Vanwege de verwachte drukte in de studiezaal moet u vanaf 1 januari 2025 altijd vooraf een plek reserveren. U reserveert een plek door een stuk (inventarisnummer) te reserveren.
In de Instructie voor het Gemeentebestuur van de Kolonie Suriname, vastgesteld door de commissaris-generaal bij besluit van 21 juli 1828, wordt in art. 40 gezegd dat de ontvanger belast is met de invordering van de belastingen, die ten behoeve van de gemeente worden geheven, en met de betalingen te haren laste. Hij zou zich verder regelen naar de instructie die voor hem zou gearresteerd worden. Deze instructie voor de gemeente-ontvanger werd vastgesteld door de gouverneur-generaal, bij zijn besluit van 22 november 1828. Hierbij werd hij belast met de invordering en ontvangst van beschreven en onbeschreven middelen, die ten behoeve van het gemeentebestuur werden geheven. Uit deze ontvangsten deed hij de betalingen ten laste van het gemeentebestuur, zoals in art. 2 werd omschreven. Van de vaste inkomsten die bij aanslag of omschrijving werden geheven en bepaaldelijk voor de belastingen van de z.g. Gemene Weide, de Landtaksen, de Quota van de suikerplantages en houtgronden moesten jaarlijks afzonderlijke registers worden aangelegd (art. 3). Krachtens art. moest hij voor de ontvangsten aan de belanghebbenden een van de dubbele kwitanties geven van ingebonden registers, voor elk onderwerp van ontvangst afzonderlijk; de duplicaat-kwitantie in het register zou door hem getekend worden, ter verificatie van de maandstaten. De afgegeven kwitanties werden in een registratieboek geregistreerd (art. 7). Van de dagelijkse ontvangsten werd een kasboek gehouden (art. 8). Elke maand deed hij verantwoording aan het gemeentebestuur op de wijze in art. 9 omschreven. De niet ingevorderde posten van de beschreven middelen moesten na afloop van elk jaar in een afzonderlijk restantboek worden geschreven. Art. 25 verklaarde de gemeente-ontvanger onmiddellijk ondergeschikt aan de president van het gemeentebestuur.
In verband met de taak van de gemeente-ontvanger mag er hier op gewezen worden dat door de regeringsreglementen die op 1 augustus 1828 in werking waren getreden grote wijziging was gekomen in de financiële administratie en in het belastingstelsel van de kolonie Suriname. Een nieuwe regeling houdende bepalingen betreffende de middelen, ingevoerd bij Gouvernementsblad van Suriname, publicatie van 18 november 1828 (Gouvernementsblad van Suriname, nr. 16), trad op 1 januari 1829 in werking. Art. 2 bepaalde dat het belastingstelsel van de kolonie, zoals dit met het jaar 1829 in werking zou komen, werd gesplitst in afzonderlijke baten, die deels door het hoofdbestuur en deels door het gemeentebestuur zouden worden geheven. Art. 3 gaf aan welke belastingen, betaalbaar bij de algemene ontvanger, onder de inkomsten van het hoofdbestuur begrepen waren. Art. 4 bepaalde dat onder de inkomsten van het gemeentebestuur begrepen waren de volgende belastingen, betaalbaar bij de gemeente-ontvanger:
de accijns van dranken;
de kerkgerechtigheden;
de belastingen van de Gemene Weide;
het baak-, los- en steigergeld;
de quota van suikerplantages en houtgronden;
de vrijdomsgerechtigheden en landtaksen.
Toen het nieuwe Regeringsreglement voor de Kolonie Suriname van 9 augustus 1832 op 1 januari 1833 in werking trad en daardoor het gemeentebestuur had opgehouden te bestaan, had het ook meegebracht dat ingevolge art. 58 de ontvangst van alle belastingen, zonder onderscheid, en de uitbetaling van 's Lands penningen opgedragen werd aan de koloniale ontvanger en betaalmeester. Een besluit van de gouverneur-generaal van 6 december 1832 bepaalde in art. 2 onder andere dat vanaf 1 januari 1833 in alle betrokken wetten of resoluties voor gemeente-ontvanger moest gelezen worden koloniale ontvanger en betaalmeester.
Met alfabetische naamwijzer.
Onvolledig.
Met inhoudstafel.
Door de gemeente-ontvanger 31 december 1832 gesloten.
Bij besluit van de gouverneur-generaal in Rade van 19 november 1828 (gepubliceerd 25 november 1828, Gouvernementsblad van Suriname, nummer 18), is gearresteerd een reglement voor de waag met instructie voor de waagmeester te Paramaribo. Hieruit blijkt dat de waagmeester stond onder de tweede wethouder. De baten, door hem ontvangen, stortte hij bij de gemeente-ontvanger.
Een instructie voor de stadsrooier en meter in de kolonie Suriname is vastgesteld door de gouverneur-generaal bij zijn besluit van 22 november 1828. Krachtens artikel 1 werden deze functies waargenomen door een ambtenaar, aangesteld door het gemeentebestuur. Zijn werk gold bijzonder ten aanzien van de ingevoerd wordende dranken, die aan het accijnsrecht en van de uitgevoerd wordende melassie die aan uitgaande rechten was onderworpen. De gelden, door hem geïnd, aan de gemeente toekomende, moest hij storten bij de gemeente-ontvanger.
Door gouverneur en raden van politie en justitie werden, bij hun besluit van 5 maart 1828 (Gouvernementsblad van Suriname, nummer 4) maatregelen vastgesteld om de staat van de bevolking van Paramaribo nauwkeurig te kunnen constateren. Over elk van de wijken waarin de stad verdeeld was zouden door de gouverneur twee wijkmeesters worden aangesteld. Deze moesten onder andere elk jaar de huizen in hun wijk bezoeken en de daarin woonachtige personen opschrijven. Van het register bleef één exemplaar onder hun berusting en het andere moest ter gouvernementssecretarie worden gedeponeerd. In de 'Instructie voor het Gemeentebestuur der Kolonie Suriname' van 1828 staat in artikel 5 dat de werkzaamheden van het gemeentebestuur zich onder andere bepalen tot de burgerlijke stand waarmee, onder toezicht van de president, de secretaris en de wijkmeesters belast werden. Artikel 26 wijst erop dat de president, met de uitvoering van alle administratieve handelingen belast zijnde die tot het bestuur van de gemeente behoorden, ook de wijkmeesters onder zijn onmiddellijke bevel had. Toen bij besluit van de gouverneur-generaal in Rade van 10 oktober 1832 een 'Gezondheids-Bestuur voor de Kolonie Suriname' werd ingesteld, maakten de wijkmeesters deel uit van de sub-commissies in de wijken waarin onder andere de stad Paramaribo was verdeeld.
Daar 1 januari 1833 het gemeentebestuur van Suriname ophield te bestaan, kwamen zij toen bij het gouvernement-generaal, onder bevel van de gouverneur-generaal.
De hierna beschreven registers lopen over de tijd dat het gemeentebestuur bestond en de wijkmeesters onder dat college hebben gediend. Het vervolg, 1833-1845, vindt men bij het archief van de Nederlandse West-Indische Bezittingen: Gouverneur-Generaal (1814) 1828-1845 (1846); nummer toegang 1.05.08.01; inventarisnummers 635-698. Vele delen zijn gehavend.
.