De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) is sinds haar oprichting in 1602 voor de Republiek een economisch winstgevende onderneming. In 1621 wordt ook een West-Indische Compagnie (WIC) opgericht. De Staten-Generaal verlenen de WIC het monopolie op de handel en de kaapvaart in het Atlantische gebied. Dit houdt in dat deze nieuwe compagnie vijandelijke schepen mag aanvallen om de lading buit te maken. Dat is een belangrijk onderscheid met de VOC. De oprichting van de WIC is lange tijd tegengehouden, omdat het nieuwe spanningen zou veroorzaken met de Spanjaarden, die al in het Atlantische gebied handel voerden.
De strijd tegen de Spanjaarden is na het Twaalfjarig Bestand weer opgelaaid. De WIC heeft dan ook aanvankelijk als doel de zilvertoevoer vanuit Amerika naar Spanje af te snijden en handelsposten te veroveren. De grootste vangst is in 1628 de Spaanse zilvervloot. Na de Vrede van Munster in 1648 houdt de kaapvaart op. De handel in tot slaafgemaakte mensen, met name uit West-Afrika, is dan al de belangrijkste inkomstenbron van de WIC
In 1674 gaat de WIC failliet, onder meer door de enorme schulden aan oorlogsmiddelen. De WIC wordt daarna opnieuw opgericht en zal uiteindelijk in 1791 definitief verdwijnen.
Archief Oude West-Indische Compagnie, 1.05.01.01, inventarisnummer 13