Het verzet tegen Filips II en diens landvoogd Alva wordt steeds groter. Veel hoge adel is naar het buitenland gevlucht. De Prins van Oranje ziet dat hij vanuit het buitenland een opstand moet organiseren. Vanuit Duitsland wil hij op verschillende plaatsen het land binnenvallen en zo een volksopstand oproepen. Een eerste succes is de Slag bij Heiligerlee in 1568, maar deze overwinning wordt al spoedig te niet gedaan door de Slag bij Jemmingen (Jemgum, Oost-Friesland), waar Alva het opstandelingenleger uit elkaar jaagt.
Alva’s belastingen (de 10e, 20e en 100e penning) zijn een belangrijk motief in het verzet tegen de landvoogd. De Prins van Oranje. en Lodewijk van Nassau vallen met een troepenmacht de Nederlanden binnen.. Bij wijze van verrassing nemen de Watergeuzen het stadje Den Briel in 1572 in.
Ook andere steden besluiten geuzenlegertjes binnen de muren toe te laten. Vlissingen, Enkhuizen en Dordrecht zijn de eerste. Andere Hollandse en Zeeuwse steden sluiten zich niet uit eigen beweging aan, maar gaan pas onder dwang of dreiging om. Belangrijke steden als Amsterdam en Middelburg blijven echter Spaansgezind.
Aquarel van graaf Willem van der Marck, heer van Lumey, aanvoerder van de Watergeuzen, op 1 april 1572. Op de achtergrond zien we de stad Den Briel.
Archief familie Van Wassenaer van Duyvenvoorde, 3.20.87, inv.nr. 3A
Verschillende personen in de steden dringen vervolgens aan op vereniging tegen de Spaanse tirannie.
Aanleiding voor de vergadering is de wens van de Prins van Oranje financiën te verwerven voor de een leger van 7000 ruiters en 15000 man voetvolk om strijd te voeren tegen de landvoogd.
Op 19 juli 1572 komen vertegenwoordigers van een aantal steden bijeen in de oudste stad van Holland, Dordrecht, in een ‘vrije’ vergadering van de gewestelijke Staten. De Prins van Oranje heeft Philips van Marnix, heer van St. Aldegonde afgevaardigd naar deze vergadering. Doel is de Staten zover te krijgen dat zij Oranje als stadhouder van de koning over Holland, Zeeland, Utrecht en Friesland benoemen.
De opzet slaagt. Het samenroepen van de Statenvergadering is al een revolutionaire daad – alleen de koning of zijn stadhouder heeft hier immers het recht toe. De zelfstandige benoeming van een nieuwe stadhouder doet daar nog eens een schepje bovenop. De Staten benoemen Oranje als hun landvoogd, maar blijven dus wel trouw aan de wettige landsheer Filips II.
Op verzoek van Oranje besluiten de Staten verder vrijheid van eredienst toe te staan aan protestanten en katholieken.
Dit zijn de notulen van de vergadering. Er staat precies wie er was.
In Dordrecht wordt een statenvergadering bijeengeroepen, waar verschijnen: jr. Jacob heer van Wijngaerden uit de Ridderschap van Holland; jr. Arent van Duvenvoorde namens de graaf van der Marck; Adriaen van Blienburch Adrieaensz., Cornelis Henricx, Jacob Muys Pietersz en mr. Jacob Pauli namens de stad Dordrecht; jr. Johan van Vliet en mr. Gerard van der Laen namens de stad Haarlem; Jan van Brouchoven en mr. Paulus Buijs namens de stad Leiden; mr. Jan Jacobsz en mr. Pieter van Asperen namens de stad Gouda; Jan Snouck, mr. Sebastiaen van Loese en Servaes Adriaensz. namens de stad Gorcum; Jacob van Waerdendeel en Claes Herksz namens de stad Alkmaar; Cornelis Willemsz de Lange, Job Pietersz. van Kattemeer namens Oudewater; Jan Berckhoudt en Pieter Reyniersz namens Hoorn; Anthonis Symonsz. en Rijckaert Claesz namens Medemblik; Pouwels Pietersz. namens Edam; Reinier Cornelisz. namens Monnickendam.
Als vertegenwoordiger van de Prins is aanwezig Philips van Marnix, heer van Sint Aldegonde. Hij vraagt de steden 100.000 kronen voor de betaling van de eerste maand.
De vertegenwoordigers van de steden besluiten te trachten de benodigde gelden te vinden. Vervolgens verklaren zij de Prins te erkennen als de stadhouder van de Koning en ook de andere gewesten daartoe over te halen. Voorts adviseren zij de Prins een admiraal aan te stellen voor de vloot, besluiten zij tot inzage in de oude privileges en andere documenten en geen verdragen te sluiten zonder advies van de Prins. De vertegenwoordigers gaan akkoord met de intentie van de Prins om vrijheid van godsdienst aan te houden.
Tenslotte benoemen zij op voordracht van de Prins Willem van der Marck graaf van Lumey tot overste van Holland.
De notulen zijn ondertekend door mr. Jacob Pauli, secretaris van Dordrecht. De notulen zelf zijn geschreven door een klerk.
Archief van de Staten van Holland en West-Friesland, 3.01.04.01, inventarisnummer 324B
Tekening: Archief familie Van Wassenaer van Duyvenvoorde, 3.20.87, inv.nr. 3A