Archief
Titel
2.13.205 Inventaris van het archief van de Rijksverdedigingsorganisatie/TNO, (1925) 1939-1977 (1979)
Auteur
Ministerie van DefensieVersie
02-11-2021
Copyright
Nationaal Archief, Den Haag
2015 cc0Beschrijving van het archief
Naam archiefblok
Ministerie van Defensie, Rijksverdedigingsorganisatie (RVO-TNO) Def / Rijksverdedigingsorganisatie TNO
Periodisering
archiefvorming: 1939-1977 oudste stuk - jongste stuk: 1925-1979
Archiefbloknummer
D110Omvang
; 1629 inventarisnummer(s) 53,25 meterTaal van het archiefmateriaal
Het merendeel der stukken is in het. Een klein gedeelte is gesteld in talen als het, heten het.
Nederlands
Frans
Engels
Duits
Soort archiefmateriaal
Normaal geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.Archiefdienst
Nationaal ArchiefLocatie
Den HaagArchiefvormers
Chemisch Laboratorium RVO-TNO Technologisch Laboratorium RVO-TNO De gedelegeerde namens het ministerie van Defensie (Koninklijke Landmacht) bij RVO-TNO, , 1939-1977, , 1925-1977 (1979), , 1962-1978Samenvatting van de inhoud van het archief
Op 1 juli 1946 werd de Rijksverdedigingsorganisatie TNO (RVO-TNO) bij beschikking van de ministers van Oorlog en Marine opgericht. Deze zelfstandige niet-overheidsinstelling had als taak het bevorderen van het natuurwetenschappelijk onderzoek, waarbij de resultaten de Rijksverdediging ten goede moesten komen. De archieven van het chemisch Laboratorium geven een goed beeld van het onderzoek naar de bescherming tegen atoom-, biologische en chemische wapens ten tijde van de Koude oorlog. Het Technologisch Laboratorium daarentegen, richtte zich op het onderzoek in geallieerd verband naar explosieve materialen, wapenuitwerking en het uitvoeren van (chemische) experimenten.Archiefvorming
Geschiedenis van de archiefvormer
1 De Nederlandse Centrale Organisatie voor Toegepast-Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO)
1.1 Algemeen
Bij de wet van 30 oktober 1930 (Stbl. 416) werd de Nederlandse Centrale Organisatie voor Toegepast-Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO) ingesteld. Haar taak was "te bevorderen, dat dit onderzoek op de doelmatigste wijze dienstbaar wordt gemaakt aan het algemeen belang". De gedachte, die bij het tot stand brengen van deze wet voorzat, was: samenwerking op dit gebied tussen overheid, belanghebbenden en wetenschap onder deskundige leiding.
De Centrale Organisatie TNO werd in algemene zin met deze taak belast.
Bij het tot stand komen van de wet was echter voorzien, dat al dadelijk een decentralisatie van deze taak over verschillende takken van het economisch leven noodzakelijk zou zijn. Derhalve maakte artikel 14 van de wet het mogelijk, dat de daarbij betrokken ministers "bijzondere organisaties in het leven roepen, die tot taak hebben te bevorderen, dat het toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek op een doelmatige wijze dienstbaar wordt gemaakt aan eenig volksbelang of eenigen tak van volkswelvaart". Zo zijn bijzondere organisaties TNO tot stand gekomen voor de nijverheid, landbouw, defensie en anderen.
Evenals de Centrale Organisatie TNO bezaten de bijzondere organisaties TNO eigen rechtspersoonlijkheid.
De bestuursleden van de centrale en bijzondere organisaties TNO werden benoemd door de Kroon. Voor de benoeming werden op de desbetreffende gebieden werkzame colleges of lichamen, in de statuten aangewezen, uitgenodigd aanbevelingen te doen. Er was zorg voor gedragen, dat zowel in de besturen als in de Commissies van Bijstand e.d. in ruime mate invloed werd uitgeoefend door personen in het bedrijfsleven.
Voor een juiste samenwerking met de overheid met betrekking tot het dienen van het algemeen belang, hadden gedelegeerden van de daarbij betrokken ministers zitting in de besturen van de organisaties TNO.
De voorzitter en de ondervoorzitter van de Centrale Organisatie TNO vormden met de voorzitters van de bijzondere organisaties TNO het Dagelijks Bestuur van de Centrale Organisatie TNO.
1.2 De Nederlandse Organisatie voor Toegepast-Natuurwetenschappelijk Onderzoek ten behoeve van de Rijksverdediging
Deze organisatie, gewoonlijk aangeduid met de naam "Rijksverdedigingsorganisatie TNO" (RVO-TNO), werd opgericht in 1946 door een gezamenlijke beschikking van de minister van Oorlog, A.H.J.L Fiéviez en de minister van Marine, J.J. Schagen.
Haar eigenlijke werkzaamheden namen echter eerst een aanvang na de installatie van het bestuur, die plaats vond in de vergadering van het Bestuur der Centrale Organisatie TNO, gehouden op 12 juli 1947 te Den Haag.
Het opzettelijk ten behoeve van de verdediging uitgevoerde natuurwetenschappelijk onderzoek gaat in Nederland verder terug dan de oprichting van RVO-TNO.
In 1927 gaven geruchten betreffende de "dodende straal" de regering aanleiding tot de instelling van de Commissie voor Physische Strijdmiddelen. Op initiatief van deze commissie kwam het Physisch Laboratorium van het ministerie van Oorlog tot stand, dat zich spoedig ven het weinig vruchtbare probleem van de dodende straal distantieerde en zijn aandacht onder andere richtte op de meer reële vraagstukken van de detectie en afstandsbepaling van vliegtuigen, met het gevolg dat in 1940 het beginsel van radar in Nederland reeds zelfstandig was ontdekt en tot technische uitvoering gebracht. Het prototype kon nog juist voor de capitulatie naar Engeland worden overgebracht om aldaar verder te worden uitgewerkt.
Onder auspiciën van de Commissie van Advies nopens Chemische en Aanverwante Verdedigingsvraagstukken werd als gevolg van de mobilisatie, onder dreiging van de Tweede Wereldoorlog, het eerder uitgewerkte plan tot het inrichten van het Centraal Laboratorium van het Algemeen Hoofdkwartier van de Generale Staf tot uitvoering gebracht.
Dit laboratorium heeft in korte tijd waardevolle diensten aan de krijgsmacht kunnen verlenen op het gebied van gasbescherming. Hierbij was er nauw overleg met het Scheikundig Laboratorium van het Staatsbedrijf der Artillerie Inrichtingen, waarop de krijgsmacht voor wat betreft de ontwikkeling van gasbeschermingsmiddelen was aangewezen.
Bovengenoemde laboratoria moesten uiteraard bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog hun normale werkzaamheden beëindigen.
Na de oorlog werden zij als Physisch Laboratorium RVO-TNO, Technologisch Laboratorium RVO-TNO en Chemisch Laboratorium RVO-TNO in de Rijksverdedigingsorganisatie opgenomen.
Op 1 juli 1946 wordt de RVO-TNO bij beschikking van de ministers van Oorlog en Marine opgericht. Deze zelfstandige niet-overheidsinstelling had als taak het bevorderen van het natuurwetenschappelijk onderzoek, waarbij de resultaten de Rijksverdediging ten goede moesten komen.
Het bestuur van RVO-TNO werd gevormd door militair en civiel defensiepersoneel en door leden van het bestuur van TNO. Daarnaast had ook de gedelegeerde van de minister zitting in het (dagelijks) bestuur.
Onder de naam Chemisch Laboratorium komt op 1 januari 1948 het Centraal Laboratorium van het Voormalig Algemeen Hoofdkwartier bij TNO. Het Chemisch Laboratorium concentreerde zich voornamelijk op de bescherming tegen atoom-, biologische en chemische wapens. Het deed zelf - en in samenwerking met instituten in andere landen - onderzoek naar bijvoorbeeld gasmaskers, voerde testen uit en het nam deel aan internationale conferenties op het gebied van ABC-wapens.
Het nieuwe laboratorium, dat werd gehuisvest in het gebouw van de Technische Hogeschool (de huidige Technische Universiteit) te Delft, moest van de grond af worden opgebouwd. Wel kon gebruik gemaakt worden van het instrumentarium van het Centraal Laboratorium dat aangevuld werd met in beslag genomen instrumenten uit Duitsland.
In het experimentele werk van het Chemisch Laboratorium kwam het accent al spoedig te liggen op onderzoek van zenuwgassen en chemische strijdmiddelen. Deze werden na de oorlog in aanzienlijke hoeveelheden in Duitsland aangetroffen. De ontdekking dat verbindingen werkend op het centrale zenuwstel reeds bij minimale doses een ongekende giftigheid bezitten, leidde tot uitgebreid en jarenlang onderzoek naar factoren als toxiciteit, profylaxe en therapie, identificatie, detectie, stabiliteit, vluchtigheid, afvanging door het gasmasker en bescherming door speciale kleding.
De research werd buiten het laboratorium ondersteund en aangevuld met proefnemingen te velde. Daarbij waren de contacten met zusterondernemingen in België, Frankrijk en Groot-Brittannië van veel betekenis.
Het laboratorium heeft zich in de loop der jaren steeds verder ontwikkeld tot een centrum waarin giftige stoffen kunnen worden bereid en bestudeerd, zowel in chemisch als in biochemisch opzicht. De faciliteit waarin deze stoffen met radioactieve isotopen worden gemerkt en gesynthetiseerd kunnen worden is uniek in Nederland.
Het Technologisch Laboratorium RVO-TNO was het voormalige Scheikundig Laboratorium van de Artillerie Inrichtingen, dat al sinds 1943 onder de schuilnaam TNO Laboratorium Poortlandlaan deel uitmaakte van de Organisatie TNO. De "Poortlandlaan" was ook een onderduikadres geweest voor een deel van het vooroorlogse defensieonderzoek.
In 1949 werd het laboratorium door de Centrale Organisatie TNO overgedragen aan de RVO-TNO. Om verwarring met het Chemisch Laboratorium RVO-TNO te voorkomen, kreeg het overgedragen instituut de naam Technologisch Laboratorium RVO-TNO. Centraal stond het onderzoek naar explosieve materialen, wapenuitwerking en het uitvoeren van (chemische) experimenten.
In 1956 wordt het Technologisch Laboratorium RVO-TNO verplaatst naar het nieuwe laboratoriumgebouw aan de Lange Kleiweg te Rijswijk waar inmiddels ook het Medisch Biologisch Laboratorium RVO-TNO gehuisvest was. In 1957 volgt ook het Chemisch Laboratorium RVO-TNO. Later dat jaar opende de minister van Defensie, ir. C. Staf, het nieuwe laboratoriumcomplex. Het verkreeg daarbij de naam Prins Mauritsgebouw.
Na de jaren vijftig werd het accent van het onderzoek van keuring en "trouble shooting" verlegd naar fundamenteel speurwerk. Dit speelde zich eerst af in de chemische sector en breidde zich al snel uit in de fysische richting, onder andere schokgevoeligheid, detonatie en blast. Het onderzoek aan raketmotoren werd opgezet en methoden werden ingevoerd voor de bestudering van inwendige ballistiek en eindballistiek. Vooral bij dit laatste werd intensief gebruikgemaakt van ultrasnelle fotografie en röntgenflitstechniek.
Onderzoek van pantserpenetratie en verzekering vereiste de bouw van (schiet)bunkers en andere voorzieningen.
In 1979 fuseerden het Chemisch en Technologisch Laboratorium tot het Prins Maurits Laboratorium TNO (Instituut voor Chemische en Technologische Research).
Aan het begin van de jaren 70 van de vorige eeuw ontstond onvrede over het functioneren van TNO. Hieruit kwam onder andere de vraag voort of de organisatiestructuur van TNO, na de sterke groei die was opgetreden, nog voldoenden garanties bood voor een effectief en efficiënt functioneren. Commissies en werkgroepen werden ingesteld om adviezen, nota's en plannen te leveren voor een herstructurering van TNO.
Na een langdurig en complex proces van voorbereiding en anticiperende maatregelen kon op 1 januari 1981 op basis van het TNO-Besluit 1980 formeel worden overgegaan tot invoering van de belangrijkste elementen van de gewenste organisatiestructuur.
De bijzondere organisaties, dus ook de RVO, werden opgeheven; alle rechten en verplichtingen gingen over naar de enige rechtspersoon die bleef bestaan, de Centrale Organisatie TNO. TNO kreeg een gecentraliseerd dagelijks bestuur, centrale stafgroepen en een indeling in hoofdgroepen, waaronder een hoofdgroep voor defensieonderzoek.De TNO-wet van 1985 maakte aldus een einde aan het dagelijkse bestuur van de Rijksverdedigingsorganisatie. De Raad voor het Defensieonderzoek zou voortaan haar taken overnemen.
Tenslotte vond het herstructureringsproces in formele zin een afronding met de nieuwe TNO-Wet en het daarop afgestemde TNO-Besluit 1986, die op 1 mei 1986 in werking traden.
Geschiedenis van het archiefbeheer
2 Geschiedenis van de archieven
De precieze ontstaansgeschiedenis van het archief van RVO-TNO is niet te achterhalen. In 1981 is een gedeelte van 9,9 meter van het archief van het Chemisch Laboratorium vernietigd. De inhoud hiervan is niet op de verklaring vermeld. Daarom is niet bekend of de neerslag van de taken nog compleet is. Er is nooit eerder archiefmateriaal aan het Nationaal Archief overgedragen. Wel heeft TNO in 1985 en 1992 het archiefmateriaal van RVO-TNO (zowel het Chemisch als het Technologisch Laboratorium) tot en met 1978 aan het ministerie van Defensie overgedragen. De bewaarplicht van deze archieven ligt bij het ministerie van Defensie.
2.1 Chemisch Laboratorium (CL)
Het archief beslaat de periode (1938) 1948-1978 en bestaat uit uitvoering op het gebied van chemisch onderzoek. Het archief bestaat uit ingekomen en uitgaande stukken, onderzoeksrapporten, vergaderverslagen, series en notities. De aard van het archief is uitvoerend.
Het archief bevat geen kaarten, bijzondere papiersoorten, audiovisuele of digitale documenten, wel bouwtekeningen. Er zijn documenten in het Engels, Duits, Frans en Zweeds. De documenten zijn goed leesbaar.
2.2 Technologisch Laboratorium (TL)
Het archief beslaat de periode 1949-1978 en bestaat uit beleid, advies en uitvoering op het gebied van technologisch onderzoek. Het archief bestaat uit ingekomen en uitgaande stukken, onderzoeksrapporten, vergaderverslagen, series en notities. De aard van het archief is voornamelijk uitvoerend.
Het archief bevat geen kaarten, bijzondere papiersoorten, audiovisuele of digitale documenten, wel bouwtekeningen. Er zijn documenten in het Engels, Duits, Frans en Zweeds. De documenten zijn goed leesbaar.
De omvang voor bewerking bedroeg 38,875 meter, 311 dozen. Het is niet bekend of het archief compleet is.
Het archief was primair op (opdracht)nummer geordend. Secundair was er sprake van een chronologische ordening. Bij de bewerking is deze ordening in stand gebleven.
Er zijn behoudens enkele agenda's geen bruikbare toegangen van dit archiefblok gevonden.
2.3 Gedelegeerde ministerie van Defensie (GM)
Het archief beslaat de periode 1962-1978. Het betreft stukken van RVO-TNO gericht aan de gedelegeerde van de minister van Defensie aangaande diverse onderwerpen (verkoop van panden, projectkosten, statutenwijzigingen van RVO-TNO). Het archief bestaat uit ingekomen en uitgaande stukken. De aard van het archief is voornamelijk uitvoerend.
Het archief bevat geen kaarten, bijzondere papiersoorten, audiovisuele of digitale documenten. Er zijn geen documenten in andere talen dan het Nederlands aangetroffen. De documenten zijn goed leesbaar.
De omvang voor bewerking bedroeg 1 meter, 8 dozen. Het is niet bekend of het archief compleet is.
Het archief was ongeordend en bestond uit losse stukken.
Er zijn geen toegangen van dit archiefblok gevonden.
De verwerving van het archief
De rechtstitel is (nog) onbekend
Inhoud en structuur van het archief
Inhoud
Zie voor de inhoud de paragraaf geschiedenis van het archiefbeheer.
Selectie en vernietiging
Voor het selecteren voor bewaring en vernietiging van het archief is gebruik gemaakt van de volgende selectielijsten:- de "selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Defensie en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Militair Materieel over de periode vanaf 1945", 29 januari 2007/nr. C/S&A/07/240, (Stcrt. 24 april 2007, nr. 79/pag. 11)
- de "selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Defensie en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Militaire Operatiën over de periode vanaf 1945", 3 mei 2005/nr. C/S&A/05/933, (Stcrt.15 juli 2005, nr. 113/pag. 14)
- de "selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Defensie en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Organisatie van de Rijksoverheid over de periode 1945-1999", 5 juli 2005/nr. C/S&A/05/1362, (Stcrt. 16 december 2005, nr.245/pag. 25)
Voor de selectie besloegen de archieven gezamenlijk 70 m1. Er is in totaal 17, 875 voor vernietiging afgescheiden.
De te bewaren dossiers zijn vervolgens ontdaan van schadelijke hecht- en bindmiddelen, in zuurvrije omslagen en dozen gepakt en kregen een inventarisnummer toegekend.
Na ompakken besloeg de totale omvang van de archieven 53,25 m1.
Van de te bewaren dossiers en stukken die aan het Nationaal Archief werden overgedragen is een digitale toegang gemaakt in MAIS-Flexis.
Selectie en vernietiging
Voor bewerking was het archiefbestand 70m1 groot. Van het totale archiefbestand is tijdens de bewerking 17,875 m1 vernietigd.
De uiteindelijke omvang van dit archief bedraagt circa 54 m1.
Aanvullingen
Het archief kan als afgesloten worden beschouwd, er worden geen aanvullingen verwacht.
Verantwoording van de bewerking
In overleg met vertegenwoordigers van TNO is besloten het archief te selecteren volgens de geldende regelgeving, maar daarbij terughoudend te zijn bij het vernietigen van de documenten.Er zijn geen bestaande toegangen met bruikbare gegevens aangetroffen. Daarom is er voor dit archiefblok een nieuwe inventaris gemaakt.
Reeds in 2008 is de bewerking van dit archief afgerond. De openbaarheid bleek het struikelblok bij de overbrenging van het archief naar het Nationaal Archief. Het argument van de belanghebbenden was dat er, naast gevoelige informatie, in het hele archief documenten van internationale organisaties en buitenlandse mogendheden verspreid zitten die niet zonder toestemming van die organisatie of mogendheid overgebracht mogen worden naar het Nationaal Archief. De documenten zijn echter al meer dan 35 jaar oud en inmiddels hebben journalisten met toestemming van TNO onderzoek gedaan in onderhavig archief. Daaruit is de publicatie "De geest in de fles" voortgekomen. Omdat het onmogelijk is om de oorspronkelijke stellers van de documenten te traceren, hebben we de betreffende documenten uit de dossiers verwijderd en in rubriek 4 ("gesloten stukken") aan het einde van de inventaris geplaatst. De gesloten stukken hebben in die rubriek een eigen inventarisnummer gekregen. Bij elk inventarisnummer is een kruisverwijzing aangebracht van de nieuwe inventarisnummers naar de inventarisnummers waaruit de stukken komen en andersom. Daarnaast is een aantal dossiers volledig gesloten op grond van het belang van de staat en bondgenoten. Deze dossiers staan gewoon op hun plek in de inventaris.
Ordening van het archief
Niet van toepassing. Zie de paragraaf 'geschiedenis van het archiefbeheer'.
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels niet openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Voor zover bekend zijn er geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Andere toegang
Voor dit archief is geen andere toegang beschikbaar.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
- Creëer een account of log in.
- Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
- Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Defensie, Rijksverdedigingsorganisatie (RVO-TNO), nummer toegang 2.13.205, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Def / Rijksverdedigingsorganisatie TNO, 2.13.205, inv.nr. ...
Verwant materiaal
Bewaarplaats van originelen
Niet van toepassing.
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
Niet van toepassing.
Over de organisatie van de Nederlandse Organisatie voor Toegepast-Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO), zie 2.14.36.01, Inventaris van het archief van de Nederlandse Organisatie voor Toegepast-Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO): Centrale Organisatie, 1932-1960.
Niet van toepassing.
Publicaties
Bronnen en literatuur
- Roozenbeek, Herman en Jeoffrey van Woensel, De geest in de fles. De omgang van de Nederlandse defensieorganisatie met chemische strijdmiddelen, 1915-1997 (Boom, Amsterdam 2010).