zie reg. nos. 26, 27, 34 en 35.
26 1367 December 31
Aelbrecht hertog in Beyeren, ruwaard, en Margriete hertogin in Beyeren stichten in de kapel van Onser Vrouwen binnen hun hof in Den Hage een kapittel, waarin een deken en twaalf kanunniken zullen zitting hebben, die priesters zullen zijn of binnen 1 jaar als zodanig gewijd worden, en wier benoeming zij zich voorbehouden, maken bepalingen omtrent de inrichting van dit kapittel en de verdeeling der inkomsten en begiftigen het met de goederen, waaruit de 4 in de kapel bestaande prebenden werden bekostigd, een jaarrente van 200 pond Holl, uit "onsen lande van Vroenle ende van den Coedijc", zeker land bij Der Goude, het land de Parric bij Haerlem, den hof te Leiden met toebehooren (onder zekere voorwaarden), het land genaamd de Banken, zekere 3 kampen land op en bij den Andel en een kamp, de Ziepe geheeten, alles buiten des Gravenzande gelegen, zekere jaarlijksche uitkeringen, door de cureiten van Haerlem, Delf en Aemsteldamme te voldoen, en uit kapellerieën te Reynsburch en Delf, zekere kapellerie te Haerlem, de school in Den Hage, alsmede (met toestemming van den abt van Middelburch, waarvoor deze de cure der kerk van Westmonster aldaar zal ontvangen) de cure der kerk in Den Hage, de kapellerie te Eykendunen en de prebende der kanunniken van de abdij in de kapel op het hof, van welke stichting zij de bevestiging van de bisschop van Utrecht en domproost en kapittel aldaar verzoeken.
Ghegheven int jaer ons Heren dusent driehondert zeven ende tsestich upten lesten dach van December.
a) Oorspr. in Inv. no 1.1. Met de zegels van de hertog en de hertogin in groene was.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. IV verso.
Gedrukt: Van Mieris III bldz. 218, De Riemer I, I bldz. 189.
c) Afschrift in Inv. no. 59a fol. VI.d) Afschrift in Inv. no. 60a fol. II-5
27 1367 December 31
Albertus hertog van Bavaria, ruwaard, en Margareta hertogin van Bavaria stichten in de kapel van St. Maria in Haga, waaraan Karolus koning der Franci een stuk van het heilige kruis en van de doornenkroon heeft geschonken, een kapittel, hetwelk zij met zekere goederen begiftigen.
Datum anno Domini millesimo trecentesimo sexagesimo septimo mensis Decembris die ultima.
Oorspr. in Inv. no 1.2. De zegels van de hertog en de hertogin verloren.
Deze stichtingsoorkonde is minder uitvoerig dan de in het Nederlandach gestelde van dezelfde datum (no. 26). Zij is gedrukt bij De Riemer I, I bldz. 193.
34 1371 Februari 20
Albertus hertog van Bavaria, ruwaard, en Margarita hertogin van Bavaria vermelden de inrichting en begiftiging van het kapittel in hun kapel in Haga en verzoeken paus Gregorius, deze stichting te bekrachtigen.
Datum et actum in hospitio habitationis nostre in Haga, sub anno nativitatis Domini nostri Jhesu Christi millesimo trecentesimo septuagesimo primo indictione nona die vicesima mensis Februarii pontificatus antedicti domini nostri Gregorii divina providentia pape XI anno primo.
a) Oorspr. in Inv. no. 1.3. Met het geschonden zegel van de hertog en dat van de hertogin in groene was.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. VI.
c) Afschrift in Inv. no. 59a fol. IX.
d) Afschrift in Inv. no. 60a fol. VI-9
35 1371 April 5
Paus Gregorius bekrachtigt de instelling van het kapittel door Albertus en Margarita hertog en hertogin van Bavaria in hun kapel in Haga.
Datum Avinione nonis Aprilis pontificatus nostri anno primo.
a) Oorspr. in Inv. no. 1.4. Met de bul van paus Gregorius XI.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. VIII.
Gedrukt: De Riemer I, 1 bldz. 195; Brom II bldz. 192.
c) Afschrift in inv.no. 59a fol. XIId) Afschrift in inv.no. 60a fol. IX verso 12 verso.
zie reg. nos. 554 en 664.
zie reg. nos. 41 en 56.
41 1374 Maart 2
Paus Gregorius stelt de kapel in Haga, met het kapittel en de overige daartoe behorende personen, onmiddellijk onder het gezag van den H. Stoel, met uitsluiting van het aartsbisschoppelijke en bisschoppelijke gezag.
Datum Avinione VI nonas Martii pontificatus nostri anno quarto.
a) Oorspr. in Inv. no. 3.1 Met de bul van paus Gregorius XI.
b) Opgenomen in 2 vidimussen van den officiaal van het Hof van Utrecht d. d. 1376 Januari 7 (zie no. 56).
c) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XVI verso.
Gedrukt: De Riemer I, I bldz. 200; Brom II bldz. 252.d) Afschrift in Inv. no. 59a fol. LXXIV verso.
e) Afschrift in Inv. no. 60a fol. X10, XVI-17
56 1376 Januari 7
De officiaal van het hof van Trajectum geeft vidimus van de bul van paus Gregorius d.d. 1374 Maart 2 (zie no. 41), waarbij deze het kapittel van St. Maria in Haga onmiddellijk onder het gezag van den H. Stoel plaatst.
Datum et actum ubi supra (i. e. in Haga infra portas curie) sub anno nativitatis Domini millesimo trecentesimo septuagesimo sexto indictione quartadecima (juxta stilum curie Trajectensis) et feria secunda que fuit septima mensis Januarii.
a) Oorspr. in Inv. no. 3.2. Met het zegel van heer Ghiselbertus de Andel, proost van het klooster Campusregis, in rode was, het zeer geschonden zegel van heer Henricus, schout te Naildwijc, in groene was, het zegel van heer Hugo gezegd van der Hant, deken der St. Pancratiuskerk te Leyden, in groene was en de signaturen der notarissen Jacobus Petrus' zoon van Leyden en Nicholaus gezegd Paryden. Het zegel van den officiaal verloren.
b) Oorspr. in Inv. no. 3.3. Met het zegel van den officiaal, het zeer geschonden zegel van heer Henricus, schout te Naildwijc, en het geschonden zegel van heer Hugo gezegd van der Hant voornoemd, in groene was, en de signaturen der beide notarissen voornoemd. Het zegel van heer Ghiselbertus de Andel voornoemd verloren.
zie reg. nos. 47 en 381.
47 1374 November 14
Paus Gregorius draagt den abten der kloosters te Egmonda en van St. Bavo te Gandavum, alsmede de deken der kerk te Cameracum, op, de zaken, waarin de onmiddellijk onder de jurisdictie van den H. Stoel geplaatste deken en kapittel van St. Maria in Hagha betrokken zijn, namens dezen te berechten.
Datum Avinione XVIII kalendas Decembris pontificatus nostri anno quarto.
Oorspr. in Inv. no. 4.1. Met de bul van paus Gregorius XI.
Zie regest 381.
zie reg. no. 511.
zie reg. nos. 336, 622 en 623.
zie reg. no. 534.
zie reg. nos. 599 en 600.
zie reg. no. 382.
Zie ook reg. nos. 36 en 66.
zie reg. nos. 82 en 199.
82 1390 Mei 18
Aelbrecht hertog in Beyeren bevestigt de giften, door hem en wijlen zijne gemalin aan het kapittel zijner kapel in Den Haghe gedaan, en neemt het kapittel in zijne bescherming.
Ghegheven in Den Haghe achtien daghe in Meye int jaer ons Heren dusent driehondert ende tneghentich.
a) Oorspr. in Inv. no. 10.1. Met het zegel van de hertog in groene was.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. X.
Gedrukt: Van Mieris III bldz. 565; De Riemer I, 1 bldz. 202.
c) Afschrift in inv. no. 59a fol. XX verso.d) Afschrift in inv. no. 60a fol. XX verso-21.
199 1425 December 21
Philips hertog van Bourgongen bevestigt de giften, handvesten en privilegiën, door hertog Johan van Beyeren, de hertog van Brabant en de andere graven en gravinnen van Hollant verleend aan deken en kapittel van St. Marie in het hof van Der Hage.
Gegeven tot Leyden up sinte Thomas' dach apostel int jair ons Heren MCCCC vive ende twintich.
a) Oorspr. in Inv. no. 10.2. Met het geschonden zegel van de hertog in rode was.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXIII verso.
c) Afschrift in Inv. no. 59a fol. XXIX.
zie reg. nos. 81 en 425.
81 1389 November 15
Aelbrecht hertog in Beyeren vergunt aan deken en kapittel zijner kapel in Den Haghe, zelf hun schulden in te panden, door hunnen gewaarden bode, te zamen met dien van den rentmeester van Noirtholland.
Ghegheven in Den Haghe des Manendaghes na sinte Martijn's dach in den winter int jaer ons Heren MCCC neghen ende tachtich.
a) Oorspr. in Inv. no. 11.1. Met het licht geschonden signet van de hertog in groene was.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XVII verso.
Gedrukt: Van Mieris III verz. 537, De Riemer I. 1 bldz. 211.
c) Afschrift in Inv. no. 59a fol. LXXV.d) Afschrift in Inv. no. 60a fol. XXIV verso-25 verso
Zie regest 425.
90 1394 April 15
Aelbrecht hertog in Beyeren stelt de deken, de kanunniken en de kapelaans zijner kapel in Den Hage vrij van schot en andere ongelden van de door hen bewoonde huizen in Den Hage, doch niet van hun overige goederen.
Ghegheven in Den Hage upten vijfthienden dach van Aprille int jaer ons Heeren MCCC drie ende tneghentich na den loip van onsen hove.
a) Oorspr. (Inv. no. 12). Met het licht geschonden zegel van de hertog in groene was.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXIII.
Gedrukt: De Riemer I, I bldz. 212.
c) Afschrift in Inv. no 59a fol. XCVI.d) Afschrift in Inv. no 60a fol. XXV verso (gedateerd opten vijfsten dach van Aprille enz.).
zie reg. no. 90.
zie reg. no. 523.
zie reg. no. 327.
zie reg. no. 530.
zie reg. nos. 574 en 575.
zie reg. nos. 42, 45, en 46.
42 1374 Maart 2
Paus Gregorius draagt den abt van het St. Maria klooster te Middelburg op, de keuze der dekens van het kapittel der kapel in Haga namens den H. Stoel te bekrachtigen.
Datum Avinione VI nonas Martii pontificatus nostri anno quarto.
a) Oorspr. in Inv. no. 17.1. Met de bul van paus Gregorius XI.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XV verso.
c) Opgenomen in een brief d.d. 1374 Mei 18 (zie no. 46).
Gedrukt: Brom II bldz. 253.d) Afschrift in Inv. no. 59a fol. LXXIII verso.
45 1374 Mei 5
De leden van het kapittel van St. Maria in Haga verzoeken Heynricus Braem, abt van het St. Maria klooster te Middelburg, de keuze van heer Coenradus de Silice, proost der kapel, tot hunnen deken te bekrachtigen.
Datum et actum in dicto loco nostro capitulari, sub anno Domini millesimo tricentesimo septuagesimo quarto indictione undecima mensis Maii die quinta predicta hora none pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini nostri domini Gregorii divina providentia pape undecimi anno quarto.
Oorspr. in Inv. no. 17.2. Met het geschonden kapittelzegel in rode was en de signatuur van de notaris Mauritius Daniel's zoon.
46 1374 Mei 18
Heinricus Braem, abt van het St. Maria klooster te Middelburg, bekrachtigt op grond van den in dezen opgenomen brief van paus Gregorius d.d. 1374 Maart 2 (zie no. 42) de keuze van heer Conradus de Silice tot deken van St. Maria in Haga.
Datum et actum Middelborch in domo nostra claustrali, anno Domini millesimo trecentesimo septuagesimo quarto indictione duodecima mensis Maii die decima octava hora tertiarum vel quasi pontifices tus sanctissimi in Christo patris et domini nostri domini Gregorii divina providentia pape undecimi anno quarto.
Oorspr. in Inv. no. 17.3. Met het geschonden zegel van den abt in groene was en de signatuur van de notaris Bartholomeus Jacob's zoon (de Zyrixe).
Gedrukt: De Riemer I, II bldz. 819.
264 1449 September 24
Het kapittel van St. Maria richt tot zekeren priester zeker verzoek betreffende hun recht om hunnen deken aan te stellen na den dood of vrijwilligen afstand van heer Theodericus.
Datum et actum anno Domini millesimo quadringentesimo quadragesimo nono die vicesima quarta mensis Septembris.
Oorspr. (Inv. no. 18). Het zegel van het kapittel verloren.
Dit stuk is grootendeels onleesbaar. Het is echter waarschijnlijk, dat met heer Theodericus bedoeld wordt de deken Dirk bastaard van Holland, die in 1444 als zodanig voorkomt, in 1451 niet meer (vgl. De Riemer I, I bldz. 232, 233).
zie reg. no. 264.
zie reg. no. 670.
233 1434 November 29
Theodericus Zyboldus'zoon (van Purmaria), priester, vicaris der kerk van St. Martinus op het eiland Westvoirne, verklaart, dat hij, benoemd zijnde tot kanunnik in het kapittel van St. Maria in Haga, in geval van moeilijkheden met de geestelijkheid te Trajectum wegens zijne daaruit voortvloeiende afwezigheid van de kerk van Purmaria, persoonlijk daarvoor aansprakelijk zijn zal.
Datum anno Domini millesimo quadringentesimo tricesimo quarto in vigilia beati Andree apostoli.
Ongezegelde minute (Inv. no. 20).
zie reg. no. 233.
zie reg. no. 348.
zie reg. no. 477.
143 1413 Augustus 1
Willem hertog in Beyeren, in aanmerking nemende, dat deken en kapittel zijner kapel in Den Hage van hun goederen hebben moeten verkoopen wegens de in de zaak over de kerk te Aemsterdam gemaakte kosten, bepaalt, dat voortaan de deken en de kanunniken gedurende de eerste 2 jaren hunner bediening de inkomsten hunner prebenden zullen derven, ten behoeve van het kapittel.
Gegeven up sinte Pieter's dach ad vincula int jair ons Heren MCCCC ende dertyen.
a) Oorspr. (Inv. no. 23). Met het zegel van de hertog in rode was.
b) Afschrift in Inv. no. 59a fol. XXII.
zie reg. no. 143.
250 1438 September 29
Deken en kapittel van St. Maria in Haga verklaren, dat zij de voorrechten, door het concilie te Basilia verleend aan hunnen medekanunnik heer Petrus de Gapingen, voorzoover het hun aangaat zullen erkennen.
...... [anno] Domini millesimo quadringentesimo tricesimo octavo mensis Septembris die vicesima nona.
Oorspr. in Inv. no. 24. Met het licht geschonden zegel van het kapittel in rode was. Het zegel van heer Petrus de Gapingen verloren.
zie reg. no. 250.
313 1467 December 5?
Het Hof van Hollant doet uitspraak in de geschillen tusschen mr. Aelbrecht [Adri]aen's bastaard te Hollant zoon, deken van Onser Liever Vrouwen kapel in Den Hage, en de kanunniken van het kapittel der kapel voornoemd wegens achterstallige inkomsten van het dekanaat.
Gedaen upten....sten dach .... Decemb..........XIIIIc zeven ende tsestich.
Afschrift op perkament (Inv. no. 25).
Dit stuk is gedeeltelijk onleesbaar.
Gedrukt: De Riemer I, 1 bldz. 233, met dateering: "Actum vijf dagen in December Anno XIIIIc LXVII".
zie reg. no. 313.
zie reg. no. 332.
zie reg. no. 390.
zie reg. no. 450.
zie reg. nos. 596, 601, 602 en 603.
Zie regest 596 en 601.
Zie regest 603.
Zie regest 602.
reg. no. 604a.
zie reg. no. 640.
zie reg. no. 669.
zie reg. nos. 707, 708 en 736
zie reg. nos. 723, 724, 725, 730 en 731
Zie regest 707.
Zie regest 708.
Zie regest 736.
zie reg. nos. 723, 724, 725, 730 en 731
39 1372 November 12
Paus Gregorius kent de deken van het kapittel der kapel in Hagha toe de zielzorg alsmede de jurisdictie in crimineele en civiele zaken over de kanunniken en de overige tot de kapel behorende personen.
Datum Avinione II idus Novembris pontificatus nostri anno secundo.
a) Oorspr. (Inv. no. 34). Met de bul van paus Gregorius XI.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. VIII.
Gedrukt: De Riemer I, 1 bldz. 199; Brom II bldz. 228.
c) Afschrift in Inv. no. 59a fol. LXXIII.d) Afschrift in Inv. no. 60a fol. XV verso-16.
zie reg. no. 39.
zie reg. nos. 43 en 50.
43 1374. Maart 2
Paus Gregorius bericht den bisschop van Trajectum, dat hij de deken van het kapittel der kapel in Haga de zielzorg opdraagt over de hertog en de hertogin van Bavaria en hun opvolgers in Hollandia, alsmede de tot hun hof behorende personen.
Datum Avinione VI nonas Martii pontificatus nostri anno quarto.
a) Oorspr. in Inv. no. 35. Met de bul van paus Gregorius XI.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XI verso.
Gedrukt: Brom II bldz. 254.
c) Afschrift in Inv. no. 59a fol. XCI.d) Afschrift in Inv. no. 60a fol. XII verso-13 verso.
50 1375 Juli 23
Arnoldus de Hoerne, bisschop van Trajectum, bepaalt op last van paus Gregorius de vergoeding, jaarlijks door het kapittel van St. Maria in Hagha te voldoen aan den rector der parochiekerk aldaar, wegens de opdracht der zielzorg over de hertog en de hertogin van Bavaria en hun hof aan de deken van het kapittel voornoemd.
Datum anno Domini millesimo trecentesimo septuagesimo quinto in crastino beate Marie Magdalene.
a) Oorspr. in Inv. no. 35.2. Met het geschonden zegel van de bisschop in rode was.
b) Ongeveer gelijktijdig afschrift op perkament in Inv. no. 35.
c) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XI verso-12.
d) Afschrift in Inv. no. 59a fol. XCI verso.e) Afschrift in Inv. no. 60a fol. XIV verso-15 verso
Zie regest 50.
zie reg. no. 380.
55b 1375 October 10
Abt en kapittel van Premonstratum verzoeken Albertus, hertog van Bavaria, hen in zekere zaak, die voor het pauselijk hof hangende is, te willen verontschuldigen.
Scriptum Premonstrati anno Domini Mo CCCo LXXo Vo decima die mensis Octobris.
Oorspr. (Inv.no. 36a) op papier. Met een zeer geschonden opgedrukt zegel in groene was.
55a (1375) Augustus 30
(De abt te Middelburg) bericht aan hertog Albrecht en zijn gemalin, dat zijns inziens de bisschop van Uytrecht meer verleend heeft aan het kapittel dan de paus téegestaan had en dat hij daarover te Avioen heeft geappelleerd.
Geschreven in Middelburg op den lesten dach in Augusto.
Afschrift in Inv.no. 36a.
55c (1375)
(De abt te Middelburg) deelt aan (deken en kapittel) zijn zienswijze mede aangaande eenige geschilpunten, o.a. over het verleenn van het recht van begraven en doopen.
Extract in Inv.no. 36a.
reg.no. 55b
reg. no. 55a en c.
zie reg. nos. 265 en 266.
265 1449 November 24
Mr. Wilhelmus Toll, kanunnik van St. Maria in Haga, mr. Heynricus de Myda, dr. in de beide rechten, mr. Theodricus uter Meer, pastoor der parochiekerk te Wateringe, en mr. Bertholomeus Pertant, rentmeester van Noirthollandia, doen een arbitrale uitspraak (waarvan de inhoud in deze akte is opgenomen) in de voor den officiaal van den aartsdiaken van den Dom te Trajectum aanhangig gemaakte geschillen tusschen deken en kapittel der kapel in Haga en Petrus Divitis, licentiaat in het canonieke recht, pastoor der St. Jacobskerk aldaar, over beider rechtsgebied.
Anno indictione mense die hora et pontificatu quibus supra (anno a nativitate ejusdem Domini millesimo quadringentesimo quadragesimo nono indictione duodecima mensis Novembris die vero vicesima quarta hora vesperarum vel quasi, secundum usum stilum et consuetudinem civitatis ac dyocesis Trajectensis, pontificatus sanctissimi in Christo patris ac domini nostri domini Nycholai divina providentia pape quinti anno tertio).
a) Oorspr. in Inv. no. 37.1. Met de signatuur van de notaris Martinus Arnoldus' zoon. — Met een transfix van dezelfde datum (zie no. 266).
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. LXXII.
266 1449 November 24
Abt en convent van St. Maria te Middelburg en deken en kapittel van St. Maria in Haga bevestigen de in hun geschillen gewezen arbitrale uitspraak, breeder vermeld in de akte van dezelfde datum, waardoor deze brief gestoken is (zie no. 265).
Acta fuerunt hec anno die et hora de quibus in dicto instrumento cavetur supra.
Oorspr. in Inv. no. 37.2. Met de licht geschonden zegels van Petrus de Dam, abt van Middelburg, en het kapittel van St. Maria in rode was en van het klooster van St. Maria te Middelburg in groene was.
zie reg. nos. 475, 476, 478, 479 en 491.
Zie regest 475 en 476.
Zie regest 475 en 476.
Zie regest 491.
Zie regest 478.
Zie regest 479.
De in dit stuk bedoelde artikelen zijn niet die der overeenkomsten, in nos. 37 en 38 bedoeld.
299 (1463? Maart 22?)
Deken en kapittel van St. Maria in Haga verzoeken heer Balduinus, pastoor te Heenvliet, de door hem met heer Andreas Scotus bij gelegenheid van het huwelijk van de heer van Cruininghen genoten oblationes, waarop zij, deken en kapittel, recht hebben, hun terug te geven.
Ex Hagha raptim feria secunda post letare.
Oorspr. op papier in Inv. no. 40.
Blijkens den brief van de pastoor d.d. 24 Maart (zie no. 300) werd deze 23 Maart te Heenvliet ontvangen. Indien hij 1 dag onderweg is geweest, werd hij dus 22 Maart geschreven en daar Dinsdag na letare in de 15de eeuw (den tijd van het h. s.) slechts in 1463 en 1474 op 22 Maart valt, is de brief vermoedelijk in een dezer jaren — waarschijnlijk in het vroegste — geschreven. Is de brief 2 dagen onderweg geweest, dan is hij van 1447 of 1452.
300 (1463?) Maart 24
De pastoor van Heenvliet bericht het kapittel van St. Maria in Haga, in antwoord op den brief, 23 Maart door hem ontvangen, dat hij hierbij den bedoelden brief terugzendt, alsmede het door hem ontvangen geld, waarop zij recht meenn te hebben.
Scriptum in Heenvliet vicesima quarta die mensis Marcii.
Oorspr. op papier in Inv. no. 40.
Vgl. voor de dateering den brief d.d. 1463? Maart 22? (no. 299).
zie reg. nos. 299 en 300.
zie reg. nos. 337 en 339.
Zie regest 337.
Zie regest 339.
251 1439 Februari 20
Deken en kapittel van Onser Liever Vrouwen in Den Hage verbinden zich tot het doen van een maandelijksche memorie voor Jacob hertogin in Beyeren, waarvoor zij verklaren 45 pond gr. VI. te hebben ontvangen, die zij in erfrenten zullen beleggen.
Upten twintichsten dach in Februario int jair ons Heren dusent vierhondert negen ende dertich.
Afschrift op papier (Inv. no. 43).
zie reg. no. 251.
Over een dergelijke memorie zie reg. nos. 306 en 307.
zie reg. nos. 727 en 744.
Oud inv.nr. 45, opgenomen in inv.nr. 60. Deze bladen, met de in no. 60 genoemde tot een katern vereenigd, waren ingevoegd tusschen fol LVI en LVII van het cartularium (no. 59).
uitgegeven door J. Smit in 'Bijdragen voor de Geschiedenis van het Bisdom van Haarlem', 41ste deel (1923) blz. 15-21.
Met mr. Willem, in dit stuk genoemd, is vermoedelijk bedoeld mr. Willem van der Linden, die in 1559 deken werd.
uitgegeven door J. Smit als boven blz. 56-57 Ook door Dom. J. Hof O.S.B. in 'Haarlemse Bijdragen. Bouwstoffen voor de Geschiedenis van het Bisdom Haarlem'64ste deel (1957) blz. 102-104. Bij de laatste vindt men beide boekenlijsten naast elkaar.
zie reg. no. 321.
zie reg. no. 605.
zie reg. nos. 484, 555 en 558.
zie reg. no. 567.
zie reg. nos. 689 en 690.
zie reg. nos. 508 en 677.
Zie regest 508
Zie regest 677.
zie reg. no. 509.
zie reg. no. 595.
zie reg. no. 638.
89 1394 Februari 4
Aelbrecht hertog in Beyeren bevestigt deken en kapittel van Onser Vrouwen in Den Hage in het bezit van de school aldaar, door hen omtrent 16 jaar tevoren van hunnen medekanunnik heer Dirc Voppen zoon den jongen verkregen, met dien verstande, dat de buren van Den Hage hun kinderen uitsluitend bij den door deken en kapittel benoemden schoolmeester zullen moeten ter school zenden.
Ghegheven in Den Hage upten vierden dach van Februario int jaer ons Heeren MCCC drie ende tneghentich na den loip van onsen hove.
a) Oorspr. (Inv.no. 56). Met geschonden zegel van de hertog in groene was.
b) Afschrift in Inv.no. 59 fol. XVIIvo (gedateerd 1391 Februari 4).
Gedrukt: De Riemer I, I, blz. 203.
c) Afschrift in Inv.no. 59a fol. XCVIvo.
d) Afschrift in Inv.no. 60a fol. XXIVvo (in dit afschrift is de dateering: datum in Den Haghe upden vierden dach van Februario anno viventachtich na loop van onsen hove).
zie reg. no. 89.
zie reg. nos. 302-305, 308, 310 en 311.
302 1464 December 8
Het Hof van Hollant, Zeelant en Vrieslant beveelt zijnen eersten deurwaarder in Hollant, aan deken en kapittel van Onser Lieven Vrouwe in Den Hage en aan Jan Daell aldaar aan te zeggen, dat de deken en provisor van Delflant niet bevoegd is, hun geschil over een door Jan Daell opgerichte bijschool te berechten, en voorts, deken en kapittel te handhaven in hun uitsluitend recht om in Den Hage school te houden.
Upten achtsten dach van Decembri int jair ons Heren duysent CCCC vier ende tsestich.
Oorspr. in Inv. no. 57.1. Het signet van het Hof verloren. — Aan dit stuk zijn 2 andere gehecht d.d. 1464 December 12 en 1465 October 27 (zie nos. 303 en 308).
303 1464 December 12
Jan Aernt's zoon, deurwaarder, geeft aan het Hof in Hollant, Zeelant en Vrieslant te kennen, dat hij den last, hem opgedragen in hunnen aan dezen gehechten brief (d.d. 1464 December 8, zie no. 302), heeft ten uitvoer gelegd.
Upten XIIen dach van Decembri int jair ons Heeren duysent vierhondert LXIIII.
Oorspr. in Inv. no. 57.2. Met het zeer geschonden opgedrukte zegel van den deurwaarder, alsmede een zeer geschonden opgedrukt zegel, waardoor de brief van 1464 December 8 (zie no. 302) aan dezen gehecht is; beide in rode was. — Aan dezen brief is bovendien gehecht die van 1465 October 27 (zie no. 308).
304 1465 Januari 14
Het kapittel van St. Maria in Haga, vertegenwoordigd door de kanunniken Johannes de Oesdorp en Johannes Toll, van eenzijds en Johannes Daell andererzijds benoemen tot arbiter in hun geschillen over de school in Haga: Theodricus Poes, secretaris van de hertog van Bourgondia.
Acta fuerunt hec anno indictione mense die hora et pontificatu quibus supra (anno a nativitate ejusdem (i.e. Domini) millesimo quadringentesimo sexagesimo quinto indictione decima tertia mensis Januarii die decima quarta hora vesperarum vel quasi pontificatus sanctissimi in Christo patris ac domini nostri domini Pauli divina providentia pape secundi anno primo) in Haghacomitis ibidem in domo habitationis Theodrici Poes ante nominati.
Oorspr. in Inv. no. 57.4. Met de signatuur van de notaris Florentius de Dam.
305 1465 Januari 16
Dirck Poes, secretaris van de hertog van Bourgongen, oorkondt, dat hij in de geschillen tusschen deken en kapittel van Onser Lieven Vrouwen in Den Hage van eenzijds en mr. Jan Dael, houder van een bijschool aldaar, andererzijds, een arbitrale uitspraak heeft gedaan, inhoudende, dat mr. Jan Dael de bijschool zal opheffen, doch dat deken en kapittel hem het verschuldigde wegens genoten schoolgelden zullen kwijtschelden, met welke beslissing partijen zich hebben vereenigd.
Upten zestienden dach in Januario int jair onss Heren duysent vierhondert vier ende tsestich na den loop shoofs van Hollant.
a) Oorspr. in Inv. no. 57.7. Met het zegel van Dirck Poes in rode was.
b) Afschrift in Inv. no. 59a fol. XCVII verso.
308 1465 October 27
Jan de Perdien, deurwaarder, geeft aan het Hof in Hollant, Zeelant en Vrieslant te kennen, dat hij op grond van den aan dezen gehechten brief (dd. 1464 December 8, zie no. 302) ten verzoeke van mr. Lucas de Cuper, schoolmeester in Den Hage, aan heer Pieter Jan's zoon heeft aangezegd, niet voort te gaan met het houden van een bijschool te Schevenynge zonder toestemming van mr. Lucas voornoemd.
Upten dach ende int jair als boven (upten XXVIIten dach van Octobry anno LXV).
Oorspr. in Inv. no. 57.3. Het zegel van den deurwaarder verloren. — Aan dezen brief is bovendien gehecht die d.d. 1464 December 12 (zie no. 303).
310 1466 April 22
Het Hof in Hollandt, Zeellant en Vrieslant wijst vonnis tusschen deken en kapittel van Onser Lieven Vrouwen in Den Hage, eischers,en mr. Jan Dael, priester, verweerder, waarbij zij den verweerder, die zich niet gehouden heeft aan de arbitrale uitspraak van Dirck Poes (zie no. 305), gelasten, voortaan geen bijschool meer te houden in Den Hage of Hageambocht.
Upten twee ende twintichsten dach der maendt Aprilli int jair ons Heren duysent vierhondert zes ende tzestich.
a) Oorspr. in Inv. no. 57.5. Met het signet van het Hof in rode was.
b) Afschrift in Inv. no. 59a fol. XCIX. (abusievelijk gedateerd duysent vierhondert ende tzestich).
311 1466 October 4
Phelippe hertog van Bourgoingne gelast zijnen eersten deurwaarder, mr. Jehan Dael of anderen, die bijscholen mochten houden te La Haye zonder toestemming van deken en kapittel aldaar, dit te verbieden, en hen ingeval van oppositie te dagvaarden voor het Hof in Hollande.
Donne en nostre ville de Brouxelles le quatriesme jour doctobre lan de grace mil quatrecens soixante et six.
Oorspr. in Inv. no. 57.6. Met het geschonden zegel van de hertog in rode was.
zie reg. nos. 500, 501, 585 en 738.
Zie regest 500 en 501.
Zie regest 585.
Zie regest 738.
1b 1289 April 17
Florentius graaf van Hollandia begiftigt de 4 kapelaans zijner kapel in Haga met de scholen te Dordrecht, tot dusver door wijlen mr. Symon, kanunnik te Trajectum, bezeten.
Datum anno Domini Mo CCo octogesimo ono in octave Pasche.
a) Afschrift in Inv. no. 59 fol. IIIII verso.
b) Afschrift in Inv. no. 59a fol. I, niet gecollationeerd
Gedrukt bij v.d. Berch, V.B. II, nalezing no. 72
2 1291 Februari 2
Florentius graaf van Hollandia begiftigt de 4 kapelaans zijner kapel in Haga, heeren Jacobus, Petrus, Petrus en Arnoldus, met een jaarlijksche uitkering van 50 pond Holl., door zijnen rentmeester in zekere twee termijnen te betalen, totdat hij andere inkomsten voor hen zal hebben aangewezen.
Datum anno Domini millesimo ducentesimo nonagesimo in festo purificacionis beate Marie.
a) Afschrift in Inv. no. 59 fol. IIIII verso.
b) Opgenomen in een brief d. d. 1297 Juli 17 (zie no. 4).
c) Afschrift in inv.nr. 59a fol. I. verso, niet gecollationeerd.
Gedrukt bij v.d. Berch, V.B. II, nalezing no. 75
3 1291 Februari 2
Florentius graaf van Hollandia begiftigt de 4 kapelaans van zijn hof in Haga met zeker stuk land te Dordrecht.
Datum anno Domini Mo CCo LXXXX in festo purificacionis beate Marie.
a) Af schrift in Inv. no. 59 fol. I.
b) Opgenomen in een brief d.d. 1297 Juli 17 (zie no. 5).
c) Afschrift in inv.nr. 59a, fol. II verso, niet gecollationeerd.
Gedrukt bij v.d. Berck, V.B. II, nalezing no. 76.
8 1336 April 9
Jan Persijn oorkondt, dat hij zekere 7 stukken land (bij Haarlem gelegen) op bepaalde voorwaarden in eeuwige erfpacht heeft gegeven aan de landzaten, die er op wonen.
Ghegheven int jaer ons Heeren dusent driehondert ses ende dertich des Dinxsdaghes na beloken Paeschen.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XVII
Uit een aantekening in margine blijkt, dat bedoeld zijn de goederen bij Haarlem, welke door het kapittel der hofkapel in 1525 verkocht werden.
9 1337 Januari 20
Willem graaf van Heynnegouwen vermeerdert de inkomsten der door zijnen kapelaan heer Pieter van Leyden in de kapel in Den Hage gestichte kapellerie met 5 pond Holl, 's jaars, waarvoor de vicaris heer Lodewich van Boitbergh als vijfde kapelaan in de genoemde kapel zal dienstdoen.
Gegeven te Keynat up sinte Agnieten avond int jair ons Heren MCCC XXXVI.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. LXII.
Afschrift in Inv. no. 59b fol. 170-170 verso, niet gecollationeerd.
10 1337 Januari 31
Henricus de Lonresloet, deken van St. Johannes te Trajectum, vicaris-generaal in spiritualibus van heer Johannes, bisschop van Trajectum, bekrachtigt de stichting van een kapellerie in de kapel van den graaf van Hollandia in Haga door heer Petrus de Leyden, kapelaan aldaar, te zamen met Wilhelmus graaf van Hollandia, en de benoeming van heer Ludovicus de Boitberg, kapelaan van vrouwe Johanna de Valoes, gravin van Hollandia, tot vicaris.
Datum sub anno incarnationis Dominice millesimo tricentesimo (tricesimo) septimo feria sexta post conversionem beati apostoli.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. LXIII.
Uit een vergelijking met nos. 9 en 11 blijkt, dat in de dateering vermoedelijk "tricesimo" is weggelaten.
13 1337 Februari 11
Diederic die Blote, schout in het ambacht Rijswijc, oorkondt, dat voor hem in een vol gerecht heer Pieter van Leyden Steffaen's zoon, kapelaan van den graaf van Hollant in diens kapel in Die Hage, ten behoeve van een door hem in die kapel gestichte kapellerie heeft overgedragen aan heer Lodewijck van Boitberg,.priester, zekere 1½ morgen en 1 hont lands, te Rijswijc gelegen.
Gegeven int jair ons Heren MCCC ende seven ende dertich des Dinsdages na sinte Aghaten daghe.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. LXIII
14 1346 October 19
Broeder Nythardus, bisschop van Tarmopolis, vicaris-generaal in pontificalibus van heer Johannes, bisschop van Trajectum, verleent gedurende 40 dagen aflaat aan degenen, die te Aemstelredamme de heilige stede, waar het wonder van de H. Hostie heeft plaatsgehad, bezoeken en met aalmoezen begiftigen.
Datum anno Domini millesimo trecentesimo quadragesimo sexto in crastino Luce ewangeliste in ipso opido de Aemstelredam predicto.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. LIII verso.
15 1346 November 30
Johannes, bisschop van Trajectum, draagt de pastoor der parochiekerk te Aemstelredamme of zijnen vicecureit op, de diensten te verrichten in de door zijnen vicaris-generaal in pontificalibus opnieuw gewijde stede aldaar, waar het wonder van de H. Hostie is geschied.
Datum Trajecti anno Domini millesimo trecentesimo quadragesimo sexto die ultima mensis Novembris.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. LIII verso.
16 1347 October 21
Broeder Nythardus, bisschop van Termopolis, vicaris-generaal in pontificalibus van heer Johannes, bisschop van Trajectum, verleent gedurende 40 dagen aflaat aan degenen, die op bepaalde feesten de op dezen dag gestichte kapel van het H. Sacrament op de heilige stede te Aemstelredamme zullen bezocht hebben en voor het onderhoud dier kapel en van den heiligen weg gaven zullen hebben geofferd.
Datum anno et die quibus supra (anno Domini millesimo CCCmo XLVIIo in die XIM virginum).
Afschrift in Inv. no. 59 fol. LIII verso.
17 1349 April 28
Schepenen in Die Hage oorkonden, dat Goset "van mire vrouwen tellen paerden" verschuldigd is aan Pieter Otten een jaarrente van 1 pond Holl., gevestigd op zijn huis en hofstede aldaar.
Gegeven int jair ons Heren dusent driehondert negen ende viertich des Dynsdages voir Meyen.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXVI verso.
18 1349 October 13
Schepenen in Die Hage oorkonden, dat heer Geryt Coppe Ridder's zoon verschuldigd is aan Jacob Ries een jaarrente van 45 schellingen Holl., gevestigd op zekere 8 hont lands aldaar.
Gegeve int jair ons Heren dusent driehondert negen ende viertich des Dinxdages na sinte Victor's dach.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. LXV.
19 1355 Maart 12
Willem hertog van Beyeren begiftigt heer Janne Zuurmont, zijnen bastaardoom, na den dood des heeren van IJselsteyne, voor zijn leven met zeker huis in Den Haghe, toebehoord hebbende aan heer Philips Enghebrecht's zoon, priester, en diens vader Enghebrecht, welk huis belast is met een jaarlijksche uitkering aan de kapelaans der kapel in Den Haghe.
Ghegheven te sinte Gheerdenberghe op sinte Gregorius' dach int jaer ons Heren MCCC vier ende vijftich.
a) Afschrift in Inv. no. 59 fol. I verso.
b) Afschrift in Inv. no. 59a fol. III
22 1355 October 10
Willem hertog van Beyeren staat den 4 kapelaans zijner kapel in Den Haghe toe, dat dagelijks 2 hunner, die den weekdienst hebben, een maaltijd op het hof zullen mogen gebruiken, tijdens de aanwezigheid aldaar van de hertog of de hertogin.
Ghegheven in Den Haghe op sinte Victoer's dach int jaer ons Heren MCCC vive ende vijftich.
a) Afschrift in Inv. no. 59 fol. II verso.
Gedrukt: De Riemer I, I bldz. 184.
b) Afschrift in Inv. nr. 59a fol. V verso, niet gecollationeerd.
23 1358 Mei 8
Schepenen in Die Hage oorkonden, dat zij heer Jan den Ridder hebben aangepacht een jaarrente van 18 penningen Holl. ten laste van Dirc Ruysken wegens achterstallige rente, gevestigd op zekere 2 stukken land aldaar.
Int jair ons Heren dusent driehondert acht ende vijftich des Dynsdages na Meyen dach.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. LXV.
24 1364 Maart 28
Jacobus Lizen zoon maakt zekere testamentaire bepalingen, o. m. tot stichting van een vicarie op het altaar van het H. Kruis in de kapel van den graaf van Hollandia in Haga, welke hij begiftigt met 18 morgen lands, gelegen in het ambacht Maeslandia, en waarvan hij tot vicarisen collator benoemt zijnen neef Hugo Johannes Yde zoon, geestelijke.
Acta fuerunt hec in offitio de Haga in mansione dicti testatoris, sub anno indictione mense die et hora quibus supra (anno nativitatis Domini millesimo tricentesimo sexagesimo quarto indictione secunda mensis Martii die vicesima octava hora nona vel quasi).
Afschrift in Inv. no. 59 fol. LXVI (opgenomen in den brief d. d. 1440 November 2, zie no. 255).
25 1365 Januari 11
Johannes, bisschop van Trajectum, bekrachtigt het testament van Jacobus Lizen zoon (d.d. 1364 Maart 28, zie no. 24), waardoor deze brief is gestoken.
Datum anno Domini millesimo CCCmo LXVo mensis Januarii die XImo.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. LXVI (opgenomen in den brief d. d. 1440 November 2, zie no. 255).
29 1369 Mei 25
Johannes Ridder, priester, pastoor te Rijswijc, maakt zekere testamentaire beschikkingen, o.m. tot stichting van een vicarie op het altaar van het H. Kruis in de kapel te Hagacomitis, welke hij begiftigt met zekere 2 stukken land, in de parochie van Rijswijc en één, in die van Haga gelegen, alsmede onder zekere voorwaarden zijn woonhuis en erf, van welke vicarie hij zich het collatierecht voorbehoudt, hetwelk hij ten behoeve van zijn natuurlijken zoon Gherardus uitoefent, terwijl dit na zijn overlijden aan den graaf van Hollandia zal overgaan.
Acta fuerunt in Leyden in domo habitacionis Hugonis Nyclay, anno Domini pontificatu indictione mense die et hora quibus supra (anno Domini millesimo trecentesimo sexagesimo nono indictione septima, secundum stilum usum et consuetudinem civitatis et dyocesisTrajectensis, mensis Maii die vicesima quinta hora none vel quasi pontificatus sanctissimi in Christo patris ac domini domini Urbani divina providentia pape quinti anno septimo).
a) Afschrift in Inv. no. 59 fol. LXIII verso.
b) Afschrift in Inv. no. 59a fol. CCXXXII.
30 1369 Juni 20
Aelbrecht hertog in Beyeren bekrachtigt de stichting van een vicarie door heer Jan die Ridder in zijn testament (d.d. 1369 Mei 25, zie no. 29).
Gegeven in Den Hage des Woensdages voir sinte Jan's dach te midzomer int jair ons Heren M CCC negen ende tsestich.
a) Afschrift in Inv. no. 59 fol. LXIIII verso.
b) Afschrift in Inv. no. 59a fol. CCXXXV verso.
31 1370 December 20
Proost en kapittel van St. Maria in Haga bekrachtigen de stichting van een vicarie door heer Johannes die Ridder, pastoor te Rijswijc, ingevolge den brief (d.d. 1369 Mei 25, zie no. 29), waardoor deze is gestoken.
Datum sub anno Domini Mo CCCmo septuagesimo vigilia beati Thome apostoli.
a) Afschrift in Inv. no. 59 fol. LXIIII.
b) Afschrift in Inv. no. 59a fol. CCXXXIV verso.
33 1371 Januari 24
Willem van Naelwijc, maarschalk van Northollant, oorkondt, dat hij van vrouwe Mechtild vrouwe van Valkenborch en Voerne, burggravin van Zeland, gedurende haar leven in erfpacht heeft ontvangen op bepaalde voorwaarden haar uitgors bij sGravenzande, den Groten Andel genaamd, om dat te bedijken.
Int jaer ons Heren dusent driehondert als men began te scriven een ende tseventich up sinte Pauwels' avond conversio.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. IV.
36 1371 April 5
Paus Gregorius verleent aflaat aan degenen, die op bepaalde feestdagen de kapel in Haga bezoeken en aldaar een gave voor de herstelling dier kapel offeren.
Datum Avinione nonis Aprilis pontificatus nostri anno primo.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. V verso.
Vgl.Brom II bldz. 195.
37 1371 Mei 9
Willem van Naelwijc, maarschalk van Noertholland, oorkondt, dat hij op bepaalde voorwaarden van proost en kapittel van Onser Vrouwen in Den Haghe in eeuwige erfpacht heeft ontvangen zekere landerijen, gelegen buiten sGravenzande.
Ghegheven in Den Haghe des Vriedaghes nae des heylich cruus dach inventio int jaer ons Heren dusent driehondert ende enentseventich.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. III verso.
54 1375 Augustus 3
Willem van Naelwijc, maarschalk van Noerthollant, oorkondt, dat hij aan deken en kapittel van St. Marie in Den Haghe voor de overdracht in eigendom van den hof te Leyden verschuldigd is een jaarrente van 55 oude schilden.
Int jaer ons Heren dusent driehondert vive ende tseventich up sinte Steffen's dach inventio.
a) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XIII verso.
b) Afschrift in Inv. no. 59a fol. XVII verso, niet gecollationeerd.
c) Afschrift in Inv. no. 60a fol. XXI-22
57 1376 Mei 20
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat zij Claes die Muys hebben aangepacht een jaarrente van 40 schellingen Holl., op het huis en hofstede bewoond door Gise, dekker, aldaar.
Gegeven int jair ons Heren MCCC ses ende tseventich des Dinxdages na sinte Servaes' dach.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXVII.
4 1297 Juli 17
Johannes graaf van Hollandia bevestigt den in dezen opgenomen brief zijns vaders d.d. 1291 Februari 2 (zie no. 2) betreffende de uitkering van 50 pond Holl. aan de 4 kapelaans in Haga.
Datum anno Domini millesimo ducentesimo nonagesimo septimo feria quarta post divisionem apostolorum, apud Hagham.
a) Afschrift in Inv. no. 59 fol. I.
b) Afschrift in Inv. no. 59a fol. I verso, niet gecollationeerd.
5 1297 Juli 17
Johannes graaf van Hollandia bevestigt den in dezen opgenomen brief zijns vaders d.d. 1291 Februari 2 (zie no. 3) betreffende de gift van zeker land aan de kapelaans in Haga.
Datum anno Domini millesimo ducentesimo nonagesimo septimo feria quarta post divisionem apostolorum.
a) Afschrift in Inv. no. 59 fol. I.
b) Afschrift in Inv. no. 59a fol. II, verso, niet gecollationeerd.
60 1379 Mei 6
Mathyas Wilhelmus' zoon, janitor en virgifer van Aelbertus hertog van Bavaria, sticht een vicarie op het altaar van St. Katherina in de kapel van St. Maria in Hagha, welke hij begiftigt met zekere 10 morgen lands, gelegen in den Poeldijc, in het ambacht Monster, behoudt zich het patronaatsrecht gedurende zijn leven voor en regelt de opvolging in dat recht.
Anno a nativitate ejusdem (i. e. Domini) millesimo trecentesimo septuagesimo nono indictione secunda et die sexta mensis Maii.... acta fuerunt hec in opido de Middelborch dicte dyocesis (i. e. Trajectensis) in monasterio venerabilium et religiosorum virorum dominorum abbatis et conventus monasterii Middelburgensis ordinis Premonstratensis dicte dyocesis.
a) Afschrift in Inv. no. 59 fol. LXI.
b) Afschrift in Inv. no. 59a fol. CCXXXVI verso.
61 (Na 1379 Mei 6)
Albertus hertog van Bavaria bekrachtigt de stichting van een vicarie in zijne kapel in Haga door zijnen janitor en virgifer Mathyas Wilhelmus' zoon, ingevolge den brief (d.d. 1379 Mei 6, zie no. 60), waardoor deze is gestoken.
Datum....
a) Afschrift in Inv. no. 59 fol. LXI verso.
De datum is niet ingevuld.
b) Afschrift in Inv. no. 59a fol. CCXXXVIII verso.
62 (Na 1379 Mei 6)
Deken en kapittel van St. Maria in Haga bekrachtigen de stichting van een vicarie in hun kapel door Mathyas Wilhelmus' zoon, janitor en virgifer van Albertus hertog van Bavaria ingevolge den brief (d.d. 1379 Mei 6, zie no. 60), waardoor deze is gestoken.
Datum....
a) Afschrift in Inv. no. 59 fol. LXI verso.
De datum is niet ingevuld.
b) Afschrift in Inv. no. 59a fol. CCXXXIX
63 1380 Mei 13
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Gheryt Willem Obrecht's zoon verschuldigd is aan Pieter Tol, smid, een jaarrente van 20 schellingen Holl., gevestigd op zijn huis en hofstede aldaar.
Int jaer ons Heeren duysent driehondert ende tachtig up sinte Servatius' dach.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXIII verso.
64 1380 November 6
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Roelof Jan's zoon, wever, verschuldigd is aan mr. Dirc van IJselsteyn een jaarrente van 3 pond en 4 schellingen Holl., gevestigd op het huis en hofstede aldaar, dat hij van hem in erfhuur heeft.
Gegeven int jair ons Heren dusent driehondert ende tachtich op sinte Wilbrodus' avont.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXVII.
Afschrift in Inv. no. 59b fol. 41 verso.
65 1380 December 17
Huge die Backer, pastoor van Egmond, begiftigt de door zijnen neef Copkyn Lisen zoon in de kapel in Den Hage gestichte kapellerie met een jaarrente van 10 pond Holl., gevestigd op zekere woning in het ambacht van Der Wateringe, zeker land in het ambacht Monster en zekere hofsteden in de stad Delf.
Gegeven int jair ons Heren dusent driehondert ende tachtich opten seventienden dach van Decembri.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. LXXI.
66 1381 Maart 13
Pileus, kardinaal-priester met den titel sancte Praxedis, verleent dengenen, die zekere diensten zullen bijwonen in de kapel van St. Maria in Haga, gedurende 100 dagen aflaat.
Datum Brugis Tornacensis dyocesis III idus Martii pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini nostri domini Urbani divina providentia pape VI anno tertio.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XV.
76 1385 December 20
Deken en kapittel van St. Marie in Den Hage oorkonden, dat heer Huge Backer, vicaris in hun kerk en pastoor van die te Egmonde, heeft verkocht op bepaalde voorwaarden aan hertog Aelbrecht van Beyeren, ruwaard, ten behoeve van een in hun kerk door wijlen heer Geryt van den Borch, priester, gestichte kapellerie, waarvan de hertog collator is: zekere landerijen, gelegen in Hageambocht.
Gegeven in Den Hage up sinte Thomas' avont apostels int jair ons Heren dusent driehondert vive ende tachtich.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. LXX verso.
83 1390 Juli 5
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Ghijsbert Gheryt's zoon verschuldigd is aan Aernt Gheryt's zoon een jaarrente van 40 schellingen Holl., gevestigd op zijn huis en erf aldaar.
Gescreven des Dinxdaghes na translatio Martinii int jaer ons Heeren duysent driehondert ende tneghentich.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXIII verso.
86 1391 Mei 12
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat IJsbrant Boudijn's zoon verschuldigd is aan Dirc Hugen een jaarrente van 40 schellingen Holl., gevestigd op zekeren halven morgen lands "bi den barnden boem" aldaar.
Gescreven op sinte Pancraes' dach int jair ons Heren dusent driehondert een ende tnegentich.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXVII.
92 1395 Maart 12
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Jan Heynric's zoon verschuldigd is aan heer Geryt den Ridder, priester, ten behoeve van de door heer Jan die Ridder in de kapel op het hof aldaar gestichte kapellerie, een jaarrente van 7 pond Holl., waarvan 4 pond verzekerd zijn op zeker huis en erf en 3 pond op zekere 3 kameren en erf, aldaar gelegen, welke rente strekt tot lossing van een op zekere 4 hont lands gevestigde rente.
Gegeven op sinte Gregorys' dach int jaer ons Heren MCCC vive ende tnegentich.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. LXIIII verso.
Afschrift in Inv. no. 59b fol. 178v-179v.
93 1395 Mei 13
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Claes Kok, verschuldigd is aan Jan Heinrix zoon een jaarrente van 23 schellingen Holl., gevestigd op zeker huis en erf, aldaar, dat hij daarvoor in erfhuur houdt.
Gescreven op sinte Servaes' dach int jair ons Heren M IIIc vijf ende tnegentich.
a) Afschrift in Inv. no. 59 fol. LXVIII verso (opgenomen in den brief d.d. 1437 April 26, zie no. 246).
b) Afschrift in Inv. no 59b fol. 188, opgenomen in bovenbedoelde brief reg. No. 246.
94 1395 September 17
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Pieter Willaem's zoon verschuldigd is aan heer Geryt den Ridder, priester, als bezitter van een door heer Jan die Ridder gestichte vicarie in de kapel op het hof aldaar, een jaarrente van 10 pond Holl., gevestigd op zekere 2 stukken land, in Den Hage en Hageambocht gelegen.
Gescreven op sinte Lambrecht's dach int jair ons Heren dusent driehondert vijf ende tnegentich.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. LXV.
Afschrift in Inv. no. 59b Fol. 178-178v
103 1399 April 30
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Haeskyn Boudijn's dochter verschuldigd is aan Claes Seger een jaarrente van 40 schellingen Holl., gevestigd op zeker huis en erf aldaar.
Gescreven opten Meyavont int jair ons Heeren MIIIc XCIX.
a) Afschrift in Inv. no. 59 fol. LXVIII verso (opgenomen in een brief d.d. 1437 April 26, zie no. 246).
b) Afschrift in Inv. no. 59b fol. 187v, opgenomen in een brief gedateerd als boven.
105 1399 September 30
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Huge Langhe Hannetgen's zoon verschuldigd is aan Coenraet Hughen zoon van den Campe een jaarrente van 4 pond Holl., gevestigd op zeker huis en erf afdaar.
Gescreven op sinte Baven avent int jaer ons Heeren dusent driehondert neghen ende tneghentich.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXII verso.
107 1400 Mei 13
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Floris van Baccum verschuldigd is aan Doeditgen een jaarrente van 32 schellingen Holl., gevestigd op zeker huis en erf aldaar.
Gescreven up sinte Servaes' dach int jaer ons Heeren dusent ende vierhondert.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXII verso.
Afschrift in Inv. no. 59b fol. 41
108 1400 Juli 3
Huge Backer, pastoor te Egmond en kapelaan in Onser Vrouwen kapel in Den Hage, verklaart verkocht te hebben aan deken en kapittel der voornoemde kapel zekere 7 hont lands, gelegen in den ban van Der Wateringe.
Gegeven int jair ons Heren MCCCC opten derden dach van Julio.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XLII.
Hierbij aangeteekend: dese VII hont lants zijn vercoft als blijct in de rekenynge van den jare LIII fo. VI.
109 1400 Juli 3
Huge Backer, pastoor te Egmond, kapelaan in Onser Vrouwen kapel in Den Hage, begiftigt deken en kapittel dier kapel met zekere 10 hont lands, gelegen in den Poeldijck in de parochie van Monster, ten behoeve zijner kapellerie in de genoemde kapel, en dit ter vervanging van de tevoren gegeven 9 hont lands, waarvan hij er 7 had verkocht (zie den brief van dezelfde datum, no. 108).
Gegeven int jair ons Heren dusent vierhondert op den derden dach in Julio.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. LXXI.
116 1405 Juli 28
Willem Willem Aernt's zoon's zoon, Aelwijn Aernt Touwen zoon en Symon Dijck verklaren verkocht te hebben aan deken en kapittel van St. Marie in Den Hage zekere 13 morgen lands, gelegen in den Poeldijck.
Int jair ons Heren dusent vierhondert ende vive des Dinxdages na sinte Jacob's ende sinte Kerstoffel's dach.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XLVIII.
Afschrift in Inv. no. 59b fol. 133v-134
117 1405 Juli 28
Willem Willem Aernt's zoon's zoon, Aelwijn Aernt Touwen zoon en Symon Dijc leggen zekere verklaring af betreffende den verkoop van 13 morgen lands in den Poeldijck aan deken en kapittel van St. Marie in Den Hage (zie den brief van dezelfde datum, no. 116).
Int jair ons Heren dusent CCCC ende vive des Dinxdages na sinte Jacob's ende sinte Kerstoffel's dach.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XLVIII.
136 1411 Augustus 9
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Claes, smid, verschuldigd is aan Huge Woest een jaarrente van 38 schellingen Holl., gevestigd op zeker huis en erf aldaar.
Gescreven op sinte Louwerys' avont int jair ons Heren MIIIIc ende XI.
Afschrift in Inv.no. 59 fol. LXVIIIvo (opgenomer in een brief d.d. 1437 April 26, zie reg.no.246)
Vermoedelijk een schrijffout in het afschrift, lees: M IIIc ende XC, vgl. den oorspr. brief d.d. 1390 Augustus 9 (reg.no. 83a).
Afschrift in inv nr. 59b fol. 187 verso – 188 in brief d.d. 26-4-1437 waarin de datum juist wordt vermeld.
144 1413 Augustus 9
Deken en kapittel van Der Haghe oorkonden, dat zij op bepaalde voorwaarden aan Engebrecht Dirc's zoon verkocht hebben de helft van hun land van Tuyl, bij Der Goude gelegen.
Gegeven int jair ons Heren MCCCC ende XIII op sinte Lourys'avont.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXI.
Bij dit afschrift staat aangeteekend, dat blijkens een gelijkluidenden brief deken en kapittel de andere helft van het bedoelde land verkocht hebben aan Jan Dirc's zoon, broeder van Engebrecht voornoemd.
146 1414 Januari 22
Engebrecht Dirc's zoon en Jan Dirc's zoon, gebroeders, verklaren op bepaalde voorwaarden gekocht te hebben van deken en kapittel van St. Marie in Den Hage het land van Tuyl, bij de stad van Der Goude gelegen.
Upten XXIIIsten dach in Januario int jair ons Heren MCCCC ende vierthien.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXI.
151 1415 Februari 20
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Dirc Geryt's zoon verschuldigd is aan Jan Valkenair een jaarrente van 7 pond en 5 schellingen Holl., gevestigd op zekeren morgen lands aldaar, dien hij daarvoor in erfpacht heeft ontvangen, alsmede op zijn huis en erf.
Gescreven opten twintichsten dach in Februario int jair ons Here MCCCC ende vijftien.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXVII verso.
152 1415 Februari 24
Deken en kapittel van St. Maria in Haga staan aan burgemeesteren, schepenen en raden der stad Aemstelredam de inkomsten der kapel "die heylighe stede" aldaar af, mits zij die kapel en den daarbij behorenden "heylighen wech" herstellen, en vergunnen hun, aan hen, deken en kapittel, een priester voor te dragen, die in de bedoelde kapel zal dienstdoen, voor al hetwelk zij hun jaarlijks 1 mark zilvers zullen betalen.
Datum in Haga anno Domini millesimo quadringentesimo quintodecimo ipso die Mathie.
a) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXI verso.-32
b) Afschrift in Inv. no. 57a fol. CLXVII, niet gecollationeerd
155 1415 Maart 5
Willem hertog in Beyeren geeft heer Jan Gillys'zoon, deken van St. Pieter in Middelburch, wien deken en kapittel in Den Hage hun land in den Andel bij sGravensande ter bedijking hebben gegeven, en wie met hem deze bedijking ondernemen zekere voorrechten, w. o. dit, dat de 5 meeste ingelanden in het nieuwbedijkte land een dijkgraaf en gezworenen zullen mogen aanstellen en keuren maken, terwijl de ingezetenen tot het schoutambacht van sGravensande zullen behooren en de rechten der poorters van de stad sGravensande bezitten.
Gegeven in Den Hage upten vijften dach in Maerte int jair ons Heren MCCCC ende vierthien na den loip van onsen hove.
a) Opgenomen in een brief d.d. 1427 December 4 (zie no. 204).
Gedrukt: De Riemer I, I bldz. 205.
b) Opgenomen in een brief d.d. 1456 Juli 10 (zie no. 277b).
166 1415 September 5
Willem hertog in Beyeren vergunt den lieden van Rijsduynen, in de parochie van Den Burch in Texsel, op bepaalde voorwaarden een eigen kapel te stichten.
Gegeven ter Burch in Texsel vijff dage in September int jaer ons Heeren duysent vierhondert ende vijfthien.
a) Afschrift in Inv. no. 59 fol. CXIIIIb.
b) Afschrift in Inv. no. 59a verso fol. CCXXII, met gecollationeerd.
167 1415 October 30
Huge Backer, priester, pastoor van Egmond, begiftigt bij testament de door zijnen neef Jacob Lijsen zoon in de kapel van den graaf van Hollant in Den Hage gestichte kapellerie met zekere 4 morgen en 2 hont lands, gelegen in het ambacht Monster.
Int jair ons Heren MCCCC ende vijftien upten dertichsten dach in Octobri.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. LXXI.
170 1419 Januari 5
Schepenen in Die Hage oorkonden, dat heer Dirc bastaard van Hollant verschuldigd is aan deken en kapittel aldaar een jaarrente van 8 pond Holl., gevestigd op zijn huis en erf aldaar.
Gescreven opten heyligen dertienen avont int jair ons Heren dusent vierhondert ende negentien.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXVI.
Afschrift in Inv. no. 59b fo. 45
186 1421 Februari 17
Geryt Dirc's zoon van der Wateringe verklaart verkocht te hebben aan deken en kapittel van St. Marie in Den Hage een jaarrente van 5 gouden Engelsche nobelen, gevestigd op zekere huizinge met 16 morgen en 2½ hont lands, in het ambacht van Der Wateringe gelegen.
Int jair ons Heren dusent vierhondert ende een ende twintich opten zeventiensten dach in Zelle.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XLI verso.
Afschrift in Inv. no. 59b fol. 101-101v.
189 1421 Maart 15
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Geryt Geryt's zoon verschuldigd is aan Dirc Geryt's zoon een jaarrente van 5 pond 10 schellingen Holl., gevestigd op zijn huis en erf aldaar.
Gescreven vijftien dage in Maerte int jair ons Heren MCCCC ende XXI.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXVII verso.
Afschrift in Inv. no. 59b fol. 48.
194 1423 November 18
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat mr. Wouter van der Horn verschuldigd is aan deken en kapittel aldaar een jaarrente van 9 pond Holl., gevestigd op zijn huis en erf.
Gescreven achtien dage in Novembri int jair ons Heren MCCCC XXIIItich.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXVI.
197 1425 Juni 12
Lambrecht Jan's zoon verklaart, van heer Willem Jacob's zoon, vicaris in de kapel van St. Marie in Den Hage, op bepaalde voorwaarden in eeuwige erfhuur te hebben ontvangen ⅓ van zeker stuk land, aan de duinen gelegen, toebehorende aan de door heer Geryt van der Burch, priester, gestichte vicarie in de voornoemde kapel.
Int jair ons Heren dusent vierhondert vijf ende twintich op sinte Odulfus' dach.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. LXV verso.
Afschrift in Inv. no. 59b fol. 185-185v, niet gecollationeerd.
201 1426 Februari 9
Willem Godevairt's zoon verklaart op bepaalde voorwaarden voor 90 jaar van deken en kapittel van St. Marie in Den Hage gehuurd te hebben zekere 5 morgen lands, bij Delf gelegen.
tSaterdages na Onser Vrouwen dach te Lichtmisse int jair ons Heren dusent vierhondert vijf ende twintich na den loip tshoifs van Hollant.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XLVIII verso.
204 1427 December 4
Philips hertog van Bourgongen geeft vidimus van een brief van Willem hertog in Beyeren d.d. 1415 Maart 5 (zie no. 155).
Gegeven tot Leyden den vierden dach van Decembri int jair ons Heren MCCCC zeven ende twintich.
a) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XVIII.
b) Afschrift in Inv. no. 59a fol. XXX.
212 1431 Januari 15
Jan Jacob's zoon verklaart verkocht te hebben aan deken en kapittel van St. Marie in Den Hage zeker huis en erf, gelegen bij de parochiekerk te Coudekerc.
Int jair ons Heren MIIIIC een ende dertich des dages na sinte Pontiaen's dach.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. L.
221 1434 April 24
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Aelbrecht Heynrix zoon verschuldigd is aan Willem Engelbrecht's zoon een jaarrente van 3 pond Holl., gevestigd op zijn huis en erf aldaar.
Gescreven opten vier ende twintichsten dach in Aprille int jair ons Heren MCCCC XXXIIIItich.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXVIII verso.
Afschrift in Inv. no. 59b fol. 52.
225 1434 September 21
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Willem, metselaar, verschuldigd is aan Willem Engebrecht's zoon een jaarrente van 45 schellingen Holl., gevestigd op zijn huis en erf aldaar.
Gescreven een ende twintich dage in September int jair ons Heren MCCCC vier ende dertich.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXVIII.
Afschrift in Inv. no. 59b fol. 33.
226 1434 October 7
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Pieter van Born verschuldigd is aan Willem Engelbrecht's zoon een jaarrente van 40 schellingen Holl., gevestigd op zijn huis en erf aldaar.
Gescreven seven dage in Octobri int jair ons Heren MCCCC XXXIIII.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXVIII verso.
Afschrift in Inv. no. 59b fol. 32v.
227 1434 October 7
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Dirc Willem's zoon verschuldigd is aan Willem Engelbrecht's zoon een jaarrente van 3 pond Holl., gevestigd op zijn huis en erf aldaar.
Zeven dage in Octobri int jair ons Heren MCCCC XXXIIII.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXIX.
228 1434 October 7
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Danel, glazenmaker, verschuldigd is aan Willem Engelbrecht's zoon een jaarrente van 2 pond Holl., gevestigd op zijn huis en erf aldaar.
Gescreven seven dage in Octobri int jair ons Heren MCCCC XXXIIIItich.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXIX.
Afschrift in Inv. no. 59b fol. 34.
229 1434 November 3
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Dirc Evert's zoon verschuldigd is aan Willem Engelbrecht's zoon een jaarrente van 40 schellingen Holl., gevestigd op zekere twee huizen en erven aldaar.
Gescreven upten derden dach in Novembri int jair ons Heren MCCCC XXXIIIItich.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXVIII verso.
Afschrift in Inv. no. 59b fol. 30-31.
230 1434 November 3
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Dirc Evert's zoon verschuldigd is aan Willem Engelbrecht's zoon een jaarrente van 4 pond Holl., gevestigd op zekere twee huizen en erven aldaar.
Gescreven upten derden dach in Novembri int jair ons Heeren MCCCC XXXIIIItich.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXVIII verso.
231 1434 November 3
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Geertruyt Vrancken verschuldigd is aan Willem Engelbrecht's zoon een jaarrente van 3½ pond Holl., gevestigd op haar huis en erf aldaar.
Gescreven opten derden dach in Novembri int jair ons Heren MCCCC XXXIIIItich.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXIX.
Afschrift in Inv. no. 59b fol. 55.
232 1434 November 16
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Jan Pieter Moenijn's zoon verschuldigd is aan Willem Engelbrecht's zoon een jaarrente van 45 schellingen Holl., gevestigd op zijn huis en erf aldaar.
Gescreven sestien dage in Novembri int jair ons Heren MCCCC XXXIIIItich.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXVIII.
Afschrift in Inv. no. 59b fol. 34v.
236 1435 Juli 12
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Jan Jan's zoon verschuldigd is aan Dirc Geryt's zoon een jaarrente van 30 schellingen Holl., gevestigd op zijn huis en erf aldaar.
Gescreven twaliff dage in Julio int jair ons Heren dusent vierhondert vive ende dertich.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXVII verso.
237 1435 Juli 16
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Willem, metselaar, verschuldigd is aan Willem Engelbrecht's zoon een jaarrente van 15 schellingen Holl., gevestigd op zijn huis en erf aldaar.
Gescreven sestien dage in Julio int jair ons Heren MCCCC vive ende dertich.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXVIII.
Afschrift in Inv. no. 59b fol. 33v.
239 1436 Februari 6
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Geryt Dirx zoon verschuldigd is aan Willem Engelbrecht's zoon een jaarrente van 30 schellingen Holl., gevestigd op zijn huis en erf aldaar.
Gescreven opten sesten dach in Februario int jair ons Heren dusent vierhondert zesse ende dertich.
a) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXVIII verso.
b) Afschrift in Inv. no. 59b fol. 30-31.
249 1437 October 18
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Cleyman Pieter's zoon verschuldigd is aan Dirck Jan's zoon een jaarrente van 40 schellingen Holl., gevestigd op zijn huis en erf aldaar.
Gescreven up sinte Lucas' dach int jaer ons Heeren duysent vierhondert seven ende dertich.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXV.
252 1439 Mei 15
Schepenen in Den Haghe oorkonden, dat Geryt Dirx zoon, barbier, verkocht heeft aan deken en kapittel van Onser Liever Vrouwen aldaar een jaarrente van 7 pond Holl., ingevolge den inhoud van zekere 2 schepenbrieven (d.d. 1421 Maart 15 en 1435 Juli 12, zie nos. 189 en 236), alsmede zeker stuk land "mitten rijstuyn", door hem voor 7 pond en 5 schellingen Holl. 's jaars in erfpacht gehouden (zie den brief d.d. 1415 Februari 20, no. 151), voor welk land hij zijn huis en erf verbindt.
Gescreven vijftien dage in Meye int jair ons Heren MCCCC negen ende dertich.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXVII verso.
255 1440 November 2
De notaris Bertoldus Nycolaus' zoon geeft op verzoek van heer Philippus Oudzerus'zoon, priester, pastoor te Egmond, een in dezen brief opgenomen afschrift van het testament van Jacobus Lizen zoon (d.d. 1364 Maart 28, zie no. 24) en een daardoor gestoken brief (d.d. 1365 Januari 11, zie no. 25).
Acta fuerunt hec in Hagacomitis in domo ibidem habitationis mei notarii subscripti, anno indictione mense die hora et pontificatu quibus supra (anno nativitatis ejusdem (i. e. Domini) millesimo quadringentesimo quadragesimo indictione tercia mensis Novembris die secunda hora vesperarum vel quasi pontificatus sanctissimi in Christo patris ac domini nostri domini Eugenii divina providentia pape quarti anno suo decimo).
a) Afschrift in Inv.no. 59 fol. LXVI.
b) Afschrift in Inv.no 59a fol. CCXXIX.
In plaats van Philippus Oudzerus'zoon staat hier Johannes Cudzerus’zoon
256 1441 Juli 22
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Dirc Willem's zoon verschuldigd is aan Machtelt Engelbrechts een jaarrente van 20 schellingen Holl., gevestigd op zijn huis en erf aldaar.
Gescreven up sinte Marien Magdalenen dach int jair ons Heren MCCCC een ende viertich.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXIX.
259 1445 Juni 23
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat zij heer Phillips van Dam, priester, als rentmeester van het kapittel aldaar, hebben aangepacht een jaarrente van 12 schellingen en 6 penningen Holl., op zekere huizinge met ½ morgen lands aldaar, wegens achterstallige rente (ingevolge den schepenbrief d.d. 1396 Augustus 9, zie no. 99).
Gescreven ende gepacht des Woensdages up sinte Jan's avont te midzomer int jair ons Heren dusent vierhondert vive ende viertich.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXVI verso.
260 1446 Januari 22
Landschepenen van tsGravensande oorkonden, dat Lambrecht Aernt's zoon den kanunniken uit de kapel in Den Hage verkocht heeft een jaarrente van 3 Rijnsche guldens, gevestigd op zekere 2½ morgen lands, gelegen in het Nyewelant aldaar.
Int jair ons Heren duysent vierhondert sess ende viertich upten XXIIten dach in Januario.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XLV verso.
261 1446 Mei 30
Hoogheemraden van Delflant bepalen de aan deken en kapittel in Den Hage toekomende rechten op zekere buitendijksche landen, aan hun duinen bij sGravenzande gelegen.
Dits gedaen int jaer veerthienhondert zes ende veertich up den dertichsten dach in Meye.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. LXXXVIII.
262 1447 Augustus 20
Deken en kapittel van Onser Liever Vrouwen in Den Hage beleenn Jan van Poelgeest erfelijk met het spithout, dat in den hof te Leyden verzameld wordt, welk spithout hem door Willem van Naeldwijck was verkocht zonder toestemming der leenheeren.
Upten XXsten dach in Augusto int jair ons Heeren MCCCC seven ende veertich.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XIV verso.
275 1453 December 22
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Claes Claes'zoon verschuldigd is aan Claes Govairt's zoon een jaarrente van 20 schellingen Holl., gevestigd op zekeren tuin en erf aldaar.
Gescreven up den XXIIsten dach in Decembri int jaer ons Heeren duysent vierhondert drie ende vijftich.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXIII.
292 1462 Maart 8
Hoogheemraden van Delflant maken zekere keur o.m. op het schutten van beesten in de duinen aan de westzijde van Der Heye.
Dit is gedaen int jaer ons Heeren duysent vierhondert ende een ende sestich upten achsten dach in Maerte.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. LXXXVIII verso.
Hoogheemraden van Delfland gebruikten destijds den Maria-Boodschapsstijl.
306 1465 Maart 24
Schepenen in Den Hage oorkonden, dat Margriet weduwe Dirc Herman's zoon verschuldigd is aan heer Jan Tol, priester, kanunnik op het hof aldaar, een jaarrente van 3 pond Holl., gevestigd op haar huis en erf.
Gescreven upten XXIIIIsten dach in Mairte int jair ons Heeren MCCCC vijf ende tsestich.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXIX verso.
307 (Na 1465 Maart 24)
Deken en kapittel van Onser Vrouwen in Den Hage erkennen ontvangen te hebben van Dirck van Zwieten zekeren schepenbrief (d.d. 1465 Maart 24, zie no. 306) betreffende een jaarrente van 3 pond Holl., waarvan zij 2 pond voor zich zullen mogen behouden voor het doen van een memorie voor Dirck voornoemd en zijne vrouw jonkvrouwe Janne van den Boechorst.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXIX verso (ongedateerd).
316 1470 Juli 14
Schout en buren in het ambacht Zuytdijck (sic) oorkonden, dat Jan Dircx zoon verkocht heeft aan Adriaen Jan's zoon van Veen een jaarrente van 4 pond Holl., gevestigd op zekere 6 morgen lands min 1 hont, aldaar gelegen.
Int jaer ons Heeren duysent vierhondert ende tseventich upten XIIIIten dach in Julio.
Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXIV verso.
Bedoeld is: Zuytwijck.
door de weglating verkeerd gedateerd, lees: MCCC twee ende tseventich (Inv. no. 319a).
Dit deel bevat: een papieren schutblad; 113 perkamenten bladen, waarvan de eerste 4, oorspronkelijk gefolieerd I-IIII, door mij werden aangeduid als II-IIIII, terwijl de overige gefolieerd zijn I-CII (waarvan XXXV en IC ontbreken en C het cijfer IC draagt) en CV-CXIIII (waarvan CXII ontbreekt); 6 papieren bladen, aangeduid als CIII, CIIII, CXV en (door mij, daar zij oorspronkelijk niet gefolieerd waren)CXIIIIa, CXIIIIb en CXVI. Tusschen fol. LVI en LVII waren ingevoegd de nos. 45 en 60 van dezen inventaris, die er door mij werden uitgelicht, omdat zij daar niet thuis behoorden.
We hebben in dit cartularium 2 deelen te onderscheiden, waarvan het 2de fol. LXXIII e. vlg. omvat. In het eerste treffen we hoofdzakelijk 2 handschriften aan, een ouder en een jonger. Het jongere is ook dat van den index, die op fol. II-IIIII voorafgaat en die, behoudens enkele latere bijvoegingen, uitsluitend betrekking heeft op de in deze beide handschriften gestelde afschriften, niet op de daartusschen met andere handen geschrevene. Daar het jongste stuk, in het jongere h. s. afgeschreven, gedateerd is 26 April 1437 (fol. LXVIII vo), zal dus het 1e deel van het cartularium omstreeks dien tijd zijn tot stand gekomen, door aan het bovengenoemde oudere h. s. een groot aantal afschriften alsmede een index toe te voegen. Blijkens een mededeeling op fol. LVIII vo is dit vermoedelijk in 1442 geschied: hetzelfde jaar, waarin de lijst der stukken, in no. 60 voorkomende, werd gemaakt. In het oudere h. s. zijn oorkonden, gedateerd 1289-1381, afgeschreven, alsmede eenige notulen van kapittelvergaderingen 1369-1376 (fol. XXVI-XXVIII), waaraan door een andere hand op fol. XXVIII vo en XXIX zijn toegevoegd 28 statuten van het kapittel. Het bedoelde h. s. dateert derhalve vermoedelijk van omstreeks 1381.
Wat den inhoud der tot dusver besproken afschriften betreft, deze kan uit den index blijken. Men merke op dat de in het oudere h. s. afgeschreven oorkonden ten deele betrekking hebben op de kapelaans der hofkapel vóór de oprichting van het kapittel in 1367, overigens op de stichting, begiftiging en inrichting van dit college. Het jongere h.s. daarentegen geeft uitsluitend den inhoud weer van stukken betreffende de goederen van het kapittel, zooveel mogelijk geografisch gerangschikt (fol. XVIII-XXXI betreffen voornamelijk de bezittingen bij 's-Gravenzande), alsmede, op fol. LX e. vlg., van stukken betreffende vicarieën, in de hofkapel gevestigd. Aan de laatstgenoemde afschriften gaat, op fol. LVIII en LIX, een aantekening vooraf van de renten, behorende tot twee vicarieën, waaromtrent geen stukken afgeschreven zijn.
Gelijk boven opgemerkt werd, zijn tusschen de besproken afschriften met verschillende handen van lateren datum andere afschriften ingevoegd. Het jongste is naar een stuk van 23 Maart 1517 (fol. XLVIII), het voorlaatste naar een van 30 April 1504 (fol. XLIII). Ik neem aan, dat deze verspreide afschriften tusschen 1437 en 1517 nu en dan op opengelaten bladen zijn ingeschreven. Zij hebben alle betrekking op het kapittel, doch een bepaalde orde is er niet bij op te merken.
Het 2de gedeelte van het cartularium, dat op fol. LXXIII een aanvang neemt, heeft zijn oorsprong ongetwijfeld te danken aan het feit, dat er omstreeks 1500 nagenoeg geen open bladen in het oude deel meer te beschrijven waren. Dit deel, dat uit iets grootere bladen bestaat dan het eerste en waarin verschillende perkamenten en papieren bladen later zijn ingelascht, is een aan het eerste verbonden appendix, waaraan eveneens door verschillende handen gewerkt is. Daar het eerste tiental afschriften is van mr. Bartout van Assendelft (zie fol. LXXVI), die in 1510 tot secretaris van het Hof werd aangesteld, vermoed ik, dat dit deel na 1510 werd aangelegd, misschien na 1517, omdat, gelijk gezegd, in het 1ste deel een akte van dat jaar voorkomt. Een groot aantal afschriften is van de notaris Cornelius de Cappella, die in de charters van het kapittel als zodanig 1540-1562 wordt genoemd. Het jongste stuk, waarvan een afschrift aanwezig is, dateert van 13 Februari 1550 (fol. CXIIII), zoodat het boek wellicht kort na dien datum werd voltooid. een bepaalde orde schijnt ook hier niet te zijn in acht genomen. De meeste oorspronkelijke stukken zijn afkomstig uit de jaren 1500-1536. Van twee er van, n.l. die, voorkomende op fol. CXIII, is mij het verband met het kapittel niet gebleken, al heeft dit verband zonder twijfel bestaan. Van de ingelaschte bladen zijn m. i. alleen CIII en CIIII (papier) ouder dan het overige, omdat de daar afgeschreven akte d.d. 20 November 1490 is geteekend door de notaris Florentius de Dam, die in dit archief voorkomt 1465-1490. Enkele andere bladen schijnen mij toe, wegens plaatsgebrek te zijn ingelascht bij of korten tijd na de voltooiing van dit deel. Van alle in de beide deelen van dit register afgeschreven akten zijn in de regestenlijst regesten te vinden. Een groot aantal, w. o. het meerendeel der in het 2de deel voorkomende, is in originali aanwezig in dit archief.
135a (c. 1410)
De schout (van Texel) zal jaarlijks zeker getal konij nen leveren aan den cureit, kapelaan en koster van de kerk ter Burch voor de jaarlijksche memorie voor hertog Aelbartus, diens vrouw en hertog Guilhelmus.
Afschrift in Inv.no. 59a fol. CCXXIIII (naar eer extract uit het groote missaal van het hoogaltas in de kerk ter Burch op Texel.
Deze aantekening is blijkens den tekst tij dens Willem VI in het missaal geschreven.
250a 1438 December 15
Philips, hertog van Bourgoingnen handhaaft bij vonnis van zijn raad van Holland en Zeeland, gewezen in de zaak tusschen deken en kapittel in Den Hage en Dirck den Blote wegens 2½ morgen buitendijksch land te 's-Gravenzande, die vrouw Jacob van Hollant, hertogin van Beieren, aan het kapittel had geschonken, het kapittel in dat bezit.
Gegeven opten XVsten dach van December int jaer ons Heeren duysent vierhondert achtendedertich.
Afschrift in Inv.no. 59a fol. XXXIIIvo.
277b 1455 Maart 15
De notaris Theodericus Engelbertuszoon van Haerlem instrumenteert, dat heer Everhardus de Zoudenbalch, kanunnik van Trajectum, pauselijk ontvanger aldaar, vanwege deken en kapittel van de kapel in Haga ontvangen heeft 18 Rijnsche guldens terzake van de annaten der vijf bij het kapittel voornoemd geincorporeerde parochiekerken.
Acta sunt hec Traiecti... anno a nativitate eiusdem (i.e. Domini) millesimo quadringentesimo quinquagesimo quinto indictione tercia die vero decima quinta mensis Martii hora completorii vel quasi pontificatus sanctessimi in Christo patris et domini nostri domini Nicolai divina providentia pape quinti anno octavo.
Afschrift in Inv.no. 59a fol. CLXIII.
296a 1462 October 20
Burgemeesters, schepenen en raad van Aemstelredamme leggen een verklaring af omtrent het gebeurde tijdens het verblijf aldaar van den raadsheer mr. Jelis Caboten gezonden met brieven van den graaf Charolois en den stadhouder aan de regering van Aemsterdam in verband met de vestiging aldaar van de Observanten, welke vestiging in strijd is met het privilegie, door hertog Willem 1411 November 4 aan de stad gegeven, terwijl bovendien hun woordvoerder Brugman het volk opruit, zooals blijkt uit de op verzoek der magistraat gegeven verklaring van provisor en deken van Waterlant, Aemsterlant en Zeevanck (zie reg.no. 296b).
Gegeven opten twintichsten dach in Octobri int jaer ons Heeren duysent vierhondert twee ende tzestich.
Afschrift in Inv.no. 59a fol. CLXIXvo.
Gedrukt: Le Long, Reformatie van Amsterdam pg.356.
296b 1462 October 22
Provisor en deken van Aemsterlant, Waterlant en Zeevanck leggen op verzoek van burgemeesters, schepenen en raad van Aemsterdam getuigenis af omtrent de prediking van den Observant Brugman tijdens de octaaf van St. Franciscus.
Gegeven opten twee ende twintichsten dach in Octobri int jaer ons Heeren duysent vierhondert twee ende tzestich.
Afschrift in Inv.no. 59a fol. CLXXII.
Blijkens aantekening van den collator was deze brief getransfixeerd door dien van 20 October (zie reg.no. 296a).
Gedrukt: Le Long, Reformatie van Amsterdam, pag. 358.
301a 1464 Juni 17
Albertus Adriaanszoon, deken van de kapel van St. Maria in Haga, erkent van het kapittel zekere som ontvangen te hebben voor den pauselijken ontvanger heer Everardus de Zoudenbalch wegens annaten voor de incorporatie van de kerk van Texalia en zekere vicarieën.
Anno Domini millesimo quadringentesimo LXIIII Dominica post Odulphi.
Afschrift in Inv.no. 59a fol. CCXXI.
Deze foliant bevat 300 perkamenten bladen, waarvan de eerste 21, niet gefolieerd, tafels bevatten op de 8 verschillende rubrieken van oorkonden op de volgende 279 bladen afgeschreven (gefolieerd tot 304, maar de onbeschreven bladen zijn uitgesneden, zie aantekening voorin).
Het cartularium is geheel met eenzelfde hand geschreven blijkens aantekening voorin (gewaarmerkt door N. Nicolai) in 1550. Nieuwe oorkonden werden op de onbeschreven bladen van de afdeeling, waartoe ze behoorden, bijgeschreven, voorzoover er plaats was, anders achterin (bijv. Oork. op fol CCLXXIII). Blijkens de dateering van de jongste oorkonde is men hiermee voortgegaan tot 1560. Voor de helft zijn de afgeschreven oorkonden dezelfde als in Inv.no. 59, maar het cartularium is niet een net-exemplaar van bovengenoemd register, daar de afschriften bijna uitsluitend naar de origineelen gemaakt zijn. Voor de andere helft zijn het afschriften van meerendeels in het archief aanwezige origineelen. De oudste oorkonde is van 1276. Met uitzondering van 4 door J de Dam (zie reg.nos. 457, 553a, 595 en 645) en 21 niet-gecollationeerde (zie reg. nos. lb-5, 22, 54, 55, 149, 152, 166, 325, 388, 397, 398, 401, 409, 486, 525a, 627 en 630a) zijn alle afschriften door N. Nicolai gecollationeerd.
Het register schijnt een vervolg te zijn van nr. 59a. Het is geheel met dezelfde hand geschreven. De afschriften zijn behoudens een enkele uitzondering gecollationeerd door N. Nicolay.
Deze bladen, met de in oud. inv.nr 45 genoemde tot een katern vereenigd (waartoe nog 2 afgescheurde bladen hebben behoord), waren in het bedoelde register (no. 59) ingevoegd op een willekeurige plaats, tusschen fol. LVI en LVII. De in deze lijst vermelde brieven zijn gerangschikt naar de doozen, waarin zij werden bewaard, en aangeduid met de daarop voorkomende letters A-L. Het zijn pachtbrieven en andere voor korten tijd waarde hebbende stukken. Enkele er van zijn nog in originali aanwezig.
Dit octavo deel bevat: een perkamenten schutblad, 83 (bij de inventarisatie gefolieerde) papieren bladen (6 bladen zijn uitgesneden). Aan de afschriften gaat vooraf (fol. I) een lijst van de schenkingen van hertog Albrecht aan het kapittel. De eedsformulieren zijn dezelfde als die in Inv.no. 2 (zie reg.no. 554 noot, met enkele wijzigingen in den tekst. De statuten zijn van 1429, 1431, 1443 en 1453 (vgl. inv.no. 2; enkele, blijkbaar later geschrapt, staan wel hier, niet in no. 2, n.l. de nos. 18, 21, 47 en 49; 24 hier in oudere redactie). Dit eerste gedeelte, door 2 handen geschreven (de 2e begint fol. XVI, terwijl ook fol. X en XI) gedeeltelijk van deze hand zijn) moet dus na 1453 zijn samengesteld. De lijst van inkomsten en uitgaven is door een hand geschreven, blijkens enkels toevoegsels (bijv. fol. LVI onderaan) vóór 1478. Uit fol. LVvo, 2e post blijkt echter, dat ze gemaakt is nà 1475 en daar het een schrikkeljaar is volgens fol. LXII, 1e post, is ze van 1476, echter bijgeschreven tot na 1482 (mensurnale voor Marie van Bourgondië fol. LXvo). Bij de inkomsten van het kapittel worden ook vermeld die van eenige vicarieën. De brieven in den inventaris vermeld, zijn gedeeltelijk geografisch gerangschikt, gedeeltelijk naar de doozen, waar in ze bewaard werden en aangeduid met de op die doozen voorkomende letters.
Deze brieven konden niet wegens hunnen inhoud in andere afdeelingen van den Inv. worden geplaatst.
78 (c. 1386) September 12
De kanunnik W. Buzer bericht deken en kapittel van St. Maria in Haga, in antwoord op hunnen brief en dien van hunnen proost Theodericus en hunnen medekanunnik Wilhelmus, dat hij de abten van Insula beate Marie en van Berna zal onderrichten en het kapittel van Premonstreit bezoeken, indien hij de voor de reis benoodigde paarden en geld 1 October in Haga vinden zal.
Datum Trajecti in octava nativitatis beate Marie virginis.
Oorspr. op papier in Inv. no. 61.
Met den proost Theodericus is blijkbaar bedoeld de deken Dirk Voppenzoon, tijdgenoot van Willem Buzer. Daar hij als deken het eerst genoemd wordt in een charter d. d. 1377 April 14 (zie no. 58) en begraven werd 4 Maart 1396 (Tres. Rek. 1395-1396, vgl. Van Riemsdijk Tres. en Kanselarij bldz. 194), is de dateering van dezen brief c. 1386 gesteld.
100 (c. 1397) Februari 27
Willaem van Beyeren, graaf van Oestervant, verzoekt deken en kapittel van Der Haghe, zijnen klerk Foeyken Foyken's zoon, dien hij tot hen zendt, te gelooven in wat hij hun zeggen zal omtrent de wildernissen tusschen der Nyewerheyde en de kaap.
Ghegheven tot Dordrecht des Saterdaghes na sinte Mathijs' dach.
Oorspr. op papier in Inv. no. 61.
De dateering van dezen brief is c. 1397 gesteld, omdat Willem van Beieren 1389-1404 graaf van Oostervant was.
zie reg. nos. 78, 100, 330, 342, 525, 685, 703a en 705.
zie reg. nos. 682, 683 en 684.
zie reg. Nos. 587 en 625.
Zie regest 587.
Zie regest 625.
zie reg. No. 671.
zie reg. nos. 637, 654 en 681.
zie reg. nos. 515 en 568.
Deze afdeeling is geografisch onderverdeeld, zonder dat van aanwijzingen omtrent een mogelijke vroegere verdeeling ten behoeve van het beheer werd gebruikgemaakt, omdat die aanwijzingen daartoe niet voldoende waren. Het is niet in alle gevallen met volkomen zekerheid te zeggen of de hier vermelde goederen aan het kapittel in eigendom hebben toebehoord dan wel of zij als behorende tot een door het kapittel bezeten of beheerd beneficium in afd. C van dezen Inv. Hadden moeten ter sprake komen. Men bedenke bijv., dat het kapittel te Rijswijk land in eigendom had, doch bovendien de cure der kerk aldaar bezat en de goederen beheerde van vicarieën, die er land bezaten. Het scheen intusschen wenschelijk, de stukken, waarvan het tegendeel niet bleek, te beschouwen als betrekking hebbende op eigendommen van het kapittel.
28 1368 Juni 24
Aelbrecht hertog in Beyeren, ruwaard, begiftigt zijnen klerk heer Coenrardus met het levenslange vruchtgebruik van den hof te Leyden met toebehooren, zeker land, bij Der Goude gelegen, en het goed de Parric bij Haerlem.
Ghegheven tot Keinoit up sinte Jan's dach te midzomer int jare van gracien dusent driehondert achte ende tsestich.
a) Oorspr. (Inv. no. 67). Het zegel van de hertog verloren.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. III.
c) Afschrift in Inv. no. 59a fol. VIII.
zie reg. no. 28.
Deze begiftiging heeft vermoedelijk plaatsgehad in afwachting van de erkenning van het kapittel door de paus en den bisschop van Utrecht.
zie reg. nos. 718 en 748.
Zie regest 718.
Zie regest 748.
Zie over een stuk land bij Delft reg. no. 201.
Zie ook reg. nos. 151 en 252.
zie reg. no. 699.
zie reg. no.700.
zie reg. nos. 647 en 742.
zie reg. no. 742.
zie reg. no. 647.
Zie ook no. 108 en reg. nos. 32, 33, 37, 155, 204 en 261.
zie reg. nos. 51 en 52..
51 1375 Augustus 1
Deken en kapittel van St. Maria in Den Haghe oorkonden, dat zij op bepaalde voorwaarden aan Willem van Naelwijc, maarschalk van Noerthollant, in eeuwige erfpacht hebben gegeven zekere landerijen en uitgorzen, bij sGravenzande gelegen.
Ghegheven int jaer ons Heren dusent driehondert vive ende tseventich up sinte Peter's dach ad vincula.
a) Oorspr. in Inv. no. 71.1. Met het licht geschonden kapittelzegel in rode was. Het zegel van hertog Albrecht in Beyeren verloren.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XIII
c) Afschrift in Inv. no. 59a fol. XV
52 1375 Augustus 1
Willem van Naelwijc, maarschalk van Noerthollant, oorkondt, dat hij op bepaalde voorwaarden van deken en kapittel van Onser Vrouwen in Die Haghe in eeuwige erfpacht heeft ontvangen zekere landerijen en uitgorzen, bij sGravenzande gelegen.
Ghegheven int jaer ons Heren dusent driehondert vive ende tseventich up sinte Peter's dach ad vinculas.
a) Oorspr. in Inv. no. 71.2. Met het zegel van hertog Aelbrecht van Beyeren in groene was. Het zegel van Willem van Naelwijc verloren.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XII-12 verso.
c) Afschrift in Inv. no. 59a fol. XVI.
32 1371 Januari 24
Machtelt vrouwe van Valkenborch en Voirne, burggravin van Zeelant, oorkondt, dat zij gedurende haar leven haar uitgors den Groten Andel, gelegen bij sGravensand, in erfpacht heeft gegeven aan Willem van Naeldwijc, op bepaalde voorwaarden, w.o. deze, dat zij zich het dagelijksche gerecht in den geheelen Andel voorbehoudt.
Gegeven te Voirne up sinte Pauwels' avont conversio int jair ons Heren dusent driehondert als men begon te scriven een ende tseventich.
a) Origineel in inv.nr. 71A.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XV.
c) Afschrift in Inv. no. 59a fol. VIII verso.
132 1409 April 21
Johan van Beyeren, elect van Ludic, erkent het recht van deken en kapittel van St. Marie in Den Haghe op het uitgors genaamd den Andel, gelegen buiten sGravensande, welk goed, afkomstig van de vrouwe van Voerne, door zijne ouders aan het kapittel voornoemd was geschonken voordat zij hem met de heerlijkheid van Voerne begiftigden.
Gegeven int jaer ons Heren duysent vierhondert ende negen een ende twintich dage in der maent van Aprille.
a) Oorspr. (Inv. no. 72). Met het zegel van den elect in rode was.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XIX.
c) Afschrift in Inv. no. 59a fol. XXI.
zie reg. no. 132.
zie reg. nos. 147, 153, 155, 157, 158 en 188, 277.
147 1414 Augustus 24
Deken en kapittel van St. Marie in Den Haghe oorkonden, dat zij hunnen medekanunnik heer Jan Gillis' zoon van Wissenkerc, deken van St. Peter te Middelburch, hun uitgors bij Staeldunen ter bedijking hebben gegeven, o. m. met deze voorwaarde, dat zij na de bedijking 1/7, deel van het land, alsmede de tienden van het overige gedeelte, in vrijen eigendom zullen verkrijgen, zonder verplicht te zijn, aan de onderhoudskosten van den dijk, enz. bij te dragen.
Op sente Bartholomeus' dach apostels int jaire ons Heren dusent vierhondert ende viertien.
a) Oorspr. in Inv. no. 73.1. Met het zegel van het kapittel in rode was en het zeer geschonden zegel van heer Jan van Wissenkerc in groene was.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXII verso.-33.
c) Afschrift van het afschrift onder b), op papier, in Inv. no. 73.
e) Afschrift in Inv. no. 59a fol. XXII verso.
153 1415 Maart 3
De burggraaf van Montfoirde en heer Jan Gillis'zoon, deken te Middelborch, als overlieden, alsmede de zegslieden Gherit Floris'zoon, Jacob Hugen zoon, Airnt Gerit's zoon, schout te tsGravenzande, en Willem Screvel's zoon, doen uitspraak tusschen het kapittel uit Den Haghe en de heer van Naeldwijck over het bezit van een uitgors, bij den Groten Andel gelegen, van welk bezit de laatstgenoemde op zekere voorwaarden ten behoeve van de eerstgenoemden zal moeten afstand doen.
Int jair ons Heren XIIIIc ende XV opten derden dach in Mairt.
Oorspr. op papier in Inv. no. 73. Met de geschonden opgedrukte zegels van Jan burggraaf van Montfoirde en heer Jan Gillis'zoon.
Dit stuk is een cyrograaf.
157 1415 Maart 29
Henric van Naeldwijck, ridder, maarschalk van Noirthollant, doet ten behoeve van deken en kapittel van Der Hage afstand van zijne rechten op zekere buitendijksche landen, gelegen bij of in den Groten Andel bij tsGravenzande.
Int jair ons Heren duysent vierhondert ende vijftien upten negen ende twintichsten dach in Mairte.
a) Oorspr. in Inv. no. 73.3. Met het zegel van Henric van Naeldwijck in groene was. — Met een transfix d.d. 1415 April 1 (zie no. 158).
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XX.
c) Afschrift in Inv. no. 57a fol. XXV.
158 1415 April 1
Willem hertog in Beyeren bevestigt den afstand, door heer Henric van Naeldwijck van zijne rechten op zekere buitendijksche landerijen bij tsGravenzande gedaan ten behoeve van deken en kapittel der kapel in Den Hage, blijkens zijnen brief (d.d. 1415 Maart 29, zie no. 157), waardoor deze gestoken is.
Gegeven in Den Hage upten yersten dach in Aprille int jair ons Heren duysent vierhondert ende vijftien.
a) Oorspr. in Inv. no. 73.4. Met het licht geschonden zegel van de hertog in rode was.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XX.
c) Afschrift in Inv. no. 59a fol. XXV verso.
188 1421 Februari 25
Gillys van Cralingen, ridder, Jan van der Boekhorst en mr. Jacob Symon's zoon, kanunnik van St. Marie in Die Hage, bepalen op verzoek van deken en kapittel van St. Marie voornoemd en van de andere eigenaars der nieuwbedijkte landen in den Andel bij sGravensande de grenzen hunner eigendommen aldaar.
Dit is gesciet int jair ons Heren MCCCC een ende twintich upten XXVsten dach in Februario.
a) Oorspr. in Inv. no. 73.5. Met de geschonden zegels van de 3 arbiters in groene was.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XX verso.
c) Afschrift van het afschrift b, op papier, in Inv. no. 73.
d) Afschrift in Inv. no. 59a fol. XXVI.
277c 1456 Juli 10
Prior en convent der Regulieren van Bethanieën bij sGravensande geven vidimus van een brief van Willem hertog in Beyeren d.d. 1415 Maart 5(zie reg.no. 155).
Int jaer ons Heren dusent vierhondert sesende vijftich opten tienden dach in Julio.
a) Oorspr. (Inv.no. 73.2). Van het conventszegel in bruine was alleen fragmenten over.
b) Afschrift in Inv.no. 59a fol. XXIVI.
193 1423 November 15
Johan hertog in Beyeren beveelt den baljuw, schout, burgemeesteren, schepenen en Raad der stad sGravenzande, het door deken en kapittel van Der Hage ter bedijking uitgegeven Nyeulant als hun rechtsgebied aan te merken.
Gegeven in Den Hage opten XVsten dach in Novembri int jaer ons Heren M vierhondert drie ende twintich.
a) Oorspr. (Inv. no. 74). Met het geschonden signet van de hertog in rode was.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XV verso.
c) Afschrift in Inv. no. 59a fol. XXVI verso.
zie reg. no. 193.
zie reg. nos. 345 en 488.
zie regest 345.
zie regest 488.
182 (1420?) April...
Aernt Jan's zoon erkent van deken en kapittel van St. Marie in Den Hage op bepaalde voorwaarden voor 10? jaar gehuurd te hebben zekere l5½ morgen lands in het nieuwbedijkte land te sGravenzande.
Int jaer ons Heren dusent vierhondert ende.... h opten.... en dach in Aprille.
Oorspr. (Inv. no. 76). Met het geschonden zegel van Aernt Gheryt's zoon, schout van sGravenzande, in groene was.
Gedeeltelijk onleesbaar. In dorso geschreven: 1420.
zie reg. no. 182.
zie reg. nos. 185 en 206.
185 1420 October 27
Jacob Buys Cuper's zoon verklaart verkocht te hebben aan mr. Jacob Symon's zoon, priester, zekeren halven morgen en 4 hont lands, gelegen in het ambacht sGravenzande.
Int jair ons Heren dusent vierhondert ende twintich op sinte Symon's ende Judas' avont.
a) Oorspr. in Inv. no. 77.2. Met het zegel van Jan Spiegel in groene was. — Aan dit stuk is een ander gehecht d.d. 1428 September 21 (zie no. 206).
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXI verso.
c) Afschrift in Inv. no. 59b fol. 137v-138.
206 1428 September 21
Mr. Jacob Symon's zoon, priester, kanunnik in Den Hage, verklaart verkocht te hebben aan deken en kapittel aldaar zekeren halven morgen en 4 hont lands, gelegen in de parochie sGravenzande in’t Zeelanderland.
Int jaer ons (Heren) dusent vierhondert acht ende twintich op sinte Mathijs' dach.
a) Oorspr. in Inv. no. 77.1. Met het zegel van Jacob Symon's zoon in groene was. — Aan dit stuk is een ander gehecht d.d. 1420 October 27 (zie no. 185).
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXI verso.
c) Afschrift in Inv. no. 59b fol. 138v.
zie reg. no. 635.
zie reg. nos. 210 en 211.
210 1430 Maart 6
Aernt Noye Aernt's zoon oorkondt, dat hij aan deken en kapittel van St. Marie in Den Hage heeft overgedragen het vruchtgebruik van zekere 3 stukken lands, gelegen buiten den zeedijk te sGravensand (waarvan één geheeten het Vingerlijn), hem door de grafelijkheid van Hollant voor zijn leven geschonken.
Int jair ons Heren MCCCC ende dertich upten sesten dach in Maert.
a) Oorspr. in Inv. no. 79.1. Met het zeer geschonden zegel van Jan Neck, prior van het Jacopinen klooster te Haerlem, in groene was. Het zegel van Aernt Noye Aernt's zoon verloren.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XIX verso.
c) Afschrift in Inv. no. 59b fol. 139.
211 1430 April 4
Jacob hertogin in Beyeren begiftigt deken en kapittel harer kapel in Den Hage met zekere 3 stukken lands, gelegen te sGravensande tusschen de Maze en den zeedijk, waarvan het vruchtgebruik aan deken en kapittel voornoemd is overgedragen door Aernt Noye Aernt's zoon, portier van het hof in Den Hage, wegens welke gift deken en kapittel zullen gehouden zijn, zielmissen te lezen ter gedachtenis aan haren vader hertog Willem van Beyeren.
Gegeven in Den Hage upten vierden dach in Aprille int jair ons Heren dusent vierhondert negen ende twintich na den lope van onsen hove.
a) Oorspr. in Inv. no. 79.2. Met het licht geschonden zegel van de hertogin in rode was.
b) Afschrift in Inv. no 59 fol. XXXIV verso.
Gedrukt: Van Mieris IV bldz. 972.
c) Afschrift in Inv. no. 59a fol. XXXII.
224 1434 September 13
Philips hertog van Bourgongen beveelt, in de voor zijnen Raad in Hollant en Zeelant aanhangig gemaakte zaak tusschen deken en kapittel van Den Hage en Willem van Naeldwijck over het bezit van het land geheeten het Vingerlijn, aan schout en schepenen van het ambacht sGravenzande, deken en kapittel voornoemd in dat bezit te handhaven.
Gegeven upten XIIsten dach in Septembri int jair ons Heren MCCCC vier ende dertich.
a) Oorspr. op papier (Inv. no. 80). Met het opgedrukte signet van de hertog in rode was.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXII.
c) Afschrift in Inv. no. 59a fol. XXXIII.
zie reg. no. 224.
Het Vingerlijn was een der door hertogin Jacoba geschonken stukken land.
314 1468 April 9
Het kapittel van Onser Lieven Vrouwen in Den Hage, heer Henrick heer tot Naeldwijck en Dirck Poes sluiten een contract betreffende het leggen van een nieuwen dijk tusschen de Mase en den Maesdijk.
Upten negensten dach van Aprille int jair onss Heren duysent vierhondert acht ende tsestich.
a) Oorspr. (Inv. no. 81). Met de opgedrukte zegels van het kapittel, den heer tot Naeldwijck (licht geschonden) en Dirck Poes in rode was.
b) Afschrift in Inv. no. 59a fol. XXXIV verso.
zie reg. no. 314.
Bedoeld is de Papendijk bij Staalduinen.
zie reg. no. 544.
zie reg. no. 663.
zie reg. no. 665.
zie reg. nos. 329 en 644.
zie reg. no. 329.
zie reg. no. 644.
zie reg. no. 490.
zie reg. no. 547.
zie reg. nos. 191, 512 en 513.
191 1423 Maart 1
Jacob Florys' Buze zoon erkent jaarlijks schuldig te zijn aan deken en kapittel van St. Marie in Die Hage 29 schellingen Holl., gevestigd op zekere 3 morgen lands, welke hij te sGravenzande bezit.
Int jair ons Heren M vierhondert drie ende twintich upten eersten dach in Maert.
a) Oorspr. in Inv. no. 87.1. Met het zegel van Aernt Geryt's zoon, schout te sGravensande, in groene was. — Aan dit stuk zijn 2 andere gehecht d.d. 1519 October 18 (zie nos. 512 en 513).
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXI verso.
Zie regest no. 513.
Zie regest no. 512.
69 1381 Mei 20
Aelbrecht hertog van Beyeren, ruwaard, en Margareta hertogin van Beyeren trekken de aan het kapittel in Den Haghe verleende gift der tienden te Velsen, afkomstig van de vrouwe van Waterlant, in en begiftigen het in plaats daarvan met de Nuwelandsche tiende, in de parochie van sGravenzande, terwijl zij de gift van het goed, afkomstig van Pieter van Rollant, bevestigen.
Ghegheven tot Kenoyt des Manendaghes nae Servatii episcopi et confessoris int jaer ons Heren dusent driehondert een ende tachtich.
a) Oorspr. (Inv. no. 88). Met de licht geschonden zegels van de hertog en de hertogin in groene was.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XVI.
c) Afschrift in Inv. no. 59a fol. XIX.
zie reg. no. 69.
zie reg. nos. 198, 200 en 205.
198 1425 Juni 18
Johan hertog van Brabant begiftigt deken en kapittel zijner kapel in Den Hage met zekere 2 bloktienden, binnen het ambacht Gravensande gevestigd, in de plaats van de door de graaflijkheid van Hollant aan deken en kapittel voornoemd verschuldigde 50 Fr. kronen 's jaars.
Gegeven in onser stad van Bruessel XVIII dage in Junio int jair ons Heren dusent vierhondert vive ende twintich.
a) Oorspr. in Inv. no. 89.1. Met het zegel van de hertog in rode was.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXIII verso.
Gedrukt: Van Mieris IV bldz. 786; De Riemer I, I bldz. 216.
c) Afschrift in Inv. no. 59a fol. XXVIII.
200 1426 Januari 2
Philips hertog van Bourgongen erkent, van deken en kapittel van Der Hage, voor de bevestiging hunner goederen en in het bijzonder van de hun door de hertog van Brabant verleende tienden, 50 Beyersguldens te hebben ontvangen.
Gegeven tot Leyden upten anderen dach van Januario int jaer ons Heren MCCCC vijf ende twintich na den loip van onsen hove.
a) Oorspr. in Inv. no. 89.2. Met het zegel van de hertog in rode was.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXIV.
c) Afschrift in Inv. no. 59a fol. XXVIII verso.
205 1428 Augustus 12
Jacob hertogin in Beyeren bevestigt alle privilegien, door hare voorgangers aan deken en kapittel harer kapel in Den Hage gedaan, en in het bijzonder de gift der beide bloktienden te sGravenzande.
Gegeven in Den Hage twalef dage in Augusto int jair ons Heren dusent vierhondert acht ende twintich.
a) Oorspr. in Inv. no. 89. Met het zegel van de hertogin in rode was.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXXIV.
c) Afschrift in Inv. no. 59a fol. XXXI.
234 1434 December 12
Petrus Beoostenzwene (van Renesse), registermeester van Hollandia, verklaart, dat het deel, waarin deze verklaring geschreven is, door hem uit de registers van het graafschap Hollandia is overgeschreven.
Anno Domini millesimo quadringentesimo tricesimo quarto mensis Decembris die duodecimo.
Oorspr. op papier (Inv. no. 90). Met het zeer geschonden opgedrukte zegel van Petrus Beoostenzwene in rode was.
Dit deel is ingenaaid geweest in Inv. no. 59 tusschen fol. LVI en LVII.
zie reg. no. 234.
Zie ook reg. nos. 292, 480, 493, 576 en 582.
zie reg. nos. 222 en 235.
222 1434 April 26
Heemraden van Delflant en Rijnlant doen een uitspraak in de geschillen tusschen deken en kapittel van Onser Vrouwen van Den Haghe en Willem van Naeldwijck over de afwatering en bedijking hunner gronden bij sGravenzande en het bezit der duinen aldaar.
Dit is ghesciet tot tsGravenzande XXVI daghe in April anno XXXIIII.
Oorspr. op papier in Inv. no. 91.1
Dit stuk was gehecht aan dat d.d. 1435 April 26 (zie no. 235) en is thans daarbij gevoegd.
235 1435 April 26
In tegenwoordigheid van deken en kapittel van St. Maria in Haga geeft hun medekanunnik en gevolmachtigde mr. Tydemannus Coninc te kennen aan Johannes Vos, heemraad van Delflant, dat zij zich niet houden aan de uitspraak der heemraden van Delflant en Rijnlant, vervat in een aan dit gehecht stuk (d.d. 1334 April 26, zie no. 222), voorzoover zekere duinen daarin worden toegewezen aan Willam van Naeldwijck.
Acta fuerunt hec in Haga comitis Hollandie, in loco inibi capitulari ejusdem supradicte ecclesie sive capelle collegiate beate virginis gloriose Marie, anno indictione mense die hora et pontificatu quibus supra (anno nativitatis ejusdem (i. e. Domini) millesimo quadringentesimo tricesimo quinto indictione decima tercia mensis Aprilis die vicesima sexta hora vesperarum vel quasi, secundum stilum et consuetudinem civitatis et dyocesis Trajectensis, pontificatus sanctissimi in Christo patris ac domini nostri domini Eugenii divina providentia pape quarti anno quarto).
a) Oorspr. in Inv. no. 91.2. Met de signatuur van de notaris Theodericus Zyboldus'zoon.
Een concept van de aanspraak, door mr. T. Coninc gehouden, op papier, in Inv. no. 91.3
b) Afschrift in Inv. no. 59a fol. LXII verso.
zie reg. no. 319.
zie reg. no. 564.
zie reg. nos. 616, 645, 648, 649 en 660.
Zie regest 645.
Zie regest 648.
Zie regest 649.
Zie regesten 616 en 660.
zie reg. no. 620.
zie reg. nos. 73 en 195.
73 1381 November 30
Aelbrecht hertog van Beyeren, ruwaard, en Margarete hertogin van Beyeren nemen de goederen van deken en kapittel in Den Haghe in hun bescherming en staan hun toe, zelf schutters aan te stellen voor het schutten hunner duinen en wildernissen bij sGravenzande.
Ghegheven int jaer ons Heren dusent driehondert een ende tachtich up sinte Andries' dach.
a) Oorspr. in Inv. no. 96.1. Met de licht geschonden zegels van de hertog en de hertogin in groene was.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXX verso.
c) Afschrift in Inv. no. 59a fol. XIX verso.
d) Afschrift in Inv. no. 60b fol. XXIII (In dit afschrift is deze oorkonde gedateerd MCCC ende tachtich up sinte Andries dach). – 24.
195 1424 September 7
Johan hertog in Beyeren maakt een nadere bepaling omtrent het door zijne ouders aan deken en kapittel in Den Hage verleende recht om hun wildernissen buiten sGravenzande te schutten.
Gegeven in Den Hage up Onser Liever Vrouwen avont nativitas int jair ons Heren dusent vierhondert vier ende twintich.
a) Oorspr. in Inv. no. 96.2. Met het geschonden zegel van de hertog in rode was.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XVIII verso.
Gedrukt: Van Mieris IV bldz. 733.
c) Afschrift in Inv. no. 57a fol. XXVII.
286 1460 October 17
Heemraden van Delflant wijzen vonnis in de zaak tusschen het kapittel in Den Hage en zekere 2 knechten van Jan van Hodenpijl, die ten onrechte beesten hadden geschut in de duinen van het kapittel voornoemd.
In Den Hage in den gouden pott des Vridages upten XVIIsten dach in October int jaer ons Heren duyssent vierhondert ende tsestich.
Afschrift op papier in Inv. no. 97.
zie reg. no. 496.
zie reg. no. 286.
zie reg. no. 495.
Reg.no. 673a.
zie reg. no. 426.
zie reg. nos. 427, 431, 432, 443, 462 en 464.
Zie regest no. 427.
Zie regest no. 431.
Zie regest no. 421.
Zie regest no. 443.
Zie regest no. 462.
Zie regest no. 464.
Zie regest no. 598.
Zie regest no. 598.
Zie regest no. 579.
Zie regest no. 495a.
Zie regest no. 498.
Zie regest no. 586.
Zie regest no. 497.
Zie regest no. 495b.
Zie regest no. 560.
121 1407 December 27
Willem hertog in Beyeren oorkondt, dat hij van deken en kapittel zijner kapel in Den Hage hun duinen en wildernissen bij sGravenzande op bepaalde voorwaarden in bewaring heeft ontvangen.
Gegeven in Den Hage up sinte Johan's dach evangeliste int jair ons Heren MCCCC ende zeven.
a) Oorspr. in Inv. no. 103.1. Met het zegel van de hertog in rode was.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXX.
Gedrukt: De Riemer I, I bldz. 204.
c) Afschrift in Inv. no. 59a fol. XXXV.
zie reg. nos. 121 en 122.
122 1407 December 27
Deken en kapittel van St. Marie in Den Haghe oorkonden, dat zij hun duinen en wildernissen bij sGravenzande op zekere voorwaarden (doch voor onbepaalden tijd) aan hertog Willem van Beyeren in bewaring hebben gegeven.
Int jaer ons Heren M vierhondert ende zeven op sinte Johan's dach evangeliste.
a) Minute in Inv. no. 103.
b) Afschrift in Inv. no. 59 fol. XXX.
Vermoedelijk heeft het kapittel zich destijds in de regel van de Kerststijl bediend. Daar evenwel de brief van hertog Willem VI van dezelfde datum (zie no. 121) zeer waarschijnlijk volgens de Paaschstijl is gedateerd, ligt het vermoeden voor de hand, dat ook het kapittel in dit geval die stijl gebruikte.
zie reg. no. 362.
zie reg. no. 422.
zie reg. nos. 545 en 546.
zie reg. no. 545.
zie reg. no. 546.
zie reg. no. 728.