Archief
Titel
2.02.39 Inventaris van het archief van de Parlementaire Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer, 1981-2001
Auteur
Doc-DirektVersie
30-07-2024
Copyright
Nationaal Archief, Den Haag
2017 cc0Beschrijving van het archief
Naam archiefblok
Parlementaire Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer (ECB), 1999 Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer Enquetecie. Vliegramp Bijlmermeer (ECB) Enquêtecommissie Bijlmerramp
Periodisering
oudste stuk - jongste stuk: 1981-2001
Archiefbloknummer
H16Omvang
478 inventarisnummer(s) 13,00 meterTaal van het archiefmateriaal
Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands
Soort archiefmateriaal
Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften, alsmede beeld- en geluidmateriaal en digitale documentatieArchiefdienst
Nationaal Archief, Den HaagLocatie
Den HaagArchiefvormers
Enquêtecommissie Vliegramp BijlmermeerSamenvatting van de inhoud van het archief
Het archief bestaat uit aantekeningen, verslagen van gesprekken en verhoren, studierapporten en correspondentie van de commissie, alsmede de documenten welke de ministeries, instellingen, particulieren en buitenlandse overheden en organisaties hebben overgelegd aan de commissie, alsmede uit audio-, visuele- en digitale gegevensArchiefvorming
Geschiedenis van de archiefvormer
Enquêtecommissies algemeen
Enquêtecommissies worden door de Tweede Kamer ingesteld wanneer de behoefte bestaat buiten de regering om een onderzoek in te stellen en informatie in te winnen. De parlementaire enquête vindt zijn grondslag in de Grondwet van 1848 (art. 90) en in de Enquêtewet van 1850. In 1977 werd deze wet gewijzigd en genoemd de Wet op de Parlementaire Enquête. Deze wet bevat de bijzondere bevoegdheden voor de enquête en enkele procedurele voorschriften. In het Reglement van Orde zijn de procedurele aspecten nader belicht. Het bijzondere van een enquêtecommissie is dat zij de bevoegdheid heeft om personen op te roepen die verplicht zijn te verschijnen en onder ede kunnen worden gehoord.
Parlementaire enquête vliegramp Bijlmermeer
Op 4 oktober 1992 wordt Nederland voor het eerst in zijn geschiedenis getroffen door een vliegramp boven zeer dichtbevolkt gebied. Een vrachtvliegtuig boort zich in de flats Kruitberg en Groeneveen in de Bijlmermeer in Amsterdam. Na dagen van grote onzekerheid blijkt dat de ramp, naast de 4 personen aan boord van het vliegtuig, uiteindelijk aan 39 bewoners het leven heeft gekost.
Onmiddellijk na de ramp ontstaan er vele vragen: over de toedracht, over de gevlogen route, over de lading en over de risico's voor de volksgezondheid. Voor de overheid, zowel in Amsterdam als in Den Haag, kan de ramp al snel worden afgesloten. Voor vele betrokkenen geldt dit echter niet. Vragen blijven bestaan en na verloop van tijd krijgen steeds meer bewoners en hulpverleners lichamelijke klachten waarvan de oorzaak niet valt te verklaren. Velen van hen leggen een relatie met de vliegtuigramp. Het overheidsoptreden komt in de Tweede Kamer ter discussie te staan.
Zes jaar later, in oktober 1998, besluit de Tweede kamer der Staten-Generaal tot een parlementaire enquête. Het doel van deze enquête is de waarheid over de vliegramp in de Bijlmermeer vast te stellen en tevens lessen te trekken voor de toekomst.
In het eindrapport legt de Parlementaire Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer verantwoording af over het onderzoek dat zij in de periode oktober 1998 - april 1999 heeft uitgevoerd.
Wet op de Parlementaire Enquête
De bevoegdheden van de Commissie zijn vastgelegd in de Wet op de Parlementaire Enquête. Deze wet geeft duidelijke, verstrekkende bevoegdheden waar de Commissie gebruik van heeft gemaakt. Anderzijds kent de wet echter ook haar beperkingen. Dit geldt in het bijzonder voor die situaties waar bedrijfsbelangen in het geding zijn en indien getuigen niet op Nederlands grondgebied verblijven. De Commissie doet aanbevelingen om de wet op verschillende punten te wijzigen.
Maatschappelijke context
Geen gewone enquête
De parlementaire enquête naar de vliegramp Bijlmermeer is geen gewone enquête. De vliegramp is verbonden met slachtoffers, met nabestaanden, met hulpverleners en met de bewoners van de Bijlmermeer. Zij hebben de afgelopen maanden de ramp weer opnieuw beleefd. De Commissie heeft diep respect voor de slachtoffers en hulpverleners die ondanks de hieraan verbonden emoties het werk van de Commissie hebben ondersteund door hun getuigenverklaringen. Dat respect geldt ook voor alle overige hulpverleners die op de avond van de ramp en de dagen daarna met grote inzet en professionaliteit hun werk hebben verricht.
De enquête naar de vliegramp Bijlmermeer betekent ook dat de Commissie te maken krijgt met veel organisaties buiten de overheid. Enkele daarvan zijn het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam, de Luchthaven Schiphol, de luchtvaarmaatschappij El Al en externe onderzoeksbureaus. Ofschoon het primaire onderzoeksproces gericht is op het overheidsbeleid inzake de afhandeling van de Bijlmerramp, vormen ook deze instanties een schakel in het totale proces. In het onderhouden van deze contacten heeft de Commissie veel energie gestoken.
Aard van de enquête
Waarheidsvinding
Het onderzoek naar de waarheid is een onderzoek naar de feiten, waarbij geen ruimte is voor speculaties en verdachtmakingen. Het is om die reden dat de Commissie zo veel mogelijk verhalen en verschillende theorieën die over de Bijlmerramp de ronde doen, nauwgezet bij haar onderzoek heeft betrokken. De Commissie gaat ervan uit dat alleen door een dergelijke aanpak een einde kan komen aan de voortdurende speculaties over de toedracht en de lading van het verongelukte vliegtuig.
Het onderzoek
Gezondheidsklachten
Van het begin tot het eind heeft het antwoord op de vraag of er een verklaring kan worden gevonden voor de klachten van bewoners en hulpverleners in de werkzaamheden van de Commissie centraal gestaan. Op verzoek van de Commissie is een extern, onafhankelijk onderzoek uitgevoerd om na te gaan welke gezondheidsrisico's zich voor de bewoners en de hulpverleners op de avond van 4 oktober 1992 en de dagen daarna hebben voorgedaan. Daarnaast is tijdens de openbare verhoren ook aan externe deskundigen een oordeel gevraagd over de diverse onderzoeken die de overheid heeft laten uitvoeren.
Openbare verhoren
Het feitenonderzoek naar de Bijlmerramp is niet makkelijk. Na zes jaar vervagen herinneringen en is door de betrokkenen veelal geen eenduidig beeld meer te reconstrueren.
De openbare verhoren worden ook beïnvloed door informatie die pas op het laatste moment beschikbaar komt. Door de aandacht voor de enquête in de media melden zich tal van burgers met informatie, die soms gezien de inhoud, nader onderzoek noodzakelijk maken. Het gevolg hiervan is dat nieuwe onzekerheden ontstaan waardoor de Commissie noodgedwongen terughoudend moet zijn in haar informatieverstrekking.
Gezien de vele vragen en speculaties over de lading van het vliegtuig en het feit dat de ontbrekende detailinformatie hierover meer en meer wordt gekoppeld aan het gezondheidsvraagstuk heeft de Commissie het als haar taak gezien om alle detailinformatie van de totale lading te achterhalen. Pas na het afsluiten van de openbare verhoren kan de Commissie over deze informatie, die in de Verenigde Staten moet worden achterhaald, beschikken. Ofschoon de informatie over gevaarlijke stoffen, zoals vermeld op daarvoor bestemde luchtvaartdocumenten beschikbaar is, heeft het ontbreken van een totaalbeeld over de lading de Commissie tijdens de openbare verhoren voor dilemma's geplaatst. Enerzijds is de relevante informatie over de gevaarlijke stoffen in de lading bekend, maar anderzijds leidt het gebrek aan medewerking om de laatste informatie over de laatste twintig ton lading ter beschikking te stellen, tot twijfel. Daarom kan in een eerder stadium tijdens de openbare verhoren hierover geen duidelijkheid worden geboden.
Parlementaire enquêtes en de media
In navolging van eerdere enquêtes heeft de Commissie haar goedkeuring gegeven aan het rechtstreeks uitzenden van de openbare verhoren. Hier zijn meerdere redenen voor: in de eerste plaats de aard van het onderwerp en de grote maatschappelijke betrokkenheid van de burger. In de tweede plaats kan, door rechtstreekse uitzending, de Nederlandse samenleving direct getuige zijn van de manier waarop het zwaarste parlementaire instrument wordt toegepast. Het functioneren van de democratie wordt hierdoor dichter bij de burger gebracht.
Het rechtstreeks uitzenden van de openbare verhoren kent ook zijn schaduwzijde. Er ontstaat in korte tijd een eenzijdig beeld van het onderwerp van parlementair onderzoek. Immers, tijdens de openbare verhoren komen doorgaans alleen die zaken aan de orde die niet goed zijn verlopen. Deze beelden komen vervolgens sterk uitvergroot in de huiskamer terecht. Pas in de eindrapportage kan een totaalbeeld ontstaan van het proces en de wijze waarop invulling is gegeven aan de verantwoordelijkheid.
Nederland-Israël
De Commissie heeft tijdens haar onderzoek geconstateerd dat door uitlatingen in de media, zowel in Nederland als in Israël, de betrekkingen tussen beide landen in de afgelopen maanden onder druk zijn komen te staan. De Commissie betreurt dat.
Reacties in de samenleving
De Commissie is de Stichting Korrelatie zeer erkentelijk voor het feit dat zij tijdens de enquête de direct betrokkenen bij de Bijlmerramp van professionele hulp heeft voorzien. De Commissie dankt ook diegenen die tijdens de duur van de enquête schriftelijk of telefonisch op de werkzaamheden van de Commissie hebben gereageerd.
Eindconclusies
Toedracht
1. De Commissie concludeert op basis van feitenonderzoek dat het rapport van de Raad voor de Luchtvaart inzake de toedracht van het ongeval onvolledig en oppervlakkig is daar waar het gaat om de controle op de inspectie van de motorophanging van de AXG.
2. De route van de vlucht is in het rapport van de Raad voor de Luchtvaart niet exact weergegeven.
3. De Commissie concludeert op basis van feitenonderzoek dat nader strafrechtelijk onderzoek naar vermiste elementen, inclusief de Cockpit Voice Recorder (CVR), van de AXG had moeten en kunnen plaatsvinden in de eerste maanden na de ramp.
Rampenbestrijding en berging
4. De rampenbestrijding en identificatie van slachtoffers is, gegeven de omstandigheden, adequaat verlopen.
5. De berging van elementen van het vliegtuigwrak is onzorgvuldig verlopen.
6. Er had aangifte gedaan moeten worden van de verdwijning van de vermiste elementen.
7. Het onderzoek van de Rijksrecherche naar de mannen in de witte pakken is onzorgvuldig uitgevoerd.
8. De maatschappelijke reactie op de aanwezigheid van het verarmd uranium is onderschat. De risico's van verspreiding van verarmd uranium zijn onvoldoende herkend.
9. De opperbevelhebber bij rampenbestrijding, zijnde de burgemeester van Amsterdam en zijn adviseurs, hebben zich bij de rampenbestrijding onvoldoende afgevraagd of er, naast de gemelde gevaarlijke stoffen in het vliegtuig, zich andere gevaren voor de betrokkenen konden voordoen.
Lading
10. De Commissie concludeert op basis van haar feitenonderzoek dat de ladingpapieren van vlucht LY 1862 compleet zijn en heeft geen aanwijzingen dat fraude heeft plaatsgevonden. De Commissie doet geen uitspraken over de fysieke lading, daar deze vrijwel geheel is verbrand.
11. De Commissie constateert dat de Rijkspolitie op Schiphol op de avond van de ramp slecht georganiseerd is. Hierdoor is het inzicht in de vrachtdocumentatie belemmerd.
12. De Commissie constateert dat de inspanningen van de regering om alle vrachtdocumentatie te krijgen tot onvoldoende resultaten heeft geleid. De maatschappelijke onrust had ertoe moeten leiden dat in een eerder stadium andere wegen werden bewandeld.
Gezondheid
13. Er bestaat een directe relatie tussen gezondheidsklachten en de ramp in de Bijlmermeer.
14. Traagheid en onderschatting bij lokale en landelijke overheden in combinatie met te weinig uitgaan van klachten en teveel van mogelijke oorzaken heeft uiteindelijk de gezondheidsklachten in aantal en aard doen toenemen.
15. De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft ten aanzien van het initiëren van individueel lichamelijk onderzoek en voor wat betreft auto-immuunziekten, met onvoldoende gevoel voor maatschappelijke en medische verantwoordelijkheid haar taak uitgeoefend.
Overheid
16. De regering heeft onvoldoende aandacht gegeven aan al dan niet op waarheid berustende maatschappelijke onrust.
17. Het aantal malen dat de Tweede Kamer onduidelijk, onvolledig, ontijdig of onjuist is geïnformeerd, is naar de mening van de Commissie te groot, juist ook gezien de langdurige nasleep van de ramp.
18. De Commissie is buitengewoon verontrust over het door ambtenaren niet doorgeven van maatschappelijk gezien cruciale informatie aan bestuurlijk verantwoordelijken en zet vraagtekens bij de bestuurlijke aansturing.
19. De Commissie is verontrust over het feit dat de aanpak van maatschappelijke vraagstukken door de departementale en parlementaire werkwijze niet leidt tot gecoördineerd optreden.
Aanbevelingen: lessen voor de toekomst
Luchtvaart en ongevallenonderzoek
1. De Commissie beveelt aan dat de Raad voor de Transportveiligheid (RvTV) een draaiboek opstelt ten behoeve van het onderzoeken van grote luchtvaartongevallen. Uit het onderzoek van de Commissie blijkt dat ongevallen weliswaar altijd bijzondere kenmerken hebben, maar dat tevens sprake is van diverse stappen in het ongevallenonderzoek die elke keer terugkomen. In het draaiboek zouden werkzaamheden, coördinatie, taken en bevoegdheden van onderzoekers alsmede uitvoering en fasering van het onderzoek eenduidig beschreven moeten worden.
2. Het onderzoek van een groot ongeval zou verder moeten reiken dan uitsluitend het vaststellen van de oorzaak. Aandacht voor effecten op de omgeving ten gevolge van het ongeval en ook mogelijke maatschappelijke effecten zouden inherent deel moeten uitmaken van het onderzoek. Hiervoor dient een aanvullende regeling te worden getroffen.
3. Nederland lijkt te klein om een onderzoek naar een grootschalig vliegtuigongeval voldoende grondig en tevens onafhankelijk uit te voeren. Nederland zou ontwikkelingen moeten stimuleren om ongevallenonderzoek in een Europees kader (EU) te plaatsen. Gestreefd zou kunnen worden naar een Europees equivalent van de Amerikaanse National Transport Safety Board.
4. De Commissie vindt dat bij de beschouwing van externe veiligheid, het aanbeveling verdient om noodsituaties in beschouwing te nemen. Verdere mogelijkheden voor concrete invulling van de zogenaamde aanbeveling 10 van de Raad voor de Luchtvaart met betrekking tot externe veiligheid dienen onderzocht te worden. Hierbij kan met name overwogen worden op radarschermen van verkeersleiders, in geval van noodsituaties, snel de omliggende bebouwing zichtbaar te maken.
Rampenbestrijding en berging
5. Bij rampenbestrijding zijn zowel locaties als situaties van belang. De Commissie beveelt aan dat niet alleen rampenbestrijdingsplannen maar ook rampenplannen vaker worden gebaseerd op beleidsscenario's, waarin voor verschillende rampsituaties wordt uitgewerkt welke consequenties in het verzorgingsgebied van een gemeente kunnen optreden en welke prestaties derhalve van hulpverleners moeten worden verwacht.
6. Het toezicht op het beoefenen van rampenplannen, met name op beleidsniveau, dient te worden geïntensiveerd. Over deze controle moet worden gerapporteerd aan de Commissaris van de Koningin.
7. De Commissie beveelt aan dat wettelijk wordt geregeld dat gegevens die betrekking hebben op handelingen en beslissingen van organisaties en personen tijdens en na rampsituaties bewaard blijven voor een periode van tenminste 10 jaar. Daarbij gaat het zowel om gegevens die schriftelijk zijn vastgelegd als om gegevens op beeld- en geluidsdragers. Dit kan de afhandeling van een ramp, onderzoek naar een ramp en het afleggen van verantwoording over de bestrijding van een ramp sterk vereenvoudigen.
8. De Commissie beveelt aan dat door de Nederlandse regering in internationaal verband wordt aangedrongen op een betere informatievoorziening richting rampenbestrijders over vervoer van gevaarlijke stoffen door de lucht.
9. De Commissie vindt het noodzakelijk dat tijdens en na rampen sprake is van een open, eerlijke en tijdige voorlichting. Hoe futiel een kwestie voor gezagsdragers ook mag lijken, indien een verhaal blijft opkomen, toont het negeren ervan slechts een gebrek aan maatschappelijk invoelingsvermogen. Dit aspect dient extra aandacht te krijgen bij de uitvoering van taken binnen overheidsorganisaties.
10. Een ramp eindigt niet wanneer de rampverklaring wordt ingetrokken. De Commissie beveelt aan dat wettelijk wordt geregeld dat rampenplannen een paragraaf bevatten waarin de afhandeling van een ramp wordt geregeld en gecoördineerd. Hierbij dient aandacht te zijn voor nazorg op lange termijn en voor monitoring en evaluatie gedurende een langere periode.
Lading
11. De internationaal gehanteerde definitie van gevaarlijke lading in de luchtvaart is gericht op het mogelijke gevaar voor bemanning, passagiers en de verladers. De Commissie beveelt aan bij de definitie van gevaarlijke lading ook de gevaren ten aanzien van de veiligheid op de grond en de gevolgen voor de volksgezondheid te beschouwen.
12. De Commissie heeft vastgesteld dat de aard van de lading aan de hand van ladingdocumentatie moeilijk traceerbaar is. De ladingdocumentatie blijkt vaak onzorgvuldig en er bestaat te weinig corrigerend vermogen in de controlesector voor de informatie over de lading. De Commissie beveelt aan om, in internationaal kader, een betere regeling op te zetten voor de beschikbaarheid van alle benodigde ladingpapieren. De reeds bestaande internationale regels tot het elektronisch verzenden van vervoersdocumenten biedt hiertoe een goed aanknopingspunt.
13. De Commissie pleit ervoor dat op de vrachtdocumentatie de juiste gegevens worden vermeld. Dit is van groot belang bij calamiteiten, maar ook voor de controle door de verschillende overheidsinstanties, zoals de douane en de Economische Controledienst. De Commissie beveelt aan dat de overheid meer gebruik maakt van de boetebepalingen die onderdeel uitmaken van de International Civil Aviation Organisation (ICAO)-afspraken.
14. Onderzoek van de Commissie geeft aan dat het wettelijk regiem met betrekking tot transitladingen in de luchtvaart risico's met zich meebrengt. De Commissie denkt daarbij aan strijdigheid met het Nederlands buitenlands beleid en risico's voor de veiligheid op de grond. De Commissie beveelt aan de intensiteit van de controle op de inhoud van de transitlading te vergroten. Daarvoor is vereist dat ook lading die onmiddellijk doorgevoerd wordt, steekproefsgewijs, aan controle onderworpen wordt.
Gezondheid
15. De Commissie beveelt aan zo snel mogelijk te starten met een onderzoek onder de bewoners en hulpverleners door een team van specialisten, waarbij uitgebreid gekeken wordt naar alle gezondheidsklachten die de patiënt in relatie brengt met de Bijlmerramp. De Commissie is zich er van bewust dat er nadelen kleven aan deze wijze van onderzoek. De Commissie is echter van mening dat de grote onzekerheid, angst en onrust bij deze groep mensen de laatste jaren op dusdanige wijze zijn gevoed dat objectiveren van klachten door onafhankelijke derden gerechtvaardigd is. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) dient dit mede te financieren. Het onderzoek moet uitmonden in een behandeladvies aan patiënten en de behandelend huisarts of specialist. Deze dient betrokken te worden bij de inhoud van het behandeladvies.
16. De Commissie beveelt aan dat het ministerie van VWS en de Inspectie voor de Gezondheidszorg terstond goede voorlichting geven aan bewoners en hulpverleners over de gevolgen die deze ramp kan hebben (gehad) op hun welzijn en gezondheid. Ook de voordelen en nadelen van nader medisch onderzoek dienen uitgebreid te worden toegelicht.
17. De Commissie beveelt aan dat de Hoofdinspectie de behandelend huisartsen bij een nieuwe ramp voorlicht en bijschoolt over de mogelijke gevolgen van een ramp.
18. De Commissie beveelt aan dat bij rampen, zoals de Bijlmerramp, een epidemiologisch onderzoek wordt gestart.
Functioneren van de overheid
19. Wanneer een rampverklaring wordt ingetrokken en de rol van de minister van Binnenlandse Zaken als coördinerend minister is beëindigd, beveelt de Commissie aan dat het kabinet een coördinerend minister aanwijst voor de duur van de verdere afhandeling van zaken rondom de ramp.
20. Het beeld van de overheid naar buiten wordt mede bepaald door het optreden van overheidsfunctionarissen. Uit het onderzoek van de Commissie is gebleken dat relevante informatie "onder de pet" gehouden wordt. De Commissie beveelt aan dat het project Integriteitsbeleid overheidsbestuur met voortvarendheid wordt uitgevoerd.
Functioneren van de Tweede Kamer
21. In het dossier Bijlmerramp heeft het intern de Tweede Kamer aan een goede coördinatie ontbroken. De Tweede Kamer zou, wanneer een onderwerp dit vereist, eerder gebruik moeten maken van een werkwijze die afwijkt van gebruikelijke indeling in vaste commissies. De Commissie beveelt aan dat de commissie voor de Werkwijze van de Tweede Kamer dit probleem nader bestudeert en met voorstellen komt.
22. De Tweede Kamer moet de mogelijkheid krijgen om met ambtelijke diensten contact te leggen met het oog op het verzamelen van informatie, het verbreden en het verdiepen van de kennis van de leden van de Tweede Kamer.
Samenstelling en opdracht Parlementaire Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer
Samenstelling
Op 14 oktober 1998 is de Parlementaire Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer ingesteld door de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De Commissie bestaat uit de volgende leden:
- Th.A.M. Meijer (voorzitter, CDA)
- R.H. Oudkerk (ondervoorzitter, PvdA)
- M. van den Doel (VVD)
- M.J. Augusteijn-Esser (D66)
- T. Oedayraj Singh Varma (GroenLinks)
Opdracht
De inhoudelijke basis waarmee de Commissie op 14 oktober 1998 aan de slag is gegaan, ligt vast in de brief van 8 oktober 1998 aan de voorzitter van de Tweede Kamer. In deze brief van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat, wordt voorgesteld een onderzoek in te stellen naar:
- de toedracht van de vliegramp in de Bijlmermeer van 4 oktober 1992, voor zover voor de opdrachtformulering relevant
- de lading van het vliegtuig
- het optreden en de rol van de diverse instanties en overheidsinstellingen na de ramp en bij de verdere afwikkeling ervan.
Verder stelt de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat voor externe onderzoekers toe te voegen voor het traceren en analyseren van de vrachtdocumenten. De primaire doelen van het onderzoek zijn waarheidsvinding en het trekken van lessen voor de toekomst. Daarnaast zal de vraag op welke wijze er sinds 1992 is omgegaan met het gezondheidskundig aspect van de ramp in het onderzoek moeten worden betrokken. Op 14 oktober 1998 neemt de Tweede Kamer der Staten-Generaal hierover een positief besluit.
Bron
Eindrapport Parlementaire Enquête vliegramp Bijlmermeer, getiteld: Een Beladen Vlucht, waarheidsvinding en lessen voor de toekomst
Feitelijke gegevens
- Indiener(s): Vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat
- Datum aanvaarding voorstel door TK: 14 oktober 1998
- Periode openbare verhoren: 27 januari 1999 - 12 maart 1999
- Duur in dagen: 191
- Datum eindverslag: 22 april 1999
- Afgetreden: geen
- Aantal gehoorde getuigen/deskundigen: 90
- Kamerdossier: 26.241
- Omvang eindrapport: 414
- Voorzitter: Th.A.M. Meijer (CDA)
Tijdpad
4 oktober 1992: Het vrachtvliegtuig stort neer op de flatgebouwen Klein-Kruitberg en Groeneveen
Eind 1997: Annemarie Jorritsma geeft de commissie Hoekstra opdracht onderzoek te doen naar de lading van het toestel
8 oktober 1998: Voorstel voor onderzoek word ingediend door commissie Verkeer en Waterstaat
14 oktober 1998: Start enquête
27 januari 1999: Start openbare verhoren. 90 getuigen werden verhoord
22 april 1999: Het verslag, getiteld: Een beladen vlucht, word afgerond en gepresenteerd
18, 20, 26 en 27 mei 1999: Debat met de commissie
1 en 2 juni 1999: Debat met de regering
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.
De verwerving van het archief
Het archief is in 2017 door overgebracht naar het Nationaal Archief, krachtens artikel 12 van de Archiefwet 1995
Inhoud en structuur van het archief
Inhoud
Het archief van de Parlementaire Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer bevat de correspondentie van de commissie, stukken opgesteld door de commissie en haar medewerkers, verslagen van informele gesprekken en openbare verhoren, en bescheiden afkomstig van betrokkenen die door de commissie ontvangen werden op grond van de artikelen 14 en 21 van de Wet op de Parlementaire Enquête.
De Parlementaire Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer heeft in het eindverslag van 22 april 1999 haar werkwijze verantwoord en de onderzoeksresultaten vastgelegd. Het eindverslag is in het archief van de commissie onder inventarisnummer 60 opgenomen.
Selectie en vernietiging
Als basis voor de selectie diende
- Selectielijst voor de handelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal op het beleidsterrein Het handelen van de Staten-Generaal over de periode 1945-2002, 16 maart 2006, nr. 06.000752, Stcrt. 2006, nr. 77 / pag. 25
- Selectielijst voor de handelingen van de Verenigde Vergadering der Staten-Generaal op het beleidsterrein Het handelen van de Staten-Generaal over de periode 1945-2002, 16 maart 2006, nr. 06.000753, Stcrt. 2006, nr. 77 / pag. 19
Op grond van bovenstaande lijsten komen alle archiefbescheiden van het politieke handelen van de Tweede Kamer voor integrale bewaring in aanmerking. Aanvullingen
Voor dit archief worden geen aanvullingen verwacht.
Verantwoording van de bewerking
Op basis van het door Doc-Direkt opgestelde en door de Tweede Kamer der Staten-Generaal op 6 juli 2016 goedgekeurde Beslisdocument Archiefbewerking, is door Doc-Direkt in de periode juli - november 2017 het archief van de Tweede Kamer der Staten-Generaal over de periode 1989 - 1999 bewerkt. In dit archiefblok was ook opgenomen het archief van de Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer. In navolging van het in het beslisdocument gestelde is voor het archief van de enquêtecommissie een zelfstandige toegang gevormd los van de toegang van het archief van de Tweede Kamer der Staten-Generaal; periode 1989 – 1999, toegangnummer 2.02.28.
In het archief van de Parlementaire Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer zijn geluidsopnamen van voorgesprekken, gevoerd door de tijdelijke Commissie Onderzoek van het College van Toezicht Sociale Verzekeringen (CTSV) met diverse personen, aangetroffen. De geluidsopnamen zijn fysiek overgebracht naar het archief van de Tweede Kamer en opgenomen in de inventaris met toegangnummer 2.02.28. In de inventaris van de enquêtecommissie zijn door het overbrengen van de geluidsopnamen naar het archief van de Tweede Kamer hiaten ontstaan in de nummering van de archiefstukken. Het betreft de inventarisnummers 359 - 368, 370 - 372, 374, 378, 380, 381, 383, 386, 389, 390 - 392, 396, 397, 399, 400, 403, 404, 406, 408, 409, 412, 440, 442, 443, 444, 447, 448, 454, 456, 460 en 463.
Het archief is bewerkt volgens de standaardafspraken met betrekking tot de materiële verzorging zoals verwoord in de Normen Goede Staat.
Alle stukken zijn van nietjes, plakband en overige hechtmiddelen ontdaan en verpakt in zuurvrije omslagen en zuurvrije archiefdozen. Ze zijn daarna genummerd volgens de inventaris. De omslagen en dozen zijn voorzien van etiketten. Digitale, audiovisuele en geluiddragers zijn onder een eigen inventarisnummer opgeborgen. Vanuit de NB wordt verwezen naar het inventarisnummer waaronder de drager(s) is/zijn opgeborgen.
Ordening van het archief
De begin- en eindcesuur worden bepaald door de periode die de stukken, die in het archief van de enquêtecommissie zijn opgenomen, bestrijken. Dit betreft de jaren 1981 – 2001. De enquête werd tussen oktober 1998 en april 1999 gehouden. De kernperiode is daarom 1998 - 1999 met daaraan tussen haakjes toegevoegd de datering van het oudste (1981) en het jongste stuk (2001).
De indeling van de toegang is primair vormgegeven door het aanbrengen van een scheiding tussen de eigen stukken (Rubriek A) en de stukken aangeleverd door organisaties en personen ten behoeve van het onderzoek (Rubriek B).
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (A+B).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het Auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van kwetsbare of slechte materiële staat.
Andere toegang
Voor dit archief is geen andere toegang beschikbaar
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
- Creëer een account of log in.
- Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
- Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Parlementaire Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer (ECB), 1999 Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer, nummer toegang 2.02.39, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Enquetecie. Vliegramp Bijlmermeer (ECB) Enquêtecommissie Bijlmerramp, 2.02.39, inv.nr. ...
Verwant materiaal
Bewaarplaats van originelen
Niet van toepassing
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
In het archief van de Parlementaire Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer zijn geluidsopnamen van voorgesprekken, gevoerd door de tijdelijke Commissie Onderzoek van het College van Toezicht Sociale Verzekeringen (CTSV) met diverse personen, aangetroffen.
De geluidsopnamen zijn fysiek overgebracht naar het archief van de Tweede Kamer en opgenomen in de inventaris met toegangnummer 2.02.28.
Inventaris van het archief van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, toegangnummer 2.02.28
Publicaties Eindrapport van de Parlementaire Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer, getiteld: Een beladen vlucht, 1999
Bijlagen
Geen bijlagen