Terug naar zoekresultaten

3.17.21 Inventaris van het archief van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de Beneden-Maas te Vlaardingen, (1916) 1922-1975 (1976)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

3.17.21
Inventaris van het archief van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de Beneden-Maas te Vlaardingen, (1916) 1922-1975 (1976)

Auteur

Centrale Archief Selectiedienst

Versie

26-01-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1995 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de Benedenmaas te Vlaardingen: Secretariaat
KvK Benedenmaas / Secretariaat

Periodisering

archiefvorming: 1922-1975
oudste stuk - jongste stuk: 1916-1976

Archiefbloknummer

36999

Omvang

; 823 inventarisnummer(s) 14,10 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de Benedenmaas te Vlaardingen / Secretariaat Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de Benedenmaas, 1916-1976

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het eerste deel van het archief van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de Beneden Maas te Vlaardingen (1916-) 1922-1975 (-1976) is onderverdeeld in een algemeen deel en een bijzonder deel dat betrekking heeft op het voortbestaan van de organisatie en de taakuitvoering.
Het archief bevat stukken die direct verband houden met de taakuitoefening: de administratieve organisatie (relatie tot andere economische en financiële lichamen, gebouwen, grondgebied) en personeel, belangenbehartiging van het bedrijfsleven en samenwerking - nationaal, regionaal, lokaal - op economisch vlak, en deelterreinen, zoals openbare orde en veiligheid, verkeer en vervoer, milieu en energie, gedistilleerd, visserij, onderwijs, landbouw, veeteelt en tuinbouw, voorlichting en uitvoering van economische wetgeving.
Enkele organisaties hebben hun stukken in het archief van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de Beneden Maas te Vlaardingen gedeponeerd: het Onderling Vlaardings Havenbedrijf NV (1916-1950); het Plaatselijk Pelikaan-Comité te Vlaardingen (1934) en de Coöperatieve Telefoonvereniging "Het Streeknet voor de Beneden-Maas" (1924-1930).

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Geschiedenis van de Kamers van Koophandel en Fabrieken
Organisatie
De oorsprong van de Kamer van Koophandel kan gevonden worden in Frankrijk. Reeds in 1599 werd in Marseille een Chambre de Commerce opgericht. In de achttiende eeuw werd in Frankrijk zelfs al een samenwerkingsverband (Conseil de Commerce) van verschillende regionale Kamers tot stand gebracht, dat de regering adviseerde omtrent de belangenbehar-tiging van nijverheid en handel. Aangezien het Franse systeem goed functioneerde vond het navolging in andere landen.
In Nederland waren er vóór de negentiende eeuw al instituten die als voorloper van de Kamer van Koophandel beschouwd kunnen worden. In Zeeland kende men al vanaf 1720 een College van Kooplieden dat was ontstaan uit het gildewezen. In 1795 werden in Rotterdam en Amsterdam Comités van Koophandel en Zeevaert, Fabriquen en Trafieken opgericht, die de stadsbestuurders adviseerden over de belangenbehartiging van het bedrijfsleven. De eerste Kamer van Koophandel naar Frans model werd in 1803 in Rotterdam opgericht. Na de Franse overheersing werden er in Nederland vijf van dergelijke Kamers opgericht: Rotterdam, Amsterdam, Dordrecht, Middelburg en Vlissingen. In 1815 werd door Koning Willem I, in navolging van Napoleon, bij koninklijk besluit het bestaansrecht van de Kamers van Koophandel en Fabryken vastgelegd. Met de toevoeging "en Fabryken" gaf hij te kennen dat Nederland zich tevens industrieel moest gaan ontwikkelen.
In de loop van de negentiende eeuw nam het aantal Kamers gestaag toe. Financieel waren de Kamers echter afhankelijk van de gemeente waar ze gevestigd waren en aan wie ze adviseerden. Bovendien was er geen overkoepelende instantie voor de plaatselijke Kamers, zodat ze maar een zeer beperkte invloed hadden op de centrale overheid. Veel van de plaatselijke Kamers hadden dan ook maar weinig bestaansrecht.
Op 9 november 1851 (Stb. 142) werd bij koninklijk besluit het nieuwe reglement op de Kamers van Koophandel en Fabrieken afgekondigd en werden de tot dan toe geldende, min of meer locale regelingen, buiten werking gesteld. Volgens de algemene bepalingen van dit reglement worden de Kamers beschouwd als de wettelijke organen voor handel en nijverheid. Als zodanig moesten zij inlichtingen verschaffen aan hogere en lagere besturen en brachten zij de ontvangen berichten officieel ter kennis van de burgerij.
In 1896 werd het reglement vervangen, omdat de basis van de kiesbevoegdheid, neergelegd in het reglement van 1851, namelijk het zijn aangeslagen in de patentbelasting, in 1893 was vervallen. Bij koninklijk besluit van 4 mei 1896 werd in het reglement ondermeer een gedetailleerd geregeld kiesrecht vastgesteld.
De gevolgen van de Eerste Wereldoorlog wezen de overheid op de noodzaak het economisch leven beter te kunnen sturen: ze was daar echter onvoldoende voor toegerust. Door middel van de Handelsregisterwet (Stb. 1918) kreeg de overheid de bevoegdheid tot registratie van het bedrijfsleven. Deze registratie, waaraan retributies verbonden waren, werd een taak van de Kamers. Hierdoor werden de contacten tussen de regering en het bedrijfsleven beter geregeld en de Kamers werden financieel onafhankelijk van de gemeenten. Deze nieuwe organisatie werd vastgelegd in de Wet op de Kamers van Koophandel (Stb. nr. 152) die in werking trad op 15 maart 1921. Het aantal Kamers werd beperkt tot 36 en de opzet kreeg een regionaal karakter. De Kamers bestonden uit twee afdelingen, een voor het kleinbedrijf en een voor het grootbedrijf. De hoogte van het inschrijfgeld en de jaarlijkse bijdrage, die een ondernemer betaalde voor de registratie in het Handelsregister, bepaalde onder welke afdeling zijn bedrijf viel. De minister van Economische Zaken hield een zeker toezicht, de Kamers waren verplicht jaarlijks een verslag aan hem uit te brengen over de verrichte werkzaamheden en de toestand van handel en nijverheid in hun district. De ingeschreven bedrijven in het Handelsregister hadden bij de verkiezing van de leden van de Kamers actief en passief kiesrecht.
Tijdens de oorlog werden de Kamers door de bezetter gereorganiseerd. Met ingang van 1 april 1942 werden provinciale in plaats van regionale Kamers ingevoerd, met plaatselijke kantoren. De indeling in klein- en grootbedrijf werd afgeschaft. De nieuwe indeling was die in afdelingen voor handel, verkeer, industrie en ambacht. Bij de Kamers werd een Raad van Bijstand benoemd die de secretaris van de Kamer moest assisteren. Na de oorlog bleef de structuur die door de bezetter was ingevoerd nog enkele jaren gehandhaafd. Bij de Wet op de Kamers van Koophandel en Fabrieken van 21 augustus 1950 (Stb. K 367) werden de provinciale Kamers en de plaatselijke kantoren opgeheven en kregen de Kamers hun zelfstandigheid van vóór 1942 terug. Deze wet trad in werking op 1 januari 1951.
De binding tussen het kiezen van de leden en het ingeschreven staan in het Handelsregister verviel. Zodoende konden er nu ook vertegenwoordigers van werknemersorganisaties tot lid worden benoemd. In 1950 benoemde de Minister van Economische Zaken de leden van de Kamers op voordracht van die Kamers zelf. Daarna gold tot 1963 een systeem van coöptatie: leden kozen leden, waarbij de kandidaten werden voorgedragen door het bestuur van de Kamer na daarover representatieve regionale organisaties, aangewezen door de Sociaal Economische Raad, te hebben gehoord. Bij de Wet op de Kamers van Koophandel en Fabrieken van 27 juni 1963 (Stb. 286) kwam het benoemingsrecht van de leden bij de regionale organisaties zelf te liggen. De Sociaal Economische Raad bepaalde, na overleg met de Kamers, welke organisaties dit moesten zijn.
Taak
Algemeen kan gezegd worden dat de taak van de Kamers is: "Het bevorderen van de belangen van handel en nijverheid". Dit neemt echter niet weg dat ook aan de individuele ondernemer informatie en hulp wordt geboden. Veel adviezen worden door de Kamer ongevraagd verstrekt aan o.a. ministers, Tweede of Eerste Kamer en provinciale of gemeentelijke overheden. Verder ook aan instanties als de Nederlandse Spoorwegen en de PTT over tarieven, dienstregelingen, enz. Daarnaast worden ook gevraagde adviezen gegeven aan bijvoorbeeld Gedeputeerde Staten en gemeenten over allerlei verordeningen die met het economisch leven te maken hebben. Verder hebben de Kamers een taak bij de uitvoering van enkele wetten. Deze taken zijn vaak opgedragen aan commissies uit de Kamers of aan de secretariaten. De eerste wet waarin een belangrijke uitvoerende taak voor de Kamer was weggelegd was de Handelsregisterwet die in 1921 in werking trad. Dit register kan gezien worden als een soort burgerlijke stand voor bedrijven en hun nevenvestigingen. De Kamers hadden ook een uitvoerende taak in de Vestigingswet Kleinbedrijf 1937. Deze wet had tot doel het grote aantal nieuwe middenstandsondernemingen te beperken door het stellen van eisen aan personen, waaronder de vele werklozen, die een eigen bedrijf wilden starten. De wet werd na de oorlog vervangen door de Vestigingswet Bedrijven 1954, de Drank- en Horecawet 1954 en de Vestigingswet Detailhandel 1972.
Andere wetten en taken waarbij de Kamers betrokken zijn:
  • Handelsnaamwet;
  • Winkelsluitingswet;
  • Wet opruiming en uitverkopen;
  • Wet beperking cadeaustelsel;
  • Wet op het afbetalingsstelsel;
  • Colportagewet;
  • Wet op de kansspelen;
  • Woonruimtewet;
  • Wet autovervoer goederen;
  • Wet autovervoer personen;
  • Legalisatie van handtekeningen;
  • Beëdigingen van makelaars;
  • Verenigingen- en stichtingenregister.
De taakomschrijving van de Kamers werd vanaf 1963 als volgt gedefinieerd: "Behartiging van de economische belangen van handel en industrie, ambacht en dienstverlening in hun gebied". Deze taak kan worden onderverdeeld in een drietal gebieden: de voorlichting en dienst-verlening aan het bedrijfsleven, de uitvoering van een aantal wetten en de pleit- en advies-functie jegens de overheid.
Geschiedenis van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de Beneden Maas te Vlaardingen
Al in 1908 werd er een Kamer van Koophandel en Fabrieken te Vlaardingen opgericht. De invoering van de Wet op de Kamers van Koophandel in 1921 betekende het einde van de plaatselijke Kamers te Schiedam en Vlaardingen. Het aantal leden van de nieuwe Kamer te Vlaardingen, genaamd Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de Beneden Maas, werd bij koninklijk besluit van 29 december 1921 (Stcrt. nr. 254) bepaald op 22. Op 1 april 1922 werden de oude Kamers definitief ontbonden en de nieuwe ingesteld. De eerste vergadering vond plaats op 5 april 1922 en op 3 mei werd een nieuw Reglement van Orde vastgesteld.
Het district behorende bij de Kamer bestond uit het gebied ten noorden van Vlaardingen, Schiedam en Maassluis en verder het grootste gedeelte van Rozenburg en geheel Voorne-Putten (zie inventarisnummer 166).
Tijdens de Duitse bezettingstijd werden de Kamers met ingang van 1 april 1942 ontbonden. Er werd een systeem ingevoerd van provinciale Kamers met plaatselijke kantoren. De laatste vergadering van de Kamer te Vlaardingen in de oude vorm vond plaats op 25 maart 1942. In Vlaardingen werd een kantoor gevestigd van de Kamer van Koophandel voor Zuid-Holland, met als hoofdvestiging Rotterdam. Op 12 augustus 1943 werd er een Raad van Bijstand geïnstalleerd, die samen met de secretaris moest waken voor de economische belangen in het kantoorgebied.
Bij de Wet op de Kamers van Koophandel en Fabrieken van 21 augustus 1950 (Stb. K 367) werden de provinciale Kamers en de plaatselijke kantoren opgeheven en werd de Kamer te Vlaardingen weer zelfstandig, zoals vóór 1942. Bij koninklijk besluit van 25 november 1950 (Stb. K. 523) houdende de instelling van Kamers van Koophandel en Fabrieken, bepaling van haar gebied en aanwijzing van de gemeenten waar zij haar zetel hebben, alsmede tot bepaling van de datum waarop de Wet van 21 augustus in werking zal treden (1 januari 1951), werd het gebied van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de Beneden Maas vastgesteld. Dit gebied omvatte de volgende gemeenten: Abbenbroek, Brielle, Geervliet, Heenvliet, Heke-lingen, Hellevoetsluis, Maasland, Maassluis, Nieuwenhoorn, Nieuw-Helvoet, Oostvoorne, Oudenhoorn, Rockanje, Rozenburg, Schiedam, Spijkenisse, Vierpolders, Vlaardingen, Zuid-land en Zwartewaal. Op 2 januari 1951 vond de eerste vergadering plaats van de in ere herstelde Kamer.
Per 1 januari 1976 werd de Kamer te Vlaardingen samengevoegd met de Kamer te Rotterdam, die vanaf die datum Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam en de Beneden Maas genoemd werd, met kantoren te Vlaardingen en Rotterdam. Het gebied werd verdeeld over de Kamers van Rotterdam en Dordrecht. De laatste vergadering van de Kamer te Vlaardingen vond plaats op 10 december 1975.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het archief is gevormd als secretariaatsarchief van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de Beneden Maas te Vlaardingen over de periode 1922-1975. In 1922 werd de Kamer nieuw ingesteld volgens de Wet op de Kamers van Koophandel van 1921. De einddatum 31 december 1975 is bepaald door het op 1 januari 1976 samengaan van de Kamer te Vlaardingen met de Kamer te Rotterdam.
Het archief bestond uit een serie chronologische correspondentie, per jaar geordend volgens een alfabetisch rubriekenstelsel, met hierop als toegang een aantal door de administratie ingerichte registers. Verder was er nog een aantal bundels en losse stukken geordend per onderwerp. Het archief was wat de correspondentie betreft vrijwel compleet, alleen het jaar 1952 ontbreekt.
Het archief is onvoldoende geschoond, geïnventariseerd en materieel verzorgd door de Kamer te Vlaardingen aan het Rijksarchief in Zuid-Holland overgedragen. In 1991 is een plaat-singslijst van dit archief gemaakt door het Rijksarchief in Zuid-Holland.
Tijdens de bewerking van het archief in 1995 werd er door de Kamer van Koophandel te Rotterdam nog zes meter archief van de Kamer te Vlaardingen aangeboden. Deze meters zijn alsnog bij de bewerking meegenomen.
De verwerving van het archief
De rechtstitel is (nog) onbekend.

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking
Het archief is door de Centrale Archief Selectiedienst bewerkt in het kader van de bewerking van de archieven van de Kamers van Koophandel en Fabrieken in Zuid-Holland als uitvloeisel van het meerjarenconvenant afgesloten op 29 september 1994 tussen het Ministerie van Binnenlandse Zaken, de Rijksarchiefdienst en de Centrale Archief Selectiedienst.
De selectie- en inventarisatiewerkzaam zijn uitgevoerd door M. Doeve-van Rijkom, T. Esman- Volders, M. Jager, G. Marquering, A. Nanninga en J. Prak.
Het archief is bewerkt aan de hand van de "Lijst van voor vernietiging in aanmerking komende archiefbescheiden van de Kamers van Koophandel en Fabrieken in Nederland, 1979" (kenmerk MMA/Ar. 193.970, 12 februari 1979 en MH/PAZ 479/207, 23 maart 1979). Op deze lijst zijn door het Algemeen Rijksarchief enkele uitzonderingen en kanttekeningen geformuleerd.
Daarnaast is er bij de selectie rekening mee gehouden dat bescheiden over de volgende onderwerpen bewaard zijn gebleven:
  • stukken betreffende karakteristieke regionale werken en gebouwen;
  • stukken betreffende plaatselijke verenigingen en vooraanstaande personen;
  • stukken betreffende onderwerpen die het eigen karakter van de regio belichten.
De oorspronkelijke ordening van het archief was niet consequent toegepast en de rubrieksomschrijvingen waren, van jaar tot jaar, tamelijk willekeurig gekozen. Zodoende zou het voor de toekomstige gebruiker van het archief moeilijk zijn bescheiden over bepaalde onderwerpen terug te vinden. Daarom is besloten deze oude ordening te laten vallen. De nieuwe ordening binnen de inventaris is die van algemeen naar bijzonder, waarbij van de taakuitvoering is uitgegaan. Over het algemeen waren de jaarverslagen zeer incompleet aanwezig. Daarom is besloten een verzamelbeschrijving te maken inzake de totstandkoming van de jaarverslagen. Bij het nagekomen gedeelte uit Rotterdam bleek zich alsnog een serie jaarverslagen te bevinden over de jaren 1924-1940. Beide series zijn zodoende apart beschreven in de inventaris. Originele jaarredes zijn vrijwel niet aangetroffen, wel stukken betreffende de totstandkoming van en reacties op de jaarredes. Deze zijn opgenomen in een verzamelbeschrijving, waarin zich incidenteel een (concept-) jaarrede bevindt. De bescheiden van commissies zijn zoveel mogelijk naar doel van de commissie geplaatst.
In de inventaris is een aantal bescheiden opgenomen waarvan de datering vóór 1922 begint. Dit betreft zaken waarvan de afdoeningsdatum wel binnen de datering van het archief ligt.
Uit het archiefgedeelte afkomstig van de Kamer te Rotterdam is een meter archief teruggezonden, aangezien het zaken betrof die na 1 januari 1976 zijn afgesloten. Verder zijn er nog enkele archiefstukken afgescheiden die in het archief van de "oude" Kamer van Koophandel te Vlaardingen thuishoren. Deze stukken zijn teruggezonden naar het Gemeentearchief Vlaardingen, waar het archief van de Kamer te Vlaardingen over de periode 1908-1921 wordt bewaard.
De omvang van het archief vóór de bewerking bedroeg in totaal 78 meter (inclusief 6 meter nagekomen archief uit Rotterdam), waarvan na de selectie 13,5 meter voor bewaring is aangewezen en 1 meter is teruggezonden.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de Benedenmaas te Vlaardingen: Secretariaat, nummer toegang 3.17.21, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, KvK Benedenmaas / Secretariaat, 3.17.21, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Onder de stukken bevinden zich foto's van een eerste werkbezoek van de Kamer aan Voorne en Putten, 1957.
Verwante archieven
Enkele archiefstukken die in het archief van de "oude" Kamer van Koophandel te Vlaardingen thuishoren zijn teruggezonden naar het Gemeentearchief Vlaardingen, waar het archief van de Kamer te Vlaardingen over de periode 1908-1921 wordt bewaard.

Archiefbestanddelen