepen. Verder werd er naast het beton ook veel pantserstaal verwerkt bijvoorbeeld in de vorm van profielbalken ter ondersteuning van het dak, pantserkoepels en pantserplaten.
De tekeningen zijn numeriek geordend op het Regelbaunummer voorafgegaan door een letter. De L voor coördinatiecentra luchtverdediging van de 'Luftwaffe', de R staat voor het 'Heer', de FL voor 'FlaK.', luchtafweergeschut van de 'Kriegsmarine', de M en S voor kustbatterijen van de 'Kriegsmarine', en de V voor vuurleidingsposten, hoofdkwartieren en radarstations van de 'Kriegsmarine'. Per Regelbaunummer zijn er van alle onderdelen tekeningen
Als bijlage 5 is opgenomen de neveningang op dit bestand. Het is numeriek geordend op Regelbaunummer met vermelding van een letter, of het een calque of afdruk is, omschrijving van de tekening en het betreffende inventarisnummer.
Stellingen (Rubriek 2.7.3).
Tekeningen met daarop ingetekend de complexen, stellingen en losstaande werken. Alfabetisch geordend op plaatsnaam.
Als bijlage 6 is opgenomen de neveningang op dit bestand. Het is ook alfabetisch geordend op plaatsnaam, met vermelding van de stelling of het complex, is het een afdruk of een calque, een omschrijving en het betreffende inventarisnummer.
Tenslotte zijn onder rubriek 2.8 de kaarten en tekeningen geplaatst die niet onder één der andere rubrieken te plaatsen zijn.
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van kwetsbare of slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
- Creëer een account of log in.
- Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
- Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, 2e Geniecommandement Bureau Registratie Verdedigingswerken (Bunkerarchief), nummer toegang 2.13.167, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Bunkerarchief, 2.13.167, inv.nr. ...
Verwant materiaal
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
In de periode 2012-2014 is het gedeelte van het Bunkerarchief dat in affichemappen overgedragen werd, te weten 634 inventarisnummers, in het kader van het programma Metamorfoze volledig gedigitaliseerd. Het gaat om de volgende series:
De in totaal 9.713 scans die deze digitalisering opleverde zijn online raadpleegbaar bij elk van de betreffende inventarisnummers. De afzonderlijke kaarten en tekeningen zijn per inventarisnummer gescand in de volgorde waarop ze in de mappen werden aangetroffen; die volgorde is dus niet noodzakelijk een logische.
Inv.nrs. |
Beschrijving |
114-124 |
Bijlagen bij de minuten van uitgaande stukken: calques, 1948-1958 |
272-284 |
Blokkaarten van werken, 1951 |
285-296 |
Overzichtskaarten |
297-364 |
Stellingen / Complexen afzonderlijk: calques, 1939-1959 |
393-419 |
Stellingen / Complexen Zuid-Nederland: calques, 1939-1959 |
433-874 |
Registratietekeningen van afzonderlijke werken: calques, 1946-1951 |
1007-1015 |
Duitse Stafkaarten van Nederland, 1923-1942 |
1019 |
Duitse Kaarten van Nederland met hierop ingetekende verbindingen waaronder een Übersichtskarte über das Nachtrichtennetz der Niederlande no. 507 4B Deutsches Fernmeldeambt Abteilung Leitungswesen (Berichtigung van 1-10-42 tot 1-4-44, F.N.ST 3 Ubersicht). Aufteilung der Stromkreisen der PTT Kabel Alkmaar-Haarlem und Alkmaar-Amsterdam Geheim en diverse verbindingen waaronder verzetstekeningen, 1944 |
1022-1039 |
Regelbauten en andere tekeningen, 1942-1944 |
1040-1062 |
Tekeningen (Stellungen) van objecten, hindernissen, tankmuren- en grachten, 1941-1945 |
1099 |
Verzetskaarten 2e verdedigingslinie, gedeelte Alphen - Moordrecht 10 mei 1944 en gedeelte Alphen - Aalsmeer 7 juni 1944, 1944 |
1111 |
Tekeningen van versterkingskunst: calques, z.d. |
1112-1119 |
Nederlandse stafkaarten met aantekeningen van stellingen en complexen, schaal 1:25.000, z.d. |
1120-1121 |
Stellingkaarten van heel Nederland (dienstgeheim) met vermeldingen van alle Nederlandse en Duitse werken waarop de aard van de groepen van werken door symbolen zijn aangegeven, z.d. |
Bijlagen
Inv.nrs.Beschrijving