De Stichting werkte sinds 1986 aan plannen om een monument op te richten voor alle Haagse oorlogsslachtoffers. Het is bedoeld ter nagedachtenis aan de weggevoerde en vermoordde joden, de omgekomen leden van het verzet en de slachtoffers van het bombardement op het Bezuidenhout en voor de Hagenaars die in concentratiekampen hebben gezeten.Het monument is gemaakt door Appie Drielsma in 1992. De vier zuilen van het monument symboliseren de vier groepen in de samenleving ten tijde van de Tweede Wereldoorlog: neutraal, rooms-katholiek, protestants en joods.Het monument staat voor het Vredespaleis. Voordien lag er een bloemklok voor het Vredespaleis. Oud-directeur van Emden van het Nederlands Rode Kruis zat in het bestuur van de Stichting. Oosenbrug was penningmeester van de stichting.
Bouwtekeningen en ontwerpen
De Stichting 1940-1945 is de voortzetting van de op 13 oktober 1944 in het leven geroepen Stichting 1940-1945 én de op 19 maart 1981 opgerichte Stichting Burger-Oorlogsgetroffenen (SBO). Zowel de 'oude' Stichting 1940-1945 als de SBO ontlenen hun bestaan aan de aanwezigheid van door of als gevolg van de Tweede Wereldoorlog getroffenen. Beide organisaties hebben in historisch perspectief echter een verschillende achtergrond. Op 13 oktober 1944 kwamen vertegenwoordigers van een twintigtal verzetsorganisaties bijeen in het pand Keizersgracht 567 te Amsterdam. Zij besloten tot de oprichting van de Stichting 1940-1944. Het stichtingsbestuur kwam elke twee weken bijeen totdat verraad een einde maakte aan het werk. Op 27 juni 1945 werd de Stichting 1940-1945 officieel opgericht. In de aangenomen statuten stond: "De Stichting heeft ten doel het verzorgen van de morele, geestelijke en materiële noden van personen of groepen van personen, die tijdens de bezetting door daad of houding tot het binnenlands verzet hebben bijgedragen, hun gezinnen of nabestaanden, indien zij na de beëindiging van de vijandelijkheden in ons land of een groot deel daarvan bijstand zullen blijken te behoeven". De Stichting kende een federatieve samenwerking tussen verschillende districtskantoren, waarvan het aantal in de loop der jaren verminderde. Vanaf 1992 hielden de districtskantoren zich alleen nog bezig met maatschappelijk werk en in 2000 werden de laatste zeven overgebleven districtskantoren opgeheven.
Eén van de belangrijkste taken van de disctrictskantoren was van 1947 tot 1992 het schrijven van de verzetsrapportage. Bij elke aanvraag in het kader van de wetten voor oorlogsgetroffenen moet door een begeleidende instelling een rapport worden opgesteld, dat als basis dient voor de uiteindelijke beoordeling. In het kader van Wbp is dat een zogeheten verzetsrapport. Om aanspraak te kunnen maken op de Wbp moet worden onderzocht of er inderdaad sprake is geweest van verzet in de zin van de wet. De resultaten van dit onderzoek worden neergelegd in een verzetsrapport, samen met een beschrijving van de levensomstandigheden van de aanvrager vóór, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. De Stichting 1940-1945 stelt het verzetsrapport in het kader van de Wbp op. Op basis van het verzetsrapport wordt een verzets- en waardigheidsverklaring afgegeven. Ook dat gebeurt voor de Wbp door de Stichting 1940-1945.Tot 1992 was dit een taak van de districtskantoren. De aangetroffen documentatie heeft vermoedelijk een rol gespeeld bij het tot stand komen van de verzetsrapportages of het is de persoonlijke verzameling van M.M. Ossenbrug.
In eerste instantie heeft hij mappen gemaakt per persoon of groep, maar dit principe is halverwege het vorming van de documentatie losgelaten. Wanneer er een specifiek onderwerp is te onderscheiden dan is het in de titel vermeld.