Archief
Titel
3.02.10.02 Inventaris van het archief van de Onder-prefect en Districtscommissaris van het arrondissement Dordrecht, (1803) 1811-1813 (1815)
Auteur
L.G. de BruinVersie
09-10-2020
Copyright
Nationaal Archief, Den Haag
1996 cc0Beschrijving van het archief
Naam archiefblok
Onder-prefect Dordrecht Onder-prefect Dordrecht
Periodisering
archiefvorming: 1811-1813 oudste stuk - jongste stuk: 1803-1815
Archiefbloknummer
35702Omvang
; 347 inventarisnummer(s) 10,50 meterTaal van het archiefmateriaal
Een deel der stukken is in het. Veel brieven zijn in hetgeschreven.
Nederlands
Frans
Soort archiefmateriaal
Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.Archiefdienst
Nationaal ArchiefLocatie
Den HaagArchiefvormers
Onderprefect in het arrondissement Dordrecht De raad van het arrondissement Dordrecht Districts-commissaris in het arrondissement Dordrecht, , 1811-1813, , 1811-1813, , 1813-1815Samenvatting van de inhoud van het archief
De onder-prefect vormde de schakel tussen de prefect en de gemeentebesturen c.q. de maires in zijn arrondissement. Zijn bemiddeling, advies, goedkeuring, instructie etc. was vereist bij vrijwel elk facet van het bestuur, het financieel beheer, de regeling en bevordering van het sociaal, economische en maatschappelijk leven. De onder-prefect werd bijgestaan door een raad van het arrondissement. Het archief bestaat uit de deel-archieven van de prefect, zijn rechtsopvolger de districtscommissaris, en de raad van het arrondissement. Het archief bevat o.a. (agenda's van) ingekomen stukken, kopieboeken van uitgaande brieven en circulaires, notulen. Verder zijn de stukken rubrieksgewijs geordend met uiteenlopende rubrieken als bestuur, justitie, militaire zaken, onderwijs en volksgezondheid.Archiefvorming
Geschiedenis van de archiefvormer
Bestuurlijke organisatie en grondgebied.
Vóór de inlijving van het koninkrijk Holland bij Frankrijk, bij Keizerlijk decreet van 9 juli 1810, was Holland verdeeld in departementen, die op hun beurt waren onderverdeeld in kwartieren. Het departement Maasland omvatte globaal het gebied van de huidige provincie Zuid-Holland ( J.C. Rarnaer , De Fransche tijd (1795 - 1815), p. 68, in: Geschiedkundige atlas van Nederland, 's-Gravenhage 1926. ) . Aanvankelijk was het verdeeld in drie, later in vier kwartieren ( M. Bruggeman. Inventaris ven de archieven van het departementaal bestuur van Maasland, p. vii. ) . Het derde kwartier, met als hoofdplaats Dordrecht, werd bestuurd door de kwartierdrost J. Repelaer ( Benoemd bij Koninklijk decreet van 8 mei 1807. ) . De kwartierdrost van het derde kwartier is te beschouwen als de rechtsvoorganger van de onder-prefect van het arrondissement Dordrecht. Op 1 januari 1811 was ook de administratieve inlijving een feit. Het departement Maasland heette nu département des Bouches de la Meuse, bestuurd door de prefect G.J.A. de Stassart. De voormalig kwartierdrost, J. Repelaer, werd bij Keizerlijk decreet van 27 juni 1811 benoemd als onder-prefect. Op 11 juli 1811 legde hij de eed af voor de prefect ( Rijksarchief in Zuid-Holland, Archieven van de gewestelijke besturen van Holland 1807 - 1815, inv.nr. 503, folio 38 vº. ) . De bevoegdheden van de onder-prefect kwamen grotendeels overeen met die van de voormalig kwartierdrost. De invoering van de Franse wetgeving, met de daarbij behorende uitbreiding van het aantal taken, vroeg om een nieuwe indeling van de gemeenten. Het bestuur van zeer veel kleine administratieve delen was te kostbaar. Gemeenten die een groter gebied besloegen en in grootte zoveel mogelijk onderling gelijk waren hadden de voorkeur ( J.C. Rarnaer, De Fransche tijd (1795 - 1815), p. 92. ) . Bij het keizerlijk decreet van 21 oktober 1811 werd een nieuwe indeling voor de arrondissementen, de kantons en de gemeenten van kracht ( C.J. Fortuijn, Verzameling van wellen, besluiten en andere regtsbronnen van Fransche oorsprong, Amsterdam 1841, p. 361-373. ) . Van het arrondissement Dordrecht werd het arrondissement Gorinchem afgescheiden. Dit nieuwe gebied bestond uit de landen tussen Lek, Noord, Merwede en de grens met het departement Issel Supérieur. Als onder-prefect van het nieuw gevormde arrondissement werd, in mei 1812, V. Bonnegens aangesteld ( ARA, Tweede Afd., Archief van het departement van Binnenlandse Zaken 1796 - 1813, inv.nr. 932, minuten van uitgaande brieven. Brief van 23 mei 1812, nummer 2257. Dit is alleen de begeleidende brief, het decreet zelf ontbreekt. ) . Voor die tijd trad de onder-prefect van Dordrecht op als waarnemend onder-prefect van Gorinchem. De onder-prefect van Dordrecht werd gevraagd om alle papieren betreffende het arrondissement Gorinchem aan de nieuwe onder-prefect op te sturen ( Zie inv.nr. 5, ingekomen brief nr. 926. ) . Of dit ook daadwerkelijk gebeurd is valt, gezien de verwevenheid van de stukken, te betwijfelen. Het archief van de onderprefect van Gorinchem begint op 1 juni 1812. Na de slag bij Leipzig was het wachten op de geallieerde legers, die vanuit het oosten oprukten. De proclamatie op 20 november 1813 van het nieuwe algemene bestuur onder leiding van G.K. van Hogendorp luidde de bevrijding van Nederland in. Het betekende echter nog niet dat overal in Nederland de steden van Franse troepen bevrijd waren. Dordrecht werd al op 25 november 1813 bevrijd, maar Gorinchem was eerst op 24 februari 1814 weer in Nederlandse handen. In deze roerige tijd werd W.B. Donker Curtius, bij besluit van het Algemeen bestuur van 28 november 1813 nr. 26, tot districtscommissaris van de arrondissementen Dordrecht en Gorinchem benoemd ( ARA, Tweede Afd., Archieven van de algemene staatssecretarie en van het kabinet des konings 1813 - 1840, inv.nr. 1. ) . Bij Koninklijk Besluit van 6 september 1814 nr. 38 werd bepaald dat de functie van districtscommissaris per 31 december 1814 zou ophouden te bestaan. Op 26 december 1814 bij KB nr. 51 werd de termijn echter met twee maanden verlengd tot 28 februari 1815 ( ARA, Tweede Afd., Archieven van de algemene staatssecretarie .... inv.nr. 64. ) .Taken
De onder-prefect vormde de schakel tussen de prefect en de gemeentebesturen c.q. de maires in zijn arrondissement. Een dergelijke intermediaire bestuurslaag bestond reeds in de gebieden, die sinds 1794 bij Frankrijk waren ingelijfd. Daar werd bij de vestiging van het Consulaat in 1799 de instelling van het ambt van 'souspréfet', of onderprefect tot stand gebracht. Hij stond aan het hoofd van het arrondissement. Dit werd geregeld in artikel 8 van de wet van 28 Pluviôse VIII ( Keizerlijk decreet van 17 februari 1800. ) . Hij was bij al zijn bestuurshandelingen verantwoording schuldig aan de prefect of via hem aan de intendant van Binnenlandse Zaken in Amsterdam of de minister van Binnenlandse Zaken in Parijs. Hij fungeerde als tussenpersoon voor de correspondentie tussen de prefect en de maires en omgekeerd inzake besluiten, verzoeken, informatie etc. In verband hiermee kan verwezen worden naar de twee series uitgaande brieven ( Zie inv.nrs. 22-31. ) . Zijn bemiddeling, advies, goedkeuring, instructie etc. was bij vrijwel elk facet van het bestuur, het financieel beheer, de regeling en bevordering van het sociaal, economische en maatschappelijk leven vereist. Het zwaartepunt van zijn bemoeienis lag daarbij met name op het gebied van de bevolkingsregistratie, de belastingheffing en de dienstplicht. De onder-prefect werd bijgestaan door een raad van het arrondissement, waaraan de volgende taken waren opgedragen: 1. het omslaan van de directe belastingen over de gemeenten van het arrondissement; 2. het geven van adviezen over aanvragen om ontheffing van belastingen, waarover de algemene raad van de prefectuur besliste; 3. het afhoren van de jaarlijkse rekening van de onder-prefect over het gebruik van de opcenten, bestemd voor de uitgaven van het arrondissement; 4. de prefect berichten over de staat en de behoeften van het arrondissement. De elf leden van de raad vergaderden één maal per jaar gedurende maximaal vijftien dagen. Na het vertrek van de Fransen werd de post van onder-prefect voortgezet onder de naam districtscommissaris ( Bepaling algemeen bestuur van ... [niet ingevuld] november 1813, Bijvoegsel tot het Staatsblad I, 8. ) . Bij deze overname bleven de taken dezelfde. Met het afschaffen van de districtscommissarissen verdween de typische bestuurslaag tussen provincie en gemeenten. De taken konden volgens secretaris van staat voor Binnenlandse Zaken Röell zonder bezwaar worden overgenomen door het provinciaal bestuur. In een brief aan de koning van 24 december 1813 voegt hij daar aan toe: ' ... dat de Heeren Gouverneurs reeds dadelijk zich zullen gewennen aan het denkbeeld, om in directe betrekking met de Gemeente Besturen zelve te koomen, ... ' ( ARA, Tweede Afd., Archieven van de algemene staatsscretarie ... , inv.nr. 64. ) .Geschiedenis van het archiefbeheer
Bij het opheffen van de functie van districtscommissaris, bij besluit van 26 december 1814 nr. 51, werd bepaald dat de archieven moesten worden overgedragen aan de gouverneurs. Waarschijnlijk zijn de archieven in de periode 1815 - 1859 door het provinciaal bestuur van Zuid-Holland overgedragen aan het Rijksarchief in Den Haag. Hoewel de archieven van de prefectuur van het departement van de Monden van de Maas in het jaar 1859 nog bij het provinciaal bestuur berustten ( R. Fruin, De gestie van dr. R. C. Bakhuizen van den Brink als archivaris des Rijks, 1854-1865, hoofdzakelijk uit zijne ambtelijke correspondentie toegelicht, 's-Gravenhage 1926, p. 158. ) , bevonden de archieven van de onder-prefecten zich toen reeds in het Rijksarchief, dat vanaf 1854 gevestigd was op het Plein te 's-Gravenhage ( Fruin, Bakhuizen, p. 6. ) . Naderhand was het gehele archief van de gewestelijke besturen van Holland 1807 - 1815 toegankelijk door middel van een handgeschreven inventaris uit 1876 door J.H. Hingman en J.J. Feijlbrief ( Overzicht van de inventarissen der oude Rijksarchieven in Nederland, 's-Gravenhage 1884, p. 5. ) en een getypte inventaris uit 1945 op naam van de latere Algemeen Rijksarchivaris J.L. van der Gouw, destijds adjunct-commies, en P.A. Meilink ( Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven, 1945, p. 13. ) . Het archief van de onder-prefect en de districtscommissaris van het arrondissement Dordrecht maakte hier deel van uit. De totale omvang van het archief is 9 m.De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief
Inhoud en structuur van het archief
Verantwoording van de bewerking
Tot dusver waren alleen de archieven over de periode 1807 - 1810 opnieuw bewerkt. In 1991 kwam een nieuwe inventaris uit van de archieven van het departementaal bestuur van Maasland ( M. Bruggeman. inventaris van de archieven van het departementaal bestuur van Maasland 1807-1810, 's-Gravenhage 1991. ) . Hierin is ondermeer het archief van de rechtsvoorganger van de onder-prefect, de kwartierdrost, beschreven. Een logisch gevolg hiervan was dat de prefect en de onder-prefecten daarop zouden worden aangepast. Het grootste bezwaar van de oude inventaris van Van der Gouw-Meilink was, dat de beschrijvingen nogal eens te summier en onvolledig waren. De inhoud van de pakken was soms anders dan de opschriften deden vermoeden. Bovendien was de serie ingekomen stukken niet goed toegankelijk. Bij het herinventariseren is één nummer, nl. 1112, niet meer aangetroffen.
In de serie ingekomen stukken bleken zich veel ongenummerde stukken te bevinden. Deze waren zonder datum van ontvangst, op datum van dagtekening, tussen de wel geagendeerde stukken geplaatst. Omdat deze stukken op geen enkele manier in de agenda's waren terug te vinden, waren ze dus ontoegankelijk. Door het ontbreken van registratiekenmerken bij de ingekomen stukken van 1811 was deze serie ook moeilijk raadpleegbaar. Besloten werd dat de ongenummerde stukken in de serie ingekomen stukken en de ingekomen stukken van 1811 uit de serie zouden worden gelicht. De oude structuur van de vorige inventaris, met de onderverdeling in algemeen en bijzonder, is gehandhaafd. Alle uit de serie gelichtte stukken werden op onderwerp geplaatst. Daar de ongenummerde stukken een veel breder terrein besloegen dan de oorspronkelijk onder bijzonder geplaatste stukken, is het aantal rubrieken fors uitgebreid. Sommige van deze rubrieken zijn omwille van de overzichtelijkheid verder onderverdeeld. De rangschikking is zuiver alfabetisch gebeurd.
Zolang de onder-prefect van Dordrecht en later de districtscommissaris, als plaatsvervangend onder-prefect c.q. districtscommissaris van Gorinchem optrad, betreffen de stukken vaak beide arrondissementen. Hiervan is verder geen melding gemaakt bij de beschrijvingen.
Ordening van het archief
Aanwijzingen voor de gebruiker
De archieven van de onder-prefect en de districtscommissaris zijn zogenaamde seriearchieven. De series ingekomen en minuten van uitgaande stukken vormen de kern van het archief. Hierin bevindt zich informatie op velerlei gebied. In principe omvat zij alle zaken waarmee de administratie zich bezig hield. Maar ook in bijzonder bevinden zich interessante stukken, bv. voor genealogisch onderzoek. Ten overvloede zij vermeld dat meer dan de helft van de brieven van de gemeenten en de complete officiële correspondentie van de prefect en de onder-prefect, tussen 1811 en 1813, in het Frans zijn geschreven ( Voor vertalingen van de gebruikte Franse begrippen kunnen het Alphabetiscli handboek van de maires, voor praktisch alle onderwerpen en J.G. Dulaurens Handleiding der contribuabelen, voor specifieke begrippen met betrekking tot belastingen, van nut zijn. ) . Men kan op verschillende manieren gegevens zoeken in het archief.
- Op onderwerp
- Op nummer van een stuk.
- Op datum van een stuk.
- Op naam van een persoon.
Onderwerp
Allereerst kunt u in de inhoudsopgave het gewenste onderwerp opzoeken in bijzonder. Bij serie-archieven bevinden zich de meeste stukken over een bepaald onderwerp echter niet in het gedeelte bijzonder van de inventaris, maar tussen de ingekomen en minuten van uitgaande stukken. Voor het jaar 1811 bent u echter geheel aangewezen op de afdeling bijzonder. Omdat de agenda van 1811 ontbreekt zijn de ingekomen stukken van 1811 over de diverse rubrieken in bijzonder verdeeld (zie verantwoording van de inventarisatie). De archieven zijn opgezet volgens het agendastelsel. Dit betekent dat de ingekomen stukken chronologisch werden ingeschreven in een register, de zgn. agenda. In de gerubriceerde agenda staan de ingekomen stukken per onderwerp chronologisch genoteerd. De pagina waar het onderwerp begint zoekt u op in de index. In deze index staan de onderwerpen alfabetisch gerangschikt met verwijzing naar de pagina('s) van de agenda.
- Voor 1812, gerubriceerde agenda, inventarisnummer 17, met voorin de alfabetische onderwerpen-index. Per pagina is vermeld de datum, het registratienummer en het onderwerp. Bij het onderwerp is soms het verdere verloop genoteerd met vermelding van uitgaande en nader ingekomen stukken.
- Voor 1813, gerubriceerde agenda, inventarisnummer 18, met een losse index, inventarisnummer 19.
Vanaf december 1813 zijn er alleen chronologische agenda's zonder index op onderwerp.
Nummer
Als er slechts een gewone, chronologische agenda aanwezig is, is het uitsluitend mogelijk om op datum van ontvangst of nummer van het ingekomen stuk te zoeken. In de chronologische agenda zijn vaak in de laatste kolom de reacties op een stuk vermeld. Er wordt dan naar nummers van uitgaande brieven of nieuwe ingekomen stukken verwezen. Bij de ingekomen stukken is het registratienummer met rode inkt aangegeven. In een brief wordt vaak verwezen naar voorgaande brieven. Dit is vaak aangegeven in de vorm van een breuk; boven: nummer ingekomen stuk / beneden: nummer uitgaand stuk. Voor het terugzoeken van deze nummers is het van belang dat u de afzender van de genoemde brief kent. Bij die functionaris kunt dan verder zoeken bij zijn ingekomen en uitgaande brieven. De prefect vermeldt deze nummers linksboven op zijn brieven. Nummers van ingekomen stukken bij de onder-prefect en de districtscommissaris:
- Agenda 1813, inventarisnummer 20.
- Agenda 1813 december - 1815 februari, inventarisnummers 289-291.
Datum
- Op datum van ontvangst in de series ingekomen stukken, inventarisnummers 116 en 283-288.
- Op datum van verzending in de serie minuten van uitgaande stukken. Wel is het handig te weten aan wie de brief gericht was.
- Aan de prefect/gouverneur: inventarisnummers 22-26 en 293-295.
- Aan anderen: inventarisnummers 27-28 en 296-298; of het betreft:
- Circulaires aan de maires/burgemeesters: inventarisnummers 33-34 en 299.
- Op datum van ontvangst, in de agenda.
- 1812 gerubriceerde agenda, dus chronologisch per onderwerp, inventarisnummer 17.
- 1813 - 1815 chronologische agenda's, inventarisnummers 18 en 289-291.
Naam
Het zoeken op naam van een persoon kan op een paar manieren gebeuren:
- In de 'registres civiques', de registers van stemgerechtigden, inventarisnummers 68-72. Deze registers zijn opgemaakt per kanton. Genoteerde gegevens zijn: nummer, naam, voornaam, beroep, geboortedatum en woonplaats ( Zie J.L. van Zanden, De registres civiques 1811 (1812, 1813) in Broncommentaren TV, 'sGravenhage 1985. ). Hierop is eendigitale indexbeschikbaar.
- In de 'Listes de tirage', de staten van dienstplichtigen, inventarisnummers 194-197. Deze staten zijn opgemaakt per gemeente en alfabetisch geordend. Genoteerde gegevens zijn: naam, voornaam, geboortedatum en -plaats, woonplaats, beroep, lengte, naam ouders, beroep en beroep van de ouders.
- In de staten voor de 'Inscription maritime', staten van varensgezellen, inventarisnummer 222. Hiervoor geldt hetzelfde als voor de 'Liste de tirage' .
- In de staten voor de 'Garde Nationale', inventarisnummers 229-230. Deze staten zijn opgemaakt per gemeente. Genoteerde gegevens zijn: naam, voornaam, geboortedatum, huwelijkse staat, beroep en hoeveelheden betaalde belastingen.
- In de staten voor de landstorm, inventarisnummers 324-325. Deze staten zijn opgemaakt per gemeente en alfabetisch geordend. Genoteerde gegevens zijn: naam, voornaam, geboortedatum en beroep.
Men moet wel bedenken dat alleen de namen van mannen vermeld zijn. Als van een persoon het beroep bekend is, bestaat de mogelijkheid dat er bij het betreffende onderwerp gegevens te vinden zijn.Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Andere toegang
Op de 'Registres civiques' van Zuid-Holland (inventarisnummers 68-72) is een
digitale index beschikbaar.Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
- Creëer een account of log in.
- Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
- Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Onder-prefect Dordrecht, nummer toegang 3.02.10.02, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Onder-prefect Dordrecht, 3.02.10.02, inv.nr. ...
Verwant materiaal
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Voor aanvullende gegevens kan naar verschillende andere archieven worden verwezen. De rechtsvoorganger van de onder-prefect, de kwartierdrost, staat beschreven in de inventaris van het Departementaal Bestuur van Maasland, (1698) 1807-1810 (1815) (3.02.08). Archieven van andere onder-prefecten van het arrondissement Monden van de Maas bevatten veel gelijksoortige informatie. (Flakkee, later Brielle, 3.02.10.01; Gorinchem, 3.02.10.03; Den Haag, 3.02.10.04; Leiden, 3.02.10.05; Rotterdam, 3.02.10.06) Voor andere departementen kunt u terecht in de andere Rijksarchieven in de provincie. Het archief van de prefect geeft beter inzicht in de hogere bestuurslaag door de correspondentie met de centrale overheid. (3.02.09) Bij de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief bevinden zich de archieven van de centrale overheid zoals de staatssecretarie van koning Lodewijk Napoleon (1806 - 1810) (2.01.01.07), de algemene staatssecretarie en het kabinet des konings (1813 - 1840) (2.02.01) en het ministerie van Binnenlandse Zaken e.v. (1795 - 1817). De kaartenafdeling van het ARA bezit een grote verzameling binnenlandse kaarten uit deze periode.
Bijlagen
Concordantie
De oude nummers 1076-1080 zijn opnieuw geordend en daarbij verdeeld over veel van de nummers in de afdeling bijzonder.
Oud |
Nieuw |
1073 |
19 |
1074 |
18, 20, 21 |
1075 |
289-292 |
1081 |
1 |
1082 |
2-3 |
1083 |
4 |
1084 |
5 |
1085 |
6 |
1086 |
7 |
1087 |
8 |
1088 |
9 |
1089 |
10 |
1090 |
11-12 |
1091 |
13 |
1092 |
14 |
1093 |
15-16 |
1094 |
115 |
1095 |
284-285 |
1096 |
286 |
1097 |
287 |
1098 |
288 |
1099 |
289 |
1100 |
22-23, 27, 30, 32-33 |
1101 |
24 |
1102 |
25 |
1103 |
28, 31, 34 |
1104 |
26 |
1105 |
29, 34 |
1106 |
294-300 |
1107 |
85-87, 317 |
1108 |
281 |
1109 |
63, 282-283 |
1110 |
88 |
1111 |
105-106, 108-109 |
1113 |
99 |
1114 |
46 |
1115 |
47-49, 54 |
1116 |
42-45, 53, 301-302 |
1117 |
187, 190, 196-197, 228 |
1118 |
191-195, 198-199, 228 |
1119 |
201-206, 223, 226 |
1120 |
230-232 |
1121 |
207, 229 |
1122 |
321-324, 330, 337-338 |
1123 |
325-326 |
1124 |
68-72 |
OudNieuw