Archief
Titel
2.05.52 Inventaris van het archief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken: Directie Verre Oosten te Batavia, (1944) 1947-1950 (1955)
Auteur
Centrale Archief SelectiedienstVersie
04-07-2021
Copyright
Nationaal Archief, Den Haag
1995 cc0Beschrijving van het archief
Naam archiefblok
Ministerie van Buitenlandse Zaken; Directie Verre Oosten BuZa / Verre Oosten
Periodisering
archiefvorming: 1947-1950 oudste stuk - jongste stuk: 1944-1955
Archiefbloknummer
Z22001Omvang
595 inventarisnummer(s); 19,00 meterTaal van het archiefmateriaal
Het merendeel der stukken is in het
Nederlands
Soort archiefmateriaal
Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.Archiefdienst
Nationaal ArchiefLocatie
Den HaagArchiefvormers
Ministerie van Buitenlandse Zaken/Directie Verre Oosten (DIRVO) te BataviaSamenvatting van de inhoud van het archief
De Directie Verre Oosten te Batavia fungeerde als een agentschap van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het archief bevat voor de periode 1947-1950 stukken betreffende de organisatie en de taakuitvoering. Er zijn onder meer stukken m.b.t. regeling van de repatriëring van diverse groepen mensen, migratiepolitiek in de regio, de economische positie van Nederlands-Indië/Republik Indonesia, lucht-en scheepvaartaangelegenheden, oorlogsschade en roofgoed, inlichtingen over personen, de politieke activiteiten en opvatiingen van groepen (speciaal de communistische gezindheid), politieke aangelegenheden (waaronder diplomatieke activiteiten in het kader van de diverse onderhandelingen met de Republik Indonesia), de politionele acties en andere militaire aangelegenheden, de betrekkingen met de Verenigde Naties en de soevereiniteitsoverdracht. Tevens zijn er stukken over Nieuw-Guinea. Tot slot is er ook nog berichtgeving van andere posten en internationale organisaties, commissies en conferenties.Archiefvorming
Geschiedenis van de archiefvormer
GESCHIEDENIS VAN DE DIRECTIE VERRE OOSTEN (DIRVO) TE BATAVIA
ORGANISATIE
De Tweede Wereldoorlog en de daarop volgende nationale en internationale ontwikkelingen, hadden tot gevolg, dat de overzeese gebiedsdelen, in het bijzonder Indonesië, steeds veelvuldiger contact hadden met het buitenland en steeds meer in aangelegenheden van internationale aard werden betrokken. Deze ontwikkeling maakte het gewenst, dat in Indonesië over een dienst kon worden beschikt die de buitenlandse aangelegenheden op deskundige wijze behandelde. De onzekerheid in de positie van buitenlandse vertegenwoordigers, het ontbreken van een orgaan dat met deze buitenlandse consulaire ambtenaren het noodzakelijk contact onderhield, waren ook argumenten voor een spoedige instelling van een dienst voor het buitenlands beleid te Batavia. De Overeenkomst van Linggadjati tussen Nederland en de Republiek Indonesië, gesloten in november 1946, opende het bestaansrecht van zo'n dienst, waarbij echter rekening gehouden diende te worden met de toekomstige constructie van Indonesië, namelijk de Verenigde Staten van Indonesië.
De gedachten gingen uit naar de schepping van een speciaal agentschap van het Departement van Buitenlandse Zaken in Batavia. Bij beschikking van de minister van Buitenlandse Zaken van 20 maart 1947 nr. 25660-1904 G.S. werd op 1 april 1947 de Directie Verre Oosten (DIRVO) te Batavia opgericht, waarvan T. Elink Schuurman tot chef werd benoemd. Dit agentschap vormde weliswaar administratief en organisatorisch een belangrijk onderdeel van het ministerie van Buitenlandse Zaken (BuZa) te Den Haag, maar werd gevestigd in Batavia. Het onderhield speciale betrekkingen met de Luitenant Gouverneur Generaal (Lt.G.G.), dr. H.J. van Mook, en de Indische administratie (zie hiervoor het onderdeel taakuitvoering).
DIRVO kreeg haar instructies van verschillende instanties. Ze had zich te richten naar het inzicht van de Lt.G.G. of diens plaatsvervanger, voor de behandeling van aangelegenheden door buitenlandse instanties voortgebracht, waarin het buitenlands beleid was betrokken en waarin haar tussenkomst bij de Indische Regering werd gevraagd. DIRVO zou een snelle en doeltreffende coördinatie en distributie van gegevens op buitenlands politiek en economisch gebied met de Nederlandse politieke en consulaire zendingen zoveel mogelijk bevorderen. Hiermee werden bedoeld de Nederlandse vertegenwoordigingen in de Indonesië omringende landen. Tenslotte werd de verhouding tot het Departement van Overzeese Gebiedsdelen geregeld door de bepaling dat de minister van Buitenlandse Zaken de minister van Overzeese Gebiedsdelen op de hoogte zou houden van alles wat "mede tot de verantwoordelijkheid van deze bewindsman" behoorde.
Door de verdere ontwikkeling van de Indonesische kwestie werd het buitenlands beleid van Nederland voor dit gebied zeer belangrijk. Dit werd in belangrijke mate versterkt door de bemoeienis van de Veiligheidsraad, die de Commissie van Goede Diensten instelde (later genoemd de United Nations Commission for Indonesia). Hiervoor werd een Nederlandse onderhandelingsdelegatie, onder leiding van Raden Abdulkadir, op 15 december 1947 bij koninklijk besluit ingesteld. DIRVO werd ten volle bij de besprekingen ingeschakeld. Van juli 1948 tot april 1949 was T. Elink Schuurman (chef DIRVO) tijdelijk leider van deze delegatie.
Deze chef DIRVO kreeg een gelijke zelfstandigheid toegekend als de chef van de directie Politieke Zaken in Den Haag. Er werd zelfs bepaald (door de geografische ligging) dat in geval van zeer dringende zaken de chef een grotere zelfstandigheid zou bezitten dan het hoofd van een departementale directie in het algemeen.
Sinds de instelling van DIRVO bestond dus een officieel rechtstreeks kanaal tussen het ministerie van Buitenlandse Zaken te Den Haag en Batavia. In 1949 werd als chef DIRVO, T. Elink Schuurman opgevolgd door dr. J.G. de Beus.
De corresponderende instantie te Den Haag, was de directie Politieke Zaken van Buitenlandse Zaken, die een bureau voor Indonesische Zaken telde. Dit bureau opereerde in nauwe samen¬werking met de verschillende afdelingen van het departement van Overzeese Gebiedsdelen, waarvan het ook documentatie en feitelijke gegevens ontving.
-
- Contact met Lt.G.G., Commissie-Generaal, departementshoofden, regeringen van staten die samen de Indonesische federatie zouden vormen, contacten met vertegenwoordigers vreemde mogendheden.
-
- Voorlichting aan de Indische regering over de ontwikkeling van naburige staten; voorlichting aan het ministerie van Buitenlandse Zaken over de ontwikkelingen in Nederlands-Indië; distributie van de politieke berichtgeving; United Nations Organisation en andere internationale organen; samenwerking met de inlichtingendienst.
-
- Zorg voor de opleiding van Indonesiërs voor de buitenlandse dienst; advisering over de bezetting van de posten in de omstreken van Nederlands-Indië; koerierszendingen; codeverkeer; verstrekken van inlichtingen over de buitenlandse dienst aan publiek.
-
- Zorg voor paspoorten, visa, immigratie, nationaliteit, relief; belastingen; dienstplicht; zwarte lijst; repatriëring.
-
- Erkenning van vreemde vertegenwoordigers; positie speciale attaché's; audiëntie, ceremonieel en préséance; onderscheidingen, voorrechten, consulaire lijst, vlootbezoek; routinecorrespondentie.
-
- Aangelegenheden op handels-, landbouw-, nijverheid-, scheepvaart- en financieel gebied; vraagstukken betreffende luchtverkeer, post, telegraaf, telefoon en radio.
-
- Politieke richtlijnen voor voorlichting; samenwerking met Nederlandse en Nederlands-Indische voorlichtingsdiensten; contact met buitenlandse correspondenten.
-
- Samenwerking met Indische instanties over de positie van de Chinese bevolkingsgroep
-
- Samenwerking met Indische instanties over de positie van Japanners, Arabieren en andere ingezetenen van vreemde landaard; coördinatie van de activiteiten van de Nederlandse militaire missie te Tokyo; oorlogsmisdadigers.
-
- Advies over internationale aangelegenheden, aangelegenheden van privaat en publiekrechtelijke aard; verdragen; wetgeving.
Overzicht van de belangrijkste functies
(Staatsalmanak voor het Koninkrijk der Nederlanden, 1948-1950.)
-
- buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister, chef der directie
-
- sous-chef en eerste gezantschapssecretaris
-
- tweede gezantschapssecretaris
-
-
-
- kanselier der eerste klasse
-
- buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister, chef der directie
-
- sous-chef en eerste gezantschapssecretaris (tot half 1948)
-
- eerste gezantschapssecretaris
-
- tweede gezantschapssecretaris
-
-
- gevolmachtigd minister, chef der directie
-
- sous-chef en eerste gezantschapssecretaris
-
- tweede gezantschapssecretaris
-
-
Daarnaast was er nog het administratief personeel bestaande uit: de kanselier en archiefmedewerkers, secretaresses, stenotypistes, personeel voor de mailkamer, een chauffeur, een bode en een loper.
In 1947 werden aan DIRVO, in verband met de opheffing van het kantoor van de Nederlandse Militaire Missie Japan gevestigd te Batavia, een aantal werkzaamheden overgedragen. Daarnaast werd in 1949 in verband met de soevereiniteitsoverdracht de Codekamer, voor het telegramverkeer formeel ondergebracht bij DIRVO, waardoor deze een Nederlands orgaan bleef . ( Inventarisnummer 10 ) Op 27 december 1949 vond de soevereiniteitsoverdracht plaats. DIRVO werd opgeheven in begin 1950; de overgebleven taken en werkzaamheden werden door het Hoge Commissariaat der Koninkrijk der Nederlanden in Indonesië overgenomen.
TAAKUITVOERING
Aan DIRVO werden de volgende taken opgedragen:
- de dagelijkse werkzaamheden op het terrein van het buitenlands beleid. DIRVO moest deze werkzaamheden zo veel mogelijk zelf afdoen, met name in zaken van administratieve aard;
- het onderhouden van contact met de in Nederlands-Indië werkzame consulaire zendingen van buitenlandse mogendheden. Audiënties van leden van het buitenlandse consulaire corps bij de Lt.G.G. of diens plaatsvervanger, alsmede bij de Commissie-Generaal, zouden door tussenkomst van DIRVO tot stand worden gebracht;
- het bijstaan in zaken van de Indische regering, waarin het buitenlands beleid betrokken was, telkens wanneer die bijstand werd gevraagd. Het verstrekken van inlichtingen aan de Indische regering hoorde daar ook bij;
- het adviseren bij diplomatieke benoemingen op consulaire posten bij nabijgelegen mogendheden en gebieden;
- het bevorderen van de indienstneming en opleiding van voor de buitenlandse dienst geschikt geachte Indonesiërs en andere Nederlandse onderdanen niet-zijnde Nederlanders;
- het bevorderen van een snelle en doeltreffende coördinatie en distributie van gegevens op buitenlands politiek en economisch gebied met die Nederlandse diplomatieke en consulaire zendingen, wier berichtgeving voor Nederlands-Indië van belang is. Hiertoe behoorden naast de Aziatische landen de aan de Indische en Stille Oceaan gelegen mogendheden en gebieden . ( Beschikking van de minister van Buitenlandse Zaken van 20 maart 1947, nr. 25660-1904 G.S. )
Naar aanleiding van de opheffing van het kantoor van de Nederlandse Militaire Missie Japan te Batavia werden de voorlichtingswerkzaamheden, economische en financiële aangelegenheden overgeheveld naar DIRVO.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Herkomst archief
Het archief van DIRVO is, samen met het archief van het Hoge Commissariaat van het Koninkrijk der Nederlanden, op 21 januari 1958 in Nederland ontvangen. Het vervoer vond plaats in kisten per stoomschip. Na wat omzwervingen is het terecht gekomen in de archiefruimte van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Uit het archief zijn de dossiers betreffende de affaire Westerling en Schmidt/Jungschlager gelicht en gevoegd in het archief van het Hoge Commissariaat. ( Inventarisnummer 4 )Cesuur
De begincesuur is 1947, het jaar waarin DIRVO werd ingesteld. Eindcesuur is het jaar 1950. DIRVO werd toen in verband met de soevereiniteitsoverdracht opgeheven. De dossiers die in z'n totaliteit buiten de cesuur vielen, werden overeenkomstig het bestemmingsbeginsel afgescheiden. Dit waren met name dossiers van het Hoge Commissariaat van het Koninkrijk der Nederlanden. Daarnaast kwam het voor dat de archiefbescheiden in de dossiers gedeelte¬lijk de cesuur overschreden. Aan de hand van de taken, die overgegaan zijn naar het Hoge Commissariaat, werd beoordeeld of de stukken wel of niet in het archief hoorden.
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief
Inhoud en structuur van het archief
Selectie en vernietiging
Omvang en vernietiging
Het doel van de bewerking was, het archief in een zodanig geselecteerde staat te brengen, dat het overeenkomstig artikel 5 van de Archiefwet 1962 kon worden overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief te Den Haag. De omvang van het archief was 28 meter.
Bij de bewerking is gebruik gemaakt van de Lijst van voor vernietiging in aanmerking komende stukken in het archief van het ministerie van Buitenlandse Zaken en in de archieven van de Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland, vastgesteld bij beschikking van de minister van Buitenlandse Zaken van 19 februari 1960, no, APA-25691 en van de staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van 5 april 1960, no. 69502. Voor zover bekend was is er niet eerder uit het archief vernietigd. Wel werd tijdens de bewerking vastgesteld, dat een aantal dossiers die wel vermeld stonden in de dossierinventaris, niet in het archief aanwezig waren. Het was niet bekend waar deze dossiers zich bevonden of dat deze eventueel al vernietigd waren. Er is op dossierniveau geselecteerd.
De dossiers van historisch belang zijn bewaard, ook wanneer deze volgens de lijst vernietigd konden worden. Voorbeelden hiervan zijn de ingekomen berichten over de politieke situaties in de landen, die in de omgeving van Indonesië liggen (zie de beschijvingen onder rubriek 2.7 in de inventaris).
Het te bewaren gedeelte bedroeg na de bewerking 19,5 meter. Na de bewerking is het archief geretourneerd aan het ministerie van Buitenlandse Zaken. Buitenlandse Zaken zal het archief op grond van artikel 5 van de Archiefwet overbrengen naar het Algemeen Rijksarchief en het te vernietigen gedeelte overbrengen naar KNP BT Paper Recycling (voorheen Lignac en Levison) te Apeldoorn.
De omvang van de dossiers die overeenkomstig het bestemmingsbeginsel zijn afgescheiden bedroeg 5 meter. Het gedeelte dat op termijn te vernietigen was, ging terug naar de archiefruimte van de beheerder. Totaal werd 12,5% van het archief vernietigd.
Verantwoording van de bewerking
Materiële toestand
De materiële toestand van het archief was redelijk te noemen. Het archief bevatte veel roestig ijzerwerk. De bescheiden zijn niet noemenswaardig beschadigd. Noch is er schimmel of ander bacteriologische beschadiging in het archief aangetroffen.
De materiële verzorging bestond uit:
- verwijderen van alle ijzerwerk;
- per bestanddeel (inventarisnummer) verpakken in een zuurvrije drieluik omslag;
- verpakken van de omslagen in zuurvrije "Amsterdamse" dozen;
- aanbrengen van een zuurvrije etiket, zowel op de omslagen als op de dozen, met daarop het inventarisnummer vermeld.
Inventarisatie
Er bevonden zich geen bescheiden met een algemeen karakter in het archief, zodat voor het inventarisschema de hoofdindeling organisme-taakuitvoering is toegepast.
In eerste instantie is geprobeerd om de lettercode als uitgangspunt te gebruiken voor het inventarisschema, maar hiervan is in sommige gevallen afgeweken omdat:
- sommige rubrieksaanduidingen niet voldeden aan het criterium van exclusiviteit, de rubrieken sloten elkaar niet uit;
- sommige gebruikte codes de lading van de dossiers niet goed dekten;
- door vernietiging van de daarvoor in aanmerking komende stukken, sommige rubrieken zodanig uitgedund werden dat de titels niet meer dekkend waren.
Er werden verzamelbeschrijvingen gemaakt wanneer er sprake was van series, facetdossiers, deeldossiers en verzameldossiers. In de verzamelbeschrijvingen zijn de deelbeschrijvingen óf chronologisch óf alfabetisch geordend. De dossiervorming liet nogal te wensen over; de meeste dossiers waren eigenlijk onderwerpsmappen; stukken die over hetzelfde onderwerp gingen, waren bij elkaar geplaatst. Dit is in de inventaris terug te vinden door de vele onderwerpsbeschrijvingen.
Ordening van het archief
Postbehandeling en toegangen De postbehandeling vond plaats bij de afdeling Archief. Hier werd o.a. de post ontvangen, geopend en rondgebracht bij de ambtenaren, dossiers gevormd en uitgeleend, telegrammen ontvangen en verstuurd. De archiefbescheiden werden geordend door middel van een door DIRVO zelf vervaardigde code. Deze code bestond uit letters, die rubrieken vormden, met daaronder een onderverdeling in cijfers. ( Inventarisnummer 4 ) De ingekomen bescheiden werden voorzien van een stempel, met daarin vermeld de datering, de code en een nummer. Er was een zeer eenvoudige toegang aanwezig, die ingedeeld was op de lettercode, met daaronder zeer summiere dossieropschriften en datering. Andere toegangen zoals een agenda met daarin de aantekening van de ingekomen en uitgaande stukken, zijn niet aangetroffen.
Aanwijzingen voor de gebruiker
Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (A).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
- Creëer een account of log in.
- Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
- Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Buitenlandse Zaken; Directie Verre Oosten, nummer toegang 2.05.52, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, BuZa / Verre Oosten, 2.05.52, inv.nr. ...
Verwant materiaal
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Literatuur Burger, E., Groen P.L. en Steenhuis J., Gedane buitenlandse zaken: Een institutioneel onderzoek naar het beleidsterrein buitenlands beleid en het ministerie van Buitenlandse Zaken, 1945-1990 [1994] ('s-Gravenhage 1995) Jaarboek van het ministerie van Buitenlandse Zaken 1950-1951 ('s-Gravenhage 1951) Organisatie en reorganisatie van het Departement van Buitenlandse Zaken ('s-Gravenhage 1950) Boogart, E. van den, Drooglever, P.J., Emmer, P.C. e.a., Overzee, Nederlandse koloniale geschiedenis 1859-1960 (Haarlem 1982) Wal, dr. S.L. van der, Officiële bescheiden betreffende de Nederlands-Indonesische betrekkingen 1945-1950, negentien delen ('s-Gravenhage 1978)