Traditioneel organiseert het Nationaal Archief op de eerste werkdag van het jaar Openbaarheidsdag. Vanwege de verlenging van coronamaatregelen is ook de uitgestelde Openbaarheidsdag op 20 januari afgelast. Net als voorgaande jaren zijn per 1 januari duizenden archiefstukken openbaar geworden.
Ministerraad: van Srebrenica, Indonesië tot privatisering
De notulen van de ministerraad uit 1995 komen vrij. Het kabinet houdt zich in dat jaar uitgebreid bezig met de (aanloop naar) de val van de moslimenclave Srebrenica, waar het Nederlandse bataljon Dutchbat is gestationeerd.
Daarnaast duikt op een aantal momenten de discussie op over het wel of niet aanbieden van excuses aan Indonesië voor de gewelddadigheden in de jaren 1945-1949.
De ministerraad vraagt zich verder af wat de Nederlandse reactie moet zijn op de acties van de Turkse regering tegen de Koerden in Noord-Irak. Ook worden de eerste contouren van de privatisering van het zorgstelsel en de Nederlandse Spoorwegen geschetst.
Tweede Wereldoorlog
Net als vorig jaar wordt een groot aantal documenten over de Tweede Wereldoorlog openbaar. In het archief van de afdeling Politie van het ministerie van Justitie zijn onder meer indringende verslagen te vinden van de verschrikkelijke omstandigheden in concentratie- en vernietigingskampen, de razzia in Putten op 1 oktober 1944 en de Jodenvervolging in Nederland. Aan de hand van een kaart van Nederland is te zien dat de politieke gezindheid van burgemeesters nauwkeurig wordt bijgehouden.
In dit archief is ook informatie te vinden over verzetsactiviteiten en over agenten van het Bureau Inlichtingen die actief zijn in het bezette Nederland. Zij geven geheime informatie over de toestand en het optreden van de Duitse bezetters door aan de Nederlandse regering in Londen. In een van de dossiers zitten nog enkele briefjes die met een postduif naar Engeland zijn verzonden. Agent ‘Vuurtoren’ doet hierin verslag van zijn geslaagde landing.
De oorlog die bleef
Verschillende documenten die nu openbaar worden, maken eveneens duidelijk dat ook lang na de capitulatie van Duitsland, de oorlog nog voortduurt. Het gaat dan bijvoorbeeld om archiefstukken over de vaak moeizame organisatie en langdurige inspanningen om oorlogsslachtoffers uit kampen en gevangenschap naar Nederland terug te halen.
De archieven geven ook een inzicht in het ingewikkelde proces van het vergoeden van tijdens de oorlog geleden schade of gemaakte kosten.
Angst voor het communisme
Het einde van de Tweede Wereldoorlog in Nederland betekent ook het begin van de hevige angst voor het communisme. De regering en autoriteiten zijn als de dood dat communistische ideologieën vaste voet aan de grond krijgen. Daarom begint de Nederlandse veiligheidsdienst al direct na de bevrijding van Zuid-Nederland met het verzamelen van informatie over communistische sympathieën. Bijvoorbeeld door het aantal lezers van het dagblad De Waarheid in kaart te brengen. Ook verschijnen rapporten van het Militair gezag in Noord-Brabant waarin wordt gewaarschuwd voor tot de tanden bewapende communisten die in Nederland op revolutie uit zouden zijn. Misschien in reactie op deze toenemende angst schrijft de Communistische Partij in november 1945 een klein briefje aan koningin Wilhelmina, waarin de partij haar schoonzoon (prins Bernhard) ervan beschuldigt tijdens de oorlog een SS-uniform te hebben gedragen en te hebben deelgenomen aan de Jodenvervolging. Ook vraagt de Communistische Partij om vrijlating van gevangengenomen communisten.
Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL)
Belangrijk is verder het archief met de stamboeken van militairen die tijdens de Tweede Wereldoorlog en de daaropvolgende dekolonisatie-oorlog in dienst waren van het KNIL. Het gaat dan om gegevens over de militaire loopbaan van deze soldaten. De stamboeken bevatten veel informatie over de ‘niet-Europeanen’ in het KNIL; vaak mensen afkomstig van de Molukken. Dit archief is een belangrijke genealogische bron voor Nederlanders met Indonesische wortels.
Openbaarheid van archieven
Ministeries en andere overheidsinstellingen dragen na twintig jaar hun archieven over aan een archiefinstelling. Het merendeel daarvan is direct door iedereen in te zien en te gebruiken. Maar als de inhoud de privacy van nog levende personen kan schaden of hen onevenredig kan benadelen of wanneer het landsbelang in het geding is, wordt de openbaarheid nog enige jaren beperkt. Dit mag maximaal 75 jaar duren, maar vaak is het korter. Zo worden de notulen van de ministerraad na 25 jaar openbaar. De termijn wordt altijd vooraf vastgesteld en vervalt op de eerste januari na het verstrijken ervan. Die dag noemen we sinds 2010 Openbaarheidsdag.
Bekijk de totale lijst met per 1 januari 2021 vrijkomende archiefstukken (pdf, ca. 3000 pagina's)
De lijst met per 1 januari 2021 vrijkomende archiefstukken is ook beschikbaar in xml formaat