Terug naar zoekresultaten

3.12.48 Inventaris van het bestuursarchief van de Erasmus Universiteit Rotterdam [periode 2000-2009]

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

3.12.48
Inventaris van het bestuursarchief van de Erasmus Universiteit Rotterdam [periode 2000-2009]

Auteur

Doxis Informatiemanagers BV

Versie

20-03-2023

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
(c) 2023 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Erasmus Universiteit; Bestuursarchief [periode 2000-2009]
EU/ Bestuursarchief

Periodisering

archiefvorming: 2000-2009
oudste stuk - jongste stuk: 2000-2009

Archiefbloknummer

38366

Omvang

; 4488 inventarisnummer(s) 37,60 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel van de stukken zijn in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften en vier CD-roms's.

Archiefdienst

Nationaal Archief, Den Haag

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

College van bestuur van de Erasmus Universiteit Rotterdam, 2000-2009 Universiteitsraad, 2000-2009 Raad van toezicht, 2000-2009 College van beroep voor de examens, 2000-2009 College van hoogleraren / college van promoties, 2000-2009 Universiteitsbibliotheek, 2009-2009

Samenvatting van de inhoud van het archief

Deze inventaris beslaat het bestuursarchief van de Erasmus Universiteit Rotterdam uit de periode 2000-2009. Het bestaat uit archiefbescheiden die de neerslag vormen van de handelingen uitgevoerd door respectievelijk het college van bestuur, universiteitsraad, college van beroep voor de examens, college van hoogleraren/ college voor promoties en de universiteitsbibliotheek.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Bestuur
De Erasmus Universiteit Rotterdam is voortgekomen uit de fusie van de Nederlandse Economische Hogeschool en de Medische Faculteit Rotterdam. In 1913 richtten Rotterdamse ondernemers de Nederlandsche Handels-Hoogeschool op. ( Dr. J.H. van Stuijvenberg, De Nederlandsche Economische Hoogeschool 1913-1963. Van handelshoogeschool naar hogeschool voor maatschappijwetenschappen (Rotterdam/Den Haag 1963) 18. ) In september 1939 werd, met de bevoegde verklaring tot het hebben van een hogeschool, de naam gewijzigd in de Nederlandsche Economische Hogeschool. ( Van Stuijvenberg, De Nederlandsch Economische Hoogeschool, 234. ) De stichting Klinisch Hoger Onderwijs opgericht in 1950, had tot taak doctorandi van de medische faculteiten elders in het land op te leiden tot arts. De stichting gaat op in de in 1966 opgerichte Medische Faculteit Rotterdam. ( Hermans, E.H. (1962, September 19). Verslag van de lotgevallen der Stichting Klinisch Hoger Onderwijs te Rotterdam in het studiejaar 1961-1962. ) In 1973 gingen de Nederlandsche Economische Hogeschool en de Medische Faculteit Rotterdam samen verder als Erasmus Universiteit Rotterdam. Haar basisbeginselen bevinden zich in de Wet op het Wetenschappelijk Onderwijs van 1960, die bepaalt dat rijksuniversiteiten, rechtspersoonlijkheid als publiekrechtelijke rechtspersoon bezitten; de wet tot de vestiging van een Rijksuniversiteit te Rotterdam van 1973 en de Wet Universitaire Bestuurshervorming van 1970. ( Staatsblad van het Koningrijk der Nederlanden (hierna: Stb), 1970, 601. )
Onderwijs en onderzoek
De Erasmus Universiteit Rotterdam heeft als primaire taken het genereren en overdragen van kennis vanuit een hoge mate van maatschappelijke betrokkenheid.
Met het begin van het nieuwe Millennium is de aandacht van de EUR gefocust op de ontwikkeling van een bachelor-masterstelsel, als gevolg van De Bologna-verklaring van juni 1999. Dit was een afspraak tussen 29 Europese landen om hun stelsels voor hoger onderwijs te hervormen. Bij de EUR is in 2000 een stuurgroep ingesteld die verantwoordelijk was voor de invoering van het bachelor-master stelsel op instellingsniveau. Ondanks dat de regeling pas in 2010 van kracht zou gaan, was in 2002, in Nederland, de herinrichting van het hoger onderwijs een feit. Vanaf het schooljaar 2002-2003 kennen alle studierichtingen bij de EUR een driejarige bachelor fase met een vervolg van 1 of 2 jaar master fase.
Tegelijkertijd bleef de internationale positionering voor de EUR een prioriteit. Het verbreden in het aanbod van Engelstalig onderwijs werd gestimuleerd. Met het Strategische plan 1999-2005, was in 1999 de nadruk op internationalisering van de EUR al begonnen. Dit werd met de invoering van het nieuwe bachelor-master stelsel versneld. De bachelor-masterstructuur heeft een ingrijpende verandering in het universitaire landschap gebracht. Om mee te kunnen doen op het internationale speelveld was meer nodig dan alleen Engels onderwijs. Een krachtig profiel hebben en topkwaliteit bieden werd een must. De EUR koos voor profilering in drie sterke domeinen: Economie en Management, Geneeskunde en Gezondheid en Recht, Maatschappij en Cultuur. In deze drie wetenschappelijke domeinen berusten de hoofdtaken van de EUR op kennis genereren door wetenschappelijk onderzoek en overdracht van die kennis.
De aandacht van de EUR blijft verder gericht op onderwijzen. In 2004 was er aandacht voor onderwijsprojecten zoals decentrale selectie invoering van het bindend studieadvies en het Erasmus Honours Programme. De andere ambitie uit het Strategisch Plan 2004-2008 toponderzoek, werd gestimuleerd met de regeling EUR-fellows voor toptalent.
De EUR bleef door de jaren heen haar maatschappelijke betrokkenheid verstevigen, onder meer met het onderwijsaanbod voor ouderen, Hoger Onderwijs Voor Ouderen (HOVO) en gericht op ontwikkelingssamenwerking, is het International Institute of Social Studies (ISS) in Den Haag, sinds 2009, onderdeel van de EUR.
Voor een uitgebreide geschiedenis zie de inventaris van het bestuursarchief EUR 1986-1999 toegangsnummer 3.12.47
College van bestuur
Van 1988 tot 2008 was er sprake van vijf directoraten: Onderwijs, onderzoek en studentenaangelegenheden, Financiële, economische en begrotingszaken, Personeel en organisatie, Informatievoorziening, management- en bestuurlijke ondersteuning en Materieel, technisch en bouwbeheer. ( Davids en Van Herwaarden, Erasmus Universiteit Rotterdam 246. )
Universiteitsraad
De universiteitsraad had de bevoegdheid van voorafgaande instemming bij de besluitvorming door het college van bestuur. Dit met betrekking tot vaststelling of wijziging van het instellingsplan, vormgeving van het systeem van kwaliteitszorg, het studentenstatuut, het bestuurs- en beheersreglement, regels op het gebied van veiligheid, gezondheid en welzijn, de keuze uit medezeggenschapsstelsels en de financiële ondersteuningsregeling voor studenten.
De raad werd ten minste twee keer per jaar in de gelegenheid gesteld tot overleg met het college van bestuur inzake de algemene gang van zaken in de universiteit en zodoende voorstellen te doen en standpunten kenbaar te maken. Jaarlijks deed de universiteitsraad schriftelijk verslag van zijn werkzaamheden.
De universiteitsraad bestond uit maximaal 24 leden, waarvan de ene helft gekozen werd door en uit het personeel en de andere helft door en uit de studenten. De raad koos, al dan niet uit zijn midden, zelf de voorzitter. Verkiezing van leden gebeurde bij geheime schriftelijke stemming.
Raad van Toezicht
Met de wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in 2000 ( Beschikking van de Minister van Justitie van 10 januari 2000, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, zoals deze luidt na wijziging door de wet van 8 juli 1999, Stb. 329. ) werd de raad van toezicht in de wet opgenomen. De taken van de raad van toezicht omvatten het toezicht en beheer op het bestuur van de universiteit door erop toe te zien dat wetten, en daaruit voortvloeiende regelingen en richtlijnen werden nageleefd. De raad van toezicht stond het college van bestuur met raad terzijde. Daarnaast was de raad belast met de goedkeuring van het bestuurs- en beheersreglement, het instellingsplan, begroting en jaarverslag en ook het document betreffende een evenredige vertegenwoordiging van vrouwen. De raad van toezicht bestond uit ten minste drie en ten hoogste vijf leden. De voorzitter en leden werden benoemd door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor een periode van maximaal vier jaar. De raad van toezicht was verantwoording verschuldigd aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en had een inlichtingenplicht betreffende zijn handelen.
College voor beroep voor de examens
Het college van beroep voor de examens vindt zijn grondslag in artikel 7.60 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek WHW (Stb. 1992, 593, nadien gewijzigd). Deze wet bepaald dat elke instelling voor hoger onderwijs, een onafhankelijke instantie zal hebben waarbij administratief beroep kan worden ingesteld tegen individuele beslissingen van examencommissies, examinatoren en toelatingscommissies. Het college van beroep voor de examens heeft ten minste zes leden en ten minste zes plaatsvervangende leden, twee leden en twee plaatsvervangende leden worden benoemd uit de ingeschreven studenten bij de EUR. Het college bestaat ten minste voor de helft uit docenten. De leden van het college worden door het college van bestuur voor een termijn van drie jaar benoemd en wat de studenten betreft, voor een periode van twee jaar. Het college wordt bijgestaan door een secretaris die door het college van bestuur wordt aangewezen. De behandeling van beroepen vindt plaats in een kamer van het college, bestaande uit drie of vijf leden. De samenstelling van de kamer wordt namens de voorzitter door de secretaris van het college geregeld. Het werk van het college wordt geregeld aan de hand van het Reglement van de Orde van het college van beroep voor de examens, die wordt vastgesteld door het college van bestuur.
College van hoogleraren
Het college van hoogleraren werd op 4 februari 1998 ingesteld en adviseerde het college van bestuur, c.q. de rector magnificus, bij academische aangelegenheden. De taken van het college van hoogleraren bestonden uit het beoordelen en selecteren van kandidaten voor de EUR-fellowships, de Chorafasprijs en bij NWO-voordrachten. Tevens was dit college belast met de jurering bij de EUR Onderwijs- en Onderzoeksprijs. De voorzitter van het college van hoogleraren was de rector magnificus.
College voor promoties
Het college voor promoties stelde het promotiereglement vast met daarin de procedures omtrent de gang van zaken met betrekking tot de voorbereiding van de promotie en de promotie zelf. De decanen van de faculteiten vormden het college voor promoties. Voorzitter, en tevens lid van het college, was de rector magnificus en deze vertegenwoordigde het college voor promoties binnen en buiten de universiteit. De leden werden benoemd door het college van bestuur. Op voordracht van het college van bestuur verleende het college voor promoties het doctoraat en het eredoctoraat (doctoraat honoris causa).
Het secretariaat van het college werd verzorgd door de afdeling Onderwijs en Onderzoek van het Bureau van de Universiteit.
Universiteitsbibliotheek
Vanaf 2000 werd de rol van ICT bij de UB steeds belangrijker. Dit betekende onder andere digitalisering van haar informatiebronnen, maar ook digitale ontwikkelingen zoals het project Erasmus Electronic Publishing Initiative (EEPI), het stimuleren van elektronisch publiceren en het project EURlib, de ontwikkeling van een digitale bibliotheek.
De Medische Bibliotheek van het Erasmus MC, gevestigd op de campus Hoboken, was ook onderdeel van de universiteitsbibliotheek. De Medische Bibliotheek werd in 2003 compleet gerenoveerd en opnieuw ingericht. De collectie van het Rotterdamsch Leeskabinet werd uitgebreid en vormde een goede aanvulling voor de universiteitsbibliotheek op het gebied van geschiedenis, kunst, kunstgeschiedenis, filosofie, taal- en letterkunde, cultuur en maatschappij en godsdienst. De aard van de collecties verschoof van gedrukt naar steeds meer digitaal. Het aantal online tijdschriften en boeken nam sterk toe. Toegang tot bronnendatabanken en e-books vormden voorzieningen voor studenten, docenten en onderzoekers tot het bijdragen aan het verhogen van de kwaliteit van onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De archiefblokken bevatten de neerslag van de verschillende centrale bestuurs- en medezeggenschapsorganen en de faculteiten van de universiteit. Het betreft hier beleidsdossiers over de primaire en secundaire taken van de universiteit op gebied van onderwijs, onderzoek en bedrijfsvoering op centraal en facultair niveau, en de personeelsdossiers van de hoogleraren.
Het archiefbeheer van de centrale bestuursorganen werd uitgevoerd door de afdeling Post, Archief en Reproductie (PAR) (nu Documentary Information Management (DIM)). De afdeling was ook verantwoordelijk voor het archiefbeheer van diverse organisatieonderdelen, waaronder de afdeling personeelsaangelegenheden en de Universiteitsbibliotheek. De faculteiten en overige diensten van de universiteit waren zelf verantwoordelijk voor de vorming en het beheer van hun archieven, maar sloten tot 2018 dienstverleningsovereenkomsten af voor de inzet van archiefmedewerkers van de afdeling PAR (DIM). De archiefbescheiden van de decentrale eenheden werden periodiek overgedragen aan de afdeling PAR, die het beheer overnam in de Centrale Archiefbewaarplaats (CAB) in het Theil gebouw in de Burgemeester den Oudenlaan 50 te Rotterdam.
Het archief is beheerd door DIM en geordend op basis van de Basis Archiefcode (BAC), waarmee de structuur per archiefdeel deels is gedefinieerd. Er missen een paar stukken en er heeft tot de aanvang van het bewerkingstraject geen herordening of samenvoeging plaatsgevonden. De dossiers in het archief zijn wel geselecteerd en gewaardeerd, waarbij aangetekend dat de selectie niet zorgvuldig genoeg was uitgevoerd en tijdens de inventarisatie is verbeterd.
De verwerving van het archief
Het archief is in 2021 door de Erasmus Universiteit Rotterdam overgebracht naar het Nationaal Archief krachtens artikel 12 van de Archiefwet 1995.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Het archief bestaat uit agenda’s, verslagen, lijsten van ingekomen stukken, besluiten, nota’s, rapporten, plannen, voorstellen, aanvragen, toekenningen, voorbereiden stukken, reglementen, begrotingen, jaarrekeningen, jaarverslagen en andere stukken die de neerslag vormen van de handelingen uitgevoerd door de eerder genoemde archiefvormers. Het bestand bevat vier CDROM's: Inventarisnummer 2166 bevat een CDROM met fotocollectie (24.738 foto’s). De CDROM bevat een instructie hoe de Microsoft Access database is te raadplegen. De grootte van het bestand is 571 MB, filesysteem is CDFS, datum van het bestand 07-12-1999. Inventarisnummer 3643 bevat een uitzending van de omroep Tros over de Dexia-legiolease affaire. Het is een CD Audio Track (.cda) 44 bytes. Grootte: bestand 2,00Kb. Gemaakt op 1-1-1995. Inventarisnummer 3644 is een Audio-CD van een vergadering 88e Dies Natalis. De CDROM is een Audio Track (.cda) 44 bytes. Grootte: bestand 2,00Kb. Gemaakt op 1-1-1995. Inventarisnummer 3645 is een Audio-CD van een cabaretuitvoering van EUR-medewerkers. File system is CDFS, type CD Drive.
Selectie en vernietiging
Voor de waardering van het archief is het Basisselectiedocument Wetenschappelijk Onderwijs 1985-. Instrument voor de selectie (ter vernietiging dan wel blijvende bewaring) van de administratieve neerslag van de zorgdragers openbare en bijzondere universiteiten op het beleidsterrein wetenschappelijk onderwijs over de periode 1985 - gehanteerd.
Het BSD is vastgesteld op 20 augustus 2009 door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, namens deze, de algemene rijksarchivaris.
De dossiers in het archief zijn wel geselecteerd en gewaardeerd door de afdeling DIM, waarbij aangetekend dat de selectie niet zorgvuldig genoeg was uitgevoerd. Tijdens de inventarisatie is dit verbeterd.
Aanvullingen
Geen
Verantwoording van de bewerking
In 2021 is er een bewerkingstraject gestart om de archiefblokken die twintig jaar en ouder zijn conform de Archiefwet in goede, geordende en toegankelijke staat over te brengen.
Het betreft hier beleidsdossiers over de primaire en secundaire taken van de universiteit op gebied van onderwijs, onderzoek en bedrijfsvoering op centraal en facultair niveau, en de personeelsdossiers van de hoogleraren. Zie hiervoor de inventarissen van de archieven van de faculteiten onder toegangsnummers 3.12.49 en 3.12.50 en de personeelsdossiers van de hoogleraren in de inventaris met toegangsnummer 3.12.46.
Na de bewerking is van de oorspronkelijke 64,89 strekkende meters 37,605 meter overgebleven. Deze selectie is opnieuw gestructureerd gebaseerd op handelingsnummers (uit het BSD) en vergadernummers. De codering, gebaseerd op de Basis Archiefcode is losgelaten. De beschrijvingen hebben als voorbeeld de oorspronkelijke dossieromschrijvingen van de archiefvormer, maar zijn gecontroleerd.
Daarbij zijn ze beschreven met als basis het onderwerp uit het BSD en waar nodig voorzien van een handeling, object, subject, plaats en tijd. Namen zijn de eerste keer voluit geschreven, met erachter de afkorting. De daaropvolgende keren is consequent de afkorting genoteerd. Voor de betekenis van de afkortingen verwijs ik u naar bijlage 1.
Alle stukken zijn van nietjes, plakband en overige hechtmiddelen ontdaan en verpakt in zuurvrije omslagen en zuurvrije archiefdozen, conform de normen in Normenblad materieele staat versie 3.0 van het Nationaal Archief.
Daarna zijn ze genummerd volgens de inventaris. De omslagen en dozen zijn voorzien van etiketten. Van de te vernietigen stukken is een vernietigingslijst opgesteld, die aan de afdeling DIM is overgedragen.
De archiefblokken bevatten de neerslag van de verschillende centrale bestuurs- en medezeggenschapsorganen en de faculteiten van de universiteit.Het betreft hier beleidsdossiers over de
primaire en secundaire taken van de universiteit op gebied van onderwijs, onderzoek en bedrijfsvoering op centraal en facultair niveau
Ordening van het archief
De structuur van het archief is opgezet volgens de ISAD (G) en gerubriceerd in stukken niet beschreven naar inhoud en stukken beschreven naar inhoud. Daarbinnen zijn de stukken gerubriceerd naar organisatie, personeel en taken. Verder is de ordening van het Basisselectiedocument (de handelingen) aangehouden om de beschrijvingen zo goed mogelijk te kunnen ordenen. Waar mogelijk is er gebruik gemaakt van verzamel- en deelbeschrijvingen.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopieeren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van de stukken als gevolg van de materiële staat.
Andere toegang
Voor dit archief is geen andere toegang beschikbaar.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Erasmus Universiteit; Bestuursarchief [periode 2000-2009], nummer toegang 3.12.48, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, EU/ Bestuursarchief, 3.12.48, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieen
Uit dit archief zijn geen kopieën op een alternatieve drager als microfilm, microfiche of in digitale vorm beschikbaar.
Afgescheiden archiefmateriaal
Niet van toepassing
Verwante archieven
  • Bestuursarchief 1986-1999, toegangsnummer 3.12.47
  • Faculteitsarchieven 1986-1999, toegangsnummer 3.12.50
  • Faculteitsarchieven 2000-2009, toegangsnummer 3.12.49
  • Personeelsdossiers hoogleraren 1973-2009, toegangsnumer 3.12.46

Bijlagen

Bijlage 1 Lijst met afkortingen

Archiefbestanddelen