Vanaf 1920
Bij het schrijven van deze inleiding is deels gebruik gemaakt van de memoires van mr D.A. Delprat 'De reeder schrijft zijn journaal'; Den Haag, 1982. Voorts is van belang het boek 10 Vervlogen Jaren, uitgegeven ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de KNILM; Batavia, 1938.
al werden door de N.V. Koninklijke Luchtvaart Maatschappij (KLM) voor Nederland en de Koloniën onderhandelingen gevoerd met de Nederlands-Indische regering over het onderhouden van binnenlandse luchtverkeersdiensten. In 1924 werd door de KLM een concessie aangevraagd bij het gouvernement, die echter afgewezen werd. In hetzelfde jaar werd op initiatief van de Nederlandsche Handel Maatschappij en de Deli Maatschappij een "Comité van Voorbereiding" opgericht met als doel de oprichting van een Indische luchtvaartmaatschappij. In eerste aanleg was het niet de bedoeling te komen tot een uitgebreid commercieel luchtverkeersnet in Nederlands-Indië. Veeleer werd de nadruk gelegd op de defensieve noodzaak van een zelfstandige Indische luchtvaart, waardoor zoals de minister van Koloniën het uitdrukte, "de algemeene en tegelijk internationale positie van Indië verstevigd zou kunnen worden".Op 16 juli 1928 werd de Nederlandsch-Indische Luchtvaart Maatschappij opgericht, die op 15 oktober 1928 het predikaat "Koninklijke" verkreeg. Het aandelenkapitaal bedroeg 5 miljoen gulden.
Zie bijlage 1 bij deze inleiding.
De maatschappij had zijn zetel in Amsterdam en kende een Raad van Commissarissen, een Raad van Bestuur, een directie als dagelijks bestuur en tenslotte een regeringscommissaris van overheidswege. Als regeringscommissaris werd de oud-gouverneur van de Oostkust van Sumatra en lid van de Raad van Nederlands-Indië, L.C. Westenenk, in februari 1929 benoemd. Aanvankelijk bestond in Indië bezwaar tegen de aanstelling van een commissaris, die feitelijk de vertegenwoordiger van het Indische gouvernement was. De nieuwe Indische staatsregeling van 1925 voorzag namelijk in een meer autonome positie van de Indische regering. De minister hield echter vast aan een toezichthouder bij de directie in Amsterdam. Westenenk overleed in mei 1930 en werd opgevolgd door ir. J. Blackstone,Johannes Blackstone, geboren in Goes op 20 december 1881, ingenieur van de Waterstaat werd op 6 september 1927 wegens volbrachte diensttijd gepensioneerd. Bron: ARA-II, Koloniën, Stamboeken van Oost-Indische ambtenaren, deel K1 blz. 158; inventaris 2.10.36.22, inv.nr 928. De overige functies van ir. J. Blackstone waren: lid van de Raad van Bestuur van de KLM (op grond van het gentlemen's agreement), voorzitter van de Stichting Nationaal Luchtvaart Laboratorium, regeringsvertegenwoordiger van Nederlands-Indië in de Commission Internationale de Navigation Aérienne in Parijs.
gepensioneerd directeur van de Burgerlijke Openbare Werken in Nederlands-Indië, die de functie van regeringscommissaris tot 1947 zou vervullen. Bij besluit van de minister van Koloniën 19 maart 1929 no. 1 werd een instructie vastgesteld, waarin de volgende bepalingen voor de regeringscommissaris waren opgenomen: Ziet toe op de nakoming van de verplichtingen van de KNILM, ingevolge de bepalingen van de met de Indische regering gesloten overeenkomst; Dient de minister van Koloniën van bericht en raad; Neemt inzage in de boeken en schrifturen van de KNILM, zonodig bijgestaan door een accountant; Woont de vergaderingen bij van de Raad van Bestuur, van de Raad van Commissarissen en van de vergadering van aandeelhouders en doet daarin voorstellen naar eigen inzicht of in opdracht van de minister; Brengt jaarlijks verslag uit aan de minister van de door hem verrichte werkzaamheden; Houdt een register aan van ingekomen en uitgaande stukken en draagt zorg voor de overzichtelijke inrichting van zijn archief.Op 24 oktober 1928 werd een overeenkomst gesloten met het Nederlands-Indisch gouvernement voor de duur van 5 jaar. De KNILM ontving als bijdrage in de exploitatiekosten een subsidie van 1 miljoen gulden per jaar over de periode 1928-1933. De overeenkomst werd nadien opnieuw aangegaan voor de jaren 1934-1936 en 1937-1939, weliswaar met kortingen op de subsidiebedragen in verband met de economische malaise. De Indische regering had een slechts geringe zeggenschap binnen de KNILM. In 1939 wenste het gouvernement bij hernieuwing van de overeenkomst, dat het bestuursaccent in Indië kwam te liggen. De onderhandelingen hierover resulteerden in een statutenwijziging (in werking getreden per 14 mei 1940), een concessie-overeenkomst (per 17 augustus 1940) en een nieuwe subsidieregeling, die vanaf 1 januari 1940 gold.
Gouvernementsbesluit van 17 augustus 1940 no. 19; zie inv.nr 143.
Volgens de nieuwe regeling zouden twee van de zeven, in Indië woonachtige, leden van de Raad van Bestuur door de gouverneur-generaal benoemd worden. Vanwege de bezetting van Nederland bleven in Amsterdam echter de oude statuten en bestuursconstructie gelden.De verhouding van de KLM tot de KNILM werd in 1927 geregeld door een overeenkomst in de vorm van een gentlemen's agreement aangegaan tussen de KLM en het "Comité van Voorbereiding", die de grondslag moest vormen voor de toekomstige samenwerking tussen beide maatschappijen. De overeenkomst behelsde onder meer:
Een nauwe samenwerking tussen beide maatschappijen in de vorm van uitwisseling van leden van de Raad van Bestuur en van de Raad van Commissarissen, het aanstellen van een gemeenschappelijke directeur en de onderlinge uitwisseling van aandelen. Erkenning van het recht van de KLM op de uitoefening van de luchtverbinding Amsterdam-Batavia; Erkenning van het recht van de KLM en de KNILM om luchtverkeer uit te oefenen op de Indië omringende landen.De samenwerking verliep niet altijd naar wens: in de notulen van 150e vergadering van de Raad van Bestuur (februari 1938) wordt vermeld: "Er is geen goede samenwerking tussen de twee directeuren, Plesman en Rendorp, niet alleen voortvloeiende uit de personen, maar ook uit het gebrek aan samenwerking tussen beide maatschappijen".
Vanwege de bezetting van Nederland werd de statutaire zetel van de KNILM in 1940 verplaatst naar Nederlands-Indië. Na de bezetting van Nederlands-Indië in 1942 werd de zetel nogmaals verplaatst, nu naar Curaçao. Een aantal leden van de Raad van Bestuur, dat bijtijds uit Nederland wist uit te wijken, nam nadien het bewind over met als vestigingsplaats New York. Hier werden de eerste besprekingen gevoerd over de na-oorlogse opbouw. Na de aanschaf van nieuwe vliegtuigen zouden deze overgevlogen worden naar Indië en tevens gebruikt worden op een nieuw te openen lijn Batavia-San Francisco. Bij besluit van het Nederlandsche Beheersinstituut van 13 november 1946 werd de zetel teruggeplaatst naar Amsterdam en een nieuw bestuur, nu gevestigd in Amsterdam en Batavia, benoemd. De Raad van Commissarissen bleef ongewijzigd een Nederlandse aangelegenheid.
Bij de Japanse inval op Java konden de vliegtuigen van de KNILM deels overgevlogen worden naar Australië. Zij werden daar verkocht. Het personeel van de KNILM werd in Australië gemilitariseerd en gevormd tot het 19e Transport Squadron als onderdeel van de Nederlandse luchtstrijdkrachten. De directeur in Indië, W.C.J. Versteegh, was commandant van dit squadron dat in begin 1946 naar Batavia verhuisde. Van de KNILM in eigenlijke zin was niets meer over. Het lag in de bedoeling het bedrijf weer op te bouwen uit het personeel van dit squadron.
In 1946 begonnen besprekingen tussen de KLM en de KNILM over het al of niet zelfstandig voortbestaan van de KNILM. Al vrij snel werd duidelijk dat de KNILM als zelfstandige vliegtuigmaatschappij niet levensvatbaar was. De Nederlands-Indische regering kon bovendien nauwelijks enig enthousiasme opbrengen voor een Indische burgerluchtvaart. De berooide toestand van de Indische geldmiddelen speelde hierbij ongetwijfeld een belangrijke rol. De KNILM ging per 24 juni 1947 op in de KLM, die met de rechten en plichten tevens haar aandelen overnam.
De overeenkomsten van 24 juni op basis waarvan de overname plaatsvond werden door de minister van Verkeer en Waterstaat goedgekeurd bij besluit van 7 augustus 1947 nr. 741 Rijksluchtvaartdienst; afschrift in inv.nr 149.
Lijst van aandeelhouders, 1928:
Raad van Commissarissen, 1928-1947:
Raad van Bestuur, 1928-1941:
Raad van Bestuur, 1946-1947:
Besluit van het Nederlandsche Beheersinstituut van 13 november 1946; afschrift in inv.nr 144.
Raad van Bestuur Amsterdam mr. D.A. Delprat mr. H. Albarda mr. B.Th.W. van Hasselt Raad van Bestuur Batavia ir. K.A. Biegman D.R.K. de Boer ir. J.F. van Diermen H. Giel dr. J.E. van Hoogstraten K. Raadsheer A.F. Vas DiasDirectie, 1928-1947:
Regeringscommissarissen, 1928-1947:
Het archief van ir. Blackstone als regeringscommissaris bij de Koninklijke Nederlands-Indische Luchtvaart Maatschappij (KNILM) werd aangetroffen in het z.g. A-dossierarchief van het Ministerie van Koloniën (A-dossier 2082). Er werden geen stukken over het commissariaat van zijn voorganger Westenenk aangetroffen.
Het is duidelijk dat het archief van Blackstone niet compleet is. De stukken beslaan hoofdzakelijk de periode 1938-1940 en 1945-1947. Vermoedelijk heeft Blackstone zelf indertijd de stukken vernietigd die hij niet meer nodig dacht te hebben.
Blackstone tekende de inkomstdatum in rood schrift op de stukken aan; met potlood is vaak genoteerd in welke vergadering het betreffende stuk is behandeld. Het archief kende vroeger een ordening van jaarbundels, vermoedelijk deels corresponderend met de agenda's van vergaderingen. Deze ordening bleek echter dusdanig verstoord, dat een reconstructie niet meer mogelijk was. Thans zijn de stukken naar onderwerp geordend en in een schema gevat, dat een weergave is van de belangrijkste aspekten van zijn toezichthoudende taak.
Ook werden er stukken aangetroffen betreffende andere funkties, die Blackstone heeft vervuld. Deze zijn ondergebracht in een rubriek 'Overige bemoeiingen van ir J. Blackstone'.
Het archief heeft na bewerking een omvang van 1 meter.