Tot deze afdeling behoren de protocollen van secretariële en notariële akten
inv. nrs. 122 - 184
en de registers van de secretarie geregistreerde akten en andere documenten (inv. nrs. 185 - 198). Ook zijn hier onderbracht de archiefinventarissen,inv. nrs. 199 - 205
waarvan enkele ook als indices op de secretsriële en notariële protocollen kunnen worden gebruikt. De secretariële akten werden gepasseerd voor de gouverneur, zoals de akten van hypotheek, akten van transport (eigendomsoverdrachten van onroerende goederen, vaartuigen en slaven), vrijbrieven, monsterrolle, manifesten, paspoorten en beëdigde verklaringen. De notariële akten (testamenten, donaties inter vivos, boedelinventarissen, procuraties en akten van substitutie, protesten van non-betaling, en non-acceptatie, insinuaties etc.) werden verleden voor de secretaris en voor de eerste gezworen klerk (of tweede secretaris). De beëdigde klerk trad oorspronkelijk slechts op als plaatsvervanger van de secretaris. Mede ter verlichting van de taak van de secretaris, ging de eerste gezworen klerk sinds 1776 als zelfstandig notaris optreden.Schiltkamp (1964) pp. 103 en 159 - 160; ARA WIC 46 niet gefolieerd (instruktie voor de gezworen klerk, dd. 3 mei 1776).
Tussen 1785 en 1792 hield de eerste gezworen klerk, later tweede secretaris Gerard de Sart een eigen protocol.inv. nrs. 126 - 133
Volgens de instruktie voor de eerste gezworen klerk uit 1776, diende hij echter alle minuten van door hem in opdracht van de secretaris opgemaakte akten aan laatsgenoemde over te dragen. De instrukties met betrekking tot het notariaat waren in het algemeen summier. In de instruktie voor de secretaris N. Vignon (1688) was slechts bepaald, dat hij een protocol moest houden van de voor hem gepasseerde akten en desgevraagd authentieke afschriften moest verstrekken. In de latere instrukties voor de secretaris (1776 en 1784), werd bepaald dat de akten conform de wensen van de comparanten dienden te worden opgesteld, dat de secretaris zijn diensten niet mocht weigeren en dat hij zich oprecht en onpartijdig diende op te stellen.WIP nrs. 4 en 28.
De bij K. B. van 3 november 1818 vastgestelde instruktie voor de secretaris vermeldt, dat alle door de wet vereiste formaliteiten in acht genomen worden evenals se ordonnantie betreffende impost op het kleinzegel en die op de 50ste penning op alle transporten en hypotheken en de opbrengsten uit zee-, vrij-, en burgerbrieven. Deze ontvangsten dienden maandelijks te worden afgedragen aan de ontvanger-generaal.zie inv. nr. 224
ARA OASE, inv. nr. 70 fo. 32vo - 35vo (instruktie voor de secretaris, dd. 3 november 1818); zie ook OASE inv. nr. 71 fo. 8 (instruktie van 20 april 1818, opgesteld door de gouverneur).
23 In de inv. nrs. 185 - 197 bevindt zich een klein aantal afschriften van grossen van vóór december 1781 gepasseerde akten.Vervaardigd door de waarnemend secretaris T. G. Groebe
Bij artikel 39 van het reglement op het regeringsbeleid voor St. Eustatius, St. Maarten en Saba, vastgesteld bij K. B. van 14 september 1815 nr. 58, was bepaald dat er op St. Eustatius een Wees- en Onbeheerde Boedelkamer zou zijn. Het college is samengesteld uit de boekhouder-generaal en twee "der kundigste en meest bevoegde personen" geassisteerd door de secretaris van de Raad van Politie. De gouverneur en Raad van Politie dienden een instruktie voor de Wees- en Onbeheerde Boedelkamer op te stellen.
Bordewijk (1911) pp. 189 - 193 (art. 39 van bijlage VII).
De oprichting van een Wees- en Onbeheerde Boedelkamer betekende dat de taken van gouverneur en raden ten aanzien van het afwikkelen van zaken van ab intestato overleden personen en het toezicht op de erfenissen, toevallend aan minderjarige kinderen, nu werden gedelegeerd aan eerst genoemde college.zie voor de behandeling van deze zaken in de voorgaande periode de notulen van de vergaderingen van gouverneur en raden, inv. nrs. 1 - 9 en 72, alsmede de rekesten etc., inv. nrs. 10 - 22 en 75 - 77.
Op 15 april 1816 kwam de kamer voor de eerste maal bijeen, onder voorzitterschap van de boekhouder-generaal (tevens waarnemend gouverneur) R. 't Hoen. Besloten werd de kamer voorlopig te laten functioneren volgens de instruktie voor de Wees- en Onbeheerde Boedelkamer van St. Maarten.deze bestond sinds 1793, WIP nr. 191
ARA OASE, inv. nr. 206 fo. 1 - 1vo (notulen van 15 april 1816).
Een definitieve instruktie voor de Wees- en Onbeheerde Boedelkamer van St. Eustatius is niet aangetroffen. Bij het regeringsreglement van 28 juli 1828 (art. 34) werd bepaald dat de Wees- en Onbeheerde Boedelkamer op dezelfde voet zou blijven voortbestaan.Brodewijk (1911) pp. 223 - 233 (bijlage XI).
De stukken zijn geordend op naam van de erflater.
- Van Hendrik Willem Pandt, secretaris;
- van Jan Nicolaas Karseboom en echtgenote Hester Lane, eerder weduwe van Thomas Hodge;
- van Pieter Chollet;
- van John Blijden jr;
- van Isaac Thuret Zurmöhlen en compagnon Hendrik Ronnenberg, kooplieden;
- van Pieter Noorwegen, secretaris;
- van John Welding, stuurman van de kotter de Prins van Oranje;
- van Martin Martins.
- Van Catharina Wood, weduwe van George Thomas Jeems;
- van Aletta Gibbes;
- van Abraham Salomons;
- van Elizabeth Warren;
- van Robert Berridge
- van Isaac D. Groebe;
- van Celeste Corbière;
- van Gerrit Hops;
- van Eliza Harriott;
- van William Salomons;
- van Elizabeth Brownlie, weduwe van Alexander Brownlie;
- van Mary Walker Cuvilje;
- van William Johnson.
- Van Peter Andrew Rennau;
- van Francina Godet;
- van Maria Fennel;
- van Anne Stephens;
- van Albertus Ebbens;
- van Abel Blijden;
- van Catharina Heyliger, weduwe van Engle Jeems;
- van John William Cross en echtgenote Elizabeth Dawes Cross;
- van Venancio Fabio;
- van John Wood;
- van Herman David Gossling;
- van Daniel Roda;
- van Aletta ten Tooren;
- van Gideon Godet.
Met alfabetische index op persoonsnamen.
Tegelijkertijd met het regeringsreglement werd bij K. B. van 14 september 1815, nr. 58 een instruktie voor de boekhouder-generaal goedgekeurd. In deze instruktie werd behalve de controle, door deze functionaris uit te oefenen over de "comptabelen" (secretaris, ontvanger-generaal, vendumeester en commissaris van het kleinzegel. ook diens toezicht op het magazijn geregeld.
ARA Collectie Goldberg, inv. nr. 169.
Met alfabetische zakenindex.
De fo. 1 - 3 en 211 - 215 ontbreken.
Met index op zaken.
Met index (fo. 1 ontbreekt).
De instruktie voor de ontvanger-generaal van 20 april 1818 werd vastgesteld door de gouverneur en goedgekeurd bij K. B. nr. 37 van 3 november 1818.
ARA OASE, inv. nr. 70 fo. 22vo - 25vo.
Deze ambtenaar was belast met de ontvangst van alle gelden. "voordeele der kasse van het Rijk der Nederlanden" (ankergelden, in- en uitvoerrechten, kruit- en lontrechten enz.Bij K. B. van 21 augustus 1818 nr 86 werd het reglement voor het Pensioenfonds ten behoeve van ambtenaren in de Nederlandse Westindische koloniën, alsmede voor hun weduwen en na te laten kinderen vastgesteld.
ARA Archief van de Staatssecretarie, inv. nr. 673.
Het reglement trad op 1 januari 1819 in werking Op 3 februari 1819 werd de Raad van Administratie geïnstalleerd. De Raad zou bestaan uit de gouverneur-generaal (president van de Raad), de boekhouder-generaal, de secretaris van de Raad van Politie en de ontvanger-generaal. (betaalmeester van het Pensioenfonds).ARA OASE, inv. nr. 225 pp. 1 - 5 (notulen van 3 februari 1819)
Met inhoudsopgave tot 1842.
Met inhoudsopgave tot 1844.
Met index op persoonsnamen van ambtenaren,
De amptenaar voor de venduën droeg in de 18e eeuw de titel van vendumeester, behalve gedurende een korte periode na 1784.
ARA WIC. inv. nr. 20 p. 408 (notulen van 7 oktober 1784); WIC inv. nr. 439 p. 273 (instruktie van 14 december 1784) en WIP (St. Eustatius) nr. 85 (instruktie van [18 april 1792].
Voor 1784 werd het ambt van vendumeester door de secretaris waargenomen. Bij K. B. van 3 november 1818, nr. 37 werd de door het gouvernement van St. Eustatius vasgestelde instruktie voor de vendumeester van 20 april 1818 goedgekeurd.ARA OASE, inv. nr. 70 fo. 29vo - 32vo.; zie ook OASE, inv. nr. 71.
Oorspronkelijk behoord hebben tot de niet meer aanwezige venduboeken over de jaren 1787 - 1790.
Met alfabetische index op persoonsnamen (verkopers).
Op 27 augustus 1792 werd Joannes Simon Dörner voorlopig aangesteld tot beëdigd klerk en belast met het houden van de in- en uitklaringsboeken, het ontvangen en verantwoorden van de anker-, kruit- en lontgelden alsook het innen van de inkomende rechten ten behoeve van de landskas. Hij nam daarmede de taak over van de konstabelsmaat van de Westindische Compagnie
ARA OASE, inv. nr. 5 fo. 379vo - 380.
De beginpagina's ontbreken.
De jaren, 1789 - 1791 ontbreken.
Het jaar 1807 ontbreekt
De jaren, 1789, 1790 en 1795 ontbreken
Met onvolledige alfabetische index op persoonsnamen (A - B).
Hierin ook gedoopte niet-blanken.
Hierin ook gedoopte kinderen van Saba (1783, 1789 - 1791; fo. 75-vo en fo. 76 - 78).
Niet chronologisch ingebonden
Gedrukt in het zesde jaarverslag van het Geschied- Taal-, Land- en Volkenkundig Genootschap te Willemstad.
Verkeerd ingebonden.
Zie voor het trouwboek over 19 juli 1764 - 2 november 1765, inv. nr. 248 fo. 123 - 124.
Verkeerd ingebonden.
Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
Met alfabetische index op personen, vermeld in het grootboek.
Anthonie Beaujon fungeerde in de jaren 1777 - 1780 als secretaris op St. Eustatius
Op 10 april 1703 werd het gezag over St. Maarten door de Fransen aan de commandeur van St. Eustatius overgedragen. Dit is het begin van het directe gezag van de Westindische Compagnie over St. Maarten
ARA WIC, inv. nr. 248 fo. 171 (brief van de commandeur van St. Eustatius aan de Heren X, dd. 20 december 1715, waarin een kopie van de voorwaarden van overgave: WIP nr. 2 (St. Maarten); zie ook WIC, inv. nr. 247 (brief van commandeur van St. Eustatius aan de Heren X, dd. 25 april 1703).
De organisatie van het bestuur op het eiland St. Maarten berustte bij de commandeur van St. Eustatius. In februarie 1705 bracht de commandeur van St. Eustatius en Saba een bezoek aan het eiland St. Maarten. Bij die gelegenheid vaardigde hij orders en reglementen uit en stelde hij een vice-commandeur met een eigen comissie aan.ARA WIC, inv.nr. 1180 (brief van de commandeur van St. Eustatius aan de Heren X, dd. 10 juni 1705).
Uit de correspondentie met de bewindhebbers van de Westindische Compagnnie blijk dat de vice-commandeur van St. Maarten onder het gezag van de Westindische Compagnie.ARA WIC, inv. nr. 248 (brief van de commandeur van St. Eustatius aan de Heren X, dd. 20 december 1715).
Daarin kwam in 1717 verandering met de benoeming van commandeur Durepaire.ARA WIC, inv. nr. 372 (notulen van de Kamer Amsterdam, dd. 24 december 1717).
Deze commandeur liet in februari 1719 een Franse gezaghebber toe op het Franse gedeelte van het eiland.ARA WIC, inv. nr. 248 fo. 331 - 335 (rekesten van raden en burgers van St. Maarten aan de Heren X, dd.mei 1719); zie ook noot 37.
De vice-commandeur placht zich op het eiland St. Maarten "commandeur" te noemen, hoewel hij als vice-commandeur ondergeschikt was aan de commandeur van St. Eustatius zoals is vastgelegd in de instruktie van 12 maart 1720, uitgevaardigd door de commandeur van St. Eustatius.WIP nr. 3
De instruktie schrijft voor, dat commandeur en raden van St. Maarten, met inachtneming van de orders van de Compagnie en de commandeur van St. Eustatius, verantwoordelijk zijn voor de goede gang van zaken op het eiland. De Raad zou bestaan uit de commandeur en - op voordracht van de burgerij - vier van de bekwaamste en meest gequalificeerde ingezetenen, onder wie de kapitein-luitenant van de brugerij. Bij de 21 april 1735 door de bewindhebbers van de Westindische Compagnie vastgestelde instruktie voor de commandeur John Philips, is sprake van een vice-commandeur, die blijkbaar maar kort in functie bleef.WIP nr. 7
De bepaling betreffende het nakomen van orders van St. Eustatius kwam in deze instruktie niet voor. Kort daarop werd de ondergeschiktheid aan St. Eustatius nadrukkelijk door de vergadering van de Heren X bevestigd bij resoluties van 13 oktober 1736 en 10 november 1739 evenals bij de instruktie van 1747 voor de opvolger van Philips.ARA OASM, inv. nr. 282 fo. 38 (brief van 11 februari 1788).
Op 5 februari 1781 werd St. Maarten veroverd door de Engelsen, die het evenwel reeds op 27 novenber weer moesten ontruimen. De Fransen, die het eiland toen voor de Staten-Generaal in bezit namen, handhaafden de vroegere gezaghebben als commandeur. Op 11 februarie 1784 werd het eiland door de Fransen aan het Nederlands gezag overdrachen. Tot de bestuursaanvaarding van de nieuwe vice-commandeur op 5 februari 1785 nam het oudste Raadslid uit het college de functie waar. De titel van vice-commandeur werd door de vergadering van Heren X bij resolutie van 26 september 1786 gewijzigd in die van commandeur.ARA OASM, inv. nr. 275 fo. 189 (extractresolutie van de Heren X, dd. 26 september 1786).
Na het bezoek aan St. Maarten in januari 1790 van de door de Prins van Oranje, de stadshouder Willem V. naar West-Indië gezonden commissarissen Grovestins en Boey werd commandeur Gibbes vervangen door mr. W. H. Rink, die reeds als advocaat op het eiland werkzaam was. Als commandeur heeft Rink in de volgende jaren een grote bestuurlijke activiteit ontwikkeld. Regeling van het procesrecht, oprichting van de Wees- en Desolate Boedelkamer, bouw van het raadhuis en reglementen voor de burgerij en de rooimeesters staan op zijn naam. De commissarissen van de Prins stelden op 3 februari een voorlopig reglement vast voor de commandeur en raden van St. Maarten. In artikel 10 van dit reglement werd bovendien bepaald, dat men in hoger beroep zou kunnen gaan bij gouverneur en raden van St. Eustatius.WIP nrs. 170 en 171
De oorlogsverklaring van de Franse Republiek aan de stadhouder in 1793 maakte het Franse gedeelte van het eiland tot vijandelijk gebied; bij capitulatie van 19 mei 1793 kwam dat gedeelte onder Nederlands gezag. Het bestuur over het Franse gedeelte werd overdragen aan een commandant met twee raden-commissarissen, die ondergeschikt waren aan commandeur en raden van St. Maarten. Met de Franse commissarissen op Guadeloupe sloot de commandeur van St. Maarten op 5 april 1795 een overeenkomst, die inhield dat het militaire gezag op het eiland aan de Fransen kwam. Commandeur en raden bleven het civiele bestuur uitoefenen.WIP nr. 202
Op 24 maart 1801 werd St. Maarten door de Engelsen veroverd, die gezag over het Nederlandse gedeelte van St. Maarten op 1 december 1802 weer overdroegen aan het Nederlandse bestuur. Tot 1802 bestond er op St. Maarten één college van commandeur en raden, dat gezamenlijk de zaken van bestuur en justitie regelde. In de periode 1802 tot 1807 behartigden een college van gouverneur en raden de zaken van "policie" en een college van president en raden die van justitie. Hoewel beide colleges uit dezelfde personen waren samengesteld, werd door elk college afzonderlijk genotuleerd. Tijdens se Engelse bezetting van 1807 - 1816 presideerde de gouverneur als vanouds het college van justitie. Van 1816 - 1817 ging men weer over tot de situatie van 1802. Bij K. B. van 13 juli 1817 werd uiteindelijk besloten dat de raden van politie niet meer als raden van justitie zouden optreden en werden derhalve afzonderlijke raden van justitie benoemd.ARA Archief Verspriede Westindische Stukken, inv. nr. 213, niet gefolieerd (rapport van de commandeur van St. Maarten en Saba, dd. 24 maart 1817).
Commandeur en raden hadden reeds van het begin van de 18e eeuw af de assistentie van een secretaris.In de inv. nrs. 264 - 267 zijn ook de citaties opgenomen.
Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
Zie voor het jaar 1755, inv. nr. 270.
De fo. 1 - 5 ontbreken.
De fo. 77 - 84 ontbreken
Bij resolutie van 8 maart 1793 werd op verzoek van de secretaris tot het aanleggen van een afzonderlijke rekestrol besloten (OASM 271 fo. 220-vo).
Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
Van 1788 af met beschikkingen.
Hierin over 1780 - 1789 afschriften van de brieven uit inv. nr. 275.
- Van G. Mardenbrough;
- van A. van Heyningen, secretaris;
- van Fitz Maurice, commandant van Frans St. Maarten;
- van L. Heyliger;
- van G. Norman;
- van M. H. Reneman, predikant;
- van J Barton;
- van A. Heyliger Jz;
- van W. Fletcher;
- van Th. Shirley;
- van V. Stauffer, predikant;
- van W. H. Rink, commandeur van St. Maarten;
- van Th. Ketterling;
- van H. Godet;
- van N. W. 's Jacob;
- van ridder De Durat, commandeur van Frans St. Maarten;
- van J. Munnick;
- van D. Cardozo;
- van R. F. Muller;
- van H. van Rhijn, boekhouder;
- van D. Noteboom, deurwaarder.
- van P. Carty.
Zie notulen van 18 november en 10 december 1790 (OASM 271 fo. 122 en 124).
Met inhoudsopgave over 1775 - 1776.
Niet raadpleegbaar
Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
Dit inventarisnummer is alleen op microfiche of microfilm te raadplegen.
Zie voor 1766 september - 1776, de inv. nrs. 264 - 267
De jaren (1780) 1781 - 1784 ontbreken.
Op 1 december 1802 werd het Nederlandse gezag op St. Maarten hersteld. De onderhandelingen werden gevoerd door de Engelse luitenant-kolonel R. Nichols en de Nederlandse kapitein ter zee C. H. Buschman, commandant van de Kenau Hasselaar. De volgende dag vond de installatie plaats van de nieuwe gouverneur van St. Maarten en Saba mr. H. W. Rink, in tegenwoordigheid van C. H. Buschman, de oude raden van politie en justitie en vertegenwoordigers uit de verschillende bevolkingsgroepen.
ARA OASM, inv. nr. 318 (stukken betreffende de bestuursaanvaarding door gouverneur Mr. H. W. Rink, dd. november en december 1802)
De vroegere band van St. Maarten en Saba het met bestuur op St. Eustatius werd beëindigd. Saba kwam nu direct onder het gouvernement van St. Maarten te staan. Twee raden-commissarissen van St. Maarten begaven zich op last van de gouverneur naar Saba om de overdracht en de organisatie van het bestuur ter plaatse te regelen.ARA OASM, inv. nr. 319 (stukken betreffende de organisatie van het bestuur op Saba, dd. januari 1803).
De gouverneur van St. Maarten en Saba had volgens zijn instruktie het hoogste gezag op het terrein van defensie, justitie, politie (bestuur en wetgeving) en financiën. Hij zat de Raad van Politie en de Raad van Justitie voor, maar zonder beslissende stem. De regeling hield verder in dat de gouverneur het bestuur voorlopig op de oude voet voortzette. Zo bleef er op St. Maarten een college van gouverneur en raden bestaan, dat bij de behandeling van bestuurzaken in de gouverneurs-instruktie als Raad van Politie werd aangeduid, terwijl dezelfde raden bij de behandeling van justitiële zaken als Raad van justitie fungeerden. Er werden geassumeerde raden benoemd, wanneer zaken van familieleden van raden aan de orde kwamen.ARA Archief van het Staatsbewind, inv. nr. 49 (instruktie voor de gouverneur van St. Maarten en Saba, dd. [16] juli 1802).
In juli 1802 werd door de Raad der Amerikaanse Koloniën en Bezittingen een secretaris (tevens vendumeester en ontvanger) aangesteld die de Raad van Politie en die van justitie zou assisteren; ook werd een klerk of secretaris voor de administratie van de gouverneur aangewezen. Op 15 februari 1810 werd St. Maarten opnieuw door de Engelsen veroverd. Het hoogste gezag werd gelegd bij een civiel en militair commandant, die als "acting-governor" optrad. Samen met de raden vormde hij het bestuur.WIP (St. Maarten) en nr. 258 (kapitulatie-voorwaarden, dd. 15 februari 1810); WIP (St. Maarten) nr. 261 (proclamatie inzake een voorlopige regeling van het burgerlijke en militaire bestuur, dd. 12 maart 1810).
St. Maarten kwam op 12 februari 1816 weer in Nederlandse handen. Het bij K. B. van 14 september 1815 nr 58 gearresteerde regeringsreglement voor het justitiewezen, de handel en scheepvaart op de eilanden St. Eustatius, St. Maarten en Saba trad toen in werking. Bij hetzelfde besluit werd een instruktie voor de nieuwe gezagdrager van St. Maarten en Saba met de titel van commandeur vasgesteld.Brodewijk (1911) pp. 181 - 193 (bijlagen VI)
De nieuw benoemde commandeur van St. Maarten en Saba werd weer ondergeschikt gemaakt aan de gouverneur van St. Eustatius. Hij had de zorg voor de uitvoering en naleving van het regeringsreglement voor zover dat op St. Maarten en Saba betrekking had. De behandeling van de huishoudelijke aangelegenheden van beide eilanden werd opgedragen aan de Raad van Politie van St. Maarten. De Raad van Justitie zetelde eveneens op St. Maarten. De leden voor beide colleges werden op 21 februari 1817 door de commandeur benoemd.ARA OASM, inv. nr. 330 p. 195 (notulen van 12 februari 1817).
De Raad van Politie werd geassisteerd door een secretaris, die tevens voorlopig de Raad van Justitie zou bijstaan. Voor de administratie van de commandeur werd een eerste klerk aangesteld. Bij K. B. van 21 oktober 1820 nr. 67 kwam er een wijziging in de bestuursregeling, die de administratie op St. Maarten vereenvoudigde. Het hoofd van bestuur kreeg de titel van president van de Raad van Politie, belast met het civiele en militaire gezag. Saba kwam weer onder St. Eustatius. Aan de nieuwe regeling werd op 15 januari 1821 uitvoering gegeven.ARA OASE, inv. nr. 37 fo. 535 - 537vo (K. B. van 21 oktober 1820 no 67); OASM, inv. nr. 324 fo. 238 - 240vo (extractjournalen van de gouverneur-generaal van St. Eustatius, St. Maarten en Saba, dd. 13 en 15 januari 1821).
Bij de bestuurswijzigingen van 1828 werd de band tussen St. Maarten en St. Eustatius weer verbroken door het besluit van de commissaris-generaal voor de Westindische Bezittingen Van den Bosch van 28 maart 1828 nr. 4. Dit besluit bepaalde, "dat het gouvernement van Sint Maarten in het vervolg niet meer ondergeschikt zal zijn aan dat van Sint Eustatius, maar alleen aan het algemeen bestuur te Suriname gevestigd"ARA OASM, inv. nr. 332 p. 144 (notulen van president en raden, dd. 14 april 1828).
Bij brief van 28 juli 1828 deed de commissaris-generaal aan de gouverneur-generaal van de Nederlands Westindische Bezittingen mededeling van zijn besluit om op St. Maarten se bestaande orde van zaken, wat vorm en inhoud van bestuur betreft, te laten voortduren.ARA Archieven van het ministerie van Koloniën (1814 - 1849), inv. nr. 3269 (brief van de commisaris-generaal aan de goeverneur-generaal van de Nederlandse Westindische Bezittingen, dd. 28 juli 1828). Bijlsma's constatering, dat er voor St. Maarten op 28 juli 1828 een nieuw regeringsreglement zou zijn uitgevaardigd, is onjuist. Van een nieuw regeringsreglement voor St. Maarten is pas sprake in 1833.
Hierin ook enige brieven aan de Raad van Justitie, de commandant van het Franse gedeelte van St. Maarten en de commandant van Saba.
1821 februari-1828 februari zie Archieven St. Maarten na 1828, inv. nr 23.
Met inhoudsopgave.
- Uittreksel uit de notulen met bijlagen over de inbeslagneming van het Deense schip Venskat, 1801. 4 stukken
- Sterftelijst met bijlage betreffende korporaal Jan Broekhoven. 1819. 2 stukken
- Rapport over Nederlands St. Maarten en Saba. 1819. 1 stuk
- Certificaat vanwege het vertrek uit St. Maarten van S. Maillard. 1824. 1 stuk
- Akte van borgtocht voor J. L. L. Du Cloux, koloniale ontvanger van St. Maarten, 1824. 1 stuk
- Naamlijsten van uit St. Maarten vertrokken passagiers. 1826. 2 stukken
Voornamelijk betreffende hoofdgelden en venduën.
Met inhoudsopgave.
Met inhoudsopgave
Vanaf 18 december 1823 af maken de ordinaris en extraordinaris civiele gerechtsrollen alsmede de fiscaalrollen weer deel uit van de notulen.
1826 januari 26 - 1829 december: zie Archieven St. Maarten na 1828, inv. nr. 44.