De historische betrekkingen tussen Nederland en Japan zijn al bijna vier eeuwen oud. In de tijd van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en ook nog ver daarna is Nederland het enige westerse land dat handel in Japan mag bedrijven. Ingevoerd worden lood, tin, kwik, hertenvellen, sappanhout, suiker, textiel en zijde. De Japanners betalen met gouden munten, zilver en staafkoper. Onder de naam van eis- en geschenkgoederen worden ook luxe artikelen, boeken, instrumenten en rariteiten ingevoerd. Het betreft hier speciale wensen van de shogun en andere hoge Japanse autoriteiten.
Regelmatig, lange tijd elk jaar, bezocht een Nederlandse delegatie onder leiding van de hoogste koopman de Japanse shogun, op zijn bevel. Met deze zogenaamde hofreis naar Edo (het huidige Tokio) toonden zij hun loyaliteit, hetgeen werd benadrukt door vele geschenken aan te bieden. Deze geschenken waren geen verrassing: de Nederlanders gaven de shogun de zaken die hij reeds het jaar daarvoor bestelde. De lijsten met zijn gedetailleerde wensen, vaak vergezeld van illustraties en vertaald door tolken, werden door de Nederlanders ‘eisen’ genoemd. Het leeuwendeel betrof textiel uit India, China en Europa. Daarnaast waren er specerijen, boeken, instrumenten en rariteiten. Er werden ook dieren geschonken: vogels, honden, kamelen, kaketoes, een kasuaris, een civetkat en een struisvogel. En paarden.
In 1756 bestelde de Japanse shogun drie Perzische hengsten bij de VOC. De shogun was de plaatsvervanger van de keizer. Hoe deze hengsten eruit moesten zien, blijkt uit een aantal tekeningen op delicaat Japans papier. Tot in detail werden de paarden beschreven: hun lengte, hun kleur, leeftijd en karakter. De ‘keizerlijke zaakbezorger’ J.M. Genneman, in dienst van de VOC, kreeg de moeilijke opdracht aan deze wensen te voldoen. Of de drie Perzische hengsten ooit in Japan zijn gearriveerd, weten we niet.
Archief van de Nederlandse factorij in Japan, 1.04.20, inventarisnummer 610