Terug naar zoekresultaten

2.06.083 Inventaris van het archief van de Rijksnijverheidsdienst, 1945-1963; en van het Nijverheidslaboratorium, 1913-1962

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.06.083
Inventaris van het archief van de Rijksnijverheidsdienst, 1945-1963; en van het Nijverheidslaboratorium, 1913-1962

Auteur

CAS 204

Versie

06-07-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1995 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Rijksnijverheidsdienst; Rijks Nijverheidslaboratorium
Rijksnijverheidsdienst

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1913-1963

Archiefbloknummer

E20162

Omvang

227 inventarisnummer(s)

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Rijksdienst voor Technische Voorlichting aan de Nijverheid Rijksnijverheidsdienst Rijksnijverheidslaboratorium, 1945-1946, 1946-1989, 1913-1962

Samenvatting van de inhoud van het archief

De Rijksnijverheidsdienst was een uitvoerende dienst die veel schriftelijke adviezen aan particuliere personen, bedrijven en overheidsinstanties in correspondentie en verslagen heeft vastgelegd. Het grootste deel van het archief is correspondentie-archief. Het Rijksnijverheidslaboratorium was een uitvoerende dienst die veel schriftelijke adviezen aan individuele personen en bedrijven in correspondentie en rapporten vastgelegd heeft.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
In 1910 werd bij het Ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel voor het eerst een functionaris benoemd ( F.C. Kist w.i., benoemd bij K.B. van 20 juli 1910 nr. 37 met ingang van 15 augustus 1910 ) die belast werd met het geven van algemene technische voorlichting aan de nijverheid. Deze droeg de titel van Nijverheidsconsulent. De benoeming was het gevolg van een in 1909 door een gezamenlijke commissie van de Maatschappij van Nijverheid en de Middenstandsbond uitgebracht rapport, waarin de wenselijkheid werd betoogd van een territoriaal en vaksgewijs gedecentraliseerde voorlichtingsdienst voor de nijverheid. De commissie die in 1907 de opdracht kreeg te onderzoeken hoe de bedrijfsvoorlichting gestalte moest krijgen dacht aanvankelijk slechts aan de oprichting van een "museum voor de kleinhandel en klein-nijverheid, naar analogie van de Duitse en Oostenrijkse Gewerbehallen, die een onderdeel vormden van de Gewerbeförderung, een van overheidswege reeds in het midden van de l9e eeuw ingesteld apparaat ter bevordering van de kleine nijverheid en het ambacht. Al spoedig echter onderzocht de commissie of ook in Nederland een dergelijk voorlichtingsapparaat in de behoefte aan voorlichting zou kunnen voorzien. De commissie concludeerde ( Memorie van Toelichting bij de Staatsbegroting 1910. ) : " eenstemmig hebben zij (i.e. de commissie) na het bezoek aan de buitenlandse inrichtingen besloten U (i.e. het bestuur van de Middenstandsbond en het Hoofdbestuur van de Maatschappij van Nijverheid) te berichten dat het uwe Commissie wenselijk voorkomt een staatsorgaan in het leven te roepen om de klein-nijverheid te helpen zich te ontwikkelen, ongeveer in dezelfde geest als dit reeds geschiedt voor de landbouw". De commissie was van oordeel dat onpartijdige voorlichting gedecentraliseerd moest worden uitgevoerd, zowel territoriaal als vaksgewijs. Als taak van de nijverheidsconsulenten zag de commissie - ten aanzien van de techniek der verschillende bedrijven: het voorlichten betreffende het gebruik van kracht- en hulpwerktuigen en van goede arbeidsmethoden; - ten aanzien van de commerciële aspecten: het aansporen tot verbetering der boekhouding en voorlichting aangaande de weg die daartoe kan leiden - ten aanzien van de algemene economische hulpmiddelen, gebruikmakend van reeds bestaande organisaties, voorlichting ten opzichte van de verschillende vormen van coöperatie der ondernemers en de betekenis daarvan. Naast voorlichting aan individuele ondernemers dienden er naar het oordeel van de commissie ook collectieve activiteiten te worden ontplooid door de nijverheidsconsulenten zoals het organiseren van vaktentoonstellingen, het houden van cursussen etc. Gezien de hoge kosten van al deze activiteiten kon volgens de commissie een dergelijke dienst alleen van staatswege worden ingesteld. Hiermee zou tevens de onpartijdigheid van de consulenten gewaarborgd zijn. Aan de eerste Nijverheidsconsulent werd opgedragen, alvorens met de voorlichting te beginnen zich eerst op de hoogte te stellen van hetgeen in het buitenland, hoofdzakelijk in Duitsland en Oostenrijk-Hongarije, voor de nijverheid in dit opzicht gedaan werd. Daarna moest door hem nagegaan worden welke toestanden hier te lande in de diverse bedrijven bestonden. Om daarna met de voorlichting te kunnen beginnen moest hem uiteraard ook een uitgebreide verzameling gegevens over machines en produktiemethoden ten dienste staan. Al spoedig bleek dat de werkzaamheden voor één persoon te veelomvattend waren. In 1913 werd het aantal Nijverheidsconsulenten dan ook uitgebreid tot drie en aan ieder werd een gedeelte van ons land als ambtsgebied aangewezen. Bij ministeriële beschikking ( Stcrt. 1913 nr. 191: m.i.v. 15 augustus 1913 ) werden deze ambtsgebieden aanvankelijk als volgt vastgesteld:
  • voor de consulent te Tilburg: Zeeland, Noord-Brabant en Limburg;
  • voor de consulent te Deventer: Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel en Gelderland ten noorden van de Rijn;
  • voor de consulent te Den Haag: Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Gelderland ten zuiden van de Rijn.
De Nijverheidsconsulenten ressorteerden onder de afdeling Handel van het Ministerie van Handel, Landbouw en Nijverheid en legden dus verantwoording af aan de chef van deze afdeling. Aan de consulenten werden in de loop der tijd ingenieurs toegevoegd voor bepaalde specialismen. In 1931 werd één van hen ingenieur in algemene dienst.
De taak van de Nijverheidsconsulenten was drieërlei ( Omschreven in het KB van augustus 1913 (Stcrt. 1913 nr. 191) in art. 6.1 als: "De Nijverheidsconsulenten zijn belast met de technische voorlichting aan de nijverheid en het verlenen van bijstand aan de nijveren bij alles wat aan de ontwikkeling der nijverheid ten goede kan komen". ) . De consulenten werden geacht de algemene belangen van (kleine) industrie en ambacht te bevorderen, bepaalde takken van nijverheid te bevorderen en voorlichting te geven aan bepaalde afzonderlijke bedrijven. De daaruit voortvloeiende werkzaamheden beperkten zich dan ook niet tot uitsluitend technische aangelegenheden. Een greep uit de werkzaamheden van de consulenten:
  • propaganda voor de Nederlandse nijverheid in het buitenland - onderzoek van buitenlandse toestanden, van belang voor de Nederlandse nijverheid.
  • samenwerking met organisaties van fabrikanten en instellingen ten dienst van de nijverheid
  • voorlichting op verzoek en uit eigen beweging aan bedrijven over technische, financiële en administratieve aspecten van de bedrijfsvoering
  • technische bijstand aan overheidsinstellingen
  • advisering van overheidsinstellingen en derden
  • bevordering van het verenigingsleven en de vakopleiding
  • het houden van voordrachten over zaken die de gehele nijverheid raken - medewerking aan de uitbreiding van de electriciteitsvoorziening
  • in het leven roepen van nijverheidstentoonstellingen
  • het verzamelen van gegevens en driemaandelijkse verslaggeving aan het Ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel
  • het bijwonen van overlegvergaderingen van de Nijverheidsconsulenten met de Chef van de Afdeling Handel van het Ministerie
  • zitting in commissies als de Commissie voor de Waardering der Nederlandse Nijverheid
Bij de uitbreiding van het aantal Nijverheidsconsulenten tot drie is sprake van een "dienst", de Technische voorlichting ten behoeve van de Nijverheid. Pas in de oorlogsperiode ( Bestuursalmanak voor het bezette Nederlandse gebied 1942/43 ) is sprake van de naam Rijksdienst voor Technische Voorlichting aan de Nijverheid. Sinds c. 1946 is de officiële naam Rijksnijverheidsdienst (RND) tot aan 1989, wanneer de dienst opgaat in een aantal regionale Innovatiecentra met een Centraal Kantoor: Innovatiecentra-netwerk/Rijksnijverheidsdienst. ( Gegevens ontleend aan de Staatsalmanak. ) Sinds 1913 is het aantal medewerkers gestaag gegroeid; er ontstond langzamerhand een echte dienst met groeiende directie, onderverdeeld in afdelingen, en territoriale consulenten en speciale vak-technische consulenten. De indeling in districten van de dienst werd nu en dan aangepast. Uiteraard werd in de loop der tijd binnen het gestelde doel de nadruk op andere en nieuwe aspecten gelegd. ( Voor de gedetailleerde ontwikkeling van de Rijksnijverheidsdienst wordt verwezen naar blz. 13 tm 24 van de publicatie van de Rijksnijverheidsdienst ter gelegenheid van het 75-jarig jubileum: "Ondernemen en vernieuwen". ) In 1913 werd tevens door de oprichting van een Nijverheidslaboratorium ( De eerste ingenieur bij het Nijverheidslaboratorium, H.F.G.J. Grevers w.i., werd benoemd bij K.B. van 19 augustus 1913 nr. 12, met ingang van 1 oktober 1913. ) onder leiding van een ingenieur in Delft een instelling aan de voorlichtingsdienst toegevoegd, bestemd om gegevens voor de Nijverheidsconsulenten te verzamelen en waar gelegenheid was om machines op te stellen en te demonstreren. De aanwezigheid van de T.H. met zijn uitgebreide technische bibliotheek was aan de keuze van Delft als vestigingsplaats uiteraard niet vreemd. Aan het Nijverheidslaboratorium werd een Commissie van Advies toegevoegd, bestaande uit drie hoogleraren van de T.H. De verhouding tussen Nijverheidslaboratorium en Commissie van advies werd geregeld in het reglement "betreffende de werkzaamheid der Nijverheidsconsulenten, het Nijverheidslaboratorium en de Commissie van Advies voor dat Laboratorium" ( Vastgesteld bij Ministeriële Beschikking van 6 januari 1914, Afd. Handel nr. 676A ) , zie bijlage 1. Aanvankelijk werd het laboratorium ondergebracht in het gebouw voor Werktuigkunde van de T.H., maar in medio 1914 verhuisde het naar een eigen nieuw gebouw. Het Rijksnijverheidslaboratorium (RNL), zoals de naam later luidde, bestond sinds juni 1919 uit een directeur met aantal assistenten. Tevens waren aan het laboratorium vak-assistenten verbonden voor de voorlichting aan ambachtspatroons. Deze assistenten hebben afwisselend als zelfstandige organisatie en als onderdeel van de Rijksnijverheidsdienst gefunctioneerd ( Gegevens ontleend aan de Staatsalmanak ) . Voor het overige is aan de organisatie weinig veranderd tot aan de opheffing per 31 december 1972. Bij de opheffing zijn geen taken overgegaan naar andere instanties.
De taak van het Rijksnijverheidslaboratorium bestond uit het steunen van de Nijverheidsconsulenten met gegevens over adressen, werkwijzen, procédé's, en het beantwoorden van vragen vanuit de nijverheid met betrekking tot efficiënte energievoorziening en aanschaf van nieuwe machines en apparaten. Daarnaast vormden (gratis) demonstraties voor groepen personen uit het bedrijfsleven over nieuwe machines en werkwijzen een belangrijk onderdeel van de werkzaamheden. Tevens werden cilinders en tanks voor vervoer en opslag van samengeperste gassen, chloor en benzine gekeurd en op verzoek technisch onderzoek gedaan met relatief eenvoudig instrumentarium. Uitgebreid technisch onderzoek werd uitbesteed aan TNO-instellingen. Als laatste taak kan genoemd worden de organisatie van de vakvoorlichting aan ambachtspatroons. Deze geschiedde door assistent-vakmannen, verbonden aan het Nijverheidslaboratorium en toegevoegd aan de Nijverheidsconsulenten. Behalve puur technische zaken komen ook hier financiële en bedrijfsorganisatorische zaken aan te pas.
Teneinde meer afstemming te verkrijgen tussen de voorlichtingsdiensten onderling en tussen hen en het Ministerie en meer dan voorheen het accent te kunnen leggen op de economische kant van de technische voorlichting werd een der nijverheidsconsulenten verbonden aan het Ministerie. In 1935 werd de functie van Nijverheidsconsulent in Algemene Dienst (NIAD) ingesteld. De nijverheidsconsulent Steketee werd op 1 februari gedetacheerd op het ministerie en per 1 november 1935 benoemd tot Nijverheidsconsulent in Algemene Dienst. Het consulentschap in algemene dienst ontwikkelde zich meer en meer tot de directie van de Rijksnijverheidsdienst. Na de oorlog werden er in de directie verscheidene Nijverheidsconsulenten in Algemene Dienst aangesteld. Een van hen was vanaf 1950 gedetacheerd bij de Octrooiraad en belast met het verrichten van litteratuuronderzoek en het geven van voorlichting en het vastleggen van informatie. Het is van deze functionaris dat het archief naderhand terechtgekomen is in dat van de Rijksnijverheidsdienst.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Deze bescheiden bevonden zich in twee archiefblokken (archiefeenheden met een eigen naamsaanduiding en een eigen nummering), bestaande uit archivalia van de Rijksnijverheidsdienst en van het (Rijks)Nijverheidslaboratorium. Die archiefblokken waren 'Rijksnijverheidsdienst 1945-1965', metrage 35,8 m' en toegang 2.06.031.04 (blok 1), alsmede 'Rijksnijverheidslaboratorium 1913-1963' metrage 4,5 m' en toegang 2.06.032.02 (blok 2).
Archiefblok 1
Dit blok bevatte hoofdzakelijk stukken van het centrale deel van de Rijksnijverheidsdienst en wel van na 1945 omdat het gedeelte daarvoor verloren is gegaan door brand in maart 1945. ( Redelijk wat informatie over de Rijksnijverheidsdienst van vóór 1945 is echter te vinden in het archief van de Directie van Handel en Nijverheid. ) Een 100-tal inventarisnummers (ca. 20%) betrof stukken die gearchiveerd waren door de Nijverheidsconsulent in Algemene Dienst (NIAD), gedetacheerd bij de Octrooiraad. Er waren grote series correspondentie met perifere dienstonderdelen (c. 60 inv.nrs.) en met relaties (c. 40 inv.nrs).
Archiefblok 2
Dit blok bestond uit een serie correspondentie met de Rijksnijverheidsdienst en met relaties op alfabet (50% van het archief), jaar- en maandverslagen, stukken betreffende financiën (30 %) en verspreide notulen, verslagen en rapporten en andere stukken.
Volledigheid
Het archief van de Rijksnijverheidsdienst was vóór inventarisatie niet volledig. Het voor-oorlogse deel is door brand verloren gegaan en ook het na-oorlogse bestand was niet compleet. Er is in het verleden uit het bestand bewust vernietigd. Personeelsdossiers waren niet aanwezig. Bij het opgaan van de Rijksnijverheidsdienst in het Innovatiecentra-netwerk is het oud-archief afgestoten aan het Ministerie van Economische Zaken en praktisch geheel en geheel ten onrechte ter vernietiging afgevoerd. Slechts uit 1982-1984 is nog c. 4 m' RND-archief aanwezig bij EZ.
Ook het archief van het Rijksnijverheidslaboratorium was niet volledig. Van de series correspondentie, verslagen, financiële administratie, inschrijvingsagenda's ontbrak meestal veel, vooral uit de periode vóór 1945. Vermoedelijk is het bestand van na de jaren 60 geheel ter vernietiging afgevoerd door het Ministerie van Economische Zaken.
De archiefstukken waren onvoldoende geschoond, geïnventariseerd en materieel verzorgd door het Ministerie van Economische Zaken overgedragen aan het Algemeen Rijksarchief bij verklaring van overbrenging van 9 juni / 14 augustus 1969.
Overbrenging van een overheidsarchief
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
De archiefvorming bij de Rijksnijverheidsdienst
Registratuur en ordening.
De Rijksnijverheidsdienst was een uitvoerende dienst die veel schriftelijke adviezen aan particuliere personen, bedrijven en overheidsinstanties in correspondentie en verslagen heeft vastgelegd.
Het grootste deel van het archief was correspondentie-archief. Daarnaast waren er nog wat aparte series verslagen, comptabele stukken, lidmaatschapsstukken en nog wat klein grut. De klapper op namen en een deel van de agenda's ontbraken reeds vóór aanvang van de inventarisatie en de klapper op codenummer was gedeeltelijk verstoord. Voor het correspondentie-archief was een ordening opgezet in "rubrieken". Van deze rubrieken werd geen totaal-overzicht meer aangetroffen in het archief. Op de mappen (en in de agenda's) was sprake van letteraanduidingen: T (=TNO), N= Nederlandse Middenstandsbank, DIENST (= eigen centrale en perifere organisatie), EZ (=Ministerie van EZ), M (= overige Ministeries) e.a.
Voor elke relatie werd binnen een rubriek een eigen map aangelegd. Zo had elk TNOinstituut een eigen map binnen de eigen TNO-rubriek T. De buiten de hierboven met name genoemde rubrieken vallende correspondentie met de overige relaties (particulieren en bedrijven zowel als overheid) werd alfabetisch op naam van de relatie geborgen in een grote aparte serie. Sinds 1949 geschiedde dit voor de grotere relaties in een aparte map die een aanduiding kreeg bestaande uit de eerste letter van de naam, gevolgd door een volgnummer. Kleinere relaties werden in een verzamelmap geplaatst. Op het registratiestempel figureerden diverse (UDC-)cijfercodes en letter-aanduidingen voor het opbergen binnen en buiten deze rubrieken. Naast, maar niet gelijktijdig met, de letters voor de rubrieken kwamen ook letters voor op het stempel en in de agenda's. Bijvoorbeeld C voor comptabele zaken, P voor personele zaken, te gebruiken binnen en buiten de rubrieken. A tm Z werd gebruikt voor de in de serie algemene voorlichtingscorrespondentie ingevoegde stukken, corresponderend met de naam van de afzender.
De volgende series kwamen, vaak verbrokkeld, in het archief voor:
  • de serie algemene voorlichtingscorrespondentie met diverse bedrijven, instellingen en personen
  • de correspondentie met de eigen dienst-onderdelen
  • de correspondentie met het Ministerie van Economische Zaken
  • de correspondentie met TNO
  • de correspondentie met de Nederlandse Middenstandsbank
  • de maandverslagen buitendienst
  • de copieën correspondentie
  • de weekstaten consulenten.
Het gedeelte dat apart gearchiveerd was door de Nijverheidsconsulent in Algemene Dienst gedetacheerd bij de Octrooiraad (1951-1961), had eveneens verbrokkelde correspondentie- en andere series. De correspondentie van deze consulent was voor een groot deel op UDC-code geordend. Daarnaast waren er kleinere correspondentiebundels met bepaalde instellingen en een chronologische serie minuten van uitgaande brieven, benevens diverse andere bundels stukken. Er werd gebruik gemaakt van het RND-stempel met vermelding van de UDC-code.
Toegangen
Over de periode 1946-1957 waren inschrijvingsagenda's aanwezig. De omschrijving in die agenda's van de inhoud van de stukken was zeer summier. Aanvankelijk, tot april 1949, waren de inschrijvingsnummers codegetallen, daarna werden gewone volgnummers gebruikt met een rubrieksletter. In de latere jaren zijn ook deel-agenda's in plaats van één centrale agenda in gebruik geweest. Een klapper op codenummer (UDCcode) in de vorm van een kaartsysteem was aanwezig over de jaren 1945-1948 (inv.nrs.140143). Deze was gedeeltelijk uit zijn verband geraakt. Uit het archief blijkt dat er ook een namenklapper geweest is, die echter al vóór de inventarisatie ontbrak.
In het gedeelte van de Nijverheidsconsulent in Algemene Dienst, gedetacheerd bij de Octrooiraad bevond zich een (doorschrijvings) agenda.
De archiefvorming bij het Rijksnijverheidslaboratorium
Registratuur en ordening.
Het Rijksnijverheidslaboratorium was een uitvoerende dienst die veel schriftelijke adviezen aan individuele personen en bedrijven in correspondentie en rapporten vastgelegd heeft.
Zowel de voor- als de na-oorlogse correspondentie droeg geen kenmerk voor een systematische opberging en is vaak op relatie (buitenstaanders, onderdelen Rijksnijverheidsdienst alfabetisch geordend. Ook waren er enkele correspondentiebundels met voorlichtings-vak-assistenten. Daarnaast waren in de plaatsingslijst groepjes andere bescheiden te vinden zoals verslagen, comptabele en personeelsbescheiden. Men zou kunnen spreken van een bureau-praktijkorde.
Toegangen
Over een-klein aantal jaren was een serie inschrijvingsagenda's met summiere onderwerpsomschrijving aanwezig: 1948-1961, met hiaten.
Selectie en vernietiging
In verband met de onvolledigheid van het archief van het Rijksnijverheidslaboratorium is men extra behoedzaam geweest met het vernietigen van stukken. In het archief waren veel vernietigbare stukken betreffende zeer eenvoudige zaken aanwezig binnen de correspondentieseries; sommige series waren in totaliteit voor vernietiging vatbaar. Zie verder de selectie-instructie voor de te bewaren en te vernietigen stukken hieronder.
In verband met de onvolledigheid van het archief van de Rijksnijverheidsdienst is men extra behoedzaam geweest met het vernietigen van stukken uit het archief van het Rijksnijverheidslaboratorium, die een aanvulling op dat archief konden vormen. Niettemin kwam veel van de alfabetisch geordende correspondentie inzake voorlichting e.d. voor vernietiging in aanmerking, evenals comptabele bescheiden.
Selectie-instructie volgens welke de archieven van de Rijksnijverheidsdienst en het Rijksnijverheidslaboratorium ontdaan zijn van vernietigbare stukken
V1.
Dubbelen.
V2.
Doorslagen van de chronologische serie uitgaande brieven van de Nijverheidsconsulent in Algemene Dienst
V3.
Stukken betreffende werkzaamheden als lid in commissies, tenzij het lid voorzitter of secretaris was (categorie B17). (kernstukken, zoals in B18 genoemd, wél bewaren)
V4.
Ter kennisneming ingekomen stukken die niet in "dossiers" of onderwerpsbundels, maar in serie of los aanwezig zijn (tenzij de losse exemplaren ergens zinnig bij ondergebracht kunnen worden), zoals door andere instanties geproduceerde gedrukte of gestencilde: -circulaires, jaar- en maandverslagen, -notulen, -rapporten, -nota's, -berichten, -statistieken en statistische jaarboeken (zie ook B6). met uitzondering van onder punt B17 en B18 bij de te bewaren stukken genoemde stukken.
V5.
Inschrijvingsagenda's en klappers.
V6.
Lijsten van verzonden drukwerken.
B1.
Stukken betreffende de regeling van de eigen organisatie (gezien vanuit het gezichtspunt van de archiefvormer) en stukken houdende een overzicht van de organisatie (met personeels- en financiële overzichten; efficiency- en accountantsrapporten over de eigen organisatie ook bewaren). Zie ook categorieeën V6 en V7.
V7.
Stukken betreffende zaken van eenvoudige huishoudelijke aard (ook eigen autopark).
V8.
Financiële boekhouding (financiële jaarstukken zoals begroting, balans, jaarrekening echter bewaren indien aanwezig, zie categorie B1).
V9.
Stukken betreffende personeelsaangelegenheden, behalve de regelingen van het personeelsbeleid en overzichten van het personeelsbestand (categorie B1).
B2.
Stukken betreffende de regelingen van de betrekkingen en samenwerking met andere instanties.
B3.
Stukken die een beschrijving geven van de structuur van het archief.
B4.
Series eigen notulen, circulaires, jaar-, maand- en weekverslagen, statistieken, voorbeelden van modellen van formulieren die bij de dienst in gebruik zijn geweest.
B5.
Stukken betreffende voorlichting aan bedrijven op aanvraag over: oprichting van nieuwe en uitbreiding en verandering van bestaande ondernemingen: vestigingsplaats, fabrieksterreinen en -gebouwen, aanwezigheid voldoende en geschikte arbeidskrachten, loonpeil, transportverbindingen, grondstoffenvoorziening en afvoer afval; verbetering van de economische bedrijfsvoering: - bedrijfsorganisatie en -administratie, kostprijsberekening en rentabiliteit, - kapitaal- en kredietvoorziening; verbetering van de technische bedrijfsvoering: - warmte- en koudevoorziening (stoken, stoommachines, electrische installaties, koelinstallaties), - krachtinstallaties (verbrandingsmotoren, electromotoren, drijfwerk), - werktuigen, toestellen en materialen, - bedrijfsinrichting (efficiency, veiligheid), - werkwijzen en recepten (fabricageprocedés, grondstoffen, brandstoffen en water); verhoging en verzekering van de afzet der produktie: - potentiële afnemers, deelneming aan tentoonstellingen, reclame. - contracten, aanbestedings- en levelingsvoorwaarden; wettelijke bepalingen: - Arbeidswet, Hinderwet, Veiligheidswet, - burgerlijk- en handelsrecht (rechtspersoonlijkheid), Auteurswet, - Auteurswet, Octrooiwet (vnl. octrooirecherche); adressen: (lijsten) van fabrikanten, leveranciers, in- en exporteurs, laboratoria, instituten, belangenverenigingen en commissies;
te bewaren:
relatief uitgebreide en complexe adviezen, verwerkt in brieven en rapporten, voorzover deze langer zijn dan een A4-tje, alsook de daarop betrekking hebbende adviesaanvragen van de bedrijven;
te vernietigen:
eenvoudige, korte adviezen, alsmede verstrekte inlichtingen over adressen, met de daarop betrekking hebbende aanvragen van bedrijven om advies of inlichtingen.
B6.
Stukken betreffende stelselmatige voorlichting aan bedrijven: verrichten van vergelijkend kostenonderzoek; organisatie van vaktentoonstellingen (waaronder de collectieve inzending van de middenstand naar de Jaarbeurs); demonstratie van nieuwe werkwijzen in het RNL; houden van voordrachten, lezingen, filmvoorstellingen; verzorgen van publikaties en persberichten;
te bewaren:
gedrukte of geschreven eigen rapporten en verslagen, alsook eigen teksten van lezingen, voordrachten, cursussen, publikaties en persberichten, filmscripts. Tevens bepaalde gedrukte documentatie over voorlichtingsaangelegenheden n.l.: gedrukte publicaties van derden die een overzicht geven over een langere periode danwel van een momentopname over een groot onderwerpsgebied, bv. teksten van lezingen of radiopraatjes of een hele serie perspublicaties over voorlichtings-aangelegenheden. Zie ook categorie V3.
te vernietigen:
stukken betreffende de administratief-organisatorische aspecten van deze aktiviteiten.
B7.
Stukken betreffende het verlenen van bijstand aan bedrijven als vertrouwenspersoon: bemiddeling bij betalingsproblemen, sollicitaties, aanbestedingen, geschillen; beoordeling van uitvindingen;
te bewaren:
relatief uitgebreide en complexe adviezen, verwerkt in brieven en rapporten, voorzover deze langer zijn dan een A4-tje, alsook de daarop betrekking hebbende verzoeken van bedrijven om bemiddeling of bijstand;
te vernietigen:
eenvoudige, korte adviezen, met de daarop betrekking hebbende verzoeken van bedrijven om bemiddeling of bijstand.
B8.
Stukken betreffende het verlenen van technische bijstand aan overheidsinstellingen: controle waterverbruik en elektriciteitsverbruik bij rijksinstellingen t.b.v. de Bezuinigingsinspectie;
te bewaren:
samenvattende rapporten en statistische overzichten;
te vernietigen:
stukken betreffende de feitelijke uitvoering van deze controles.
B9.
Stukken betreffende advisering aan overheidsinstellingen: aan EZ: omtrent bedrijven die financiële steun vragen; aan EZ: omtrent credietaanvragen bij de Maatschappij voor Industriefinanciering (MIF); aan Kamers van Koophandel: omtrent afgifte van certificaten van oorsprong; aan Rijksgebouwendienst: omtrent elektrische installaties van rijksgebouwen; aan diverse overheidsinstellingen: omtrent vergunningverlening bij industrievestiging; aan diverse overheidsinstellingen: omtrent aanschaffing en gebruik van (electrische) installaties, werktuigen, toestellen en materialen;
te bewaren:
relatief uitgebreide en complexe adviezen, verwerkt in brieven en rapporten, voorzover deze langer zijn dan een A4-tje, alsook de daarop betrekking hebbende adviesaanvragen van overheidsorganen;
te vernietigen:
eenvoudige, korte adviezen, met de daarop betrekking hebbende adviesaanvragen van overheidsorganen. Adviezen omtrent afgifte van certificaten van oorsprong.
B10.
Stukken betreffende advisering aan derden: aan banken (NMB): omtrent rentabiliteit van ondernemingen t.b.v. credietverschaffing; aan Vereniging Nederlands Fabrikaat: omtrent verlening aan bedrijven certificaat "Nederlands Fabrikaat";
te bewaren:
relatief uitgebreide en complexe adviezen, verwerkt in brieven en rapporten, voorzover deze langer zijn dan een A4-tje, alsook de daarop betrekking hebbende adviesaanvragen van derden;
te vernietigen:
eenvoudige, korte adviezen, met de daarop betrekking hebbende adviesaanvragen van derden. Adviezen omtrent verlening van certificaten "Nederlands Fabrikaat".
B11.
Stukken betreffende beïnvloeding en stimulering door lidmaatschappen van commissies en van besturen van particuliere instellingen: b.v.: Economisch Instituut voor de Middenstand, Economisch Technologische Instituten, NIDER, NIVE, NIVEE, NEC, Nederlands Normalisatieinstituut, Ned. Mij. voor Nijverheid en Handel, Ned. Ver. voor Lastechniek; TNO, Technisch Economisch Genootschap, Bureau voor Uitvinders, enz. enz. enz.; lidmaatschap van examencommissies vakonderwijs;
te bewaren:
aanvaarding en ontslag lidmaatschap; brieven, nota's en rapporten, opgesteld door medewerkers van de RND en het RNL, bestemd geweest ter behandeling in die commissies en besturen; eindrapporten van commissies met een tijdelijk karakter;
te vernietigen:
agenda's, notulen en vergaderstukken en correspondentie betreffende de vergaderingen;
B12.
Stukken betreffende het verzamelen van gegevens: aanvragen, ontvangen en verwerken in kaartsystemen en in bibliotheek van gegevens en schrifturen; maken van buitenlandse (studie)reizen, deelname aan congressen;
te bewaren:
verslagen, samenvattende rapporten en statistische overzichten;
te vernietigen:
basisdocumentatiemateriaal, w.o. folders en circulaires van ondernemingen en instellingen; stukken betreffende de administratief-organisatorische aspecten van deze aktiviteiten.
B13.
Stukken betreffende de uitbesteding van technisch onderzoek aan TNO-instellingen;
te bewaren:
relatief uitgebreide en complexe adviezen van TNO, verwerkt in brieven en rapporten, voorzover deze langer zijn dan een A4-tje, alsook de daarop betrekking hebbende adviesaanvragen van de RND en het RNL;
te vernietigen:
eenvoudige, korte adviezen van TNO-instellingen, met de daarop betrekking hebbende aanvragen van de RND of het RNL om advies.
B14.
Stukken betreffende het verrichten van technisch onderzoek op verzoek met relatief eenvoudig instrumentarium;
te bewaren:
relatief uitgebreide verslagen, verwerkt in brieven en rapporten, voorzover deze langer zijn dan een A4-tje, alsook de daarop betrekking hebbende onderzoeksaanvragen van de bedrijven;
te vernietigen:
eenvoudige, korte verslagen, met de daarop betrekking hebbende onderzoeksaanvragen van bedrijven.
B15.
Stukken betreffende het geven van demonstraties van nieuwe werkwijzen;
te bewaren:
relatief uitgebreide verslagen, verwerkt in brieven en rapporten, voorzover deze langer zijn dan een A4-tje;
te vernietigen:
eenvoudige, korte verslagen; stukken betreffende de administratief-organisatorische aspecten van deze aktiviteiten:
B16.
Stukken betreffende het geven van vakvoorlichting aan ambachtelijke bedrijven: - smeden, klompenmakers, wagenmakers, loodgieters door bezoeken ter plaatse, resulterend in mondelinge en schriftelijke adviezen;
te bewaren:
relatief uitgebreide verslagen, verwerkt in brieven en rapporten, voorzover deze langer zijn dan een A4-tje;
te vernietigen:
eenvoudige, korte verslagen; stukken betreffende de administratief-organisatorische aspecten van deze aktiviteiten;
B17.
Stukken van of betreffende commissies op voorlichtingsgebied, waarvan de voorzitter of de secretaris tevens ambtenaar was bij de Rijksnijverheidsdienst of het Rijksnijverheidslaboratorium. Zie ook categorie V3 en V4.
B18.
Eindversies van rapporten, circulaires en notulen van Nederlandse commissies ter completering van andere archieven; afzonderen als vreemd archief met simpel plaatsingslijstje. Zie ook categorie V3 en V4.
B19.
Stukken betreffende het voeren van beleid in voorlichtings-aangelegenheden.
V10.
Stukken betreffende voorlichting, advisering, verlening van bijstand, keuring en onderzoek, voorzover dit eenvoudige zaken betreft, zoals aangeduid bij de categorieeën B5 tm B16 onder de kopjes: vernietigen, (let op bewarenswaardige correspondentie met overheidsinstanties en instellingen "tot nut van 't algemeen", zowel in archief RND, NIAD als RNL)
V11.
Stukken betreffende het keuren van cylinders en tanks voor vervoer en opslag van samengeperste gassen, chloor en benzine;
V12.
Stukken betreffende het aanvragen van informatie uit het buitenland
Verantwoording van de bewerking
De beide archiefblokken werden in 1993-1995 door de Centrale Archiefselectiedienst te Winschoten geselecteerd en geïnventariseerd, op grond van een door het Algemeen Rijksarchief opgesteld bewerkingsplan met selectie-instructie. Daarbij werden de archieven als aparte eenheden in één bestand met doorlopende nummering ondergebracht. De oorspronkelijke omvang bestond uit 40,3 strekkende meter archief. Daarvan is 33,3 meter vernietigd. Van de overgebleven 10 m' wordt 3,75 m' gevormd door stukken die door ambtenaren van RND/RNL ontvangen zijn uit hoofde van hun -ambtshalve- lidmaatschap van commissies, waarbij zij niet het secretariaat voerden of het voorzitterschap bekleedden.
Vreemd archief
Het archief van de RND is het archief van het hoofdkantoor van de Rijksnijverheidsdienst; in de algemene voorlichtingscorrespondentie bevinden zich ook stukken van de consulenten voor Zuid-Holland, die op hetzelfde adres gehuisvest was en van hetzelfde administratieve apparaat en dezelfde archiefregistratuur gebruikt maakte. Er is dus één gemeenschappelijk archief gevormd. Het archief van de Nijverheidsconsulent in Algemene Dienst, gedetacheerd bij de Octrooiraad, is formeel een apart archief en als zodanig ook apart opgenomen in de onderhavige nieuwe inventaris. Waar sprake was van commissiearchieven in de oude plaatsingslijst bleek dit meestal lidmaatschapsstukken te betreffen.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Rijksnijverheidsdienst; Rijks Nijverheidslaboratorium, nummer toegang 2.06.083, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Rijksnijverheidsdienst, 2.06.083, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Publicaties
Geraadpleegde literatuur
  • Staatsalmanak voor het Koninkrijk der Nederlanden , 1910-1992 Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, 1910-1992.
  • "Ondernemen en Vernieuwen" publicatie van de Rijksnijverheidsdienst ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de dienst, Delft, 1985
  • Verslagen en Mededelingen van de Afdeling Handel en Nijverheid van het Ministerie van Economische Zaken , 12 1926-1940. ( Hierin zijn opgenomen de jaarverslagen van de Rijksnijverheidsconsulenten / Rijksnijverheidsdienst en het Rijksnijverheidslaboratorium. In de periode vóór 1946 wijzigt de benaming van het departement zich in de titel, wanneer de instantie onder een ander departement kwam te resorteren.) )

Archiefbestanddelen

---
---