Archief
Titel
2.21.220 Inventaris van het archief van de familie Ragay, 1787-1874 (1987)
Auteur
V. van den BerghVersie
15-08-2019
Copyright
Nationaal Archief, Den Haag
1988 cc0Beschrijving van het archief
Naam archiefblok
Collectie 342 Familie Ragay Ragay
Periodisering
archiefvorming: 1787-1874 oudste stuk - jongste stuk: 1787-1987
Archiefbloknummer
C24499Omvang
; 235 inventarisnummer(s) 4,00 meterTaal van het archiefmateriaal
Het merendeel der stukken is in hetin het,en
Nederlands
Frans
Engels
Duits
Soort archiefmateriaal
Normale geschreven en gedrukte teksten. De Nederlandstalige stukken van vóór ca. 1700 zijn geschreven in de gotische cursiefschrift, met name in de oud-Hollandse klerkencursief.Archiefdienst
Nationaal ArchiefLocatie
Den HaagArchiefvormers
Ragay, familie
Bentinck, C. baron
Samenvatting van de inhoud van het archief
De Ragays werkten zich op van eenvoudige Maasschippers tot notabelen en bestuurders van de stad Grave en omliggende gebieden; later traden zij ook in dienst van het Koninklijk Huis. Het archief bevat correspondentie van diverse familieleden en stukken m.b.t. hun financiën. Tevens zijn er stukken betreffende de krijgsverrichtingen van het leger in de Bataafs-Franse tijd.Archiefvorming
Geschiedenis van de archiefvormer
HISTORISCHE SCHETS VAN DE FAMILIE RAGAY
In tegenstelling tot vroegere opvattingen dat het eerst bekende lid van de familie Ragay in de Republiep der Zeven Verenigde Nederlanden als hugenoot na de herroeping van het Edict van Nantes in 1685 vanuit Frankrijk naar deze contreien gevlucht zou zijn is door recent -ongepubliceerd- onderzoek van J.E.Ragay en J.Zandleven aangetoond, dat stamvader Leonard Ragay reeds ruim vóór 1685 in de streek tussen Luik en Grave verbleef. ( Zie inventarisnummer 123 ) Leonard was Maasschipper van beroep en leverde o.a. kalk en leien voor het onderhoud van de St.Elisabethkerk in Grave. Grave zou de stad worden, waar de Ragays zich zeer snel van eenvoudige Maasschippers zouden opwerken tot notabelen en bestuurders der stad en omliggende gebieden. Sommige Ragays bekleedden lokaal belangrijke functies in plaatsen als Vught, Cromvoirt en Oijen. Na ongeveer anderhalve eeuw, zij aan het eind van het ancien regime, bekleedden de Ragays in Grave geen belangrijke functies meer. ( Zie het gedeelte van het familie-archief Ragay in het Rijksarchief in Noord-Brabant ) De familie verspreidde zich sindsdien meer over het land in de functies van militair, rentmeester, financieel agent en Thesaurier des Konings. Vanaf het eind van de vorige eeuw werd deze spreiding steeds groter. Momenteel bestaat de familie uit een Nederlandse en een Argentijnse tak. Twee leden van de familie Ragay, Pieter Agnisius (1768-1830) en David (1772-1850), hebben functies bekleed van meer dan locaal en regionaal belang - beiden waren Thesaurier van het Huis des Konings en van het Huis van de Prins van Oranje. Dit is ook de reden, dat hun archieven bewaard worden bij het Rijksarchief voor de Centrale Regeringsarchieven van na 1795 oftewel de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijkarchief.
Pieter Agnisius en David waren leeftijdgenoten en neven van elkaar. Tevens was Pieter Agnisius echter ook de oom van David. ( Zie inventarisnummer 123 ) Om onopgehelderde reden noemt David Pieter Agnisius altijd oom, terwijl deze David altijd neef noemt. In het Frans, waarin zeer veel archiefstukken gesteld zijn, wordt altijd gesproken van "neveu" en "oncle". Pieter Agnisius en David konden zeer goed met elkaar opschieten; zij hebben vanaf het moment, dat zij uitweken naar Duitsland en Engeland, na de Franse bezetting in 1795, vele activiteiten gezamenlijk ontplooid .
Pieter Agnisius(1768-1830)
Pieter Agnisius begon zijn carrière als militair, en wel als auditeur-militair van het garnizoen te Grave (1788) en vervolgens als auditeur-militair van het (uitgeweken) leger te velde. De functie auditeur-militair is in die tijd die van betaalmeester. Na enige veldtochten tegen de Fransen ten zuiden van de grote rivieren werd hij, kort na het uitroepen van de Bataafse Republiek, bij een reorganisatie van de rayons van auditeurs-militair in de huidige provincies Noord-Brabant en Gelderland met enige collega's ontslagen (als enige zonder pensioen, waarschijnlijk vanwege sterke Oranje-gezindheid).
Tijdens zijn verblijf bij de uitgeweken troepen in Engeland, die als het korps Hollandse troepen in dienst van de Britse Koning en onder bevel van de erfprins van Oranje stonden, was Pieter Agnisius paymaster. Na afdanking van deze troepen in 1802, werd hij belast met de verdere administratie van de zogenaamde allowance, een periodieke uitkering vanwege het Britse gouvernement aan de afgedankte officieren van het korps. Daar terugkeer naar Nederland voorlopig nog niet aan de orde was (de beide Ragays verbleven afwisselend zowel in Engeland als in Duitsland, van waaruit ze o.a. de correspondentie verzorgden voor de Stadhouderlijke familie), werd gezocht naar (extra) bronnen van inkomsten. Samen met zijn neef David kreeg hij in 1811 gedaan, dat zij beiden benoemd werden tot financieel agent van prins Willem Frederik, de latere koning Willem I, en een agentschap (te Londen) konden oprichten "pour la recette et remise des dividendes". Hiermee was de financiële belangenbehartiging voor verscheidene personen, die zij reeds enige tijd op zich genomen hadden, geïnstitutionaliseerd. Het agentschap heeft vermoedelijk geduurd tot 1830, het jaar waarin Pieter Agnisius overleed. Daarna vertoonde de belangenbehartiging door David een incidenteel karakter. Na terugkeer in Nederland van prins Willem Frederik werd Pieter Agnisius (hij landde in dezelfde boot), waarschijnlijk om zijn aan Oranje betoonde trouwe en kundige diensten, benoemd tot "Colonel-titulair bij de Armee" en tot Thesaurier van het Huis des Konings en dat van de Prins van Oranje. Deze functie heeft hij tot aan zijn dood bekleed.
Vanwege zijn verdiensten werd hij in 1816 benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
David Ragay(1772-1850)
Evenals zijn neven Pieter Agnisius, François Quirijn (1771-1797) en David (1767-1793) begon David zijn loopbaan als militair en wel in 1788 bij de artillerie. Daarin bereikte hij, bij het verlaten van de dienst in 1814, de rang van luitenant-kolonel. In de jaren 1793-1795 streed hij in de Zuidelijke Nederlanden tegen de Fransen. Na de Franse inval in de Republiek teruggekeerd naar zijn vaderland, werd hij korte tijd, vanwege zijn orangistische sympathiëen, vastgezet en ondervraagd door de Comité's van Waakzaamheid in Amsterdam en Den Haag. Na ondervraging bleek echter, dat hem niets ten laste kon worden gelegd. Kort daarop week hij met zijn neef/oom Pieter Agnisius uit naar Duitsland en vandaar naar Engeland en werd daar assistant-paymaster en later paymaster van de Hollandse troepen (Dutch Troops) onder bevel van de erfprins van Oranje in dienst van de Britse Koning, tot aan de afdanking van die troepen in 1802. Naderhand heeft hij zich ook met de bovengenoemde allowance-administratie bemoeid. In 1808 maakte hij als aide-de-camp van Generaal Sontag onder de hertog van Wellington een veldtocht mee in Portugal tegen de Fransen.In 1809 nam hij onder sir William Erskine deel aan de expeditie naar Walcheren. Tijdens zijn verblijf in Engeland richtte hij, samen met zijn oom, het bovenvermelde kantoor op "pour la recette et remise des dividendes". Een andere bron van bezigheden vormde het secretaris- en boekhouderschap van de Surinam Commission, verkregen in 1813 door toedoen van H.Fagel. De commissie behartigde de belangen van bezitters van Surinaamse eigendommen, die dat tengevolge van de oorlogsomstandigheden zelf niet konden doen. Financiële Surinam Commission- en Allowance-zaken werden vaak behandeld door het Agentschap van de beide Ragay's. In februari 1814 volgde de benoeming tot secretaris van de Nederlandse ambassadeur in Londen, H.Fagel. Tijdens zijn verblijf in Engeland maakte hij zich voor de Nederlandse regering nog verdienstelijk in verband met militaire aankopen. Uit erkentelijkheid, dat hij daarvoor geen commissieloon in rekening gebracht had, werd hem naderhand een gouden degen en een soms gelds geschonken. In 1823 ging hij op verzoek om gezondheidsredenen met pensioen en keerde terug naar Nederland, waar hij zijn intrek nam bij zijn oom. Na diens overlijden volgde hij hem op in de functies van Thesaurier van het Huis des Konings en van het Huis van de Prins van Oranje. Deze functies heeft hij tot zijn dood in 1850 bekleed.
Vanwege zijn verdiensten werd hij benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw (1816) en later tot commandeur in die orde (1840) en in 1849 tot ridder met de Ster in de Orde van de Eikenkroon.
Uit het archief komt David Ragay naar voren als een nauwgezet, consciëntieus, ambitieus en kundig man met belangstelling voor proza, poëzie en geschiedenis, die zijn hele leven een fervent Oranje-aanhanger is geweest.
Uit zijn correspondentie blijkt, dat hij met talrijke personen, die belangrijke functies bekleedden, in contact stond. Deze contacten gebruikte hij ook om zijn familie en vrienden aan betrekkingen te helpen. Daaruit en uit financiële bijstand aan familieleden blijkt, dat hij zijn familie zeer toegedaan was. In het bijzonder geldt dat voor zijn oom/neef Pieter Agnisius Ragay, voor wie hij na diens dood een praalgraf liet bouwen op de Algemene Begraafplaats in Den Haag, waarop nog een proeve van zijn dichtkunst, waarvan in het archief verscheidene voorbeelden aanwezig zijn, in steen vereeuwigd is. Ook hijzelf en enkele andere familieleden hebben hun laatste rustplaats in dit graf tot op de huidige dag.
Geschiedenis van het archiefbeheer
In het familie-archief Ragay bevinden zich archiefstukken die ontvangen, opgemaakt en verzameld zijn door talrijke leden van de familie. Hoe de bescheiden uiteindelijk samengekomen zijn bij David Ragay (1849-1913) is niet bekend. Mogelijk is veel bijeengegaard door David Ragay (1772-1850). Uit zijn aantekeningen op de stukken van zijn archief (en dat van Pieter Agnisius Ragay) blijkt, dat hij veel voor het nageslacht wilde bewaren en verklaren. Het feit, dat zijn archief een relatief groot gedeelte van het familiearchief vormt, kan een aanwijzing zijn voor bovengenoemde veronderstelling.
In 1894 schonk David Ragay (1849-1913) een deel van het familie-archief aan het Algemeen Rijksarchief. ( Aanwinsten Algemeen Rijksarchief 1894, nrs 16 en 17, vermeld in de Verslagen ) ( Omtrent 's Rijks Oude Archieven -VROA- van 1894 ) Daar het stukken betrof, ontvangen en opgemaakt door verschillende leden van het geslacht Ragay als bestuursfunctionarissen van de stad Grave en het land van Cuyk, is deze aanwinst overgedragen aan het Rijksarchief in Noord-Brabant in 1928. ( Aanwinst Rijksarchief in Noord-Brabant 1928 nrs 41 en 42, VROA 1928 ) In dat jaar werd in het Rijksarchief in Noord-Brabant een aanvang genomen met de inventarisatie van de door David Ragay (1882-1947) in 1924 in bruikleen en in 1928 in eigendom aan het rijksarchief gegeven archivalia ( Aanwinst Rijksarchief in Noord-Brabant 1928 nrs 62, 63, 64, 65 ) en de van het Algemeen Rijksarchief ontvangen aanwinst. Afgedwaalde archivalia van andere archieven zijn tijdens die inventarisatie weer op hun juiste plaats teruggebracht. ( Zie "Inventaris eener collectie papieren, afkomstig van de familie Ragay", door M.Suyling en Staat van verliezen Rijksarchief in Noord-Brabant, beide VROA 1928. ) In 1967 werd het resterende deel van het familie-archief, dat nog bij de heer J.E.Ragay te Utrecht berustte, voorlopig beschreven door Mw.E.P.de Booy.
In 1979 werd een gedeelte daarvan in bruikleen tot 1989 overgedragen aan twee rijksarchieven en wel de stukken betreffende de "Brabantse" aangelegenheden aan het Rijksarchief in Noord-Brabant en de stukken betreffende Pieter Agnisius (1768-1830) en David (1772-1850) Ragay vanwege hun meer dan lokale belang aan het rijksarchief voor de Centrale Regeringsarchieven van na 1795 oftewel de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief.
Het totaal van het gedeelte in Noord-Brabant is beschreven in de inventaris Suyling, aangevuld met beschrijvingen uit de "lijst De Booy". Het gedeelte bij de Tweede Afdeling is beschreven in de onderhavige inventaris, met concordans tussen oude en nieuwe nummering. Het gedeelte, dat nog bij de familie berust, (overigens voor een deel in slechte staat, wegens vochtschade) is beschreven door de heer J.E.Ragay, die het toepasselijke deel van de "lijst De Booij" daarvoor uitbreidde en detailleerde. De "lijst De Booy" heeft nu zijn nut en toepasbaarheid grotendeels verloren.
Naast de grotere overdrachten van archief door de familie zijn er in de loop der tijd nog enkele kleinere geweest, aan het gemeentearchief Utrecht en de Rijksuniversiteit te Utrecht.
Naar het zich laat aanzien zal er voorlopig geen archivistisch verantwoorde inventaris van het gehele familie-archief vervaardigd worden.
DE ZENDING 2002
In 2002 schonk de familie Ragay een aanvulling op de door V. van den Bergh beschreven bestanden. Deze stukken betroffen hoofdzakelijk familieleden van Pieter Agnisius en David Ragay uit de achttiende en negentiende eeuw. De aanvulling leverde belangrijke stukken op over de krijgsverrichtingen van het Staatse leger tegen de revolutionaire Fransen vssr 1795, met name rond Breda, waar Frans Quirijn Ragay (1771-1797) en David Ragay (1767-1793) gelegderd waren. Ook leverde het een kijkje op in het reguliere werk van het beheer van domeinen in de negentiende eeuw op Rond Grave en Tiel (Justinus Ragay, 1775-1842) en Utrecht (George Theodor Hendrik Ragay) trokken de beheerders er elke julimaand met gehuurde rijtuigen op uit om tienden en goederen te verpachten. Enkele toegevoegde stukken van Pieter Agnisius Ragay en David Ragay zijn in de inventaris van Victor van den Bergh ingevoegd.
Achter deze inventaris volgen nu de overige familieleden in chronologische volgorde. Meer gegevens over de familieleden afzonderlijk en hun onderlinge relaties zijn ingevoegd onder het hoofdstuk dat op de desbetreffende persoon betrekking heeft.
De beschrijvingen van de eenheden in deze inventaris staan dus niet meer in numerieke volgorde. De reden hiervan is dat het archief Ragay in een verdere toekomst mogelijk nader zal worden gecompleteerd, waardoor er opnieuw bescheiden tussen de reeds geïnventariseerde bestanden kunnen belanden.
Den Haag, juni 2005.
J.A.A. Bervoets.
In 1979 werden de stukkende stukken betreffende Pieter Agnisius (1768-1830) en David (1772-1850) Ragay vanwege hun meer dan lokale belang in bruikleen overgedragen aan het Algemeen Rijksarchief. In 2002 schonk de familie Ragay hierop een aanvulling die hoofdzakelijk familieleden uit de achttiende en negentiende eeuw betrof.
Schenking (van een niet overheidsarchief)
Inhoud en structuur van het archief
Selectie en vernietiging
Uit het archiefbestand bij de Tweede Afdeling is voor, tijdens of na de inventarisatie niets vernietigd.
Verantwoording van de bewerking
Een groot aantal stukken van het bij de Tweede Afdeling berustende deel bevond zich in een uiterst slechte toestand door water- en dientengevolge schimmelschade. Door restauratie van de zeer kwetsbare stukken is het gevaar voor verbrokkelen voorkomen, hoewel voorzichtige hantering geboden blijft. De inkt van sommige stukken is echter zo verbleekt, dat de stukken praktisch onleesbaar zijn. Met langdurig turen is wellicht de inhoud nog te transcriberen. Daarnaast bevinden zich in het Tweede Afdelingsgedeelte vele fotocopieëen en foto's van stukken, die zich nog (vaak in slechte staat) bij de familie bevinden, zowel uit de persoonlijke archieven van Pieter Agnisius en David Ragay, als uit de persoonlijke archieven van andere familieleden, afkomstig van en soms zelfs betreffende Pieter Agnisius en David. Deze archivistische zonde is bewust begaan om, zolang zoveel archief nog bij de familie berust, de onderzoeker toch een redelijk compleet beeld te geven van persoon en werken van beide bovengenoemde Ragays. Redelijk, doch niet volledig compleet, omdat sommige stukken zich niet leenden voor copieëring en omdat, door de voorlopige ordening en beschrijving van het familie-gedeelte, ongetwijfeld bepaalde voor copiëring bestemde stukken niet aan het licht zijn gebracht. Bij het selecteren voor copiëring is nl. afgegaan op de daarvan bestaande toegang, niet elk stuk van de ca. 1,5 m' losse stukken van voor 1850, aanwezig bij de familie, is door de handen van de inventarisator gegaan.
Pas in 1986 werd begonnen met de inventarisatie van de archieven van Pieter Agnisius en David Ragay. In de archieven, vooral in dat van David Ragay, was op onderdelen wel een zekere orde aanwezig, in die zin, dat bundeltjes correspondentie en enkele dossiers gevormd waren. Van een samenhangend geordend geheel was echter geen sprake. Na het rechttrekken van talrijke onjuistheden en onnauwkeurigheden in beschrijvingen en ordening van de uitgangssituatie, werden de nieuwe beschrijvingen in een systematisch verband gebracht.
De brieven, die door de archiefvormers niet in dossiers geborgen waren, werden ondergebracht, per archiefvormer, in een serie briefwisseling met diverse correspondenten, alfabetisch geordend op correspondent. In deze correspondentie worden familie-aangelegenheden, gezondheid, politiek, militaire zaken, financiële zaken etc. aan de orde gesteld, vaak met meer dan één onderwerp per brief. Er is dan ook, mede door het aantal brieven, afgezien van een codering van de brieven naar onderwerp. De overige stukken, (waaronder dus ook de in dossiers ondergebrachte brieven) werden -voorzover geen bijlage bij de brieven in de serie- inhoudelijk beschreven en in een systematisch verband geplaatst. De dossiers (die in de inventaris niet met deze moderne term, maar met "stukken betreffende" worden aangeduid) werden intact gelaten of zonodig gerestaureerd of gecompleteerd.
Naast de afzonderlijke archieven van Pieter Agnisius en David worden nog in de inventaris beschreven; het gezamenlijk archief van beiden, voornamelijk als compagnons in een agentschap "pour la recette et la remise des dividendes" en de bij beiden gedeponeerde archivalia, afkomstig waarschijnlijk van Ch.baron Bentinck, wiens financieel agent of adviseur zij waren. In het aanhangsel vindt men lijsten en stukken die gegevens verschaffen over het bij de familie aanwezige bestand en over de familiegenealogie, grotendeels opgesteld door de heer J.E.Ragay .
Zoals boven reeds vermeld zijn veel stukken in het Frans gesteld, omdat dit nu eenmaal gebruik was in bepaalde werk- en sociale kringen. Daarnaast zijn er vanwege beider aktiviteiten en connecties ook vele stukken in het Engels en enkele in het Duits.
Het totale archiefgedeelte bij de familie bedraagt ca. 2 m', het gedeelte bij de Tweede Afdeling 2,1 m' (inclusief ca. 0,4 m'copieën, waarvan ca. 0,1 m'niet behorend tot het archief van Pieter Agnisius of David Ragay) en het gedeelte bij het Rijksarchief in Noord-Brabant 5,2 m' (dit is ruim verpakt in dozen en komt overeen met ca. 3,5 m' stukken in werkelijkheid).
Enkele stukken, die geen verband hadden met de archieven van Pieter Agnisius en David Ragay en niet van belang waren voor het archievenbestand van de Tweede Afdeling, zijn aan de familie teruggegeven. Het betreft (stukken uit) de inventarisnummers van de "lijst De Booy" 59, 105, 111, 112, 113, 141, 169, 170, 211, 212, 214, 219, 226 en 235. Uit nr.169 is tevens één stuk overgebracht naar het Rijksarchief in Noord-Brabant, n.l. een akte van borgstelling voor Paulus Ambrosius Zubli, magazijnmeester der Artillerie te Grave.
Ordening van het archief
In de rubriek "stukken van algemene aard" zijn, zoals gebruikelijk in het archiefwezen, die stukken geplaatst, die afzonderlijk of als groep niet naar inhoud, maar slechts naar redactionele vorm omschreven kunnen worden. De inhoudelijk beschreven stukken bevinden zich in de rubriek "stukken betreffende specifieke onderwerpen".
Men zij erop bedacht, dat aanvullende gegevens over de onderwerpen, die in de inhoudelijk beschreven stukken in de inventaris voorkomen, zich kunnen bevinden in de series briefwisseling met diverse correspondenten.
Zie voor de loopbaan van David Ragay tot 1822 ook inventarisnummer 45.
Doordat Pieter Agnisius en David Ragay beide betrokken waren bij de zgn. allowance-administratie en de behartiging van financiële zaken van diverse personen, is het verstandig voor die onderwerpen zowel te zoeken in hun beider afzonderlijke archieven als in hun gemeenschappelijk archief.
In de klapper op de namen,voorkomend in de tekst van de beschrijvingen, zijn de namen van vorstelijke personen onder hun meest bekende naam opgenomen. De namen van niet-vorstelijke echtgenotes zijn als volgt opgenomen achternaam van de man, achternaam van de vrouw, voorletters van de vrouw. In het archief vindt men echter wel brieven, waarbij de vrouw tekent met de voorletters van haar man, zodat discrepantie tussen klapper en archiefstuk kan optreden.
Waar staat: P.A. of D.Ragay, leze men: Pieter Agnisius of David Ragay.
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
- Creëer een account of log in.
- Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
- Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Collectie 342 Familie Ragay, nummer toegang 2.21.220, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Ragay, 2.21.220, inv.nr. ...
Verwant materiaal
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
De stukken betreffende de "Brabantse" aangelegenheden van de familie Ragay berust bij het Rijksarchief in Noord-Brabant. Het totaal van het gedeelte in Noord-Brabant is beschreven in de inventaris Suyling, aangevuld met beschrijvingen uit de bovenvermelde "lijst De Booy".
Literatuur
Monografieën over [de leden van] de familie Ragay zijn niet voorhanden.
Ongepubliceerde artikelen en overzichten over de familie van de hand van de heer J.E. Ragay alsmede een krantenartikel over de Graafse Ragays bevinden zich in inventarisnummer 123. Nederland's Patriciaat , 3e jaargang 1912, pp. 313 e.v.
Voor het overige zij voor achtergrondinformatie verwezen naar historische standaardwerken.
Bijlagen