Terug naar zoekresultaten

2.05.424 Inventaris van het archief van de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in Koeweit, (1975) 1972-2013

Het archief bevat stukken van de Nederlandse ambassade in Koeweit inzake de organisatie en taken op het gebied van consulaire, culturele, economische en politieke zaken. Het betreft voornamelijk correspondentie en rapporten.
Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.05.424
Inventaris van het archief van de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in Koeweit, (1975) 1972-2013

Auteur

Doc-Direkt

Versie

05-01-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2018 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Nederlandse Ambassade in Koeweit [1974-1985]
Ambassade Koeweit 1974-1985

Periodisering

archiefvorming: 1972-2013
oudste stuk - jongste stuk: 1975-2013

Archiefbloknummer

Z331

Omvang

; 373 inventarisnummer(s) 5,30 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften. Bevat enkele diskettes, cd-roms en een videoband.

Archiefdienst

Nationaal Archief, Den Haag

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ministerie van Buitenlandse Zaken, , 1975 - 2013

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat stukken van de Nederlandse ambassade in Koeweit inzake de organisatie en taken op het gebied van consulaire, culturele, economische en politieke zaken. Het betreft voornamelijk correspondentie en rapporten.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Achtergrondinformatie Koeweit
Staatsinrichting
Koeweit is een op erfrecht gebaseerd emiraat en stond van december 1977 tot januari 2006 onder leiding van Sheikh Jabr al-Ahmed al Sabah. Na zijn overlijden op 15 januari 2006 werd hij opgevolgd door de kroonprins Sheikh Saad al-Abdullah al-Salem al-Sabah. De 14de emir van Koeweit bleef slechts 10 dagen in functie. Na intern beraad werd minister-president Sheikh Sabah al-Ahmed al-Sabah op 29 januari in het parlement van Koeweit beëdigd als 15de emir. Begin februari 2006 werd Sheikh Nasser al-Mohammed al-Sabah tot minister-president benoemd. Belangrijke posten in het kabinet, zoals premier en ministers van Buitenlandse Zaken, Defensie, Binnenlandse Zaken en Olie Zaken worden ingenomen door familieleden van de emir onder verantwoordelijkheid van de emir. Soms worden gekozen parlementsleden aangesteld als minister in het kabinet. De emir regeert per decreet via zijn Raad van Ministers. Wetten die per decreet worden aangenomen, dienen te worden geratificeerd door de Nationale Assemblee, de Majlis Al-Umma. De emir heeft echter een effectief vetorecht, waarmee hij het tegenhouden van zijn decreten door de Assemblee kan verwerpen. De reeds diverse jaren voortdurende machtsstrijd, zij het in afgezwakte vorm, tussen regering en Nationale Assemblee heeft een sterk vertragend effect op de besluitvormingsprocedure en op de door de regering in gang gezette economische herstructurering.
Op juridisch gebied is er in Koeweit sprake van een verwarrende en onduidelijke regelgeving, welke vaak is gebaseerd op oude historische precedenten. De constitutie garandeert weliswaar een zekere mate van justitiële onafhankelijkheid, maar de emir benoemt alle rechters en aanpassing van de wetgeving is alleen toegestaan na toestemming van de overheid.
Het dagelijkse bestuur is in handen van een regering (‘State Council’) die bestaat uit de premier, vicepremiers, een Raad van Ministers en overige leden. Het staatshoofd is de president, die wordt gekozen door en uit de leden van de Nationale Assemblee, aan wie hij ook verantwoording schuldig is. De ambtstermijn van de president is vijf jaar en hij is onder andere opperbevelhebber van de strijdkrachten.
Geschiedenis
De relatie met Irak is bepalend geweest voor de moderne geschiedenis van Koeweit. Beide landen hebben in de 20e eeuw regelmatig op gespannen voet met elkaar gestaan, waarbij de Koeweitse soevereiniteit en gemeenschappelijke olierechten een hoofdrol speelden. Beschuldigingen van Bagdad inzake overproductie van olie door Koeweit en een oud territoriaal conflict leidde uiteindelijk tot de Iraakse inval op 2 augustus 1990. Een internationale militaire coalitie onder leiding van de Verenigde Staten verdreef de Iraakse troepen tijdens "Operatie Desert Storm" in februari 1991. In september van dat jaar tekenden Koeweit en de Verenigde Staten een 10-jarig defensieakkoord, die een veiligheidsgarantie voor de Arabische staat moet bieden. De naoorlogse periode wordt vooral bepaald door de wederopbouw van Koeweit en onderlinge tegenstellingen tussen moderne en traditionele conservatieve politieke krachten.
In juli 2003 wonnen zowel islamisten als regeringsgetrouwe kandidaten de verkiezingen ten koste van liberalen. De emir, Sheikh Jaber benoemde Sheikh Sabah al-Ahmad al-Sabah tot premier. In januari 2006 overleed emir Sheikh Jaber, hij werd opgevolgd door Sheikh Sabah al-Ahmad. In maart 2008 ontsloeg de emir het door de oppositie gedomineerde parlement en schreef verkiezingen uit. Bij die verkiezingen van mei 2008 wonnen de islamisten terrein en wonnen meer dan de helft van de zetels. De emir benoemde Sheikh Nasser al-Mohammad al-Ahmad tot premier.
In maart 2009 ontbond de emir het parlement wederom. Ditmaal na vragen over corruptie van de premier, zijn neef Sheikh Nasser Mohammad al-Ahmad al-Sabah.
In mei 2009 wonnen voor het eerst drie vrouwen een zetel in het parlement. In oktober 2009 mochten vrouwen een paspoort aanvragen zonder dat daar toestemming van hun echtgenoot voor nodig was. In februari 2012 won de islamitische oppositie de parlementsverkiezingen. De emir blokkeerde een paar maanden later een overgang naar het islamitische strafrecht en in oktober 2012 liet hij het parlement ontbinden. Bij de parlementsverkiezingen van juli 2013 wonnen de liberale kandidaten aan invloed. Vanaf maart 2015 neemt Koeweit deel aan de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië die luchtaanvallen uitvoert op Houthi rebellen in Jemen.
Bron: https://www.landenweb.nl/koeweit/geschiedenis/
Betrekkingen Nederland – Koeweit
Nederland onderhoudt goede betrekkingen met de Golfstaten, waar Koeweit toe behoort. Belangrijke onderwerpen zijn bevordering van handel en samenwerking op het gebied van onderwijs en mensenrechten. De economische betrekkingen met Koeweit centreren zich rond energie, infrastructuur, constructie, transport, gezondheidszorg en wederzijdse investeringen.
Politieke betrekkingen
De politieke betrekkingen tussen Nederland en Koeweit zijn goed. Er is jaarlijks direct contact tussen de landen via politieke consultaties. Nederland werkt met Koeweit samen op het vlak van mensenrechten. Daarbij ligt de nadruk op versterking en verbetering van overheidsinstellingen die verantwoordelijk zijn voor arbeidsmigranten. Dit is een kwetsbare groep in Koeweit. Nederland besteedt ook aandacht aan de versterking van de positie van de vrouw in de justitiële en rechtelijke macht.
Sinds 2012 helpt Nederland Koeweit bij het opstellen van een nationaal beleidsplan volgens de richtlijnen van VN-resolutie 1325. Deze resolutie erkent het buitensporig geweld waar vrouwen in sommige landen onder te lijden hebben. De resolutie roept VN-lidstaten op de rechten van vrouwen en meisjes te beschermen. Met expertise uit Nederland kan Koeweit een voorbeeld zijn voor de regio. De banden met Koeweit verlopen direct via de politieke leiders van het land. Maar ook via het jaarlijkse overleg tussen de EU en de Samenwerkingsraad van de Arabische Golfstaten (GCC). Dit overleg van ministers bespreekt de situatie in de regio en mondiale kwesties. In 2014 bracht minister Kamp van Economische Zaken een officieel bezoek aan Koeweit. Dit bezoek was op uitnodiging van Ali Al-Omair, Minister van Olie. Een handelsmissie van ongeveer 20 bedrijven en kennisinstellingen op het gebied van infrastructuur en energie is met de minister meegereisd. In dat jaar werd ook de 50-jarige bilaterale relatie tussen Nederland en Koeweit gevierd.
Economische betrekkingen
De handelsbetrekkingen met Nederland zijn goed. Op dit moment wordt gewerkt aan de oprichting van een Joint Committee. Ook wordt er ingezet op promotie van Nederland als investeringsland in Koeweit. Koeweit bezit ongeveer 10% van de wereldoliereserve. Daarmee is het land belangrijk voor de Nederlandse energievoorzieningszekerheid op de lange termijn. Koeweit voert een indrukwekkend investeringsprogramma uit. Er is voor de komende jaren ongeveer $108 miljard uitgetrokken om naast energieprojecten, de infrastructuur te verbeteren. Zo is voorzien in een diepzeehaven, de renovatie en uitbreiding van de luchthaven, een spoor- en metrolijn en de bouw van een aantal ziekenhuizen en een nieuwe universiteit. Deze overheidsprojecten bieden uitstekende kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven.
De afgelopen jaren zijn meerdere handelsmissies naar Koeweit uitgevoerd om het Nederlandse bedrijfsleven voor deze kansen te profileren. Een van de belangrijkste megaprojecten is de aanleg van een nieuwe diepzeehaven op het eiland Boubyan. Deze haven krijgt een verwachte capaciteit van 2,5 miljoen containers per jaar. Hier liggen kansen voor de Nederlandse baggeraars en in een later stadium de Nederlandse toeleveranciers. Nederlandse ingenieursbureaus zijn daarnaast actief in projecten om de luchthaven- en havencapaciteit van Koeweit uit te breiden.
Koeweit behoort tot de 6 Golfstaten die zich verenigen in de Samenwerkingsraad van de Arabische Golfstaten (GCC). Naast Koeweit zijn Bahrein, Oman, de Verenigde Arabische Emiraten, Saudi-Arabië en Qatar lid van de GCC. Deze samenwerkingsraad richt zich op versterking van de stabiliteit in de regio, facilitering van (onderlinge) politieke en economische relaties en verbreding van samenwerking, onder andere op het gebied van energie, industrie, handel en technologie. De EU en de GCC zijn in onderhandeling over een vrijhandelsakkoord, dat wederzijdse handel en investering moet stimuleren. De Golfstaten vormen sinds 2003 een douane-unie. Dit is een gebied met vrij verkeer van goederen waar de betrokken staten de onderlinge douanerechten hebben opgeheven.
Bron: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/betrekkingen-met-nederland/inhoud/koeweit
Achtergrondinformatie Bahrein
Staatsinrichting
Bahrein is een absolute monarchie en de enige Golfstaat met zeer strikte regels betreffende het eerstgeboorterecht waardoor de erfopvolger altijd de oudste zoon is. Op dit moment (2017) is de emir sjeik Hamad bin Isa al-Khalifa aan de macht die zijn vader Isa bin Sulman al-Khalifa in maart 1999 opvolgde. De oom van de emir, sjeik Khalifa bin Sulman al-Khalifa is al jaren de minister-president. De emir benoemt en ontslaat leden van het kabinet, hoewel dat niet vaak voorkomt. In 1971 riep Isa bin Sulman al-Khalifa, heerser sinds 1961, Bahrein tot onafhankelijke staat uit. De grondwet van 1973 voorzag voor het eerst in de geschiedenis van Bahrein in een volksvertegenwoordiging, waarin ook de twaalf door de sjeik benoemde kabinetsleden ambtshalve zitting hadden. Na een vermeende poging tot een staatsgreep werd in augustus 1975 het parlement ontbonden en de kieswet van 1973, die alle volwassen mannelijke Bahreini kiesgerechtigd verklaarde, buiten werking gesteld en politieke partijen en vakbonden werden verboden. In 1996 werd naar voorbeeld van Oman en Saudi-Arabië een door de emir benoemde Consultatieve Raad ingesteld, die de regering adviseert maar geen wetgevende macht heeft. Deze veertig leden tellende raad komt een maal per week bij elkaar. De leden worden benoemd door de emir voor een periode van vier jaar en vormen een redelijke afspiegeling van de samenleving, er zitten echter geen vrouwen in. De in het binnen- en buitenland opererende oppositie vindt dit typisch een vorm van schijndemocratie (politieke partijen zijn nog steeds verboden). Het "National Action Charter" benoemde op 23 december 2000 een uit twee kamers bestaande wetgevende macht, die na een referendum op 14 februari 2001 goedgekeurd werd. In november 2002 benoemde de sjeik zes vrouwen in de eerste kamer van het parlement. Hij wilde de vrouwen zo de kans geven te bewijzen dat ze een bijdrage van gewicht aan de politiek zouden kunnen leveren.
Sjeik Isa bin Sulman al-Khalifa draagt sinds augustus 1972 de titel emir (prins). Veel van zijn familieleden bekleden sleutelposities in de regering en het bestuur, waaronder de belangrijkste ministersposten. De emir en zijn ministers houden nog traditionele majliszittingen, waarbij de bevolking zich rechtstreeks met petities tot hen kan wenden. De bevolking eist democratische hervormingen o.a. door demonstraties en bomaanslagen, die sinds 1994 al 25 mensen het leven kostten. Door de onrust is veel kapitaal weggevloeid van het ooit bloeiende bankencentrum.
Geschiedenis
Nadat Groot-Brittannië had aangegeven zich te willen terugtrekken uit de Golf deed Bahrein eind 1971 mee in een poging om een federatie te vormen met Qatar en de zeven "Trucial States", nu de Verenigde Arabische Emiraten Als grootste qua inwoneraantal van de negen emiraten eiste Bahrein de grootste zeggenschap in de voorgestelde federatie. De andere weigerden hierop in te gaan waarna Bahrein besloot om alleen verder te gaan en riep op 14 augustus 1971 de onafhankelijkheid uit, met instemming van Groot-Brittannië. Groot-Brittannië sloot met de nieuwe staat een vriendschapsverdrag zonder defensieve verplichtingen. Ook Qatar trok zich terug uit de toekomstige federatie. Eind 1972 werd er een soort werkgroep opgericht die een nieuwe grondwet moest maken. De emir keurde de grondwet in mei 1973 goed en later dat jaar werden er verkiezingen gehouden voor een "National Assembly" die voor het eerst bijeenkwam in december van dat jaar. Twintig maanden later werd het orgaan door de emir ontbonden omdat radicale leden het onmogelijk maakten voor de uitvoerende macht om goed te functioneren. Vanaf die tijd wordt het land geregeerd door die decreten van de emir die uitgevoerd worden door het kabinet. In 1975 werden vakbonden en stakingen wettelijk verboden.
Gedurende de jaren zeventig en tachtig realiseerde Bahrein een enorme economische groei door de hoge olieprijs en de uitstekende infrastructuur, de beste van de hele Golfregio. Een bedreiging voor het bewind leek de islamitische revolutie in 1979 in Iran en de daaropvolgende Eerste Golfoorlog tussen Iran en Irak (1980-1988) te vormen. Niet alleen betoogden Bahreini- sji'ieten van Iraanse afkomst voor een islamitische staat, tevens leek Iran zijn historische aanspraken op Bahrein te hernieuwen.
Recent is de status als opslagplaats van olie achteruit gegaan, maar de economie richt zich steeds meer op de ontwikkeling van de industrie en de dienstensector (o.a. toerisme) en daardoor is men minder afhankelijk van de olie geworden. Bahrein is bijvoorbeeld een van de belangrijkste financiële centra van de regio geworden als opvolger van Beiroet in Libanon. Eind jaren tachtig ging het in het Golfgebied economisch een stuk minder, maar Bahrein bleef kalm en welvarend. Zo deed de scheepsindustrie halverwege de jaren tachtig goede zaken door tankers die getroffen waren in de oorlog tussen Iran en Irak te repareren. In 1985 werd een samenzwering tegen de staat ontmanteld. Bahrein deed belangrijke wapenaankopen bij de Verenigde Staten en leverde faciliteiten aan de Amerikaanse vlooteenheden die in 1987 en 1988 in de Golf patrouilleerden. Opmerkelijk was de toenadering tot Iran; in december 1990 bezocht de Iraanse minister van Buitenlandse Zaken Bahrein. De Koning Fahd snelweg tussen Bahrein en Saudi-Arabië in 1986 gaf een impuls aan de zakenwereld en het toerisme. Begin jaren negentig onderhield Bahrein nauwe banden met Iran, terwijl de relatie met Irak op een dieptepunt belandde na een raketaanval in de tweede Golfoorlog op Bahrein. Na de Golfoorlog werd Bahrein de basis van de wapeninspecteurs van de Verenigde Naties. In 1999 vroeg de Bahreinse regering om deze bases te sluiten.
In 1991 ontstond met Qatar een conflict om de Hawar-eilanden en de zandbanken Fasht al-Dibal en Jaradah, waar olie was gevonden; Qatar eiste de soevereiniteit over de eilanden op. In 1994 weigerde de emir een petitie met 25.000 handtekeningen aan te nemen waarin gevraagd om meer democratie. Ontevredenheid hierover leidde in november 1994 tot wat rellen in sjiitische dorpen ten westen van Manama. De belangrijkste eisen van de demonstranten was herstel van het buitenspel gezette parlement en een betere spreiding van de welvaart (van de sjiitische bevolking was 30% werkloos). Er vielen 16 doden en vele honderden mensen werden gearresteerd. Ook in 1995 en 1996 was er onrust en werden verschillende bomaanslagen gepleegd en verijdeld. De regering beschuldigde Iran van medeplichtigheid. In december 1996 boycotte Bahrein de topconferentie van de Samenwerkingsraad voor de Golf (GCC: samen met Saudi-Arabië, Oman, Koeweit, Verenigde Arabische Emiraten en Qatar) in Doha (Qatar) vanwege een grensconflict met dit land. Als gevolg van dit grensconflict verslechterden ook de relaties met andere Golfstaten. Bahrein en Qatar gingen in 1997 wel weer diplomatieke banden aan. In 1997 stichtten jonge werklozen branden als protest tegen de discriminatie van de sjiitische meerderheid (de regerende al-Khalifa familie is soennitisch), en het gebrek aan democratische hervormingen. Ook het grote aantal banen die bezet werden door Aziaten waren hen een doorn in het oog. Opnieuw beschuldigde Bahrein Iran ervan om de oproerkraaiers te trainen en financieel te ondersteunen en men trad hard op tegen de dissidenten. Bahrein riep zijn ambassadeur uit Teheran terug. Sjeik al-Khalifa besloot wel om leden van de oppositie in zijn regering op te nemen. Daarna bleef het rustig en komt geweld nog maar zelden voor.
In 1998 leidde het bezoek van de Iraanse oud-president Rafsanjani tot een voorzichtige toenadering tussen beide landen. Het vertrek van het beruchte hoofd van de Bahreinse veiligheidsdienst, de Brit Ian Henderson, werd door de (sji'itische) oppositie zeer gewaardeerd, evenals de ondertekening door de Bahreinse regering van de VN-conventie tegen marteling. In 2001 wees het Internationaal Gerechtshof in Den Haag de Hawar-eilanden toe aan Bahrein. Het voortdurende conflict met Qatar kwam daarmee ten einde. De binnenlandse politiek wordt beheerst door de Al-Khalifa familie en enkele belangrijke Soennitische handelsfamilies. De oppositie is verdeeld en bevat o.a. kleine, meer radicale oppositiegroepen. De belangrijkste oppositiepartij is de Bahrein Freedom Movement (BFM). Na zijn dood in 1999 werd Sheikh Isa opgevolgd door zijn zoon Sheikh Hamad bin Isa al-Khalifa. Laatstgenoemde heeft zich actief met de politieke besluitvorming bemoeid. In februari 2001 won hij brede steun binnen de oppositie voor een politiek hervormingsplan en zette aldus het proces van politieke liberalisering in gang. In lijn met dit hervormingsplan gaf de emir in februari 2002 zijn goedkeuring aan een grondwetswijziging die de staatsvorm van zijn land wijzigde in een constitutionele monarchie en aan het staatshoofd de titel van Koning verleende. Hij schreef tevens gemeenteraadsverkiezingen voor mei 2002 en algemene verkiezingen voor 24 oktober 2002 uit. De nieuwe grondwet verleende het kiesrecht aan zowel mannen als vrouwen. Deze wijzigingen legden de grondslag voor een democratisch bestel in Bahrein.
In oktober 2006 zouden wederom parlementsverkiezingen worden gehouden waaraan de sjiieten, die in 2002 weigerden aan de verkiezingen mee te werken, zullen deelnemen. Deze toezegging werd gedaan, nadat enige amendementen op de " Societies Law" recent werden geaccepteerd. De oppositie blijft echter wel doorgaan met het nastreven van ruimere parlementaire bevoegdheden en minder invloed van de Consultatieve Raad (Shoura Council).
De verkiezingen hebben uiteindelijk in november 2006 plaatsgevonden en de sjiieten hebben 40% van de stemmen gewonnen. Hun leider Jawad bin Salem al-Oraied wordt benoemd tot vicepremier. In september 2007 krijgen duizenden illegale immigranten amnestie. In mei 2008 wordt Houda Nonoo benoemd tot ambassadeur van Bahrein bij de Verenigde Staten. Ze is de eerste joodse vertegenwoordigster van een Arabisch land. In april 2009 geeft de koning gratie aan 170 gevangen die er van verdacht worden om de nationale veiligheid in gevaar te brengen. In 2011 zijn er protesten in Bahrein in de nasleep van de Arabische lente, de protesten worden neergeslagen, maar herhalen zich tijdens de Grand Prix van 2012. In maart 2013 benoemt koning Hamad de kroonprins, die als gematigd bekend staat, tot vicepremier om de onrust in te dammen. Eind 2013 staakt de (sjiitische) oppositie gesprekken met de regering. Verzoeningsgesprekken in 2014 mislukken ook, de parlementsverkiezingen van november 2014 worden door de oppositie afgedaan als een farce. In augustus 2016 beschuldigt een door de VN benoemde commissie de regering van het stelselmatig lastigvallen van de sjiitische oppositie.
Bron: https://www.landenweb.nl/bahrein/geschiedenis/
Betrekkingen Nederland – Bahrein
Nederland onderhoudt goede politieke betrekkingen met de Golfstaten, waartoe Bahrein behoort. Nederland volgt de politieke ontwikkelingen in het land van een afstand, omdat er geen Nederlandse ambassade in Manama is. De economische betrekkingen tussen beide landen zijn beperkt.
Politieke betrekkingen
In februari 2011 kwam de bevolking in opstand tegen de regering, die toen hard op trad tegen de betogers. De regering, bestaande uit overwegend soennieten, werd destijds door protesten onder druk gezet om meer te gaan samenwerken met de sji'itische oppositie. Zij vertegenwoordigen de meerderheid van de bevolking. Nederland onderstreept het belang van opvolging van het rapport van de Bahrain Independent Commission of Inquiry. Dit rapport is naar aanleiding van de opstand in november 2011 verschenen. De Bahrain Independent Commission of Inquiry is een onafhankelijke commissie die onderzoekt of bij het optreden van de regering tegen de opstandelingen in 2011 mensenrechten zijn geschonden. In mei 2015 bracht de Nederlandse mensenrechtenambassadeur een bezoek aan Bahrein. Tijdens zijn bezoek sprak hij met vertegenwoordigers van de overheid en met NGO's. De banden met Bahrein verlopen direct via de politieke leiders van het land. Maar ook via het jaarlijkse overleg tussen de EU en de Samenwerkingsraad van de Arabische Golfstaten (GCC). Bij dit overleg van ministers worden de situatie in de regio en mondiale vraagstukken besproken. De ambassade in Koeweit behartigt de Nederlandse belangen in Bahrein.
Economische betrekkingen
De economische betrekkingen tussen Nederland en Bahrein zijn in vergelijking met de andere Golfstaten beperkt. Bahrein behoort tot de 6 Golfstaten die zich verenigen in de Samenwerkingsraad van de Arabische Golfstaten (GCC). Naast Bahrein zijn Qatar, Koeweit, Oman, Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten lid van de GCC. Deze samenwerkingsraad richt zich op het versterken van de stabiliteit in de regio, faciliteren van (onderlinge) politieke en economische relaties.
Maar ook de verbreding van samenwerking, zoals op het gebied van energie, industrie, handel en technologie. De EU en de GCC zijn in onderhandeling over een vrijhandelsakkoord, dat wederzijdse handel en investering moet stimuleren. De Golfstaten vormen sinds 2003 een douane-unie. Dit is een gebied met vrij verkeer van goederen waar de betrokken staten de onderlinge douanerechten hebben opgeheven.
Bron: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/betrekkingen-met-nederland/inhoud/bahrein
Achtergrondinformatie Qatar
Staatsinrichting
Qatar heeft een absolutistisch bewind en wordt bestuurd door een emir, op dit moment Sjeik Hamad bin Khalifa al-Thani. Hij is tevens minister van defensie en opperbevelhebber van het leger. Zijn derde zoon, sjeik Jasim bin Hamad al-Thani is de officiële opvolger. De broer van de emir sjeik Abdullah bin Khalifa al-Thani is premier en minister van binnenlandse zaken. De emir is gerechtigd om ministers aan te stellen en te ontslaan. Het kabinet bestaat normaal gesproken uit de emir en ca. 15 ministers. Nieuwe wetten worden middels decreten van de emir uitgevaardigd. Hoewel hij in theorie een absoluut monarch is, is hij toch afhankelijk van de steun van familie, het kabinet en van andere belangrijke families uit Qatar en raadpleegt deze dan ook in moeilijke kwesties. Deze raadplegingen zijn informeel, maar vindt ook plaats via zogenaamde "majlis" die regelmatig door de emir en de andere leden van de regerende familie gehouden worden. Iedereen kan dan vragen stellen aan de emir over allerlei zaken. Reguliere, geformaliseerde raadplegingen vinden sinds 1970 plaats door een adviesraad van dertig (mannelijke) leden. Deze raad kan commentaar leveren op wetsvoorstellen, maar kan in feite niets veranderen of zelf wetsvoorstellen indienen. De leden van de adviesraad worden door de emir voor vier jaar aangesteld.
In 1999 hield men in Qatar verkiezingen voor het stadsbestuur van de zes grote steden, een unicum in de gehele Golfregio. Hoewel ook deze raden niet erg veel zeggenschap hebben, was het feit dat voor het eerst vrouwen hun stem mochten uitbrengen, een gebeurtenis van de eerste orde. Er waren 227 kandidaten, waaronder zes vrouwen. Er bestaan geen politieke partijen en er worden nooit verkiezingen gehouden. Vakbonden zijn niet toegestaan, maar er is wel een arbeidswetgeving, die onder meer voorziet in een 48-urige werkweek, betaalde vakantie en ziektegeld.
Geschiedenis (periode t/m 2005)
Na de machtsovername van Khalifa middels de paleisrevolutie op 22 februari 1972 werden de jaren na de coupe gekenmerkt door politieke stabiliteit, stijgende olieprijzen en een toenemende welvaart. Toch had ook Qatar last van de perikelen van grote buren als Irak en Iran, en de Iraanse revolutie in 1979 werd dan ook met groot wantrouwen gevolgd. In 1981 sloot Qatar zich aan bij de Samenwerkingsraad van de Golf (Gulf Cooperation Council), een defensiepact met Saudi-Arabië en de kleine Arabische Golfstaten. Al sinds de jaren zeventig onderhield Qatar nog steeds nauwe betrekkingen met Groot-Brittannië wat betreft defensie-aangelegenheden en ook steeds meer met Frankrijk en de Verenigde Staten. Zo waren Amerikaanse en Canadese soldaten in Doha gelegerd ten tijde van de Golfoorlog. Over het algemeen volgde Qatar qua buitenlands beleid vaak het machtige Saudi-Arabië, maar dat zou in de jaren negentig veranderen.
Begin jaren negentig zocht Qatar nauwere banden met Iran. In 1991 sloten beide landen een overeenkomst waarin Iran via een onderzeese pijplijn vers water zou leveren aan Qatar. Tijdens de Tweede Golfoorlog van 1991 behoorde Qatar tot de bondgenoten van Koeweit. Qatar stuurde in oktober 1992 als eerste Arabische staat na de Tweede Golfoorlog zijn ambassadeur naar Bagdad terug.
In 1993, na de vredesovereenkomst tussen Israël en de PLO (Palestinian Liberation Organisation) werd Qatar de eerste Golfstaat die officieel diplomatieke betrekkingen aanknoopte met Israël. Eind 1995 was Qatar wederom de eerste Golfstaat die economische betrekkingen aanging met Israël, o.a. om Tel Aviv van aardgas te voorzien. Dit gebeurde wel via een derde partij.
In juni 1995 werd Khalifa, op vakantie in Zwitserland, onverwacht vervangen door zijn zoon Sjeik Hamad bin Khalifa al-Thani, tot dan toe kroonprins en minister van defensie. Het veroorzaakte veel opwinding in de Golfregio dat de nieuwe emir weigerde te erkennen.
Zijn vader werd er echter van beschuldigd minstens 3 miljard dollar illegaal naar een buitenlandse bankrekening gesluisd te hebben. De paleiscoup werd dan ook uitgevoerd met toestemming van de familie van de emir. Uiteindelijk werd de nieuwe emir al snel erkend door de Verenigde Staten en de leden van de GCC. Eind februari 1996 vond een poging tot staatsgreep plaats, waarbij ca. honderd mensen werden gearresteerd. Qatar wordt steeds liberaler, zeker vergeleken met de andere Golfstaten. De pers kan behoorlijk haar werk doen en Qatar was de eerste Golfstaat waar vrouwen begin 1999 mochten stemmen bij lokale verkiezingen. In maart 2001 werden de betwiste Hawar-eilanden toegewezen aan Bahrein door het Internationaal Hooggerechtshof in Den Haag. Een grensgeschil tussen Saudi-Arabië en Qatar werd in dezelfde maand onderling bijgelegd.
Bron: https://www.landenweb.nl/qatar/geschiedenis/
Betrekkingen Nederland – Qatar
Nederland onderhoudt goede betrekkingen met de Golfstaten, waar Qatar toe behoort. De handel tussen Nederland en Qatar groeit. Het aantal Nederlandse bedrijven dat in Qatar een vestiging opent, neemt toe.
Achtergrondinformatie Oman
Staatsinrichting
Oman is een islamitische absolutistische monarchie met een sultan (op dit moment Qabous) als staatshoofd en absoluut heerser. Men probeert de oude stammenstructuur te laten harmoniëren met het moderne bestuur, en dat lukt vrij goed. Er zijn geen politieke partijen en vakbonden en er is ook geen parlement. Wetten en verordeningen worden per decreet door de sultan afgekondigd en eventueel ook weer eenzijdig ongedaan gemaakt. De sultan is tevens minister van Defensie en Financiën en opperbevelhebber van de strijdkrachten. Het volk van Oman accepteert deze gang van zaken, niet in het minst door de economische voorspoed van het land en de stormachtige ontwikkelingen op allerlei andere gebieden (zie: onderwijs). Het dagelijks bestuur bestaat uit ministers, staatssecretarissen en speciale raden die allen rechtstreeks verantwoording schuldig zijn aan de sultan.
Geschiedenis (periode t/m 1978)
In 1970 verlieten ook de Britse troepen het land. Qabous bin Said beloofde het volk andere, betere tijden. De naam van het land werd gewijzigd in Sultanaat Oman. Het conflict in Dhofar (zie hieronder) duurde echter nog steeds voort en groeide zelfs uit tot een internationaal conflict. Ook met behulp van de Britten lukt het niet om de opstandelingen te verslaan, hoewel ze wel gedwongen werden om zich terug te trekken in de bergen. De oliecrisis in 1973 zorgde voor een ommekeer. De idee dat het communistisch georiënteerde PFLOAG de Perzische Golf onder controle zou krijgen was voor Iran en het westen een doemscenario dat ten koste van alles moest worden voorkomen. Iran zette troepen in, Jordanië leverde militaire adviseurs en de Verenigde Staten leverden wapens. In de bevrijde gebieden werd meteen een hulpprogramma opgezet en werden in hoog tempo o.a. scholen, moskeeën en ziekenhuizen gebouwd om de bevolking gunstig te stemmen.
In 1975 werd Dhofar bevrijd en ook de Dhofari’s werden bedolven onder geld, voorzieningen en zelfs een positie in de regering. De opbouw van Oman werd nu echt goed ter hand genomen en de levensomstandigheden van de bevolking gingen in relatief korte tijd enorm vooruit. Met behulp van westers geld en een ontwikkelingsplan van de Verenigde Naties ontwikkelde de handel, de industrie en het onderwijs zich en werden er scholen, bibliotheken, musea en postkantoren gebouwd. Het analfabetisme werd aangepakt en boeren en vissers ontvingen steun.
Conflict Dhofar: Dhofar was een opstandige provincie in de recente historie. Medio 20e eeuw was in de meest zuidelijk provincie een bevrijdingsfront actief. Dit front was een verzameling van verschillende marxistisch-leninistisch geïnspireerde groeperingen. Het doel was Dhofar af te scheiden van de rest van Oman. Sultan Said Bin Taimur deed volgens het front te weinig voor de ontwikkeling van het gebied en was corrupt. In het begin was het front succesvol en slaagde erin de provincie grotendeels te beheersen. Ze kregen hierbij steun uit de buurlanden Saudi-Arabië en Jemen en van Russische en Chinese adviseurs. In 1970 werd de sultan door zijn zoon, sultan Qaboes bin Said Al Said, afgezet. Met hulp van het Britse leger slaagde de jonge sultan erin de opmars van het front te stoppen. In 1971 trok het Britse leger zich terug en namen Iraanse officieren de strijd over. In oktober 1975 was de strijd teneinde en kon de sultan zijn gezag vestigen in de hoofdstad van Dhofar, Salalah. De oud strijders van het front kregen een amnestieregeling waarvan velen gebruik hebben gemaakt.
Achtergrondinformatie Verenigde Arabische Emiraten
Staatsinrichting
Het staatshoofd van Abu Dhabi is het federale staatshoofd van de VAE. Hij zit de Supreme Council voor die is samengesteld uit de staatshoofden van de zeven emiraten en die krachtens de in 1996 definitief aangenomen, uit 1971 daterende grondwet, het hoogste gezagsorgaan van de federatie is. Het zwaartepunt van de macht berust in Abu Dhabi.
Geschiedenis (periode t/m 1983)
De zogenaamde "Trucial States" gingen in 1971 op in de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) en vormen sindsdien een federale staat, samengesteld uit de emiraten Abu Dhabi, Dubai, Sharjah, Umm-al-Quwain, Ajman, Fujairah en, sinds 1972, ook Ras-al-Khaimah. De cultureel aanverwante staten Bahrein en Qatar waren uitgenodigd deel uit te maken van de VAE maar kozen uiteindelijk voor zelfstandigheid. Sinds hun oprichting hebben de VAE een spectaculaire economische ontwikkeling doorgemaakt, dankzij de zeer omvangrijke olie- en gasvoorraden, met name in Abu Dhabi. Abu Dhabi is als gevolg van zijn energierijkdom het meest welvarende en invloedrijke emiraat in de VAE. Abu Dhabi draagt 62% bij van het BNP van de VAE terwijl de bijdrage van Dubai 26% is.
Het presidentschap en het premierschap van de VAE zijn toegewezen aan respectievelijk de Al Nahyan-stam van Abu Dhabi en de Al Maktoum-stam van Dubai. De Hoge Raad, die bestaat uit de leiders van de zeven emiraten en gekozen vertegenwoordigers van de Raad van Ministers, en in totaal veertig leden heeft, heeft de taak de voorgestelde wetten bekijken.
De ambassade in Koeweit vertegenwoordigde of vertegenwoordigt Nederland ook in:
  • Bahrein, 1973-heden
  • Oman, 1973-1978
  • Qatar, 1973-2005
  • Verenigde Arabische Emiraten, 1973-1983
Overzicht ambassadeurs:
  • Koeweit, Koeweit, BGA, 1974-1977, acc: Qatar, Bahrein, Oman, Verenigde Arabische Emiraten: Beelaerts van Blokland, Jhr. Mr. Johan Anthony
  • Koeweit, Koeweit, BGA, 1977-1979, acc: Qatar, Bahrein, Verenigde Arabische Emiraten: Bendien, Guido Willem
  • Koeweit, Koeweit, BGA, 1980-1982, acc: Qatar, Bahrein, Verenigde Arabische Emiraten: Beelaerts van Blokland, Jhr. Mr. Eduard Seger Bernhard Theodoor
  • Koeweit, Koeweit, BGA, 1983-1986, acc: Bahrein, Qatar, Bahrein, Arabische Emiraten: Elink Schuurman, Henri Guillaume Arnaud
  • Koeweit, Koeweit, BGA, 1986-1991, acc: Bahrein, Qatar, Bahrein: Veling, drs. Josephus Franciscus Roelf Maria
  • Koeweit, Koeweit, TZ, 1991-1992: Bins, drs. Dirk
  • Koeweit, Koeweit, BGA, 1992-1995, acc: Bahrein, Qatar: Schoen, mr. Jacob
  • Koeweit, Koeweit, BGA, 1996-1999, acc: Bahrein, Qatar: Pijpers, drs. Anthonie
  • Koeweit, Koeweit, BGA, 2000-2004, acc: Bahrein, Qatar: Revis, drs. Henricus Jozef Wilhelmus Maria
  • Koeweit, Koeweit, BGA, 2004-2008, acc: Bahrein, Qatar: Honk, dr. Cornelis Gerardus Johannes van
  • Koeweit, Koeweit, BGA, 2008-2012, acc: Bahrein: Boon von Ochssee, drs. Gijsbert Anton
  • Koeweit, Koeweit, BGA, 2012-2015, acc: Bahrein: Beets, drs. Nicolaas
Hieronder volgt een algemene beschrijving over de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland.
Taken ambassade
De werkzaamheden van de bilaterale posten kunnen grofweg verdeeld worden in politieke aangelegenheden, economische aangelegenheden, pers- en culturele aangelegenheden, consulaire aangelegenheden en algemene zaken. Hieronder volgt een weergave van de taken:
Politieke Zaken (PZ):
  • het volgen van de binnenlandse en buitenlandse politieke ontwikkelingen in het land van accreditatie;
  • het rapporteren aan de Nederlandse regering omtrent de voor Nederland relevante ontwikkelingen opdat die bij het formuleren van haar beleid daar rekening mee kan houden;
  • het uitdragen van het Nederlandse politieke beleid;
  • het behartigen van de belangen van andere landen.
Economische Zaken (EZ): de economische werkzaamheden kunnen worden onderscheiden in macro-, meso- en micro-economische aangelegenheden.
Macro-economisch:
  • het opstellen van algemene economische rapportage over macro-economische ontwikkelingen in het buitenland, overheidsmaatregelen, monetaire kwesties, energievoorziening, milieuhygiëne, lucht- en scheepvaartaangelegenheden;
  • het vergaren van handelspolitieke informatievergaring en inspanningen, met name daar waar de handel op beperkende maatregelen stuit;
  • het toezenden van economisch-statistisch materiaal;
  • het verstrekken van inlichtingen aan de overheid en het bedrijfsleven van het land van vestiging over economische ontwikkelingen en mogelijkheden tot economische samenwerking met Nederland;
  • het uitdragen van het Nederlandse beleid op economisch terrein.
Meso-economisch:
  • het berichten over afzetmogelijkheden, ontwikkelingen in het bedrijfsleven, fusies, buitenlandse investeringen, concurrentie van derde landen;
  • het geven van voorlichting over Nederlandse leveringsmogelijkheden van goederen en diensten;
  • het doen van meldingen over ontwikkelingsprojecten en overheidsaanbestedingen;
  • het aantrekken van industriële projecten voor Nederland door middel van voorlichting, bemiddeling, etc.;
  • het berichten over economische missies die West-Europa bezoeken en hulp aan Nederlandse missies in het ambtsgebied;
  • het berichten over beurzen en tentoonstellingen in het land van vestiging en hulp bij Nederlandse deelname aan beurzen.
Micro-economisch
Het ondersteunen en begeleiden van Nederlandse exporteurs in de vorm van:
  • het ondersteunen en begeleiden van Nederlandse exporteurs in de vorm van: handelsbemiddeling;
  • het voorlichten van Nederlandse zakenlieden en introducties bij overheid en bedrijfsleven;
  • het bemiddelen bij handelsgeschillen.
Ontwikkelingssamenwerking (OS):
De werkzaamheden in het kader van ontwikkelingssamenwerking houden in:
  • het analyseren van het ontwikkelingsbeleid van het betrokken land;
  • het nagaan van de plaats die Nederland in de samenwerking op dit gebied zou kunnen innemen;
  • het vaststellen van doelgroepen waarop het samenwerkingsbeleid gericht kan zijn;
  • het adviseren omtrent de aanvaardbaarheid en uitvoerbaarheid van individuele projecten;
  • het voorbereiden, uitvoeren en evalueren van Kleine Ambassade Projecten (KAP);
  • het begeleiden van uit te zenden deskundigen, huisvesting, financiering, hulp bij import van goederen;
  • het bemiddelen bij de invoer van materieel voor hulpprojecten;
  • het behandelen van financiële aspecten.
Consulaire Zaken (CZ):
Ten behoeve van Nederlanders:
  • het zorgdragen voor de Nederlandse kolonie en Nederlandse toeristen in het buitenland. De meest voorkomende werkzaamheden hiervoor zijn:
  • het verstrekken, verlengen en wijzigen van reisdocumenten voor Nederlanders, alsmede diplomatieke, consulaire en dienstpaspoorten;
  • het opmaken van legalisaties;
  • het verstrekken van juridische adviezen;
  • het verlenen van bijstand bij het opstellen van notariële akten
  • het opmaken van akten van huwelijkstoestemming;
  • het in bewaring nemen van holografische en geheime testamenten;
  • het opmaken van volmachten
  • het registreren van opgemaakte akten in een repertorium;
  • het opmaken van akten van de burgerlijke stand;
  • het regelen van dienstplichtzaken;
  • het zorgen voor repatriëring
  • het overbrengen van gerechtelijke stukken, het bijstaan van rogatoire commissies, het opmaken van legalisaties en het verrichten van andere juridische handelingen.
Ten behoeve van buitenlanders:
  • het verlenen van visa voor bezoeken aan Nederland korter dan drie maanden of verstrekken van een ‘machtiging voorlopig verblijf’ bij een verblijf langer dan drie maanden;
  • het doorzenden van asielverzoeken;
  • het inlichten van buitenlandse autoriteiten betreffende Nederland.
Pers- en culturele zaken (PCZ):
het bevorderen en verbreiden van kennis van het leven en denken van het Nederlandse volk, zijn staatkundige, economische en sociale structuur, zijn cultuur en zijn historie, en over de beginselen en feitelijke gegevens die daarbij een rol spelen. De diplomatieke post heeft tot taak het ontwikkelen van activiteiten en het aankweken en onderhouden van relaties die de banden tussen beide landen kunnen verstevigen. Concreter betekent dit:
  • het medewerken aan de uitvoering van bilaterale afspraken en verdragen op cultureel en wetenschappelijk gebied;
  • het deelnemen aan het internationale culturele verkeer;
  • het profijt trekken uit multilaterale samenwerkingsvormen op dit gebied alsmede het uitdragen van Nederlandse standpunten;
  • het onderhouden van contacten met de lokale pers teneinde publicaties over Nederland te stimuleren en waar nodig onjuiste voorlichting te corrigeren.
Algemene Zaken (AZ):
De afdeling algemene Zaken is belast met de ondersteunende, secundaire taken op een post, dat wil zeggen zaken met betrekking tot:
  • personeel;
  • informatievoorziening, automatisering;
  • organisatie;
  • financieel beheer;
  • archief;
  • communicatie;
  • huisvesting;
  • vervoer
Geschiedenis van het archiefbeheer
De archieven van de buitenlandse posten van het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) werden geordend en geselecteerd conform instructies, opgesteld door de centrale archiefafdeling op het departement en neergelegd in een archiefinstructiebundel. De archiefinstructiebundel heeft in de loop der jaren grotere en kleinere revisies ondergaan. De belangrijkste was de introductie van de archiefinstructiebundel ''Archiefzorg op de posten" in 1999. Deze archiefinstructie introduceerde een nieuwe primaire, hiërarchische ordening op trefwoord en verving de oude ordening op basis van de Archiefcode BZ, afgeleid van de Universele Decimale Code (UDC).
In 2014 is besloten om alle postenarchieven uit de periode 1975-2013 te bewerken. Het zogenaamde archiefblok "Postenarchieven" bestaat uit de volgende onderdelen:
  • Archiefbescheiden over de periode 1975 – 1984, code-archief;
  • Archiefbescheiden over de periode 1985 – 1990, code-archief;
  • Archiefbescheiden over de periode 1990 – 2013.
Archiefbescheiden uit de periode voor 1975 zijn in eerder stadium overgebracht naar het Nationaal Archief. Zie daarvoor "Verwante archieven".
De archiefbescheiden over de periode 1975-1984 zijn grotendeels rond 2005 overgedragen aan Nederland. Ook het archief over de periode 1985-1990 is later voor een belangrijk deel overgedragen aan Nederland. De archiefbescheiden over de periode vanaf 1990 zijn voor aanvang van de archiefbewerking in zijn totaliteit overgedragen aan Nederland in het kader van actie "Papier Hier" (dit project is gericht op het afbouwen van de bestaande papieren archieven op departementen en posten). Met deze actie werden eveneens de nog niet aan Nederland overgedragen dossiers uit de periode voor 1990 meegenomen.
De archieven waren tot aan de overdracht aan het NA in beheer bij Doc-Direkt. In 2018 is het archief van de ambassade Koeweit bewerkt door Doc-Direkt, locatie Rijswijk.
De verwerving van het archief
Het archief is in 2018 door Ministerie van Buitenlandse Zaken overgebracht naar het Nationaal Archief, krachtens artikel 12 van de Archiefwet 1995

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Het archief bevat stukken ontvangen en opgemaakt door de Nederlandse ambassade in Koeweit over de periode 1975-2013. Het betreft stukken over de organisatie en taken van de ambassade op het gebied van consulaire, culturele, economische en politieke zaken.
Selectie en vernietiging
De selectie heeft plaatsgevonden aan de hand van de volgende vastgestelde selectielijsten:
  • 103B: selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de Minister van Buitenlandse Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Ontwikkelingssamenwerking over de periode 1965–1990’, 18 december 2013, Nr.: NA/2013/13.045 (stcrt. jaargang 2013, nr. 36668);
  • 103A: Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de Minister van Buitenlandse Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Buitenland over de periode 1965-1990, 18 december 2013, Nr.: NA/2013/13.044 (stcrt. jaargang 2013, nr. 36665);
  • 186: Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Buitenlandse Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Nederlands buitenlands beleid over de periode vanaf 1990, 18 december 2013 / Nr.: NA/2013/12.299 (stcrt. jaargang 2013, nr. 36667).
Aanvullingen
Het is niet uitgesloten dat in de toekomst alsnog dossiers worden nagezonden. Om die reden is het mogelijk dat er voor dit archief nog aanvullingen komen.
Verantwoording van de bewerking
Als basis voor de bewerking werd een Archiefbewerkingsplan (ABP Postenarchieven 1975-2013) opgesteld, dat in november 2013 werd ondertekend door Doc-Direkt, het ministerie van Buitenlandse Zaken en het Nationaal Archief. Hierin zijn de afspraken met betrekking tot de selectie, ontsluiting, materiële verzorging en overbrenging geregeld voor de postenarchieven in de periode 1975-2013. Vervolgens werd voorafgaand aan de bewerking een werkinstructie opgesteld.
Voor de bewerking van dit archief is ook rekening gehouden met het ABP voor de archieven van de buitenlandse posten van het ministerie van Buitenlandse Zaken in de periode vanaf 1990 (ABP posten 1990-heden). Dit ABP, ondertekend door het ministerie van Buitenlandse Zaken en het Nationaal Archief, bevat de uitkomst van een onderzoek naar de gemaakte selectiebeslissingen op basis van de door de posten gehanteerde archiefinstructies ten opzichte van de geldende selectielijsten. Het resultaat was dat op de door de posten gemaakte beslissingen een aantal correcties moest worden doorgevoerd. De correcties hebben vooral betrekking op de rubriek Algemene Zaken, waarbij met name dossiers inzake de bedrijfsvoering (o.a. huisvesting, financiën en personeel), op grond van eerdergenoemde selectielijsten, alsnog voor vernietiging zijn aangemerkt.
De omvang van het archief voor aanvang van de bewerking was 9,65 meter. Na bewerking van het archief is in totaal 5,25 meter archief voor bewaring overgebleven. De archiefstukken die voor bewaring in aanmerking komen zijn overgebracht naar het Nationaal Archief. Van de te vernietigen stukken zijn vernietigingslijsten opgesteld en deze zijn aan het ministerie van Buitenlandse Zaken ter beschikking gesteld, als bijlage bij het voorstel voor vernietiging.
Bij de beschrijvingen van de in de inventaris opgenomen dossiers ontbreekt in veel gevallen een actieve handeling. Dit heeft te maken met de wijze van opbergen van de documenten, namelijk op onderwerp.
In deze dossiers zijn alle aspecten met betrekking tot de uitvoering van de taak (volgen, analyseren en becommentariëren) ten aanzien van een bepaald onderwerp bij elkaar verzameld. Een zaak of werkproces is niet duidelijk aan te wijzen. De dossiers bestaan voor een groot deel uit berichtenverkeer tussen de post en het departement, correspondentie met diverse instellingen en particulieren.
Het beginjaar van het archief is 1975. Incidenteel bevinden zich in het archief stukken van vóór de begincesuur. Uit praktische overwegingen zijn deze stukken opgenomen in deze inventaris. Het eindjaar van het archief is 2011.
Ten behoeve van de overbrenging naar het Nationaal Archief dient het archief onder andere te voldoen aan de eisen met betrekking tot de duurzaamheid van archiefbescheiden zoals vastgelegd in de Archiefregeling 2009. Concreet betekent dit dat de volgende stappen zijn uitgevoerd:
  • alle ijzerwerk (paperclips, nietjes, hechtmechanieken e.d.) is verwijderd;
  • foto's, lichtdrukken en andere materialen die aan sterkere chemische reacties dan goed papier onderhevig zijn, zijn voorzien van afzonderlijke fourflaps;
  • omslagen, archiefdozen en etiketten voldoen aan de ICN-kwaliteitseis.
Van de te vernietigen stukken zijn vernietigingslijsten opgesteld en deze zijn aan het ministerie van Buitenlandse Zaken overgedragen.
Ordening van het archief
Het archief is primair op rubriek geordend. De rubrieksindeling is gebaseerd op de in de archiefinstructiebundel "Archiefzorg op de posten" van 1999 geïntroduceerde primaire, hiërarchische ordening met trefwoorden. Binnen de rubrieken zijn de dossiers zoveel mogelijk chronologisch geordend.
Dossiers oorspronkelijk geordend op basis van de Archiefcode BZ zijn, om een uniforme wijze van ordening te krijgen, overgezet naar de indeling op trefwoord. Dit was mogelijk, aangezien de overstap van een ordening op code naar die op trefwoord nagenoeg niets aan de bestaande dossiervorming veranderde. Daardoor was het mogelijk de oude code-ordening van een dossier om te zetten naar de nieuwe trefwoordordening.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (B).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het Auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Andere toegang
Voor dit archief is geen andere toegang beschikbaar
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Nederlandse Ambassade in Koeweit [1974-1985], nummer toegang 2.05.424, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Ambassade Koeweit 1974-1985 , 2.05.424, inv.nr. ...

Verwant materiaal

  • Het archief van de Nederlandse Ambassade in Koeweit (1972-1974) is in 2008 overgedragen aan het Nationaal Archief, nummer archiefinventaris 2.05.201.
Bewaarplaats van originelen
Niet van toepassing
Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
Niet van toepassing
Verwante archieven
Niet van toepassing

Bijlagen

Geen bijlagen

Archiefbestanddelen