Terug naar zoekresultaten

2.15.115 Inventaris van het archief van het directoraat-generaal Arbeidsmarktbeleid en Bijstand en het directoraat-generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Projecten en Commissies, 1998-2010

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.15.115
Inventaris van het archief van het directoraat-generaal Arbeidsmarktbeleid en Bijstand en het directoraat-generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Projecten en Commissies, 1998-2010

Auteur

Doc-Direkt

Versie

21-09-2024

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2019 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: Projecten en Commissies
SoZa / Projecten en Commissies

Periodisering

archiefvorming: 1998-2010
oudste stuk - jongste stuk: 1998-2010

Archiefbloknummer

S84

Omvang

345 inventarisnummer(s) 8,40 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften

Archiefdienst

Nationaal Archief, Den Haag

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Project(directie) Afwikkeling subsidies Europees Sociaal Fonds (PAESF) (, 2001-2003) Project directoraat-generaal Sociale Zekerheid en Zorg (DG SZ&Z) (, 2003-2004) Projectdirectie Leren en Werken (, 2005-2010) Departementaal Projectbureau Re-integratiebeleid (DP-R) (, 2002-2003) Project(directie) Relatie Arbeids- en Publieksveiligheid (RAP) (, 2001-2003) Project Structurering en Integratie Gemeentelijke Informatiestromen SZW (SIGIS) (, 2001-2003) Project(directie) Taskforce Jeugdwerkloosheid (PDTJ) (, 2003-2007) Departementaal Projectbureau Vermindering Administratieve Lasten (DP-VAL) (, 2002-2004) Commissie Arbeidsgehandicapten en Werk (CAW) (, 1999-2004) Commissie Het Werkend Perspectief (CWP) (, 2003-2007) Commissie Participatie van Vrouwen uit Etnische Minderheidsgroepen (PAVEM) (, 2003-2005) Interdepartementale Projectgroep Stimulering Ondernemerschap (, 2005-2006)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bestaat voornamelijk uit de neerslag van projecten en commissies van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Deze projecten en commissies vielen onder twee directoraten-generaal, respectievelijk het directoraat-generaal Arbeidsmarkt en Bijstand (DGAMB) en het directoraat-generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen (DGASV) en hadden verschillende doelstellingen zoals:
-Afwikkeling van de terugvorderingsprocedure die de Europese Commissie t.a.v. de Europees Sociaal Fonds had ingezet.
-Een antwoord te geven op de gebrekkige samenwerking tussen arbodiensten, de bedrijfsgezondheidszorg, de praktijk van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)-keuring en de gewone gezondheidszorg.
-Bereiken dat in verschillende leeftijdscategorieën meer Nederlanders een opleiding in het hoger onderwijs zullen afronden, en tevens dat het aantal werkenden en werkzoekenden met een startkwalificatie substantieel hoger zal worden.
-Herbezinning op het re-integratiebeleid van het ministerie.
-Aandacht te besteden aan het versterken van het handelen van SZW met betrekking tot rampen.
-Het in beeld brengen welke belemmeringen er op het sociale zekerheidsterrein waren voor het starten van een eigen bedrijf vanuit een uitkering en voorstellen te doen om ondernemerschap te stimuleren en het onder de aandacht bij beleidsmakers en uitvoeringsinstellingen te brengen en hen bewust maken van het feit dat starten van een eigen bedrijf een aantrekkelijk alternatief kan zijn voor een baan in loondienst.
-Producten opleveren waardoor SZW over actuele en goede informatie beschikte op het gebied van werk en inkomen, voor zover uitgevoerd door gemeenten en voor zover het SZW-regelgeving en -beleid betrof.
-Ondersteuning van de Taskforce Jeugdwerkloosheid bij haar taak de uitvoering van het plan van aanpak jeugdwerkloosheid te bevorderen.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Directoraat-Generaal Arbeidsmarktbeleid en Bijstand (DGAMB), 2002-2008
Taak: Het algemene, gerichte en aanvullende arbeidsmarktbeleid, de sociale werkvoorziening, het beleid ten aanzien van de algemene en bijzondere bijstand en het beleid gericht op bijzondere bijstand en het beleid gericht op bijzondere groepen zijn binnen dit dg gepositioneerd. Daarnaast het bevordert dit DG goede interbestuurlijke verhoudingen met de gemeenten. Het dg is bovendien verantwoordelijk voor de uitvoering van stimuleringsmaatregelen die samenhangen met de arbeidsmarkt.
Binnen dit dg vallen de directies:
  • Directie Arbeidsmarkt;
  • Directie Werk en Bijstand;
  • Bureau Interbestuurlijke Verhoudingen en Communicatie;
  • Project Directie Taskforce Jeugdwerkloosheid.
Vanaf 2009 is de taakopvolger Directoraat-Generaal Werk.
Directoraat-Generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen (DGASV), 2002-2008
Taak: Het dg is verantwoordelijk voor het arbeidsomstandighedenbeleid, inclusief de preventie van ziekte en arbeidsongeschiktheid en voor de vormgeving van de werknemers- en volksverzekeringen.
Binnen dit dg vallen de directies:
  • Directie Sociale Verzekeringen;
  • Coördinatiepunt handhaving en vermindering administratieve lasten;
  • Directie Arbeidsomstandigheden.
Vanaf 2009 is de taakopvolger directoraat-generaal participatie en Inkomenswaarborg.
Project (directie) Afwikkeling subsidies Europees Sociaal Fonds (PAESF), 2001-2003
Algemeen
In april 1999 voerde de Europese Commissie enkele controles in Nederland uit bij projecten die in de periode 1994-1997 met gelden uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) waren gesubsidieerd. De onregelmatigheden die de Europese Commissie (EC) aantrof, gaven aanleiding tot een aanhoudende golf van publiciteit over onvolkomenheden, misstanden en problemen. In Nederland is de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) verantwoordelijk voor een rechtmatige en doelmatige besteding van ESF-middelen. Op verzoek van de minister deed de Algemene Rekenkamer vanaf 1999 enkele malen onderzoek naar ESF.
Tijdens haar onderzoek Bestrijding werkloosheid met Europese geldstromen (1998) signaleerde de Algemene Rekenkamer dat de regionale directies van de Arbeidsvoorziening met name integriteitrisico’s’ zagen rond de ESF-coördinator, onder meer in situaties waarbij Arbeidsvoorziening zowel als aanvrager als beslisser was betrokken. De ESF-coördinator speelde een rol bij het bewaken van de voortgang, het houden van steekproefcontroles en het vaststellen van de einddeclaraties. Deze regionale directies van de Arbeidsvoorziening hadden hun organisatie zodanig ingericht dat de ESF-coördinator direct verantwoording verschuldigd was aan de regionaal directeur. In een aantal regio’s hoefden de projecten van Arbeidsvoorziening niet aan dezelfde eisen te voldoen als projecten van derden.
De Algemene Rekenkamer concludeerde in haar rapport Controle en toezicht op ESF-subsidies dat de aansturing vanuit landelijk niveau te wensen over liet. In 2000 werden de ESF-activiteiten in een aparte eenheid rechtstreeks onder de Algemene Directie ondergebracht, ESF-Nederland. De ESF-medewerkers uit de regio’s waren overgeplaatst naar zes regionale service-eenheden, die direct vielen onder de directeur van ESF-Nederland. Deze gaf de beschikkingen af.
Op 20 juli 2001 werd door de Europese Commissie een artikel 24-procedure tegen Nederland ingesteld naar aanleiding van onregelmatigheden in de toekenning door Nederland van steun uit het ESF.
Als gevolg van de procedure werd door het ministerie van SZW een opdracht verleend aan H.E. Koning tot het verrichten van een onderzoek (de zgn. Commissie Koning). Op 27 augustus 2001 werd door H.E. Koning het Rapport ‘Onderzoek subsidies ESF, programmaperiode 1994-1999’ opgeleverd. De belangrijkste conclusie uit het onderzoek was dat ESF 1994-1999 in Nederland op alle niveaus, van SZW tot en met uitvoerders, slordig was uitgevoerd.
Ook werd in oktober 2001 het PAESF ingesteld (met instemming van de Algemene Leiding van SZW). Hoofd van het project werd een projectdirecteur, die verantwoordelijk was voor de afwikkeling van de terugvorderingsprocedure die de Europese Commissie had ingezet.
Op 5 november 2001 werd met terugwerkende kracht tot 1 september 2001 volmacht en mandaat verleend aan de projectdirecteur om privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten voor zover deze voortvloeiden uit het PAESF (beschikking van de minister van SZW, WBJA/JA/01/73388, 5 november 2001). Dit mandaat verviel op 1 maart 2002.
Organisatie
  1. Project en projectdirecteur vielen onder de directe verantwoordelijkheid van het directoraat-generaal Bijstandszaken (BZ), Arbeidsmarkt (AM) en Toezicht (TZ) van SZW;
  2. De projectdirecteur was lid van de Task-Force ESF, met als taak de problemen rondom de ESF op te lossen;
  3. De projectdirecteur maakte onderdeel uit van de staf van het directoraat-generaal;
  4. De dagelijkse, met de ESF-afwikkeling gemoeide, werkzaamheden werden uitgevoerd door het projectbureau;
  5. Nauwe samenwerking met alle betrokkenen binnen het departement en buiten het departement stonden centraal. Direct betrokken directies en departementen waren nauw betrokken bij de werkzaamheden van het project;
  6. Formeren van een stuurgroep onder leiding van het directoraat-generaal. Hierin namen het directoraat-generaal, de projectdirecteur, de directeuren AM, TZ, Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden (WBJA), Financieel-Economische Zaken (FEZ), Arbeidsveiligheid en Gezondheid (AG), Internationale Zaken/Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Unie (IZ/PVEU) en Accountantsdienst (AD), alsmede vertegenwoordigers van de ministeries van Algemene Zaken (AZ), van Financiën (Fin) en van Buitenlandse Zaken (BuZa) deel. De stuurgroep kwam bijeen indien dat nodig werd gevonden;
  7. Het projectbureau was centraal gevestigd in het departement.
Het projectbureau bestond uit 8 personen:
  • 1 projectdirecteur;
  • 1 inhoudelijke secretaris;
  • 1 projectsecretaresse;
  • 1 secretaresse en 4 medewerkers.
De projectmedewerkers werden uitgeleend of gedetacheerd door verschillende beleidsdirecties.
Ondersteuning en faciliteiten:
  • Het project maakte gebruik van de faciliteiten van het bedrijfsbureau van de directie AM, vanaf 2002 van het bedrijfsbureau van de directie Arbeidsmarktbeleid Bijzondere Groepen (ABG);
  • Het project kreeg een eigen archiefnummering (PAESF);
  • Het project kreeg een eigenstandig archief. De archiefstukken maakten deel uit van het archief van de directie AM, maar wel strikt gescheiden van het archief van de directie AM;
  • Het archief van de Commissie Koning, behoudens stukken die de interne wisseling binnen de Commissie Koning betreffen, zoals gespreksverslagen, kwamen ter beschikking van het project en werden onderdeel van het projectarchief;
  • In de startfase zorgde het management voor ondersteuning van ordening van diverse archiefstukken.
Project ‘directoraat-generaal Sociale Zekerheid en Zorg’ (DG SZ&Z), 2003-2004
Op 1 september 2002 is bij de ministeries van SZW en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) het project DG SZ&Z onder leiding van een projectdirecteur gestart. Het project had een tijdelijk karakter en is in juni 2003 afgerond met het rapport ‘Sociale Zekerheid en Zorg’. Het project was ingesteld om een antwoord te geven op de gebrekkige samenwerking tussen arbodiensten, de bedrijfsgezondheidszorg, de praktijk van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)-keuring en de gewone gezondheidszorg. De minister van SZW was de projecthouder.
Het project bestreek verschillende aspecten:
  1. Het niveau van het professioneel handelen, in het bijzonder de vraag hoe verzekeringsartsen, bedrijfsartsen en curatieve artsen (huisartsen en specialisten) zich tot elkaar (moeten verhouden);
  2. Het niveau van de instituties, in het bijzonder de vraag hoe de instellingen op de terreinen van arbodienstverlening, tweedelijnsinterventie en re-integratiebedrijven zich ontwikkelen, meer verbonden kunnen raken, en (nog) meer voorzien kunnen worden van de juiste prikkels om klantgerichtheid, innovatief vermogen en transparantie daadwerkelijk inhoud te geven;
  3. Het niveau van de verzekeraars en andere financiële instellingen (in het bijzonder pensioenfondsen), deze partijen investeren de laatste jaren veel in het bieden van gecombineerde (verzekerings-)pakketen en de hoofdvraag was hoe dat proces op een verantwoorde manier bespoedigd kan worden;
  4. Het niveau van de (verzekerings-)stelsels, hierbij was het de vraag of en in welke mate de regelsystemen rond in het bijzonder de nieuwe zorgverzekering en de nieuwe WAO, al dan niet congruent zijn.
Taken
  1. Het bevorderen van een betere samenwerking tussen arbodiensten en zorginstellingen, bedrijfsartsen, medische specialisten en keuringsartsen zodat vroegtijdig en effectief kan worden ingegrepen bij dreigend en langdurig verzuim.
  2. De inspanningen in beeld brengen van de zorgsector tijdens de ziekteperiode bij WAO-keuringen;
  3. Het creëren van ruimte voor brede verzekeringspakketten, de zogenaamde zorg- en verzuimverzekeringen, door het wegnemen van belemmerende regels en verkeerde prikkels. Daardoor konden stelsels voor zorg en verzuim beter met elkaar in overeenstemming worden gebracht.
Organisatie
Het project bestond uit een projectdirecteur, een managementassistent en 2 projectmedewerkers.
Projectdirectie Leren en Werken (PLW), 2005-2010
Tijdens de Europese top van Lissabon 2000 hadden de EU-lidstaten afgesproken om van Europa een dynamische kenniseconomie te maken. Daarvoor was een aantal streefdoelen geformuleerd over onder meer het te bereiken opleidingsniveau van de beroepsbevolking in 2010. Het Nederlandse kabinet had daaraan een aantal nationale doelstellingen gekoppeld voor onder andere het minimum opleidingsniveau van de beroepsbevolking (80% een startkwalificatie in 2010), het aandeel hoger opgeleiden in de beroepsbevolking (50% hoger opgeleid in 2020) en de deelname aan cursussen en opleidingen van de beroepsbevolking tussen 25 en 64 jaar, de zogenoemde leven lang leren doelstelling (20% in 2010). Dit resulteerde in Nederland in het actieplan ‘Leven lang leren’ van november 2004 (kamerstukken I 2004-2005, 27 406, nr. 32) en in de kabinetsnotitie ‘Duale trajecten’ (Kamerstukken II 2004-2005, 30 012, nr. 3). Hiermee had het kabinet zijn ambities voor een leven lang leren op tafel gelegd. Om dit te kunnen realiseren had het kabinet in 2005 besloten tot de oprichting van een gezamenlijke directie, ressorterende onder de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en SZW, genaamd de projectdirectie Leren en Werken. Daarnaast waren de ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), Economische Zaken (EZ), Justitie (Jus) en Fin ook betrokken bij de projectdirectie.
Taken
De projectdirectie Leren en Werken beoogde in lijn met de Lissabondoelstellingen te bereiken dat in verschillende leeftijdscategorieën meer Nederlanders een opleiding in het hoger onderwijs zullen afronden, en tevens dat het aantal werkenden en werkzoekenden met een startkwalificatie substantieel hoger zal worden.
Doelen 2005-2007
De kabinetsambities met een leven lang leren waren door de PLW uitgewerkt in een plan van aanpak dat in juni 2005 was gepubliceerd onder de titel ‘Leren & werken versterken’. Het plan van aanpak van de PLW kende twee uitgangspunten:
  • Het is belangrijk dat burgers hun leven lang leren om optimaal mee te kunnen draaien in de kenniseconomie en de kennissamenleving;
  • Burgers doorlopen behalve een arbeidsloopbaan ook een leerloopbaan en die twee loopbanen zullen elkaar voortdurend afwisselen en versterken.
Deze uitgangspunten van de projectdirectie waren uitgewerkt langs onderstaande drie programmalijnen: 1. Programmalijn 1: Duale trajecten, Programmalijn 2: Leerwerkloket en Programmalijn 3: Drempels slechten, stimuleren en vernieuwen. Hieronder zijn de programmalijnen verder uitgewerkt.
Programmalijn 1: Duale trajecten
Het doel van de programmalijn ‘Duale trajecten’ was om ervoor te zorgen dat meer jongeren en volwassenen hun werk of het zoeken naar werk combineren met scholing en opleiding die tot een (beroeps)kwalificatie op de arbeidsmarkt leidt. Beoogde resultaten waren:
  • Werkgevers en werknemers, onderwijsaanbieders en gemeenten in de regio sluiten samenwerkingsovereenkomsten (tenminste tien in 2005) over het tot stand brengen van duale trajecten in de regio.
  • Deze samenwerkingsovereenkomsten leiden er toe dat in totaal 15.000 duale trajecten worden gerealiseerd voor begin 2007. Dit betreft leerwerktrajecten gericht op inpassing in het arbeidsproces of het behalen van een beroepskwalificatie, eventueel ook in combinatie met het leren van de Nederlandse taal.
Om deze resultaten te behalen, zou de PLW de volgende acties uitvoeren:
  • De PLW treedt in overleg met werkgevers en werknemers, onderwijsaanbieders en gemeenten in de regio over concrete doelstellingen en vraagt hen dit vast te leggen in een regionale samenwerkingsovereenkomst;
  • De PLW zal bestaande initiatieven analyseren om beter zicht te krijgen op kansen en mogelijke knelpunten bij het op gang brengen van extra duale trajecten in de regio.
Programmalijn 2: Leerwerkloket
Het oprichten van leerwerkloketten in de regio had tot doel werkenden en werkzoekenden een laagdrempelige toegang te bieden tot loopbaanadvies, beoordeling van verworven competenties en opleidingsmogelijkheden. Deze programmalijn bestond uit twee projecten:
  • Het introduceren van de mogelijkheid van Erkenning van Verworven Competenties (EVC) en loopbaanadvies en voorlichting te krijgen over opleidings- en scholingsmogelijkheden in de regio;
  • Het opzetten van een online marktplaats voor het interactief informeren van burgers over scholing en opleiding.
De PLW wilde tussen nu en begin 2007 de volgende doelstellingen halen:
  • Het tot stand brengen van een regionale infrastructuur voor loopbaanadvies en -begeleiding en de hierbij behorende toetsing van al verworven competenties (EVC-procedures) plus een hierop toegesneden opleidingsaanbod. Deelnemers kunnen dan terecht bij een gemakkelijk toegankelijk en onafhankelijk loket van waaruit de regionale infrastructuur voor scholing en opleiding in de regio toegankelijk is;
  • In het Actieplan Leven Lang Leren is als doelstelling opgenomen dat de overheid er voor zorgt dat in 2010 in totaal zo’n 50.000 van dergelijke EVC-procedures zijn uitgevoerd. De PLW neemt zich voor hiervan in 2005 7500 procedures te laten realiseren en in 2006 zo’n 12.500.
Voor het inrichten van een infrastructuur voor EVC-procedures, zou de projectdirectie in 2005 de volgende acties in gang zetten:
  • Het leggen van contacten met regionale partners (bedrijfsleven, regionale opleidingscentra (ROC’s), AOC’s, centra voor werk en inkomen (CWI’s), hogescholen, universiteiten) in vier regio’s over het opzetten van een infrastructuur voor EVC, inclusief loopbaanadvies en dienstverlening over opleidingsmogelijkheden. Op grond van de opgedane ervaringen in deze vier regio’s zal daarna de uitrol in andere regio’s tot stand komen;
  • Het verstrekken van een aanloopsubsidie aan deze vier pilots op basis van een gezamenlijk businessplan van partijen in de regio.
Via het inrichten van een online marktplaats wilde de PLW de volgende resultaten bereiken:
  • Eind 2006 is via internet een algemene ‘portal’ beschikbaar voor bezoekers en gebruikers;
  • Eind 2006 bestaat er een organisatie van opdrachtgevers van deze ‘portal’ en zijn er kwaliteitsprocedures afgesproken over het vaststellen van de inhoud en het beheer van deze ‘portal’.
Om dit te realiseren had de PLW de volgende acties gepland:
  • Het voeren van overleg met alle belanghebbenden, leveranciers en gebruikers, over de opzet en het beheer van een dergelijke ‘portal’;
  • Onderzoek naar de financieringswijze plus de beschikbaarheid van middelen voor deze ‘portal’ kan worden geregeld
Programmalijn 3: Drempels slechten, stimuleren en vernieuwen.
Deze programmalijn viel in drie projecten:
  • Een onderzoek naar de beschikbaarheid en toegankelijkheid van financiële instrumenten voor leven lang leren;
  • Het opsporen en opschalen van baanbrekende vernieuwingen of verbeteringen, die zich in de praktijk als effectief hebben bewezen (spotten en verpotten);
  • Het introduceren van een ‘associate degree’ in het hoger beroepsonderwijs via experimenten met een tweejarig opleidingsprogramma in de HBO-bachelor opleiding.
Met het project ‘Financiële instrumenten’ had de PLW tot doel bestaande financiële instrumenten voor leven lang leren beter toegankelijk te maken en effectiever in te zetten. Op basis van de opgedane ervaringen zou de PLW in 2006 een advies voor het kabinet voorbereiden over de toekomstige (co-) financiering van leven lang leren. Acties in het kader van dit project waren:
  • Het informeren en stimuleren van belanghebbende partijen over financiële instrumenten en middelen voor opleidingsactiviteiten van werkenden en werkzoekenden;
  • Het opzetten van een vervolgexperiment met individuele leerrekeningen om zo de effectiviteit van dit instrument voor vooral lager opgeleiden preciezer in beeld te krijgen.
Het project ‘Vernieuwing’ had tot doel vernieuwende initiatieven op te sporen en deze op grotere schaal toe te passen. Acties in dit verband waren:
  • Het ‘spotten’ van effectieve vernieuwingen of verbeteringen via gesprekken met sleutelpersonen en bijeenkomsten met partijen in het veld. Bij het opsporen wordt onder meer gekeken naar de resultaten van de projecten in het kader van EQUAL/ESF en de projecten, die zijn geïnitieerd via het Platform Beroepsonderwijs;
  • Het op basis hiervan selecteren van vijf initiatieven/projecten die voor verdieping en verbreding in aanmerking komen.
De PLW wilde via het project ‘Associated Degree’ samen met het hoger beroepsonderwijs experimenten opzetten voor een tweejarige beroepsopleiding binnen de HBO-bachelor opleiding, die leidt tot een ‘associate degree’, een opleidingsniveau, zoals die ook in andere landen van de EU bestond. Beoogd resultaat van dit project was dat in 2006/2007 een aantal experimenten met een looptijd van drie jaar werd gestart. De experimenten hadden tot doel vast te stellen of er behoefte was aan dergelijke programma’s bij werkgevers en studenten, c.q. werknemers. Acties in dit verband waren:
  • Het uitnodigen van hogescholen om in samenwerking met andere partijen in de regio een of meer experimentele ‘associate degree’ opleidingen te ontwikkelen en deze als experiment ter (mede-)financiering voor te dragen;
  • Het voorbereiden en starten van een evaluatieonderzoek van deze experimenten.
Periode: 2008-2011
Aan het eind van de eerste projectperiode (2005-2007) besloot het kabinet tot een doorstart van de PLW tot 2011. Dit omdat:
  • De Lissabondoelstellingen niet vanzelf werden gehaald. Met name de ambities ten aanzien van cursusdeelname en het aandeel hoger opgeleiden in de beroepsbevolking vergden de komende jaren stevige inspanningen;
  • Er een tekort dreigde aan hoger opgeleiden.
  • Het kabinet tevens de ambitie had om 200.000 mensen extra te laten participeren. Scholing was een belangrijk middel om deze doelstelling te halen;
  • Signalen uit de regio lieten zien dat, ondanks brede maatschappelijke steun voor ‘Leven lang leren’, het belang ervan door individuele burgers en werkgevers onvoldoende gezien werd;
  • De publieke instellingen onvoldoende in staat bleken om flexibel maatwerk te organiseren voor volwassenen.
De PLW stelde daarom een nieuw plan van aanpak op, ‘Doorpakken met leren & en werken; plan van aanpak 2008-2011’, waarbij de activiteiten gericht waren op verdere versterking van de regionale infrastructuren, het realiseren van 90.000 extra leerwerktrajecten/EVC-trajecten, de verdere ontwikkeling van EVC, het bereiken van burgers en werkgevers en de ontwikkeling van een visie en aanpak voor de langere termijn.
Het belangrijkste doel van dit plan van aanpak was om in de periode 2008-2011 90.000 nieuwe leerwegtrajecten (EVC en Duaal) opzetten. De PLW diende hierbij de nadruk te leggen op:
  • De bestaande infrastructuur voor ‘Een leven lang leren’ in de regio en in de branches benutten en uitbreiden. Er moest nagedacht worden over een versnelling van trajecten. Regio’s en branches adopteerden een gedeelte van de nationale doelstelling en werden door de PLW ondersteund in de realisatie;
  • Het opzetten van zeven pilots met zorginstellingen gericht op het combineren van leren en werken;
  • Het samen met de Platform Beta Techniek het uitzetten van acties in de sector techniek;
  • Het in samenwerking met CWI/Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en de partners in de regio geven van extra begeleiding aan 30.000 moeilijk bemiddelbare werkzoekenden via een leerwerktraject;
  • Samen met de directies Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie (BVE) en Voortijdig Schoolverlaten (VSV) 20.000 werkende jongeren stimuleren een startkwalificatie te halen. Hiervoor werd gekeken naar de mogelijkheden van het leerloopbaanadvies en aansluitend een EVC-traject.
Per 1 januari 2011 heeft de PLW haar werkzaamheden beëindigd. BVE van OCW werd verantwoordelijk voor de kwaliteitsborging, de bestuurlijke en de inhoudelijke ontwikkeling van het EVC. De uitvoerende taken op het gebied van EVC gingen per 1 januari 2011 naar de dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van OCW. Op 19 december 2011 werd de Tweede Kamer door de minister van SZW en de staatssecretaris van OCW ingelicht over de resultaten Van Leren en Werken 2005-2011.
Organisatie
De PLW ressorteerde onder de directeur-generaal Hoger Onderwijs en Beroepsonderwijs van OCW en de directeur-generaal Arbeidsmarktbeleid en Bijstand (DGAMB) van SZW.
In 2005 bestond de bezetting van de PLW uit:
  • Management:
    • 1 directeur;
    • 1 plaatsvervangende directeur.
  • Stafbureau:
    • 1 controller;
    • 1 projectsecretaris;
    • 1 Officemanager;
    • 1 managementassistent;
    • 1 adviseur communicatie;
    • 1 medewerker communicatie;
    • 1 administratieve medewerker;
    • 1 projectleider;
    • 3 beleidsmedewerkers;
    • 1 adviseur communicatie.
Deze bezetting wijzigde in de loop der jaren.
Departementaal Projectbureau Re-integratiebeleid (DP-R), 2002-2003
Op het gebied van de arbeidsmarkt en de sociale zekerheid hadden zich de afgelopen jaren belangrijke veranderingen voltrokken. De werkgelegenheid had zich stormachtig ontwikkeld. De Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI) had geleid tot nieuwe, aangescherpte verantwoordelijkheidsverdelingen op het gebied van re-integratie. De Raad voor Werk en Inkomen was ingesteld met als belangrijke taken het opstellen van een jaarlijks beleidskader op het gebied van re-ïntegratie. Met de gemeenten zijn onder andere op het gebied van re-integratie prestatieafspraken gemaakt in het kader van ‘Agenda voor de toekomst’. Al deze ontwikkelingen dwongen tot een herbezinning op en herijking van het re-integratiebeleid van het ministerie. Als gevolg hiervan werd het DP-R door de secretaris-generaal van SZW in 2002 ingesteld (Staatscourant 2002, nr. 86). Vanwege het dwarsdoorsnijdende karakter van re-integratie was er voor gekozen om het DP-R, een aparte, tijdelijke organisatie, te belasten met een regierol bij deze herbezinning op het re-integratiebeleid.
Het projectbureau ressorteerde onder het DGAMB. Op 1 april 2003 werd het instellingsbesluit DP-R ingetrokken (Staatscourant 2003, nr. 61).
Taken
  1. Het voeren van een regierol ten aanzien van de voorgenomen integrale herbezinning op en vernieuwing van het re-integratiebeleid van het ministerie en van het hiermee gemoeide re-integratie-instrumentarium;
  2. Het leveren van een bijdrage aan de totstandkoming van de directie overstijgende beleidsmatige, financiële, bestuurlijke en juridische kaders voor het toekomstig re-integratiebeleid van het ministerie, een en ander in nauwe samenwerking en afstemming met de beleidsdirecties van het ministerie, andere betrokken ministeries en andere betrokken organisaties en instellingen op het gebied van werk en inkomen;
  3. Het coördineren van de uitwerking van en het vervolg op de aanbeveling van het rapport IBO-rapport (Interdepartementaal Beleidsonderzoek) ‘Aan de slag’. In het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) 'Aan de slag' (2001) werd geconcludeerd dat de recente veranderingen op de arbeidsmarkt (duurzame fricties tussen vraag en aanbod; structurele, moeilijk vervulbare vacatures terwijl grote groepen niet meer aan de slag komen vanwege onvoldoende startkwalificaties) noodzaken tot drastische veranderingen in het re-integratie-instrumentarium. De aanbevelingen uit 'Aan de Slag' werden uitgewerkt in een ambtelijk rapport ‘Werk maken van ‘aan de slag’ (juni 2002). Dit rapport bevatte:
    • Een uitgangspuntenfilosofie als basis voor het te vernieuwen re-integratiebeleid;
    • Een samenvattend schematisch overzicht van de concrete inhoud van de vernieuwing van het re-integratiebeleid;
    • Per aanbeveling de concrete uitwerking van de te zetten stappen van vernieuwing, alsmede een nadere uitwerking van de hiermee gemoeide financiële aspecten, uitvoeringsaspecten en het draagvlak bij relevante instanties;
    • De uitwerking van eventuele alternatieve varianten voor deze aanbevelingen.
Organisatie
Het projectbureau ressorteerde rechtstreeks onder de directeur-generaal AMB. Aan het hoofd stond de projectdirecteur.
Project(directie) Relatie Arbeids- en Publieksveiligheid (RAP), 2001-2003
Naar aanleiding van de onderzoeken naar de vuurwerkramp in Enschede (Commissie Oosting) en de nieuwjaarsbrand in Volendam (Commissie Alders) zijn ruim 150 aanbevelingen aan de overheid gedaan. De overheid heeft deze aanbevelingen ter harte genomen en ze omgezet in ruim 150 actiepunten; tezamen vormen deze het kabinetsstandpunt. Om er nu voor te zorgen dat al deze actiepunten goed worden uitgevoerd is begin 2001 de Taskforce 'Slagen voor Veiligheid' ingesteld, onder voorzitterschap van burgemeester H. Ouwerkerk van de gemeente Almere. Vanwege de uitvoering van het kabinetsstandpunt werd medio 2001 binnen SZW besloten om geconcentreerd aandacht te besteden aan het versterken van het handelen van SZW met betrekking tot rampen. Als gevolg hiervan ging op 1 januari 2002 RAP van start. Dit project zou 2 jaar actief zijn.
Doel
  1. Het duidelijk maken van bestuurlijke verantwoordelijkheden in situaties waarin de veiligheid bij de arbeid en van het publiek samenlopen.
  2. Het initiëren van activiteiten die moeten leiden tot versterking van het handelen van SZW met betrekking tot vergunningen, toezicht, optreden tijdens en na rampen en kennisbeheer.
Organisatie
Met ingang van 1 januari 2002 was er een projectdirecteur. Deze werd permanent ondersteund door een projectsecretaris, die gedurende de looptijd van het project gedetacheerd waren vanuit de directie Arbeidsveiligheid en Gezondheid (AG). De stuurgroep RAP coördineerde de werkzaamheden van de projectdirectie. Hierin zaten de directeuren van de directies:
  1. AG;
  2. Arbozorg en Verzuimbeleid (AVB);
  3. WBJA;
  4. Arbeidsinspectie.
De projectdirecteur was de voorzitter en rapporteerde (namens de stuurgroep) aan directoraat-generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen (DGASV).
Het project kende 5 deelprojecten met als thema’s:
  1. Arbeid-publiek:
    1. Grensvlak van arbeid- en publieksveiligheid;
    2. Bedrijfshulpverlening;
    3. Taskforce Slagen voor veiligheid.
  2. Vergunningen:
    1. Verantwoordelijkheid/aansprakelijkheid van de overheid voor/bij rampen;
    2. Inventarisatie vergunningverlening.
  3. Kennis:
    1. Voorstellen ‘Leren te leren’;
    2. Functie en doel van het Incidenten Evaluatie Team (IET);
    3. Overige instrumenten om kennis te delen.
  4. Toezicht
  5. Rampen:
    1. Een protocol bescherming hulpverleners tegen gevaarlijke stoffen;
    2. Samenwerking hulpverleningsorganisaties;
    3. AI-handboek optreden tijdens en na rampen;
Voor elk van deze 5 deelprojecten was een werkgroep samengesteld uit vertegenwoordigers van de directies AG, AVB, WBJA en de Arbeidsinspectie. De werkgroepen werden aangestuurd en voorgezeten door de projectdirecteur en projectsecretaris. Leden van de werkgroepen zijn medewerkers van de directies.
Het project vertegenwoordigde SZW in (o.a. interdepartementaal en -bestuurlijk) overlegverbanden die een relatie hadden met de actiepunten uit de kabinetsstandpunten.
De activiteiten waren:
A. Deelname aan het Bestuurlijk overleg en aan de Taskforce Slagen voor Veiligheid (Ouwerkerk).
Bestuurlijk Overleg. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) organiseerde, als coördinerend bewindspersoon voor veiligheid, viermaal een bestuurlijk overleg over de uitvoering van de Actiepunten Enschede Volendam. De belangrijkste onderwerpen waren:
  • de organisatie van de rampenbestrijding en de rolverdeling van rijk, provincies en gemeenten hierbij
  • preventieactiepunten op locaal niveau (vergunningverlening en deskundigheid)
Op 23 mei 2003 was het bestuurlijk overleg voor het laatst bijeen geweest.
Taskforce Slagen voor Veiligheid
De Taskforce is ingesteld voor een gecoördineerde aanpak van de Actiepunten Enschede Volendam door het Rijk, provincies en gemeenten. De Taskforce - waaraan vertegenwoordigers van de betrokken ministeries, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) deelnamen - kwam regelmatig bijeen onder voorzitterschap van H. Ouwerkerk. De Taskforce was een belangrijk instrument voor de afstemming tussen het Rijk en de medeoverheden. Zij hield ook toezicht op de implementatie van de actiepunten op provinciaal en gemeentelijk niveau. Daarnaast had de Taskforce toegezegd de aanbevelingen uit het rapport 'Veilig geregeld' over de complexiteit van de veiligheidsregelgeving te bewaken (zie project Doorlichting Veiligheidheidswetgeving hieronder bij B). RAP was ook agendalid van de Werkgroep Communicatie van de Taskforce Slagen voor Veiligheid. De werkgroep was verantwoordelijk voor de communicatie over de uitvoering van de actiepunten, de organisatie van landelijke congressen en het beheer van de website ‘Slagen voor veiligheid’.
B. Deelname aan het project Doorlichting Veiligheidsregelgeving. Ter uitvoering van een actiepunt en een motie werd dit project door de minister van Justitie op verzoek van de Taskforce Slagen voor Veiligheid ingesteld om een onderzoek te verrichten naar tekortkomingen in veiligheidsregelgeving die knelpunten in toepassing, uitvoering en handhaving opleveren.
C. Deelname aan de Stuurgroep Risicokaart/Register en Risicocommunicatie. Eén van de actiepunten in het kabinetsstandpunt Enschede betrof het stimuleren van gemeenten inzicht te geven in de risico’s en hierover actief informatie aan de burgers te verschaffen. De uitvoering vond plaats binnen het project ‘Risicocommunicatie’. Deelname aan de stuurgroep was in de loop van 2002 overgedragen aan de directie AG/afdeling Werk en Omgeving (W&O).
D. Publiek private afstemming (PPA). Het PPA-overleg ontstond uit een overleg met het bedrijfsleven dat door BZK was georganiseerd om het bedrijfsleven te betrekken bij de uitvoering van de Actiepunten Enschede Volendam. Naast RAP nam ook BZK deel aan de PPA, waar onderwerpen met betrekking tot fysieke veiligheid aan de orde kwamen.
Interdepartementale Projectgroep Stimulering Ondernemerschap, 2005-2006
De interdepartementale Projectgroep Stimulering Ondernemerschap werd op 1 maart 2005 door de staatssecretaris van SZW opgericht voor een periode van 1 jaar. De start van de projectgroep was 1 april 2005. Op 1 maart 2006 bracht de projectgroep het eindrapport met de titel ‘Eigen baas, een werkend alternatief’ uit.
Doel
  1. Het in beeld brengen welke belemmeringen er op het sociale zekerheidsterrein waren voor het starten van een eigen bedrijf vanuit een uitkering en voorstellen te doen om ondernemerschap te stimuleren.
  2. Het onder de aandacht bij beleidsmakers en uitvoeringsinstellingen te brengen en hen bewust maken van het feit dat starten van een eigen bedrijf een aantrekkelijk alternatief kan zijn voor een baan in loondienst.
Organisatie
De projectgroep bestond uit:
  • 1 projectleider;
  • 2 projectsecretarissen;
  • 10 leden vanuit SZW en EZ.
Project Structurering en Integratie Gemeentelijke Informatiestromen SZW (SIGIS), 2001-2003
Naar aanleiding van de op 14 juni 2001 gemaakte bestuurlijke afspraken tussen de VNG en SZW werd SIGIS in 2001 gestart. Opdrachtgever van het project was het DGAMB. Het project moest een aantal producten opleveren waardoor SZW over actuele en goede informatie beschikte op het gebied van werk en inkomen, voor zover uitgevoerd door gemeenten en voor zover het SZW-regelgeving en -beleid betrof. Aanvankelijk zou het project tot maximaal eind 2002 lopen maar het project eindigde uiteindelijk op 1 december 2003.
Doel
Zodanige producten, procedures en afspraken maken, zodat er sprake is van een geïntegreerd informatiebeleid vanuit SZW richting de gemeenten. Het gaat hier om 'wat' en 'hoe': wat voor informatie heeft SZW nodig van gemeenten ten behoeve van beleid, toezicht en verantwoording en hoe wordt deze informatie verzameld? Dit moet leiden:
  • Tot kwalitatief goede en actuele informatie voor alle onderdelen van SZW;
  • Een lagere belasting van de gemeenten (onder andere bij de verzameling van informatie);
  • En de mogelijkheid dat de gemeenten zelf over betere besturingsinformatie konden beschikken.
Op te leveren producten en diensten waren:
  1. Architectuur van de informatieverzameling en –verwerking van gemeentelijke informatie voor en door SZW, inclusief Inspectie Werk en Inkomen (IWI) en de Raad voor Werk en Inkomen (RWI) (informatiearchitectuur SZW);
  2. Architectuur van de organisatie- en informatiehuishouding van de gemeentelijke uitvoering Werk en Inkomen (referentiemodel);
  3. Gegevensregister Werk en Inkomen Gemeenten, in aansluiting op SUWI-gegevensregister;
  4. Een (groei-)model 'integraal bestuurlijk gemeentelijk verslag Werk en Inkomen' in kwartaal- en jaarversie;
  5. Voorstel voor aanpassing van regelgeving;
  6. Een rapportage waarin conclusies ten behoeve van aanpassingen c.q. stroomlijning van statistieken en monitoren zijn neergelegd;
  7. (eerste versie/ontwerp) (elektronisch) systeem;
  8. Een bestuurlijk geaccordeerd protocol met de VNG waarin nadere afspraken gemaakt worden over:
    1. Gebruik van de verzamelde gegevens;
    2. Uitvoering van incidentele onderzoeken;
    3. Communicatiebeleid rond wijzigingen van het informatiebeleid en de producten van dit project.
  9. Een protocol met RWI;
  10. Communicatie met alle betrokken gemeenten gedurende de looptijd van het project;
  11. Een eindrapport waarin een voorstel werd gedaan over de structurele inbedding van de verschillende onderdelen van het informatiebeleid ten aanzien van gemeenten in de SZW-organisatie.
De producten die uiteindelijk werden gerealiseerd:
  1. Bundel met alle structurele informatiestromen van gemeenten naar SZW, zowel in 2002 als 2003;
  2. SIGIS-pagina op SZW-web;
  3. Inrichting verantwoordingsprogramma op gemeenteloket;
  4. Verantwoordingsinformatie zowel in 2003 en 2004 voor:
    • Wet werk en inkomen/Algemene bijstandswet (WWB/Abw), Wet inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW), Wet inkomensvoorziening voor oudere gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en Wet inkomensvoorziening kunstenaars (WIK) (2003 en 2004);
    • Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) (2003);
    • In- en doorstroombanen (ID-banen) (2003);
    • Wet sociale werkvoorziening (WSW) (2003);
    • Regeling Kinderopvang (2003 - 2004).
  5. Gegevenswoordenboek beleidsinformatie gemeenten;
  6. Beheerplan informatie-instrumenten;
  7. Bestuurlijke afspraken met VNG over borging de rapportage;
  8. Haalbaarheidsstudie digitale verantwoording en aansluiting pilot.
Daarnaast heeft het project een bijdrage geleverd aan een betere samenhang in het informatiebeleid van SZW richting gemeenten, dan wel een betere communicatie over dat beleid door middel van het:
  1. Verzorgen van workshops tijdens gemeentedagen (2002 - 2003);
  2. Organisatie expertmeeting Regie ICT gemeenten met gemeenten, Divosa en VNG;
  3. Deelnemen aan project WWB, inclusief kernkaart.
  4. Deelnemen aan project herinrichting Toezicht (namens DGAMB);
  5. Deelnemen aan project OBIS (vervanger BIAS, namens DGAMB);
  6. Deelnemen aan overleggen met BKWI en gemeenten over afstemming definities in SUWI-keten;
  7. Intensief overleg met alle betrokken partijen binnen en buiten SZW.
Organisatie
SIGIS was een apart organisatieonderdeel onder het DGAMB.
Het project kende de volgende gremia:
  1. Een interne projectgroep, waarin de directies Bijstand en Gemeentelijk Activeringsbeleid (B&GA), ABG, Ramingen en Analyse (R&A), FEZ, Uitvoering W&I en Inspectie Werk en Inkomen/inspecteur-generaal Werk en Inkomen (IWI/TG) waren vertegenwoordigd op medewerkerniveau. Taak en rol van de projectgroep was het vervaardigen van en leveren van input voor concrete eindproducten, kennisuitwisseling en verspreiding van kennis over SIGIS naar de eigen directie;
  2. Een interne begeleidingscommissie, waarin de directies B&GA, ABG, R&A, Onderzoek en Ontwikkeling (O&O), AD, Expertcentrum Gegevensverkeer en Informatiemanagement (EGI), FEZ, W&I en IWI/TG waren vertegenwoordigd op directeursniveau. Taak en rol van de interne begeleidingscommissie was het meedenken over de koers en producten van SIGIS en het adviseren van de opdrachtgever voordat de producten werden vastgesteld;
  3. Een externe begeleidingscommissie, waarin de VNG, Divosa, Stimulanz, BZK, RWI, het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en de gemeenten Den Haag en Vlaardingen waren vertegenwoordigd. Taak en rol van de externe begeleidingscommissie was het eveneens meedenken over de koers en producten van SIGIS en het adviseren van de opdrachtgever voordat de producten waren vastgesteld;
  4. Een werkgroep gemeenten, waarin de volgende gemeenten deelnemen (naast Divosa, de VNG en Stimulanz): Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Enschede, Vlaardingen, Den Bosch, Houten en Loenen. Taak en rol van de werkgroep was het meedenken over het tot stand komen van specifieke producten met als doel aansluiting van deze producten op de behoefte van processen en gemeenten.
Project (directie) Taskforce Jeugdwerkloosheid (PDTJ), 2003-2007
In het ‘Plan van aanpak jeugdwerkloosheid’ (TK 2002-2003, 23972, nr. 64) hadden de bewindslieden van SZW en OCW aangekondigd dat er een Taskforce Jeugdwerkloosheid zou worden ingericht, dit om de uitvoering van het plan te bevorderen. Deze taskforce werd op 31 oktober 2003 door de staatssecretarissen van SZW en OCW voor maximaal 4 jaar ingesteld. Ter ondersteuning van de Taskforce Jeugdwerkloosheid werd de projectdirectie Taskforce Jeugdwerkloosheid ingericht. Daarnaast werd op 2 juli 2004 tevens de Overleggroep Jeugdwerkloosheid door de staatssecretarissen van SZW en OCW voor maximaal 4 jaar ingesteld om de uitvoering van het plan te bevorderen.
Taak en organisatie
Taak projectdirectie Taskforce Jeugdwerkloosheid: Verantwoordelijk voor de ondersteuning van de Taskforce Jeugdwerkloosheid bij haar 4 taken (zie taak Taskforce Jeugdwerkloosheid).
Taak Taskforce Jeugdwerkloosheid:
  1. Het faciliteren van het sluiten van convenanten tussen werkgevers en andere betrokken partijen op lokaal-regionaal en sectoraal niveau om 40.000 extra leerwerkplekken te realiseren;
  2. Het ondersteunen van gemeenten bij het tot stand brengen van lokale samenwerking en het versterken van de gemeentelijke regie daarover;
  3. Het geven van voorlichting aan jongeren en hun ouders;
  4. Het initiëren en stimuleren van die activiteiten die bijdragen aan het bereiken van het doel, inclusief een goede communicatie over de werkzaamheden.
De voorzitter en leden zouden voornamelijk publicitair actief zijn en vervulden een belangrijke rol naar hun eigen netwerk.
Taak Overleggroep Jeugdwerkloosheid: De overleggroep bevorderde de uitvoering van het ‘Plan van aanpak Jeugdwerkloosheid’ onder meer door betrokken bewindslieden alsmede de Taskforce Jeugdwerkloosheid vanuit de praktijk periodiek (tenminste eenmaal per jaar) te informeren over:
  1. De uitvoering van genoemd plan;
  2. Mogelijke knelpunten bij de uitvoering van genoemd plan;
  3. Voorstellen om de uitvoering te verbeteren en gesignaleerde knelpunten op te lossen.
De verkregen informatie werd in de werkplannen Taskforce Jeugdwerkloosheid betrokken. De overleggroep en de Taskforce Jeugdwerkloosheid werkten nauw samen om de uitvoering van het ‘Plan van aanpak jeugdwerkloosheid’ te bevorderen.
Organisatie Taskforce Jeugdwerkloosheid
Deze bestond uit een voorzitter en 5 leden.
Projectdirectie Taskforce Jeugdwerkloosheid
De vaste bezetting van de projectorganisatie werd zo klein mogelijk gehouden. Afhankelijk van de werkplannen van de Taskforce werd er jaarlijks bepaald wat de meest effectieve omvang van de projectorganisatie zou zijn. In 2004 bestond de projectdirectie uit de volgende functies; projectdirecteur, projectleider, accountmanager, communicatieadviseur, communicatiedeskundige, managementassistent. Daarnaast was er ruimte voor een jeugdbaan. De projectdirecteur had de dagelijkse leiding over de werkzaamheden van de Taskforce, zorgde voor bemensing en gaf inhoudelijk en praktisch (administratief, logistiek, planning) sturing aan de werkzaamheden van de Taskforce. De directeur was verantwoordelijk voor de invulling en uitvoering van de werkzaamheden van de projectdirectie. De directeur moest zorgen dat de departementen SZW en OCW betrokken bleven bij de ontwikkelingen van de Taskforce en had tevens regelmatig contact met de voorzitter van de Taskforce om de hoofdlijnen met elkaar te bespreken.
Overleggroep Jeugdwerkloosheid
De overleggroep bestond uit een voorzitter en 7 leden vanuit het werkveld. De secretariële en inhoudelijke ondersteuning werd aangeboden door de Raad voor Werk en Inkomen (RWI).
Departementaal Projectbureau Vermindering Administratieve Lasten (DP-VAL), 2002-2004
Het kabinet Kok-II had in overleg met de Tweede Kamer der Staten-Generaal de doelstelling geformuleerd de administratieve lasten voor het bedrijfsleven als gevolg van de regelgeving van de rijksoverheid te verminderen met 25%. Van SZW werd verwacht dat het een aansprekende bijdrage leverde aan het realiseren van deze doelstelling. De regelgeving op verschillende beleidsterreinen van het ministerie legde immers een aanzienlijke hoeveelheid administratieve verplichtingen en verplichtingen tot informatieverstrekking op aan bedrijven en instellingen. Met het oog op het leveren van deze bijdrage was besloten tot de inrichting van een DP-VAL waarvan de uitvoering werd ondersteund door een klein projectbureau. Het doel van het project was de activiteiten binnen het ministerie en in relatie tot de omgeving van het ministerie die nodig zijn voor een maximale en geconcentreerde inspanning tot structurele verlichting als gevolg van de regelgeving van het ministerie, voor te bereiden, te initiëren, te coördineren, respectievelijk te (doen) uitvoeren. In kwantitatieve termen gold daarbij de genoemde kabinetsdoelstelling van 25%. In 2002 werd het DP-VAL door de minister van SZW, ingesteld (Staatscourant 2002, nr. 58). Dit projectbureau ressorteerde onder het directoraat-generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen (DGASV). Het instellingsbesluit verviel op 18 december 2003 (Staatscourant 2003, nr. 250/pag. 39). De werkzaamheden van het projectbureau stopten in 2004.
Naast dit projectbureau waren er nog commissies actief op het gebied van administratieve lastenverlichting: Het adviescollege Toetsing Administratieve Lasten (ACTAL) dat door de ministers van EZ en BZK voor een periode van 3 jaar werd ingesteld op 1 mei 2000; ACTAL had tot taak de regering en de beide kamers der Staten-Generaal te adviseren over:
  • De administratieve lasten voor het bedrijfsleven als gevolg van voorgenomen wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen;
  • Door ministeries vastgestelde departementale actieprogramma’s inzake de reductie van administratieve lasten voor het bedrijfsleven als gevolg van bestaande regelgeving.
De Commissie Kuipers die door de minister van SZW voor een periode van 3 jaar werd ingesteld op 21 september 2000. De commissie was sinds 2004 ook bekend onder de naam: Commissie Vermindering Administratieve Lasten SZW. De Commissie Kuipers had tot taak, ten aanzien van de aangekondigde maatregelen op het terrein van de sociale verzekeringen ter verlichting van de administratieve lasten, dan wel nieuwe onderwerpen, die relevant zijn in het kader van administratieve lasten, op het terrein van de sociale verzekeringen, te bezien:
  • Of het aspect administratieve lasten voldoende in de afweging is betrokken;
  • Op welke wijze administratieve lasten kunnen worden voorkomen dan wel zoveel mogelijk kunnen worden beperkt;
  • Op welke wijze inzicht kan worden verkregen in de effecten van maatregelen op de omvang van de administratieve lasten.
De instelling van beide commissie was de reactie van het kabinet op het eindrapport van de in 1998 ingestelde Commissie Administratieve Lasten (Commissie Slechte). Deze commissie die door de ministers van EZ en BZK was ingesteld, adviseerde het kabinet over een aanpak om de administratieve lasten te verlagen. De commissie was in 1998 ingesteld door de minister.
Taken van het projectbureau:
  1. Het voorbereiden en voeren van interdepartementaal en ander extern overleg inzake de bijdrage van het ministerie aan de verwezenlijking van de kabinetsdoelstelling om de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven in de periode tot en met 2006 met 25% te verminderen en het redigeren van de jaarlijkse departementale rapportage in dat kader;
  2. Het voorbereiden, initiëren, coördineren en (doen) uitvoeren van een inventarisatie op alle beleidsterreinen van het ministerie van de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven als gevolg van de bestaande regelgeving en het doen ontwikkelen van rekenmodellen ten behoeve van een eenduidige kwantificering van de administratieve lastendruk en van wijziging daarin als gevolg van veranderingen in wet- en regelgeving;
  3. Het ontwikkelen, in samenspraak met de directies, van afgewogen voorstellen voor een substantiële vermindering van de administratieve lastendruk, het voorbereiden van het klankbordoverleg met het georganiseerde bedrijfsleven over de departementale voorstellen en het bewaken van de voortgang van de implementatie van deze voorstellen;
  4. Het ontwikkelen van procedures voor het vroegtijdig en in overleg met de directies identificeren van voorgenomen wet- en regelgeving die substantiële gevolgen heeft door de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven met het oog op de kwantificering van de lasten en de formulering van alternatieven en de coördinatie van de tijdige aanbieding van deze voorgenomen wet- en regelgeving aan het Adviescollege Toetsing Administratieve Lasten;
  5. Het doen van voorstellen voor een structurele verankering van de aandacht voor vermindering van administratieve lastendruk in de procedures en cultuur van het ministerie.
Organisatie
Het projectbureau ressorteerde onder het directoraat-generaal voor Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen. De leiding van het projectbureau berustte bij de projectdirecteur. Het projectbureau bestond verder uit een aantal functies, te weten seniorbeleidsmedewerker, beleidsmedewerker en beleidsmedewerker/projectsecretaris. In het jaar 2002 verzorgde het bureau Bedrijfsvoering van de directie Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen de administratieve, personele en financiële ondersteuning van het projectbureau.
Het projectbureau deed ook in het jaar 2003 een beroep op de directie Arbeidsomstandigheden en Sociale verzekeringen voor secretariële en financiële ondersteuning. De personele ondersteuning en ondersteuning bij het archiefbeheer werd vanaf 2003 bij de directie Gemeenschappelijke Ondersteuning Bedrijfsvoering betrokken.
Commissie Arbeidsgehandicapten en Werk (CAW), 1999-2004
De CAW werd door de staatssecretaris van SZW ingesteld in 1999 voor een periode van drie jaar (Staatscourant 1999, nr. 250). De commissie was opgericht om een vervolg te geven aan de werkzaamheden van de Nationale Commissie Chronisch Zieken (NCCZ). NCCZ werd in 1991 ingesteld door de Nationale Raad voor de Volksgezondheid (NRV) voor een periode van vier jaar. NCCZ werd in 1996 voor de tweede termijn door de minister van VWS ingesteld tot 1 juni 1999. NCCZ had vele activiteiten ontplooid op het gebied van chronische zieken en werk. Met de oprichting van de CAW werd beoogd een vervolg te geven aan de activiteiten van de NCCZ met betrekking tot het bevorderen van arbeidsdeelname.
Organisatie
Het secretariaat werd gevoerd door de Nederlandse organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO) Arbeid. De commissie bestond uit minimaal twaalf en maximaal zeventien leden. Bij de oprichtingsbijeenkomst werd een dagelijks bestuur ingesteld. Verder konden er subcommissies worden ingesteld voor de uitvoering van onderdelen van de taken.
Werkwijze:
  1. De commissie vergaderde tenminste drie keer per jaar;
  2. De commissie stelde een dagelijks bestuur in. Het dagelijks bestuur vergaderde drie keer per jaar of zoveel vaker als nodig;
  3. De commissie kon voor het uitvoeren van onderdelen van de taken subcommissies instellen;
  4. Het secretariaat van de commissie werd gevoerd door TNO Arbeid;
  5. De commissie had geen formele adviesfunctie en geen taak om subsidies verstrekken. De commissie kon op basis van projectresultaten aanbevelingen doen aan organisaties van direct belanghebbenden;
  6. De commissie gaf op basis van eigen inzichten en creativiteit invulling aan het agenderen en bevorderen van de arbeids(re)integratie van arbeidsgehandicapten en chronisch zieken;
  7. In haar eerste vergadering stelde de commissie het programma ‘Een sterk motief voor werk’ 1999-2003 op hoofdlijnen vast. De commissie bood jaarlijks in oktober aan het ministerie een ontwerpprogramma voor de komende jaren aan. Projectvoorstellen voor de programma’s 2000, 2001 en 2002 konden zowel door de commissie als door het ministerie worden voorgedragen. Het ministerie besliste over de uiteindelijke toekenning van gelden voor projecten;
  8. De uitvoering van de verschillende onderdelen van het programma ‘Een sterk motief voor werk’ had plaats door organisaties die de belangen vertegenwoordigden van en/of diensten verlenen aan doelgroepen waar het programma zich op richtte. De commissie nodigde de desbetreffende organisaties uit om projectvoorstellen in te dienen bij het ministerie;
  9. De commissie bracht drie maal per kalenderjaar rapport uit aan de staatssecretaris. Hierin werd een overzicht gegeven van de voortgang van de activiteiten van de commissie;
  10. De agenda van de commissievergaderingen werd bepaald door de taken van de commissie;
  11. De commissie zocht waar nodig was de publiciteit en ondernam zelfstandig initiatieven gericht op voorlichting;
  12. De commissie kon een huishoudelijk reglement voor de eigen werkwijze instellen.
Taken
De commissie had tot taak om de arbeids(re)integratie van arbeidsgehandicapten en chronisch zieken te agenderen en verder te bevorderen middels:
  1. Het begeleiden en aansturen van het programma ’Een sterk motief voor werk’;
  2. Het uitdragen van ’best practices’ (onder meer op het gebied van (re-)integratie en disability management) en het versterken van de positieve beeldvorming van mensen met een arbeidshandicap;
  3. Het doen implementeren van instrumenten die zijn ontwikkeld in het kader van het NCCZ-programma ’Aan motivatie geen gebrek’.
De werkzaamheden rond de ‘Kroon op het werk’ was de voornaamste activiteit van de commissie. Hierbij stond het verzamelen van goede praktijkvoorbeelden centraal. Zij hebben een voorbeeldwerking, inspiratievermogen en kunnen een bijdrage leveren aan empowerment en professionalisering van (collega)ondernemers. Waar in Arbo-convenanten op hoofdlijnen afspraken worden gemaakt, kan de ‘Kroon op het Werk’ een bijdrage leveren aan de praktische invulling van sommige convenanten door verzameling van branchespecifieke praktijkvoorbeelden, imagoverbeteringsactiviteiten, voorlichting door ondernemers of instellingen aan elkaar en op basis van heldere analyses advisering over aspecten van Disability Management.
Doel
  1. Het verbeteren van de beeldvorming van arbeidsgehandicapten bij werkgevers, werknemers en intermediaire organisaties;
  2. Het vergroten van de expertise van verantwoordelijke werknemers en adviseurs op het terrein van arbeidshandicap en werk, werkzaam bij werkgevers of intermediaire organisaties.
  3. Het versterken van de arbeidsmarktpositie van arbeidsgehandicapten en chronisch zieken.
Commissie Het Werkend Perspectief (CWP), 2003-2007
Per 31 maart 2003 werd de CWP voor 4 jaar ingesteld om een gedragsverandering in de samenleving te realiseren om integratie en re-integratie van mensen met een arbeidshandicap te versterken. Deze commissie gold als opvolger van de CAW en de Commissie Psychische Arbeidsongeschiktheid (CPA). Deze laatste commissie was door VWS en SZW ingesteld om een analyse uit te voeren met betrekking tot leemten en knelpunten in preventie, zorg, begeleiding en re-integratie bij ziekte of uitval uit arbeid om psychische redenen, en op basis daarvan te komen tot afspraken voor verbetering tussen betrokken partijen. Uit de instellingsbeschikking van de CWP bleek dat de CAW een belangrijke bijdrage had geleverd aan het 'kantelen' van de beeldvorming waar het ging om arbeidshandicap, WAO en werk. Naast het organiseren van een maatschappelijk debat, had deze commissie bijgedragen aan het verleggen van de focus van uitkering naar werk; naar meer aandacht vragen in ondernemingen voor integratie en behoud van werk voor mensen met een chronische ziekte of handicap.
Doel van de CWP was:
  • Het stimuleren van beleid en het entameren van activiteiten die bijdragen aan het volwaardig participeren van mensen met een handicap, chronische ziekte, psychische en/of psychiatrische aandoening op de arbeidsmarkt. Het accent lag hierbij op het leveren van een bijdrage aan positieve en realistische beeldvorming inzake arbeidsgehandicapten bij werkgevers, werknemers en intermediaire organisaties;
  • Het verbeteren van de kwaliteit van de begeleiding van werknemers en werkzoekenden bij preventie, zorg, verzuimbegeleiding behandeling en (re)integratie, onder meer bij psychische arbeidsongeschiktheid en andere arbeidshandicaps;
  • Aandacht voor specifieke doelgroepen als chronisch zieke jongeren en jonggehandicapten;
  • Het stimuleren van gedragsverandering bij werkgevers, werknemers en hun adviseurs;
  • De beeldvorming over mensen met een handicap, chronische ziekte, psychische en/of psychiatrische aandoening;
  • De samenwerking binnen de arbo- en curatieve keten;
  • De mening over de kansen op de arbeidsmarkt van mensen met een handicap, chronische ziekte, psychische en/of psychiatrische aandoening.
De CWP werkte daaraan langs meerdere wegen samen met betrokken partijen. De CWP deed concrete voorstellen aan overheid, ‘uitvoerders’(publiek/privaat), sociale partners en cliëntenorganisaties. Zij stelde daarbij voor dit advies deel te laten uitmaken van de komende besprekingen in het kader van de door het kabinet aangekondigde participatietop. Met het maatschappelijk advies verzocht de CWP aan alle partijen om: zoveel mogelijk werknemers die werk hebben, maar door ziekte of door herbeoordeling dreigden hun baan te verliezen, aan het werk te houden, al dan niet bij de eigen werkgevers;
zoveel mogelijk werkzoekenden met een uitkering en gezondheidsproblemen en/of handicaps die nog geen werk hadden, te helpen bij het vinden van een baan.
De CWP liet in het najaar van 2006 twee onderzoeken doen naar de beeldvorming over mensen met een chronische ziekte of handicap. Eén onder leidinggevenden en werknemers met de titel ‘Weerbarstige denkbeelden’ en één onder professionals met de titel ‘Bouwen op vertrouwen’. Het betrof een herhaling van eerder onderzoek in 2003.
Uit het onderzoek onder leidinggevenden en werknemers bleek dat de beeldvorming over mensen met een handicap of beperking de afgelopen jaren nauwelijks was veranderd. De kennis over verantwoordelijkheden bij verzuimpreventie en re-integratie is, vergeleken met 2003 afgenomen. In vergelijking met drie jaar geleden gaven werkgevers aan minder gebruik te maken van financiële regelingen voor het in dienst nemen en houden van personen met een handicap of beperking. Toch schatten leidinggevenden en werknemers met een handicap de kansen om aangenomen te worden hoger in dan in het verleden. Niet-werkenden met een handicap of beperking signaleerden ook dat de bereidheid van werkgevers om mensen uit hun doelgroep aan te nemen was toegenomen.
Uit het onderzoek over de beeldvorming onder professionals bleek dat deze was verbeterd. Ditzelfde gold voor de ketensamenwerking van professionals onderling, uit de arbo-curatieve en de re-integratieketen. Bovendien was het vertrouwen tussen de professionals uit de arbo- en curatieve keten toegenomen. Met name onder re-integratieconsulenten heerste optimisme. In vergelijking met het verleden zagen de professionals een toenemend aantal verbeteringen in de arbeidsmarktpositie van mensen met een beperking, chronische ziekte, psychische en/of psychiatrische aandoening.
Juist om de beeldvorming van mensen met een chronische ziekte of handicap te versterken werd door het kabinet in 2003 de CWP ingesteld. Medio 2006 werd de beeldvormingcampagne ‘Geknipt voor de juiste baan’ gestart. Deze campagne gaf SZW in samenspraak met sociale partners, UWV, CWI en tot 28 maart, CWP vorm. Met deze campagne werd, samen met de genoemde partijen de beeldvorming van arbeidsgehandicapten bij werkgevers, werknemers en intermediairs versterkt.
In 2007 verscheen het slotdocument van de CWP. Dit rapport heeft geleid tot voorstellen aan alle partijen, die er toe konden bijdragen, de arbeidsdeelname van mensen met een handicap of chronische ziekte te vergroten. Na presentatie van het eindrapport werd de CWP op 30 mei 2007 opgeheven. Voorzitter van de commissie was Anton Westerlaken.
Taak
De commissie had tot taak het stimuleren van de arbeidsintegratie en de re-integratie van arbeidsgehandicapten en chronisch zieken, door:
  1. Een bijdrage te leveren aan positieve en realistische beeldvorming inzake arbeidsgehandicapten bij werkgevers, werknemers en intermediaire organisaties;
  2. Het verbeteren van de kwaliteit van de begeleiding van werknemers en werkzoekenden door het vergroten van de expertise van werkgevers, werknemers en adviseurs op het terrein van preventie, zorg, verzuimbegeleiding, behandeling en (re)integratie, bij onder meer psychische arbeidsongeschiktheid en andere arbeidshandicaps;
  3. Aandacht te vragen voor specifieke doelgroepen als chronisch zieke jongeren en jonggehandicapten;
  4. Het stimuleren van gedragsverandering bij werkgevers, werknemers en hun adviseurs.
Organisatie
De CWP bestond uit minimaal 12 en maximaal 18 leden. De commissie opereerde zelfstandig onder de verantwoording van de minister van SZW.
Commissie Participatie van Vrouwen uit Etnische Minderheidsgroepen (PAVEM), 2003-2005
Algemeen
Commissie PAVEM werd door de minister van SZW, handelend in overeenstemming met de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, ingesteld in 2003 voor een periode van 2 jaar (Staatscourant 2003, nr. 126 Instellingsbesluit commissie PEM). Dit was de kabinetsreactie naar aanleiding van het op 7 maart 2002 ontvangen advies van de commissie Arbeidsdeelname van Vrouwen uit Etnische Minderheidsgroepen (AVEM). De commissie AVEM werd in februari 2001 ingesteld naar aanleiding van het onderzoeksrapport ‘Variatie in participatie’ van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). Uit dat onderzoek bleek namelijk dat het beleid rond arbeidsdeelname niet zo positief uitpakte voor vrouwen van minderheidsgroepen. Als gevolg hiervan onderzocht de commissie AVEM waarom het bestaande beleid juist deze groepen vrouwen niet bereikte en wat er nodig was om hen wel te bereiken.
Doel
De commissie PAVEM had tot doel de maatschappelijke participatie van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen te bevorderen. Voor de uitvoering van haar taken maakte de commissie zoveel mogelijk gebruik van bestaande instrumenten, middelen, monitors en structuren bij het uitoefenen van haar taken.
Daarnaast legde zij via halfjaarlijkse rapportages en een eindrapportage verantwoording af aan de minister. De Commissie richtte zich met haar werkzaamheden op de 30 grootste gemeenten. Hiervoor was gekozen vanwege de concentratie van allochtone groepen en vanwege de verbinding met het ‘Grote stedenbeleid’. Hierbij was het de bedoeling om gemaakte afspraken met gemeenten te laten opnemen in dit actieprogramma, zodat continuering van de activiteiten na de 2 jarige taak van de commissie gewaarborgd kon worden. Op 23 mei 2005 bracht de commissie het ‘Nationaal actieplan taal totaal’ uit. Met dit actieplan was een begin gemaakt met de operationalisering van de ambitie om 240.000 allochtone vrouwelijke oudkomers met een taalachterstand uiterlijk 2010 het inburgeringexamen (succesvol) te laten afleggen.
Taken
  1. Het bieden van ondersteuning op gemeentelijk niveau bij het bevorderen van de participatie van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen en bij het vormgeven van lokale regierol op dit terrein;
  2. Het monitoren en actief bevorderen van een optimale uitvoering van de landelijke actiepunten uit de kabinetsreactie;
  3. Het (laten)ontwikkelen, bundelen en uitdragen van kennis, ervaring en ideeën ter ondersteuning van de gemeenten, ter bevordering van de participatie;
  4. Het initiëren van activiteiten ter bevordering van de participatie.
Organisatie
De Commissie PAVEM bestond uit 6 leden. Voorzitter was P. Rosenmöller. De commissie bestond verder uit Hare Koninklijk Hoogheid Prinses Maxima, H. de Boer, L. Callender, H. Dijkstal en Y. Tümer. De commissie opereerde zelfstandig onder de verantwoording van de minister van SZW.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Project (directie) Afwikkeling subsidies Europees Sociaal Fonds (PAESF)
Het beheer van de bescheiden van de projectdirectie geschiedde op overeenkomstige wijze als bij SZW. De archiefvormer gebruikte een eigen registratiekenmerk. Het formele archief van de projectdirectie werd in februari 2003 overgedragen aan de op 1 januari 2002 ingestelde directie Arbeidsmarktbeleid Bijzondere Groepen (ABG). Per 1 januari 2002 werd de directie Arbeidsmarkt opgeheven. De taken werden overgenomen door het nieuw ingestelde directoraat-generaal Arbeidsmarktbeleid en Bijstand (DGAMB), bestaande uit:
  • Het Agentschap SZW;
  • De directie Algemeen Arbeidsmarktbeleid (AM);
  • De directie ABG;
  • De directie B&GA;
  • Het bureau Interbestuurlijke Verhoudingen en Communicatie (INTERCOM).
Het persoonlijk archief van de directeur PAESF werd ook in februari 2003 overgedragen, maar dan aan W. van der Laan van de directie ABG. Dit archief bevat onder meer concepten van documenten van de Landsadvocaat, mailwisselingen, alsmede (verzamelingen van) documentatie voor (het ontstaan van) de artikel-24-procedure. In afwachting van bewerking is het archief uiteindelijk overgebracht naar de voormalige Centrale Archief Selectiedienst (CAS), vanaf 2011 Doc-Direkt.
Het beheer van de bescheiden van onderstaande projecten geschiedde op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De archiefvormer gebruikte een eigen registratiekenmerk. De bescheiden werden na beëindiging van de werkzaamheden van het project in het archief opgeborgen en in afwachting van bewerking overgebracht naar de voormalige CAS, vanaf 2011 Doc-Direkt. Dit geldt o.a. voor:
  • Project 'directoraat-generaal Sociale Zekerheid en Zorg' (DG SZ&Z);
  • Projectdirectie Leren en Werken (PLW);
  • Departementaal Projectbureau Re-integratiebeleid (DP-R);
  • Project (directie) Relatie Arbeids- en Publieksveiligheid (RAP);
  • Interdepartementale Projectgroep Stimulering Ondernemerschap;
  • Project Structurering en Integratie Gemeentelijke Informatiestromen SZW (SIGIS);
  • Project (directie) Taskforce Jeugdwerkloosheid (PDTJ);
  • Departementaal Projectbureau Vermindering Administratieve Lasten (DP-VAL);
  • Commissie Participatie van Vrouwen uit Etnische Minderheidsgroepen (PAVEM);
  • Commissie Het Werkend Perspectief (CWF)
Het beheer van de bescheiden van Commissie Arbeidsgehandicapten en Werk (CAW) geschiedde op overeenkomstige wijze als bij SZW. De archiefvormer gebruikte ook een eigen registratiekenmerk. Het secretariaat was echter bij het TNO. De bescheiden werden na beëindiging van de werkzaamheden van het project in het archief opgeborgen. Op 29 januari 2004 is dan ook het archief van de CAW (destijds verdeeld over 5 dozen) aan SZW overgedragen. In afwachting van bewerking is het archief overgebracht naar de voormalige CAS vanaf 2011 Doc-Direkt. Het archief bestond op dat moment uit 9 dozen.
De verwerving van het archief
Het archief is in 2024 door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid overgebracht naar het Nationaal Archief, krachtens artikel 12 van de Archiefwet 1995

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
De archiefbescheiden bestaan uit vergaderstukken, adviezen, rapporten, beleidsplannen en correspondentie betreffende de onderwerpen die voortvloeiden uit het takenpakket van de DGAMB en DGASV.
Selectie en vernietiging
De volgende selectielijsten zijn gebruikt bij het selecteren van deze archiefblokken:
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Rijksbegroting over de periode 1945-2000. Deze lijst is gepubliceerd in de Staatscourant van 31 maart 2005, nr. 62 / p. 34;
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Arbeidsomstandigheden over de periode 1999-2004. Deze lijst is gepubliceerd in de Staatscourant van 4 juni 2008, nr. 105/ p. 10;
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Sociale Verzekeringen over de periode [1940] 1997-2003. Deze lijst is gepubliceerd in de Staatscourant van 12 januari 2006, nr. 9/ p. 12;
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als vakminister en de onder hem als vakminister ressorterende actoren op het deelbeleidsterrein arbeidsverhoudingen bij de overheid over de periode 1945-1995 (1997). Deze lijst is gepubliceerd in de Staatscourant van 16 oktober 2001, nr. 200/ p. 10;
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als vakminister en de onder hem als vakminister ressorterende actoren op het deelbeleidsterrein arbeidsvoorwaarden rijkspersoneel over de periode 1945-1996. Deze lijst is gepubliceerd in de Staatscourant van 16 oktober 2001, nr. 200/ p. 10;
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als vakminister en de onder hem als vakminister ressorterende actoren op het deelbeleidsterrein formatiebeleid, arbeidsmarktbeleid en personeelsontwikkeling en mobiliteit over de periode 1945-1996. Deze lijst is gepubliceerd in de Staatscourant van 16 oktober 2001, nr. 200/ p. 10;
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als vakminister en de onder hem als vakminister ressorterende actoren op het deelbeleidsterrein arbeidsomstandigheden bij de overheid over de periode 1945-1996. Deze lijst is gepubliceerd in de Staatscourant van 16 oktober 2001, nr. 200/ p. 10;
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als vakminister en de onder hem als vakminister ressorterende actoren op het deelbeleidsterrein personeelsinformatievoorziening en -administratie over de periode 1945-1996. Deze lijst is gepubliceerd in de Staatscourant van 16 oktober 2001, nr. 200/ p. 10;
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein sociale voorzieningen over de periode 1940-1996. Deze lijst is gepubliceerd in de Staatscourant van 23 februari 2001, nr. 39/ p. 8;
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Overheidsinformatievoorziening over de periode 1945-1999. Deze lijst is gepubliceerd in de Staatscourant van 20 oktober 2003, nr. 202/ p. 12;
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Emancipatie en gelijke behandeling over de periode vanaf 1965. Deze lijst is gepubliceerd in de Staatscourant van 5 december 2003, nr. 236/ p. 13;
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Arbeidsvoorzieningsbeleid over de periode vanaf 1945. Deze lijst is gepubliceerd in de Staatscourant van 13 januari 2005, nr. 9/ p. 16;
  • Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Organisatie van de Rijksoverheid over de periode 1945-1999. Deze lijst is gepubliceerd in de Staatscourant van 16 december 2005, nr. 245/ p. 25;
  • Basisselectiedocument voor de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de onder hem ressorterende actoren op het deelbeleidsterrein van personeelszaken, t.w. het personeelsdossier. Deze lijst is gepubliceerd in de Staatscourant van 20 november 2003, nr. 225/ p. 15 en geactualiseerd bij 2007, nr. 245.
Aanvullingen
Voor dit archief worden geen aanvullingen verwacht
Verantwoording van de bewerking
SZW heeft Doc-Direkt opdracht gegeven om archieven van projecten en commissies van het DGAMB en DGASV te bewerken en te inventariseren. Alle dossiers zijn op basis van selectielijsten geselecteerd en voor vernietiging dan wel bewaring aangemerkt. Elke selectielijst bestaat uit verschillende handelingen die door de archiefvormer uitgevoerd worden of uitgevoerd zijn. Deze handelingen zijn gebonden aan een vastgestelde periode, gebaseerd op onder meer wet- en regelgeving. Er waren toegangen op de bestanden van een aantal archiefvormers digitaal aanwezig. Het betreft hier eigentijdse toegangen, een digitale dossierinventaris in Excel. De beschrijvingen in de eigentijdse toegangen vormden de basis voor de beschrijvingen in voorliggende inventaris.
De omvang van het archief bedroeg vóór bewerking 17,5 meter. In totaal kwam 9 meter in aanmerking voor bewaring en overbrenging.
De voorkomende cd’s, en dvd’s worden bij het betreffende dossier gemeld, maar apart met een inventarisnummer achter in het archief opgeslagen en met een verwijzing naar het dossier waar het bij hoort.
Alle stukken zijn van nietjes, plakband en overige hechtmiddelen ontdaan en verpakt in zuurvrije omslagen en zuurvrije archiefdozen. Ze zijn daarna genummerd volgens de inventaris. De omslagen en dozen zijn voorzien van etiketten. Van de te vernietigen stukken zijn vernietigingslijsten opgesteld en deze zijn aan SZW overgedragen.
Ordening van het archief
Het eindresultaat van de bewerking is een klassiek+ toegang op het archief van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, directoraat-generaal Arbeidsmarktbeleid en Bijstand en directoraat-generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen, projecten en commissies. Bij de indeling van de inventaris is het volgende rubriekenschema gebruikt:
  1. Directoraat-generaal Arbeidsmarktbeleid en Bijstand (DGAMB)
  2. Directoraat-generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Voorzieningen (DGASV)
  3. Overige gedeponeerde stukken
  4. Digitale dragers
Deze hoofdrubrieken zijn weer onderverdeeld in rubrieken betreffende de projecten, projectbureaus en commissies. Deze onderverdeelde rubrieken worden aangegeven met een letter en een cijfer. Deze onderverdeelde rubrieken zijn soms onderverdeeld in subrubrieken en hebben dan een letter met 2 cijfers.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het Auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van kwetsbare of slechte materiële staat.
Andere toegang
Voor dit archief is geen andere toegang beschikbaar
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: Projecten en Commissies, nummer toegang 2.15.115, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, SoZa / Projecten en Commissies, 2.15.115, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Bewaarplaats van originelen
Nationaal Archief
Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
Verwante archieven
  • 2.15.89 Inventaris van het archief van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Commissie Koning, (1986) 2001 (2002);
  • 2.15.96 Inventaris van het archief van de Directie Sociale Verzekeringen en taakvoorgangers van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 1990-2001;
  • 2.15.100 Inventaris van het archief van de Directie Arbeidsmarkt van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (1973) 1995-2001(2002).

Bijlagen

Afkortingenlijst
Afkorting Omschrijving
ABG Directie Arbeidsmarktbeleid Bijzondere Groepen
ABW Algemene Bijstandswet
ACTAL Adviescollege Toetsing Administratieve Lasten
AD Accountantsdienst
AD Associate Degree
AG Directie Arbeidsveiligheid en Gezondheid
AM Directie Arbeidsmarkt
AM Directie Arbeidsmarktbeleid
AO Algemeen Overleg
Astri Arbeid en Sociale Zekerheid Toegepaste Research en Informatie BV
AVB Directie Arbozorg en Verzuimbeleid
AVEM Commissie Arbeidsdeelname van Vrouwen uit Etnische Minderheidsgroepen
AZ Ministerie van Algemene Zaken
B&GA Directie Bijstand en Gemeentelijk Activeringsbeleid
BuZa Ministerie van Buitenlandse Zaken
BVE Directie Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie
BZ Directie Bijstandszaken
BZK Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CAS Centrale Archief Selectiedienst
CAW Commissie Arbeidsgehandicapten en Werk
CBS Centraal Bureau voor de Statistiek
COLO Samenwerkende Kenniscentra voor Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven
CPA Commissie Psychische Arbeidsongeschiktheid
CWF Commissie Het Werkend Perspectief
CWI Centra voor werk en inkomen
CWP Commissie Het Werkend Perspectief
DG SZ&Z Directoraat-generaal Sociale Zekerheid en Zorg
DG UHB Directeur-generaal Uitvoering, Handhaving en Bedrijfsvoering
DGAMB Directoraat-generaal Arbeidsmarktbeleid en Bijstand
DGASV Directoraat-generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Voorzieningen
DP-R Departementaal Projectbureau Re-integratiebeleid
DP-VAL Departementaal Projectbureau Vermindering Administratieve Lasten
DS Disability Studies
DUO Dienst Uitvoering Onderwijs
EGI Expertcentrum Gegevensverkeer en Informatiemanagement
EHBW Eerste Hulp Bij Werk
ESF Europees Sociaal Fonds
EVC Erkenning van verworven competenties
EZ Ministerie van Economische Zaken
FEZ Directie Financieel-Economische Zaken
Fin Ministerie van Financiën
GL Groen Links
GOB Gemeenschappelijke Ondersteuning Bedrijfsvoering
HBO Hoger Beroepsonderwijs
HDMI Hogeschool Management Documentaire Informatievoorziening
IBO Interdepartementaal Beleidsonderzoek
ID-banen In- en doorstroombanen
IET Incidenten Evaluatie Team
ILR individuele leerrekening
INTERCOM Interbestuurlijke Verhoudingen en Communicatie
IOAW Wet inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers
IOAZ Wet inkomensvoorziening voor oudere gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
IPO Interprovinciaal Overleg
IWI Inspectie Werk en Inkomen
IWI/TG Inspectie Werk en Inkomen/inspecteur-generaal Werk en Inkomen
IZ/PVEU Internationale Zaken/Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Unie
Jus Ministerie van Justitie
LNV Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
LVE Vereniging van Eerstelijnspychologen
MKB Koninklijke Vereniging Midden- en Kleinbedrijf Nederland
NCCZ Nationale Commissie Chronisch Zieken
NHTV Nationale hogeschool voor toerisme en verkeer
NIP Nederlands Instituut voor Psychologen
NIZW Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn
NRV Nationale Raad voor de Volksgezondheid
NVAO Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie
OCW Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
OUN Open Universiteit Nederland
PAESF Project (directie) Afwikkeling subsidies Europees Sociaal Fonds
PAVEM Commissie Participatie van Vrouwen uit Etnische Minderheidsgroepen
PDTJ Project (directie) Taskforce Jeugdwerkloosheid
PIED Programma Inzet Ervaringsdeskundigheid
PLW Projectdirectie Leren en Werken
PPA Publiek private afstemming
PRB Persoonsgebonden Re-integratiebudget
R&A Directie Ramingen en Analyse
RAP Project (directie) Relatie Arbeids- en Publieksveiligheid
RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
ROC Regionale opleidingscentra
RVU Radio Volksuniversiteit
RWI Raad voor Werk en Inkomen
SCP Sociaal Cultureel Planbureau
SER Sociaal-Economische Raad
SIGIS Project Structurering en Integratie Gemeentelijke Informatiestromen SZW
SPP Subcommissie Psychische Problematiek
STEP Stimulans Toepassing Effectieve Projecten
STOAS Stichting tot Ontwikkeling van agrarische onderwijskunde en scholing
SUWI Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen
SZW Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
TNO Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek
TZ Directie Toezicht
UWV Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten
VSV Voortijdig schoolverlaten
VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WAO Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering
WBJA Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden
WIK Wet inkomensvoorziening kunstenaars
WIW Wet inschakeling werkzoekenden
WSW Wet sociale werkvoorziening
WVA Wet Vermindering Afdracht Loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
WW Werkloosheidswet
WWB/Abw Wet werk en inkomen/Algemene bijstandswet
WWWW Werkgroep Wajong Wegen naar Werk
AfkortingOmschrijving

Archiefbestanddelen