Deze zoekhulp verwijst naar de indices (opsommingen van stukken per rubriek en onderwerp) op de resoluties (besluiten) van de Minister van Financiën, Generaal Secretariaat 1831-1913, de Afdeling Kabinet en Secretarie 1913-1935, de generale Thesaurie 1831-1923 en de Administratie van ’s-Rijks Uitgaven 1831-1869. In deze zoekhulp zijn de volgende gegevens opgenomen:
- onderwerp;
- rubriek;
- jaar;
- bronverwijzingen.
De bronverwijzingen geven aan in welke indices, aangeduid per inventarisnummer, u informatie over het gevonden onderwerp kunt aantreffen. Daarbij is aangegeven om welk jaar het gaat. In de indices vindt u vervolgens alle correspondentie die er in dit jaar, over het betreffende onderwerp, door het ministerie is gevoerd.
U zoekt in deze zoekhulp op woorden uit de rubrieksnaam of het onderwerp. Het invullen van een periode maakt geen verschil. Let wel op: het zoekwoord moet precies overeenkomen met het woord dat in de zoekhulp is opgenomen.
Wanneer u het juiste onderwerp hebt gevonden, klikt u erop. Dan ziet u een serie bronverwijzingen naar inventarisnummers. U ziet precies voor welk jaar u welk inventarisnummer moet aanvragen. Wanneer u op de bronverwijzing klikt, komt u in de archiefinventaris terecht. Hier kunt u via de knop Reserveren het stuk aanvragen om in te zien op de studiezaal van het Nationaal archief.
Wanneer u het inventarisnummer voor u heeft, zoekt u de rubriek en vervolgens het onderwerp op. Hier ziet u alle correspondentie beschreven.
Het archief van het ministerie van Financiën is geordend volgens het verbaalstelsel. Een verbaal is een serie van de op één dag (of in één zitting) vastgestelde minuten (vastgestelde concepten) van besluiten, al dan niet met bijlagen en voor kennis aangenomen ingekomen stukken. Dit betekent in de praktijk dat alle stukken zijn opgeborgen op de datum van afdoening. Om iets terug te kunnen vinden, gebruikt men indices en klappers. De klappers bevatten alfabetische trefwoorden op de verbalen. Hierin kan, per jaar, naar stukken worden gezocht op trefwoorden. De indices geven een opsomming van de stukken per hoofdrubriek, subrubriek en onderwerp.
De kabinetszaken van de minister vielen onder de secretarie. Deze was verantwoordelijk voor de redactie van stukken en het beheer van het kabinetsarchief van de minister. Daarnaast voerde de secretarie het algemene en huishoudelijke beheer van het ministerie: personeelszaken van het eigen ministerie, beheer van het archief en de legeskas, expeditie van poststukken etc. Specifieke uitvoerende taken, waarmee de secretarie belast was, werden rond 1900 geleidelijk aan de beleidsafdelingen overgedragen. Voorbeelden hiervan zijn de redactionele werkzaamheden voor de correspondentie met de Hoge Colleges van Staat, het munt- en bankwezen, de nationale schuld (per 1897) en het beheer van de weeskamerstichtingen (vanaf 1904).
De Administratie van ’s-Rijks Uitgaven hield zich bezig met het bestuur wat ging over alle uitgaven uit de schatkist. Daarnaast was de afdeling belast met de samenstelling van de begrotingshoofdstukken I (Koninklijk Huis), II (Hoge Colleges van Staat), VII (Financiën en nationale schuld) en X (Onvoorziene uitgaven) met voordracht over de middelen tot dekking van die uitgaven. Verder hield men zich bezig met de administratie van de grootboeken van de pensioenen ten laste van de staat en het pensioenfonds van burgerlijke ambtenaren. De administratie ging eind 1869 op in de Generale Thesaurie.
Vooral na de opheffing van de Administratie van 's-Rijksuitgaven nam de Generale Thesaurie de centrale administratie waar. Naast het voeren van de boekhouding van de overheidsfinanciën in de ruimste zin, werd ook regulerend en wetgevend opgetreden wat het geld- en betalingsverkeer betreft. In grote lijn waren de volgende taken bij de Generale Thesaurie ondergebracht:
- behandeling van de gehele staatsbegroting in overleg met de departementen van algemeen bestuur en samenstelling met name van de hoofdstukken I, II, VII en XII (onvoorziene uitgaven), opmaak van de middelenwetten;
- toezicht op het financieel beheer in alle takken van staatsdienst, controle op de boekhouding van departementen, diensten en bedrijven, openstellen van krediet voor rijksorganen, provincies en gemeenten;
- opmaak van rekeningen van rijksontvangsten en -uitgaven;
- regelingen van het binnenlands geldverkeer, toezicht op het geld-, bank- en kredietwezen, internationaal betalingsverkeer; uitgifte en beheer van staatsleningen, regulering van de nationale schuld;
- toezicht op en uitvoering van wettelijke bepalingen door onder het departement gestelde diensten: Administratie van de Grootboeken der Nationale Schuld en van de Rentebetaling, Agentschap van het Ministerie van Financiën, Administratie der Publieke Schatkist, de Rijksmunt, het Rijksinkoopbureau, toezicht op en overleg met de Nederlandse Bank, veelal via de koninklijke commissaris;
- uitvoering van bijzondere wetten (Beurswet 1914, Tiendwet 1907);
- uitvoering geven in financiële zin aan wetten waarbij tevens andere departementen zijn betrokken (op het gebied van: bijzondere fondsen, spoorwegen, middenstandskrediet, staatsgaranties, sociale woningbouw, werkverruiming, exportkredietverzekering, crisiszaken etc.);
- beheer van weeskamerstichtingen (vanaf 1904);
- erediensten: uitvoering en toepassing van art. 172 van de grondwet, beheer van de bij rijksbegroting voor de kerkgenootschappen toegestane gelden (vanaf 1933);
- pensioenen ten laste van de staat (in de periode 1870-1904).