Terug naar zoekresultaten

2.01.01.01 Inventaris van de archieven van de Wetgevende Colleges van de Bataafse Republiek en van het Koninkrijk Holland, 1796-1810

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.01.01.01
Inventaris van de archieven van de Wetgevende Colleges van de Bataafse Republiek en van het Koninkrijk Holland, 1796-1810

Auteur

V. van den Bergh, D. Brongers, J.H. Kompagnie

Versie

05-06-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1995 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Wetgevende Colleges
Wetgevende Colleges

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1796-1810

Archiefbloknummer

H26500

Omvang

; 857 inventarisnummer(s) 84,65 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven en gedrukte teksten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Nationale Vergadering (1796-1798) Constituerende Vergadering (1798) Vertegenwoordigend Lichaam (1798) Intermediair Wetgevend Lichaam van het Bataafse Volk (1798) Vertegenwoordigend Lichaam van het Bataafse Volk (1798-1801) Wetgevend Lichaam (1801-1805) Vergadering van Hun Hoogmogenden (1805-1807) Wetgevend Lichaam (1807-1810)

Samenvatting van de inhoud van het archief

In januari 1795 maakte het Franse leger met hulp van uitgeweken Patriotten een definitief einde aan oude Republiek der Verenigde Nederlanden. Een jaar later kwam de democratisch gekozen Nationale Vergadering van de Bataafse Republiek bijeen. Onoverbrugbare politieke tegenstellingen en Franse intriges leidden een aantal jaren later en vele staatsgrepen verder, tot de vorming van een autocratisch bewind, het Koninkrijk Holland en uiteindelijk annexatie door Frankrijk.
Het archief bevat met name de decreten, besluiten en resoluties (inclusief de bijlagen en indices) van de wetgevende colleges ten tijde van de Bataafse Republiek en het Koninkrijk Holland (1796-1810). Daarnaast bevat het archief het 'Dagverhaal'; een particuliere uitgave met daarin de verhandelingen van de Nationale Vergadering en haar rechtsopvolgers.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Voorgeschiedenis
In januari 1795 werd door toedoen van een Frans leger onder bevel van Ch. Pichegru (1761-1804) een einde gemaakt aan het meer dan tweehonderdjarig bestaan van de Republiek der Verenigde Nederlanden. In december 1794 trok dit leger over de bevroren rivieren de Republiek binnen, met in zijn voetspoor de in 1787 uitgeweken patriotten onder leiding van H.W. Daendels (1762-1818). Op verzet van enige betekenis stuitten zij nauwelijks. Op 18 januari nam stadhouder Willem V overhaast afscheid van zijn hof en zijn ambtenaren en begaf zich voor de rest van zijn leven in ballingschap, eerst in Engeland, later in Duitsland, waar hij in 1806 overleed.
In enkele steden ontstonden patriottische volksbewegingen, die de oude besturen dwongen tot heengaan. In Amsterdam werd op 19 januari het zittende stadsbestuur vervangen door Provisionele Representanten. Op 20 januari nam een Comité Revolutionair te Schiedam de macht over van de vroedschap en hield een dag later in de Grote Kerk een bijeenkomst, waarbij voor het eerst op Nederlandse bodem de erkenning plaatsvond van de geheiligde beginselen van Vrijheid en Gelijkheid, gegrond op de Eeuwige en onvervreemdbare Rechten van den Mensch ( W.J. Goslinga, De Rechten van den Mensch en Burger (Den Haag 1936) 86 e.v. ) . Diezelfde dag werd de door Nederlandse revolutionaire patriotten uitgeroepen Bataafse Republiek door meegereisde afgevaardigden van de Franse regering erkend. Op initiatief van Amsterdamse revolutionairen, die bij acclamatie waren benoemd tot Provisionele Vertegenwoordigers van het Volk van Amsterdam, werden stappen ondernomen om de Staten van Holland om te zetten, dat wil zeggen de zittende leden van de Staten van Holland te vervangen door revolutionairen. Zij kregen steun van medestanders in verschillende Hollandse steden. Zodoende werden de oude Staten van Holland op 26 januari 1795 vervangen door Provisionele Representanten van het Volk van Holland. Stadhouderschap, raadpensionarisschap en ridderschap werden afgeschaft en de rechten van de mens en van de burger geproclameerd. De oude wijze van stemmen per stand en per stad werd door een hoofdelijke stemming vervangen, de wil van het soevereine volk kwam in plaats van de corporatieve rechten van de standenstaat. Elke representant moest de volgende eed afleggen: "Ik zweere, dat ik gehouw en getrouw zal zijn aan de onvervreemdbare Rechten van den Mensch en Burger, aan het Volk en aan de Wet; en dat ik mij in de betrachting van de plichten daaruit voortvloeiende, zal gedragen als een getrouw en eerlijk man. Dat zweere ik of ik beloove het ( Goslinga, De Rechten van den Mensch en Burger, 89. ) ".
In de overige gewesten voltrok zich in de loop van januari en februari, meer of minder spontaan, een soortgelijke ontwikkeling. Toen Zeeland op 3 maart 1795, als laatste gewest, dezelfde manier van representatie had ingevoerd waren daarmee ook de Staten-Generaal 'om'. De oude vroedschappen werden vervangen door 'provisionele representanten', die nu de 'municipaliteit' (de gemeenteraad) vormden. Zij kozen weer de Provisionele Representanten van de Provincies. Vanuit deze provinciale besturen werden afgevaardigden gekozen voor de Staten-Generaal.
De nieuwe tijd werd ook verwoord in de bepalingen van het Haags Verdrag van 16 mei 1795 dat regelingen bevatte inzake het afstaan van bepaalde gebiedsdelen, het toestaan van inkwartieringen en het opleggen van oorlogsschattingen. Bovendien kwam het land nu opnieuw in oorlog met Engeland, wat funeste gevolgen voor de economie zou hebben.
De Nationale Vergadering (1 maart 1796 - 31 augustus 1797 en 1 september 1797 - 22 januari 1798)
Op 4 maart 1795 werd aan het op die dag opgerichte Comité tot de Algemene Zaken van het Bondgenootschap te Lande (kortweg het Comité te Lande), dat de opgeheven Raad van State verving, opdracht gegeven een plan op te stellen voor de verkiezing en de werkwijze van een Nationale Vergadering en de daaraan toe te kennen bevoegdheden. Over de vraag in hoeverre de Nationale Vergadering tevens de Staten-Generaal zou dienen te vervangen, bestond geen overeenstemming. Pas na uitgebreide beraadslagingen zou daarover een beslissing vallen. De Staten-Generaal waren echter nog steeds een bondgenootschappelijk lichaam. Daarom moest het op 29 mei 1795 ingediende ontwerp voor de verkiezing van een Nationale Vergadering nog door de afzonderlijke gewesten bestudeerd worden. Vooral het opgeven van de gewestelijke soevereiniteit ten gunste van de eenheidsstaat viel menig gewest zwaar. Op 30 december 1795 werd het conceptreglement voor de verkiezingen en de bevoegdheden van de Nationale Vergadering echter vastgesteld en gaven Groningen, Friesland en Zeeland als laatste gewesten hun verzet op. De toekomstige Nationale Vergadering was inmiddels wel aan een reglement gebonden waarin een vergadertechniek was vastgelegd die elke radicale beslissing vrijwel onmogelijk maakte.
Meer dan een jaar had men nodig om tot een definitief reglement voor de verkiezing van de Nationale Vergadering te komen. Stemgerechtigd, zo werd uiteindelijk bepaald, waren alle mannelijke burgers van twintig jaar en ouder, mits zij het afgelopen jaar niet langer dan maximaal drie maanden uit de armenkassen ondersteuning hadden gekregen. Bovendien moesten zij een voorgeschreven verklaring afleggen, waarmee zij de volkssoevereiniteit erkenden en alle erfelijke ambten en waardigheden voor onwettig hielden. De verkiezing tot representant vond indirect (getrapt) plaats. Hiertoe werd het land verdeeld in 126 districten met zo'n 15.000 zielen per district. Elk district werd weer verdeeld in 30 grondvergaderingen. Een grondvergadering telde dus 500 zielen. In elke grondvergadering werd vervolgens één kiezer aangewezen waarna de 30 kiezers van een district uit hun midden de vertegenwoordiger voor de Nationale Vergadering aanwezen, welke dus ging bestaan uit 126 leden, `representanten' genaamd. Na een niet geheel voltooide volkstelling werden in januari 1796 in twee trappen de verkiezingen gehouden voor de afgevaardigden naar de Nationale Vergadering voor een periode van anderhalf jaar (1 maart 1796 tot en met 31 augustus 1797). Degenen die gekozen werden, moesten ten minste dertig jaar oud zijn en zonder ruggespraak bij hoofdelijke stemming de algemene landsbelangen behartigen.
Op 1 maart 1796 vond de eerste bijeenkomst plaats van de Nationale Vergadering, die het volk van de eenheidsstaat-in-wording vertegenwoordigde en onder leiding stond van Pieter Paulus (1754-1796), die de vergadering traditiegetrouw opende met gebed. Na de opening zouden de leden van de Staten-Generaal uiteengaan, waarmee dit instituut na meer dan twee eeuwen ophield te bestaan. Op die 1e maart waren er van de 126 leden echter nog maar negentig aanwezig, vanwege het feit dat in Friesland en Zeeland nog geen verkiezingen waren gehouden in verband met de vertraagde toetreding van deze gewesten. Gaandeweg viel de Vergadering uiteen in drie facties, te weten de door Pieter Vreede (1750-1837) aangevoerde Unitarissen, die uitgingen van een ondeelbare nationale soevereiniteit, de Federalisten die een stelsel voorstonden waarin de scheiding der machten en een grote mate van lokale en gewestelijke zelfstandigheid het centrale gezag in evenwicht moesten houden en de Moderaten onder leiding van R.J. Schimmelpenninck (1761-1825) die zich in geen van beide opvattingen volledig konden vinden.
In de Nationale Vergadering van 1796 en 1797 speelden de Unitarissen een belangrijke en stimulerende rol, onder andere blijkend uit de verdediging van voorstellen voor de één- en ondeelbaarheid van Nederland, de toelating van Joden tot de Nationale Vergadering, de scheiding van kerk en staat, het toekennen van het recht van petitie, de opheffing van de gilden en de afschaffing van de slavenhandel.
Toch waren de scheiding van kerk en staat en de één- en ondeelbaarheid van de staat voortdurend een bron van meningsverschillen. Tijdens de Republiek was de gereformeerde kerk de heersende kerk, wier predikanten door de staat werden betaald en van welke kerk men lid diende te zijn, wilde men een overheidsambt bekleden. De zogenaamde 'dissenters', (doopsgezinden, remonstranten, lutheranen) alsmede de rooms-katholieken en Joden waren daardoor achtergesteld bij de gereformeerden, hetgeen zich niet verdroeg met de leer van de Franse revolutie, die 'Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap' predikte. Na langdurige beraadslagingen werd op 5 augustus 1796 bij decreet bepaald dat er een scheiding van kerk en staat moest plaatsvinden en er dus geen bevoorrechte kerk meer kon zijn.
De vraag in hoeverre de Bataafse Republiek één natie moest zijn met een centraal bestuur en een beperkte gewestelijke soevereiniteit, werd vooral beheerst door de hiermee direct in verband staande samensmelting van de gewestelijke schulden (de 'Amalgame' genaamd). Holland, dat in zijn eentje een schuld had van 455 miljoen gulden vond tegenover zich de andere provincies met een gezamenlijke schuld van 155 miljoen gulden. Onnodig te zeggen dat Holland vóór samensmelting van de schulden was en de meeste andere provincies hiertegen ( Niet elke representant uit Holland was voor de 'amalgame'. Zie bijvoorbeeld het dagboek van Willem Hendrik Teding van Berkhout (L. de Gou, Dagboek van een patriot. Journaal van Willem Hendrik Teding van Berkhout ('s-Gravenhage, 1982; 118 en 121-123). ) . Naast de uitvoering van de bestuurlijke taken van de voormalige Staten-Generaal was de voornaamste taak van de Nationale Vergadering het ontwerpen van een constitutie. Uit de vergadering werd daartoe een commissie benoemd, bestaande uit 21 leden (6 Hollanders, 1 Drent en 2 leden uit elke andere provincie, Limburg, dat Frans gebied was, uitgezonderd). Deze commissie werd belast met het ontwerpen van een constitutie, een grondwet dus. ( Zie voor de archieven van deze en van de tweede commissie: zie rubriek A.4.2.1. ) De eerste maal dat de commissie bijeen kwam was op 27 april 1796. Op 10 november 1796 had de commissie een Plan van Constitutie gereed. Na aanbieding aan de Nationale Vergadering bezetten de leden der commissie weer de hun toekomende plaatsen in de Vergadering, die voor de duur van het commissiewerk door vervangers waren ingenomen. Mede door de samenstelling van de commissie had het Plan een sterk federalistisch karakter gekregen. Na diepgaande besprekingen besloot de vergadering op 29 november 1796 met 66 tegen 52 stemmen om het ontwerp als grondslag voor haar 'deliberatiën' (beraadslagingen) te aanvaarden. In de loop der volgende maanden werd het plan door vele wijzigingsvoorstellen van onder andere de commissie-Hahn in unitaristische zin bijgesteld, wat uitmondde in een nieuw Ontwerp van Constitutie, aangeduid als het 'dikke boek', waarin de eenheid van de staat centraal stond. Op 30 mei 1797 aanvaardde de Nationale Vergadering het ontwerp en hoopte zij, ruim twee jaar na het ontstaan van de Bataafse Republiek, haar constituerende taak als beëindigd te kunnen beschouwen. Het uitermate ingewikkelde ontwerp van meer dan duizend artikelen moest evenwel nog aan de grondvergaderingen worden voorgelegd. De tegenzin bij zowel Unitarissen als Federalisten in het ontwerp was zo groot dat het op 8 augustus 1797 met 108.761 tegen 27.955 stemmen werd verworpen. De opkomst onder de kiezers bedroeg slechts 33% en in geen enkele provincie kreeg het ontwerp een meerderheid. Omdat de zittingsduur van de Nationale Vergadering op 1 september 1797 afliep, werden reeds op 1 augustus 1797 verkiezingen voor de nieuwe Vergadering gehouden. Zowel Unitarissen als Federalisten kwamen versterkt in de Vergadering terug ten koste van de Moderaten, zodat overbrugging van de geschillen moeilijker dan ooit leek. Door een tweetal gebeurtenissen, te weten een staatsgreep in Frankrijk op de 18de Fructidor (4 september 1797) en de verloren slag bij Kamperduin op 11 oktober, waarvan de schuld op rekening van antirevolutionaire krachten werd geschoven, kregen de Unitarissen wat meer de wind in de zeilen. Nu ook werd de gematigde Franse gezant F. Noël (1755-1841) vervangen door de radicalere Ch. Delacroix (1741-1805), die grote invloed had op de politieke ontwikkelingen in de Bataafse Republiek. Bij een deel van de Unitarissen ontwikkelde zich nu het plan voor een 'Bataafse'' 18de Fructidor, dat wil zeggen een radicale staatsgreep die de Nationale Vergadering zou zuiveren van Federalisten en een nieuwe, unitarische grondwet zou ontwerpen. ( Op de 18de Fructidor (4 september 1797) had in Frankrijk een zuivering plaats. De royalisten werden uit de raden verwijderd. )
Op 22 januari 1798 werd aan de hand van een door de Fransen goedgekeurd draaiboek een staatsgreep gepleegd met medewerking van de Franse generaal B.C. Joubert (1769-1799) en generaal Daendels. De Federalisten werden gedwongen de vergadering te verlaten. De overige leden van de vergadering moesten een verklaring afleggen van afkeer van het stadhouderschap, het federalisme, de regeringsloosheid en de aristocratie. Degenen die dit weigerden werden ook uit de vergadering verwijderd. Daarna proclameerde de romp van de Nationale Vergadering zich tot Constituerende Vergadering.
De tweede Nationale Vergadering heeft overigens weinig constructiefs tot stand gebracht. Al bij de aanvang van de zittingsperiode werd zij overspoeld door vele rekesten (verzoekschriften) van voor- en tegenstanders van het bepaalde in het verworpen grondwetsontwerp inzake de godsdienst en de voorgenomen samensmelting van de schulden.
De Constituerende Vergadering (22 januari 1798 - 4 mei 1798) en het Provisioneel Uitvoerend Bewind (25 januari 1798 - 12 juni 1798)
De eerste besluiten van de Constituerende Vergadering waren de vernietiging van het reglement van de voormalige Nationale Vergadering, de proclamatie van de vernietiging van de gewestelijke soevereiniteit en de instelling van een Provisioneel Uitvoerend Bewind, bestaande uit vijf leden. De nieuwe Grondwetcommissie, teruggebracht van eenentwintig tot zeven leden, kwam betrekkelijk snel met een ontwerp voor de dag. Op 10 maart was reeds een ontwerpgrondwet gereed dat een week later door de Constituerende Vergadering werd aanvaard, waarna het op 23 april aan de grondvergaderingen, die inmiddels van echte en vermeende Orangisten en Federalisten waren gezuiverd, werd voorgelegd. Met een meerderheid van 153.913 voor en 11.597 tegen, dat is een kleine 40% van het totaal aantal volwassen mannen ( Kossmann, De Lage Landen, 56. ) , werd het ontwerp nu aangenomen. Ruim drie jaar na de omwenteling was er dus eindelijk een grondwet die bekend werd onder de aanduiding: de 'Staatsregeling van 1798'. Vervolgens nam de Constituerende Vergadering, inmiddels slechts voor een derde met nieuwe leden aangevuld, op 4 mei het besluit zichzelf tot Vertegenwoordigend Lichaam uit te roepen, in plaats van de daarvoor constitutioneel voorgeschreven verkiezingen uit te schrijven.
Het Vertegenwoordigend Lichaam (niet-constitutioneel uitgeroepen) (4 mei 1798 - 12 juni 1798)
Dit niet-constitutioneel uitgeroepen Vertegenwoordigend Lichaam splitste zich in twee Kamers. Het ontwerpen van wetten en besluiten werd aan de Eerste Kamer (64 leden) voorbehouden en het bekrachtigen van de wetsontwerpen aan de Tweede Kamer (30 leden).
Het Vertegenwoordigend Lichaam benoemde verder de vijf leden van het Provisioneel Uitvoerend Bewind, die op hun beurt werden bijgestaan door acht agenten (ministers). Dit orgaan bleek niet opgewassen tegen zijn taak en was bovendien intern verdeeld. Twee van de agenten, I.J.A. Gogel (Financiën) en J. Spoors (Marine), konden zich niet verenigen met de door P. Vreede uitgezette koers. Bovendien had het de ontwikkelingen in Frankrijk tegen.
In het moederland van de revolutie had een wisseling van de wacht plaatsgevonden, die een einde had gemaakt aan de radicale (jacobijnse) invloed. Na benaderd te zijn door Gogel en Spoors pleegde Daendels, wederom gedekt door de Franse generaal Joubert, op 12 juni 1798 een tweede staatsgreep. De regering werd overgenomen door een Intermediair Bestuur, dat een dag later (13 juni 1798) een Intermediair Wetgevend Lichaam benoemde. In beide organen gaven nu de Moderaten de toon aan.
Het Intermediair Wetgevend Lichaam van het Bataafse Volk en het Intermediair Uitvoerend Bewind (12 juni 1798 - 31 juli 1798)
Spoors en Gogel riepen zichzelf tot directeur uit en kozen zelf de overige drie leden van het (Intermediair) Uitvoerend Bewind. In samenspraak met het inmiddels benoemde Intermediair Wetgevend Lichaam werd gewerkt aan maatregelen tot uitvoering van de Staatsregeling van 1798. De belangrijkste taak was daarom het organiseren van nieuwe verkiezingen voor legitiem gekozen volksvertegenwoordigers. De reglementaire verkiezingen daartoe werden op 31 juli 1798 gehouden. Via getrapte verkiezingen en met algemeen kiesrecht voor mannen, behoudens diegene die om politieke en welstandsredenen (men mocht niet langer dan drie maanden uit de armenkassen ondersteund zijn) waren uitgesloten, werd zo een constitutioneel Vertegenwoordigend Lichaam gekozen.
Het Vertegenwoordigend Lichaam van het Bataafse Volk (constitutioneel gekozen)(31 juli 1798 - 17 oktober 1801) en het Uitvoerend Bewind (17 augustus 1798 - 17 oktober 1801)
Het nu wettig gekozen Vertegenwoordigend Lichaam, waarin overwegend gematigde progressieven zitting hadden, moest de grondwet in organieke wetten uitwerken. Daartoe was dit lichaam in twee Kamers gesplitst. De Eerste Kamer ontwierp de wetsvoorstellen die door de Tweede Kamer bekrachtigd moesten worden. Op dezelfde wijze koos men een moderaat gezind Uitvoerend Bewind van vijf leden, onder wier gezag acht agenten (ministers) leiding gaven aan een gelijk aantal ministeries. Naast deze agenten bestonden er nog twee raden, die de buitenlandse bezittingen beheerden.
De Staatsregeling van 1798 trad in werking. De belangrijkste taak van het Uitvoerend Bewind was toezicht uit te oefenen op de stipte uitvoering van de door het Wetgevend Lichaam uitgevaardigde wetten. Bovendien was het belast met het toezicht op de departementale (provinciale) en gemeentebesturen en de gerechtshoven en rechtbanken. Ook de krijgsmacht was aan dit bewind ondergeschikt.
Het Uitvoerend Bewind slaagde er niet in om de vele door de Staatsregeling van 1798 vereiste hervormingen te realiseren. Het bestuur bleek te gecentraliseerd om de staatsmachinerie soepel te laten werken. Het Vertegenwoordigend Lichaam putte zich uit in politieke debatten en rivaliteiten. Toch werd er niet verlangd naar een terugkeer van het oude regime, zoals bleek uit het ontbreken van binnenlandse steun bij de mislukte Russisch-Engelse inval in 1799. Intern had men geen gevaar te duchten.
Van Franse zijde echter werd wel druk uitgeoefend op de politieke ontwikkelingen in de Bataafse Republiek. De grondwet van 1798 bepaalde dat er voor 1804 geen veranderingen in de staatsregeling mochten worden aangebracht. Toch werd er door het Franse bewind al in 1801 druk uitgeoefend om te komen tot een andere bestuursvorm, omdat de Eerste Consul, Napoleon Bonaparte, van mening was dat de Bataafse steun ontoereikend was. Nadat het Vertegenwoordigend Lichaam het voorstel had verworpen om de grondwet twee jaar eerder te herzien, werd er met Franse steun op 14 september 1801, buiten de volksvertegenwoordiging om, een nieuwe, autocratische staatsregeling geproclameerd. Het volk werd uitgenodigd zich hierover op 1 oktober in de grondvergaderingen uit te spreken. Door de massaal weggebleven kiezers als voorstander aan te merken, werd de verkiezingsuitslag (van 16.771 stemmen voor en 52.219 stemmen tegen) omgebogen in een aanvaarding van de nieuwe staatsregeling. Volgens deze regeling zou de macht worden toevertrouwd aan een Staatsbewind en een Wetgevend Lichaam.
Het Staatsbewind (17 oktober 1801 - 29 april 1805) en het Wetgevend Lichaam (2 november 1801 - 29 april 1805)
De staatsgreep van 1801 en de daarop volgende reorganisaties maakten veel van de vernieuwingen van de voorgaande jaren ongedaan. Het moeizaam begonnen democratische experiment werd vervangen door een autocratisch bestuur met een behoudend beleid. Op 16 oktober 1801 werd het Staatsbewind geïnstalleerd. Dit college van twaalf leden werd belast met de uitvoerende macht, maar tevens werden de belangrijkste bevoegdheden van het voormalig Vertegenwoordigend Lichaam naar deze 'twaalf stadhouders' overgeheveld. Zo ging op dit college het recht van initiatief over en kreeg het de zeggenschap over leger en vloot. Ook benoemde het in eerste instantie de leden van het Wetgevend Lichaam, de opvolger van het Vertegenwoordigend Lichaam.
Het Wetgevend Lichaam bestond uit nog maar één Kamer van vijfendertig leden, waarvan slechts twaalf van te voren aangewezen leden de door het Staatsbewind ingediende wetsvoorstellen mochten bediscussiëren, waarna het voltallige Wetgevend Lichaam het wetsvoorstel kon aannemen of verwerpen. Bovendien mochten zij slechts tweemaal per jaar, gedurende zes of acht weken, zitting houden ( Van 15 april tot 1 juni en van 15 oktober tot 15 december, Art. 54 Staatsregeling 1801. ) .
Met de samenballing van alle macht in één college werd een nieuw principe geïntroduceerd: het autoriteitsprincipe. Ook het censuskiesrecht deed zijn intrede. Vele voormalige regenten keerden terug op de bestuurskussens en beijverden zich om de gewestelijke en plaatselijke autonomie zo ver mogelijk te herwinnen en te verdedigen.
Toch lag in de terugkeer van de gewestelijke en stedelijke autonomie tevens de onmacht van het Staatsbewind besloten. Het miste de daadkracht om de tegenstribbelende gewesten en steden te beteugelen. Na de hervatting van de oorlog met Engeland in 1803 achtte Napoleon het voortbestaan van dit bewind niet langer opportuun. Toen hij zich in mei 1804 tot keizer had gekroond, zette hij het Staatsbewind onder steeds grotere druk en besloot ten slotte, in april 1805, tot de instelling van een éénhoofdige leiding in de vorm van het raadpensionarisschap. Voor de vorm werd deze staatsregeling, waarbij de verkiezing van Rutger Jan Schimmelpenninck tot raadpensionaris was inbegrepen, nog door een volksstemming bekrachtigd. De uitslag was tekenend voor de betrokkenheid van de kiezers. Van de ruim 350.000 kiezers stemden er 14.093 voor en 136 tegen.
De Raadpensionaris (29 april 1805 - 5 juni 1806 ) en het Wetgevend Lichaam, genaamd de Vergadering van Hun Hoogmogenden (15 mei 1805 - 9 juli 1806)
Op 29 april 1805 werd R.J. Schimmelpenninck door het aftredend Wetgevend Lichaam geïnstalleerd als Raadpensionaris. Hij alleen had het recht van initiatief en legde zijn wetsvoorstellen voor aan de Staatsraad voor advies en aan het Wetgevend Lichaam ter goedkeuring. Evenals de vijf Secretarissen van Staat (ministers) waren de leden van deze colleges door hem persoonlijk benoemd. Het Wetgevend Lichaam werd gereduceerd tot negentien leden, die de titel Hun Hoogmogenden, vertegenwoordigende het Bataafse Gemenebest mochten dragen. Evenals hun voorgangers mochten ook zij maar tweemaal per jaar, gedurende zes weken, zitting houden en alleen stemmen over wetsvoorstellen die door de raadpensionaris waren ingediend. Op allerlei terreinen werd nu vorm gegeven aan de hervorming van staat en samenleving. De geringe medewerking hier te lande aan de invoering van het Continentaal Stelsel, waarmee Napoleon de kusten van het Europese continent voor Engelse goederen wilde afsluiten, leidde wederom tot keizerlijke interventie. De betrekkelijke onafhankelijkheid van de Bataafse Republiek paste niet in het machtspolitieke spel van Napoleon. Schimmelpenninck moest plaats maken voor koning Lodewijk Napoleon Bonaparte.
De Koning van Holland en het Wetgevend Lichaam/Hun Hoogmogenden (5 juni 1806 - 1 juli 1810)
Op 5 juni 1806 werd Lodewijk Napoleon Bonaparte, de broer van de Franse keizer, tot koning van het Koninkrijk Holland gekroond. De reeds begonnen omvorming naar een éénhoofdige centrale leiding met ondergeschikte lagere bestuurslichamen werd voortgezet.
In de nieuwe grondwet werd de macht van het Wetgevend Lichaam nog meer beknot dan voorheen. De koning bepaalde de samenstelling van dit Wetgevend Lichaam. Het ledental werd gebracht op 38 (later 42, door uitbreiding van het grondgebied met Oost-Friesland) en men kwam nog maar eens per jaar, gedurende twee maanden, bijeen. De procedure van vaststelling van wetten bleef weliswaar dezelfde als voorheen, maar de koning kon eveneens door de wet gemachtigd worden om het wetgevend gezag zonder de medewerking van Hun Hoogmogenden uit te oefenen. Bovendien verloren zij het recht van bekrachtiging van traktaten, het recht van gratie, het recht van abolitie of remissie van door rechterlijk vonnis opgelegde straffen en ten slotte, in februari 1807, ook nog de titel Hun Hoogmogenden.
Hoewel Lodewijk Napoleon welwillend stond tegenover de Bataafse belangen, wat hem in zekere zin de titel De Goede Koning opleverde, ontbrak het hem aan speelruimte tegenover zijn keizerlijke broer, hetgeen hem, in combinatie met zijn lichamelijke handicap, ook nog de aanduiding De Lamme bezorgde. Zijn verzet tegen een al te stringente toepassing van het Continentaal Stelsel ondermijnde de blokkade van Engeland. Dit leidde uiteindelijk tot zijn abdicatie onder druk van door zijn broer veroorzaakte omstandigheden.
In de periode 1 juli 1810 tot 9 juli 1810 was er een Provisioneel Regentschap werkzaam, dat ook na 9 juli, tot de komst van de Hertog van Plaisance, nog korte tijd het gezag uitoefende als Algemeen Bestuur. Op 9 juli 1810 werd de volledige inlijving van Nederland bij Frankrijk bij keizerlijk decreet afgekondigd.
De laatste vergadering van het Wetgevend Lichaam werd gehouden op 27 juli 1810. Een van de laatste bezigheden was de benoeming van een delegatie naar Parijs, van vijftien leden (het latere Conseil pour les Affaires d'Hollande), die mee moest werken aan de samenstelling van een algemeen reglement op de organisatie van de geannexeerde Hollandse departementen. Nederland had de laatste schijn van zelfstandigheid verloren.
De inlijving bij Frankrijk (9 juli 1810 - 20 november 1813)
Het decreet van 9 juli 1810 verklaarde Holland met het keizerrijk Frankrijk verbonden, Amsterdam werd de derde stad van het keizerrijk, de koninklijke lijfwacht werd verenigd met de keizerlijke en de bestaande belastingen zouden worden gehandhaafd tot 1 januari 1811. Op die datum zou de Franse administratie worden ingevoerd. Holland zou in het Rijk vertegenwoordigd zijn met zes senatoren in de keizerlijke Senaat, zes leden in de Franse Staatsraad, vijfentwintig in de Législative (Wetgevend Lichaam) en twee raadsheren in het Franse Hof van Cassatie.
De aartsthesaurier, Charles François Lebrun, hertog van Plaisance (Piacenza, Italië), kwam naar Amsterdam om op te treden als plaatsvervanger van de keizer (Algemeen Stedehouder van de keizer). Hij moest van alle ambtenaren en officieren de eed afnemen, toezien op de stipte naleving van keizerlijke besluiten, lopende zaken afwikkelen, op de begroting van 1810 een zo groot mogelijk bedrag reserveren voor de marine en Hollandse ministers die hem niet bevielen, vervangen. Op 1 januari 1811 zou hij benoemd worden tot Gouverneur-Generaal van de Hollandse departementen.
Op 18 oktober 1810 werd het Decreet van Rambouillet uitgevaardigd, waarbij het bestuur over de Hollandse departementen geregeld werd. Het decreet zelf was onderverdeeld in veertien titels met in totaal 220 artikelen. Dit decreet vormde in feite de grondwet tot 1813 ( H.T. Colenbrander, Inlijving en Opstand (Amsterdam 1913) 25. ) . In de eerste titel werd het algemeen bestuur geregeld. De overige titels regelden onder andere het gebruik van de Nederlandse taal, de territoriale indeling in zeven departementen en de verdere onderverdeling in arrondissementen, de rechterlijke organisatie, de financiën, de conscriptie en de erediensten.
Het algemeen bestuur in de periode 1 januari 1811 - 20 november 1813 bestond uit de Gouverneur-generaal (Lebrun), de Intendant-generaal van Financiën (Gogel) en de Intendant van Binnenlandse Zaken (F.J.B. d'Alphonse) en directeuren voor Waterstaat (Van den Houte, later J.H. Mollerus), de Schatkist (R. Voûte), de Douane (Coquebert-Montbret), de Publieke schuld (Six van Oterleek) en Politie (Devilliers du Terrage). De Gouvernementssecretarie (Secrétairerie des Commandements) werd geleid door Verheijen, die onder Lodewijk Napoleon kabinetssecretaris was geweest. In de voorgaande jaren was al een grote mate van centralisatie bereikt, in de periode van de inlijving werd dit proces voltooid.
Na de Volkerenslag bij Leipzig op 20 oktober 1813 tussen de Grande Armée en de legers van de Coalitie werd op initiatief van G.K. van Hogendorp op 20 november 1813 een Algemeen Bestuur der Vereenigde Nederlanden geproclameerd dat de macht in handen zou nemen tot de prins van Oranje in Nederland zou zijn teruggekeerd. Deze arriveerde op 30 november 1813 in Scheveningen. Op 6 december 1813 aanvaardde hij de soevereiniteit over het Nederlands grondgebied.
Willem I maakte voor de opbouw en het bestuur van het koninkrijk dankbaar gebruik van het goedlopende bestuursapparaat, zoals zich dat na 1795 ontwikkeld had ( G.D. Homan, Nederland in de Napoleontische tijd (Haarlem 1978), 125. ) .
Geschiedenis van het archiefbeheer
In 1823 is door J.A. de Zwaan, commies chartermeester bij het Rijksarchief, een inventaris samengesteld van archivalia van de Wetgevende Colleges 1796- 1801 en van gedrukte stukken van het Staatsbewind, de 'Bataafse Republiek' en de Koninklijke Regering, 1801-1810. De archiefbestanden zijn meegekomen met de archieven van de Staten-Generaal en door De Zwaan daarvan afgescheiden. In de inventaris is sprake van stukken van de (1e en 2e) constitutiecommissie 1796-1798 (16 portefeuilles A tm Q).
In 1816 is door J. Couperus, de laatste griffier van het Wetgevend Lichaam een verzameling archivalia van het Wetgevend Lichaam 1801-1810 aangeboden aan de minister Secretaris van Staat en overgedragen. In 1854 zijn door het Kabinet des Konings overgedragen aan het Rijksarchief 'de oude archieven' van de hoogste organen van de uitvoerende macht (Uitvoerend Bewind tot en met Koning Lodewijk Napoleon en Prins Stedehouder/Gouverneur-generaal, ongespecificeerd), en een aantal expliciet beschreven afgedwaalde stukken van die organen, die naderhand bij het Kabinet des Konings terechtgekomen waren (afkomstig van Couperus, Dassevael en Verheijen). Bij de overname in november 1854 is niet van tevoren door het Rijksarchief een beschrijvende lijst opgemaakt en geen proces-verbaal opgesteld ( Correspondentie hierover in archief van het Algemeen Rijksarchief; in de correspondentie van 1854-1855 geen overzicht aangetroffen. Gegevens over de overgedragen afgedwaalde stukken zijn te vinden in de archieven van de Staatssecretarie en het Kabinet des Konings onder de volgende exhibita: Archief Staatsecretarie (9 jul 1816 nr. 98; 17 jul 1816 litt. EE geheim; 14 feb. 1834 litt. K 4 geheim; 19 apr. 1837 nr. 151; 29 jun. 1838 litt E27 geheim); Archief Kabinet des Konings (18 jul. 1842 litt W 25 geheim; 24 feb. 1853 nr 68; 22 nov. 1854 nr 59; 17 feb. 1856 nr 88;In exh. van 24 feb. 1853 is nog sprake van retroacta: 17 mei 1849 nr 120, 13 jun. 1849 nr 5, 9 jul. 1849 nr 69 en 24 mei 1849 nr 7.) ) In de Gestie van Bakhuizen van den Brink is geen specificatie van de overdracht van november 1854 opgenomen ( R. Fruin, De Gestie van Dr. R.C. Bakhuizen van den Brink [...], ('s-Gravenhage, 1926). ) . Voor uitgebreider onderzoek raadplege men het ' Overzigt van het Nederlandse Rijksarchief '.
De verwerving van het archief
Het archiefblok bevat archiefstukken onder verschillende rechtstitels verworven.

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking
Ter gelegenheid van de herdenking van het feit dat het in 1995 tweehonderd jaar geleden is dat de Bataafse Revolutie de aanzet gaf tot het stichten van de moderne Nederlandse eenheidsstaat, werd in 1994 besloten tot herinventarisatie van het conglomeraat archieven dat bekend stond als `Wetgevende Colleges 1796-1813'. Als gevolg van de herdenking werd een toename van de belangstelling voor deze relatief weinig bestudeerde periode in onze geschiedenis verwacht en dientengevolge een intensievere raadpleging van deze archieven. Dit bestand had een aantal gebreken die bij die intensievere raadpleging niet langer acceptabel geacht konden worden. Zo waren de series van de oorspronkelijke ordening grotendeels versplinterd geraakt door het bestand en onlogisch geplaatst, waren beschrijvingen onjuist of onvolledig, ontbrak een inleiding op de inventaris met uitleg van de werking van het archief en aanwijzingen voor onderzoek en ontbrak zelfs een inhoudsopgave. Ook was de materiële staat van dien aard dat nieuwe verpakking en restauratie van de stukken dringend nodig waren.
De archieven van de Constitutiecommissies 1796-1798 maakten oorspronkelijk deel uit van het bestand Wetgevende Colleges, maar zijn in 1984 opnieuw geïnventariseerd en apart beschreven in inventaris 2.01.39. Door middel van klappers op namen van plaatsen van waaruit rekesten werden opgesteld en ingestuurd, werd dit archief nader toegankelijk gemaakt. De archieven van de eerste en tweede Constitutiecommissies zijn bij de herbewerking weer opgenomen in deze inventaris.
Het archief van het Wetgevend Lichaam, dat als afzonderlijk archief was beschreven in inventaris 2.01.01.02, is toegevoegd aan het archiefbestand van de wetgevende colleges. De oorspronkelijke inventarisnummers 1-52 zijn gewijzigd in 901-952.
De oorspronkelijke ordening is voor zover mogelijk hersteld en de beschrijvingen zijn verbeterd, maar wel als eenheid intact gelaten met hun oorspronkelijke inventarisnummer. Geen enkele beschrijving is gesplitst of samengevoegd. De nummering van de beschrijvingen in de inventaris is momenteel door de herschikking niet meer één oplopende reeks. In een concordantie is aangegeven op welke bladzijde zich elk inventarisnummer bevindt. Er is nu een inleiding op de inventaris met aanwijzingen voor de onderzoeker en de materiële verzorging voldoet weer aan de normen. Door verwijzing naar elders berustende bestanddelen uit dit geheel is makkelijker dan voorheen een compleet beeld te krijgen van de werkzaamheid van wetgevende en uitvoerende macht op het hoogste niveau in de Bataafs-Franse tijd. Door de zoekvoorbeelden wordt ook de relatie tussen de organen van de wetgevende en uitvoerende macht op centraal niveau onderling en met die op decentraal niveau duidelijk gemaakt.
Ordening van het archief
Voor snel en doeltreffend onderzoek in de archieven van de Wetgevende Colleges 1796-1810 is kennis van de structuur en administratieve opzet van het archiefbestand een eerste vereiste. Immers, er is geen algemene index op het totale bestand en er is nauwelijks sprake van een ordening op onderwerp.
De archieven zijn geordend volgens het principe van chronologisch geordende reeksen van stukken (decreten, besluiten, rekesten en dergelijke), waarop ingangen gemaakt zijn. Dit systeem kwam ook voor bij de directe voorganger van de Wetgevende Colleges, de Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden. Aanvankelijk is het tamelijk ongewijzigd overgenomen, maar naderhand is het essentieel gewijzigd.
Het archiefbestand Wetgevende Colleges is dan ook in twee delen verdeeld:
  1. Periode 1 maart 1796 - 18 september 1801 (het grootste deel van het archief, omvangrijk wegens grote activiteit van de colleges)
  2. Periode 2 november 1801 - 27 juli 1810 (het kleinere deel, weinig omvangrijk wegens geringe activiteit van de colleges)
Het verschil in de ordening van beide delen zit hem in de plaatsing van de bijlagen bij de belangrijkste stukken.
Die bijlagen zijn in het eerste deel geplaatst in afzonderlijke series en in het tweede deel gevoegd bij de betreffende resolutie of het betreffende besluit of decreet.
Deel 1 : periode 1796-1801
Het (doorlopende) administratieve apparaat van de Nationale Vergadering en de daarop volgende Wetgevende Colleges, te weten de Constituerende Vergadering, niet-constitutioneel uitgeroepen Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam, Intermediair Wetgevend Lichaam en constitutioneel gekozen Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam, heeft als het ware één doorlopend archief aangelegd. Bij het aantreden van een nieuw wetgevend college werd vaak een nieuwe serie banden of bundels in gebruik genomen met de nieuwe naam als opschrift, bijvoorbeeld bij de decreten en besluiten en de indices. Sommige series echter liepen gewoon door zonder aanduiding van verandering van wetgevend college, bijvoorbeeld de ingekomen stukken in inv.nrs. 182-275 en rekesten inv.nrs. in 276-388. Bij latere bijeenbrenging zijn óók de series, die door het administratieve apparaat van de Twééde Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam werden aangelegd, bij het geheel gevoegd. De grote series zijn:
De besluiten en decreten.
Er zijn twee soorten besluiten en decreten: geheime en niet-geheime. Niet-geheime zijn er in drie versies: minuut exemplaren (vastgestelde concepten) zogenoemde net exemplaren (in het net uitgeschreven definitieve versies) en gedrukte exemplaren. Geheime zijn er maar in de eerste twee versies, uiteraard niet in gedrukte versie. De niet-gedrukte besluiten en decreten zijn chronologisch per vergaderdag geborgen in een gedrukte omslag, die fungeert als presentielijst, met aantekening tevens van de afwezigen. Daarbinnen liggen de besluiten of decreten, die een een vaste redactionele vorm hebben.
De geschreven of gedrukte formulering is meestal: Is gelezen een missive / rapport van ... d.d. ... (nr...), waarop gedelibereerd zijnde is besloten / gedecreteerd ...(te stellen in handen van ... om consideratie en advies / aan te nemen voor notificatie / extract te zenden aan ... en dergelijke); soms ontbreekt een formulering en heeft men 'conform' geschreven op het stuk waarover gedelibereerd werd.
Voor het samenstellen van de tekst van een minuut decreet zijn vaak originele rapporten en extractbesluiten met doorhalingen en aanvullingen aangepast en in het raamwerk van de standaardformulering van het decreet ingepast. Soms zijn er bijlagen bij, hoewel de meeste bijlagen elders, meestal in aparte series, geborgen zijn.
De gedrukte decreten en besluiten geven uiteraard slechts de vastgestelde tekst. Ze zijn ook te vinden in de bibliotheek van het Nationaal Archief en in bibliotheken van universiteiten en in de Koninklijke Bibliotheek.
De bijlagen bij de decreten en besluiten
Ook deze zijn weer te onderscheiden in geheime en niet-geheime. De bijlagen (hoofdzakelijk ingekomen stukken) zijn op verschillende manieren tot series gevormd. Er zijn er die op redactionele vorm geordend zijn (bijvoorbeeld de ingekomen rekesten of ingekomen extractbesluiten) en die op afzender geordend zijn. Soms bestaat zo'n serie uit slechts bij één wetgevend college ingekomen stukken, soms uit bij alle, elkaar opvolgende, Wetgevende Colleges ingekomen stukken. Een kleine minderheid van de ingekomen stukken is op onderwerp geordend.
In elke serie bijlagen zijn de stukken opgeborgen op datum van het decreet of besluit, waarop ze betrekking hebben en per datum op de volgorde van de op die dag genomen besluiten. Op het betreffende stuk is door de administratie de exhibitumdatum (datum van behandeling en besluitvorming) aangegeven.
Vaak wordt op een ingekomen stuk niet direct inhoudelijk (zogenaamd finaal) beslist, maar besloten het stuk voor advies in handen te stellen van een vaste of personele commissie (ad hoc commissie) uit het wetgevend college of om advies door te zenden aan een andere instantie. Het stuk wordt dan na terugkomst met advies opgelegd op de datum waarop het definitieve decreet wordt uitgevaardigd of besluit genomen is. Soms wordt het stuk niet opgelegd in het (hoofd)archief van het wetgevend college, maar wordt het opgelegd in het bijbehorende archief van de vaste of ad hoc commissie. Deze archieven zijn voor een deel eveneens in de onderhavige inventaris opgenomen.
Indien het ingekomen stuk om advies aan een instantie buiten het wetgevend college gestuurd is, kan het soms zijn dat het stuk daar ten onrechte achtergebleven is.
De minuten van uitgaande brieven van de Nationale Vergadering en de Constituerende Vergadering maken eveneens deel uit van de bijlagen tot de decreten en besluiten. Ze vormen één chronologische serie met eigen ingang in de vorm van een chronologisch ingericht register van afgeschreven brieven.
De index op de besluiten en decreten
De index is een hulpmiddel (neventoegang) dat destijds door de administratie aangelegd is om in het archief chronologisch opgeborgen stukken, waarvan men later de datum niet meer zou weten, makkelijk te kunnen terugvinden. Bij historisch onderzoek kan hier uiteraard eveneens gebruik van worden gemaakt. De term index (meervoud: indices) wordt zowel gebruikt voor de toegang als abstractie, als voor de toegang in zijn materiële vorm en wel in de vorm van één deel.
Indien de datum van een gezocht decreet of besluit bekend is, kan men dit zonder problemen rechtstreeks opzoeken in de betreffende serie besluiten of decreten. Men vraagt het inventarisnummer aan van de bundel waarin de bekende datum voorkomt.
Indien echter geen datum van een bepaald decreet of besluit bekend is gebruikt men de index. Het tijdrovende alternatief is het geheel doornemen van de series tot men het gewenste stuk vindt.
Er zijn hier drie soorten indices:
  1. De geschreven indices op de geschreven niet-geheime decreten en besluiten
  2. De gedrukte indices op de gedrukte niet-geheime decreten en besluiten
  3. De geschreven indices op de geschreven geheime decreten en besluiten
Indices zijn er in de loop der tijd in vele uitvoeringen gemaakt. Met de onderhavige indices kan men alfabetisch op onderwerp en naam (vermeld in het decreet of besluit) zoeken. ( Eigenlijk is hier strikt archivistisch gesproken sprake van een klapper, een alfabetische trefwoorden- en/of namenindex. )
Ad a. Geschreven niet-geheime index
Bij elke alfabetletter is eerst een overzichtje (hoofdenlijstje) van de onderwerpen die onder die letter te vinden zijn, verwijzend naar het folionummer van de index. Als eerste hoofd komt altijd een overzicht van persoonsnamen, plaatsnamen en instanties, zonder verdere gegevens. Soms is er wel doorverwijzing naar een ander folionummer van dezelfde index, waar dan onder een andere letter en hoofd wél iets naders gezegd wordt. Bij de verdere hoofdjes vindt men een omschrijving van de stukken die op het onderwerp van het gezochte (en andere) decreten of besluiten betrekking hebben. Men vindt achter het trefwoord of de naam waarop men zoekt altijd een verwijzing naar de datum van het decreet of besluit dat er op betrekking heeft. Dit is dan direct opvraagbaar met behulp van de inventaris.
Uit het besluit en vaak ook al uit de index, wordt men tevens gewaar welke stukken bij de totstandkoming van het besluit een rol gespeeld hebben. Om deze stukken te achterhalen dient men zich te realiseren waar, in welke series bijlagen, deze op datum van het besluit opgeborgen zouden kunnen zijn.
Het overgrote deel van de ingekomen stukken bestaat uit rekesten, extracten uit het register van decreten van de Tweede Kamer en brieven. Is er bijvoorbeeld sprake van een rekest dan zijn er verschillende mogelijkheden:
  1. Het rekest kan zijn opgelegd in de serie rekesten die niet nader naar onderwerp is ingedeeld;
  2. Het rekest kan zijn opgelegd in één van de series rekesten die naar onderwerp zijn geordend;
  3. Het rekest kan terechtgekomen zijn in een onderwerpsbundel;
  4. Ten slotte is het ook nog mogelijk dat het rekest voor advies is doorgezonden en is opgelegd in het archief van de adviesgever. Het verdient in dit soort gevallen aanbeveling de commissoriaallijsten (zie punt 6) te raadplegen.
Is er sprake van een ingekomen extract uit het register van de decreten van de Tweede Kamer, dan is dit hoogstwaarschijnlijk in de betreffende serie op datum te vinden. Dit soort extracten werden zeer veelvuldig verzonden, omdat de briefvorm werd gereserveerd voor correspondentie met personen en colleges van gelijke en hogere rang. De meeste kans om een brief, memorie of advies van een bepaalde afzender te vinden heeft men in de doorlopende serie in de inventarisnummers.
Ad b. De gedrukte niet-geheime index
De gedrukte index is eveneens ingericht als alfabetische tref- en naamwoordenklapper. Hier wordt echter altijd verwezen naar het deel en bladzijdenummer van de gedrukte serie. Bij de gedrukte indices zijn de trefwoorden alfabetisch opgevoerd, zonder hoofdenlijstje.
Bij de rubriek rekesten op naam wordt niets naders meegedeeld; bij de zaken van meer algemeen belang worden ook de stukken ter zake omschreven. Een indicatie voor de mogelijke verblijfplaats van deze stukken kan men uit het gevonden decreet of besluit (of soms al uit de index) afleiden.
De gedrukte indices zijn ook te vinden in de bibliotheek van het Nationaal Archief en in de bibliotheken van de universiteiten en in de Koninklijke Bibliotheek.
Ad c. De geschreven geheime index
Deze index is op gelijke wijze ingericht als de reeds hiervoor vermelde geschreven niet-geheime index
Speciale series: akten, publicaties, traktaten en ratificaties
Evenals de Staten-Generaal hebben de Nationale Vergadering, de Constituerende vergadering en het Wetgevend Lichaam voor bepaalde aangelegenheden aan diverse personen akten uitgereikt als rechtsgeldig bewijs voor het daarin gestelde. Dit betrof een heel scala aan zaken op het gebied van erfrecht, strafrecht, zakelijk recht, benoemingen en dergelijke. De specifieke termen die daarvoor in die tijd gebruikt werden, zijn opgenomen in de verklarende woordenlijst. Publicaties van alle proclamaties en bekendmakingen van de wetgevende macht (gebundeld met die van de uitvoerende machten) zijn meestal per jaar gebonden met een toegevoegde jaarindex. Soms zijn die jaarindices tot een aparte index over meerdere jaren gevormd. Ze zijn ook gedrukt.
Traktaten en ratificaties uit de periode 1796-1798 zijn niet in het bestand van de Wetgevende Colleges aanwezig. Met blanco nummers zijn wel de traktaten en ratificaties van de Wetgevende Colleges opgenomen die in andere archieven, berustend in het Nationaal Archief berusten. ( Zie: Inventaris van de archieven van het departement van Buitenlandse zaken, 1796-1810, nummer toegang 2.01.08. )
Overige administratieve hulpmiddelen: brievenboeken, commissoriaallijsten
In de brievenboeken (kopieboeken) werden ingekomen brieven van diverse colleges, comités en commissies afgeschreven. Per afzender werd een apart katern gemaakt. Het systeem is slechts bijgehouden tot mei 1799.
In de commissoriaallijsten hield men aantekening van de voortgang en afdoening van zaken die, voor `consideratie en advies', commissoriaal waren gemaakt (gedelegeerd aan commissies). Op deze chronologische lijsten werd een neveningang gemaakt in de vorm van alfabetische indices (klappers). Hiermee kan men op trefwoord zoeken naar een bepaalde commissoriaal gemaakte zaak. Uiteraard kan men hiervoor ook de gewone index benutten.
Het dagverhaal
Het Dagverhaal was een particulier uitgegeven verslag van de beraadslagingen van de Nationale Vergadering en opvolgende Wetgevende Colleges. In het Dagverhaal wordt zoveel mogelijk een woordelijk verslag gegeven van het verhandelde in de respectieve Wetgevende Colleges. Bovendien wordt ook aandacht besteed aan gebeurtenissen in en rond de vergaderzaal. De weergave van de gebeurtenissen schijnt nogal subjectief te zijn. Niet alles wat besproken is, is (even uitvoerig) opgenomen en soms zijn redevoeringen van bepaalde personen weggelaten. Evenals bij de term index staat ook hier het woord dagverhaal zowel voor het abstracte geheel als voor een materiële eenheid van één band of zelfs het verslag van één zittingsdag.
Het dagverhaal is in druk uitgegeven door een particuliere firma. Hoewel de dagverhalen formeel geen archiefstukken van de Wetgevende Colleges zijn, heeft men ze indertijd toch bij het archiefbestand gevoegd. Ook buiten het archief zijn ze in diverse bibliotheken, waaronder die van het Nationaal Archief, te raadplegen. Een onvoltooid gebleven index van L.M. Rollin Couquerque maakt de serie dagverhalen redelijk toegankelijk.
Commissie-archieven
Vaste of ad-hoccommissies hebben hun archief vaak rommelig geordend. Er zijn zowel series (bijvoorbeeld op afzender) als onderwerpsbundels gevormd. Op de in deze inventaris beschreven commissie-archieven zijn geen ingangen aanwezig.
Deel 2 : periode 1801-1810
Met de inwerkingtreding van de nieuwe staatsregeling van 1801 werd ook een nieuwe, moderner, archiefordening ingevoerd. De stukken die als bijlagen van de besluiten (resoluties) van het Wetgevend Lichaam dienden, werden nu direct bij het betreffende besluit gevoegd. De hoofdelementen van het archiefbestand zijn hier:
De notulen (resoluties) met bijlagen
De term Notulen is misleidend. Weliswaar zijn de stukken vaak zo genoemd, maar in tegenstelling tot echte notulen vindt men in deze stukken geen verslag van de discussies en afwegingen die tot het besluit hebben geleid. Het gaat bij deze serie om Resoluties, gemotiveerde besluitenlijsten. Per vergaderdag is weer een gedrukte presentielijst aanwezig die als omslag voor de notulen/resoluties met hun respectieve bijlagen (ingekomen stukken) fungeert. De notulen zijn opgemaakt volgens de standaardformulering. Bij verwijzing naar de missiven van het Staatsbewind waarover gedelibereerd is, wordt een briefnummer van die missiven vermeld in de vorm van een breuk, waarbij de teller het eigenlijke nummer van die brief is en de noemer het nummer van het besluit tot het zenden van die missive in de serie notulen van die dag.
Op deze resoluties zijn geen geschreven indices aanwezig, wel zijn er gedrukte indices op de gedrukte resoluties (zie inv.nrs 722-734, p. 1 e.v.).
De inrichting van de serie geheime notulen (resoluties) is weer gelijk aan die van de niet-geheime notulen. De bijlagen zijn hierbij gevoegd. Op deze resoluties zijn geen geschreven indices aanwezig
De gedrukte notulen (resoluties) met indices
De gedrukte resoluties zijn slechts aanwezig van 2 november 1801 tot en met 1806, met de gedrukte indices er al of niet bij ingebonden over dezelfde periode. De indices verwijzen naar de datum van het terzake genomen besluit en de pagina van het register van gedrukte resoluties. In de index is een hoofdenlijst, ook genoemd lijst der respecten.
Merkwaardigerwijs is er een gedrukte geheime index, hoewel een zeer minieme, van niet meer dan anderhalve bladzijde verwijzingen, over 1807. De index verwijst naar de datum van het betreffende besluit.
De overige gedrukte stukken
Het Wetgevend Lichaam is begonnen met de uitgave van de zgn 'gedrukte stukken'. Deze zijn in het onderhavige archief niet bewaard gebleven. Wel zitten er fragmenten van in particuliere archieven, zoals bijvoorbeeld in de collectie Couperus, toegang 1.10.23, inv.nrs. 31-36.
Het Dagverhaal
Er is slechts één band dagverhalen en wel over de periode 1 november 1801 tot en met 12 juni 1802.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Andere toegang
Op de rekesten Heerlijke Rechten en Tienden ingekomen bij de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam (inventarisnummers 390-441) is een digitale index beschikbaar (oud nrs. 2.01.02 en 2.01.03)
Op de Dagverhalen (inventarisnummers 700-708) is een digitale index beschikbaar (oud nrs. 2.01.05 en 2.01.06).
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Wetgevende Colleges, nummer toegang 2.01.01.01, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Wetgevende Colleges, 2.01.01.01, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
Hiernaar wordt in de inventaris verwezen door middel van blanco inventarisnummers op de plaats waar de stukken ontbreken.
Commissie-archieven
De achtereenvolgende Wetgevende Colleges hebben een aantal vaste en ad hoc commissies gekend. De archivalia van de meeste daarvan zijn gedeponeerd in het archiefbestand Wetgevende Colleges, maar enkele zijn elders terechtgekomen, dan wel verloren gegaan.
Het archief van de Commissie van Buitenlandse Zaken 1796-1798
Het archief van de Commissie van Buitenlandse Zaken 1796-1798 is geïncorporeerd geraakt in het archief van het `Departement van Buitenlandse Zaken 1796-1810' en is beschreven in inventaris 2.21.08. In deze toegang zijn de inventarisnummers van deze commissie als blanco inventarisnummers opgenomen bij Commissie-archieven.
Het archief van de Commissie van Binnenlandse Correspondentie 1796-1798
Het archief van de Commissie van Binnenlandse Correspondentie 1796-1798 is indertijd opgenomen in het archief van het 'Departement van Binnenlandse Zaken 1796-1810' en staat beschreven in inventaris 2.21.12. In deze toegang zijn de inventarisnummers van deze commissie als blanco inventarisnummers opgenomen bij Commissie-archieven.
Het archief van de Constitutiecommissies 1796-1798
Het archief van de Constitutiecommissies 1796-1798 maakte oorspronkelijk deel uit van het bestand Wetgevende Colleges, maar is in 1984 opnieuw geïnventariseerd en apart beschreven in inventaris 2.01.39. Door middel van klappers op namen van plaatsen van waaruit rekesten werden opgesteld en ingestuurd, werd dit archief nader toegankelijk gemaakt. De archieven van de eerste en tweede Constitutiecommissies zijn bij de herbewerking weer opgenomen in deze inventaris.
Series en losse archivalia
Berustend in het archief van de Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden 1576-1796 nummers toegangen 1.01.03 - 1.01.08:
  • Geschreven index over 1796 (inv.nr. 3681)
  • Gedrukte index op de ordinaris resolutiën over 1796 (inv.nr. 3864)
  • Twee traktaten uit 1797 met Spanje over toetreding tot defensieve alliantie tussen Spanje en Frankrijk (inv.nr. 4108)
  • Traktaat met Frankrijk over onderhoud Franse troepen 12-4-1798 (inv.nr) 4109
  • Twee ratificaties op nr. 4108 (inv.nr. 4320)
  • Reçu's en bewijzen van afgegeven stukken uit de griffies van de Staten-Generaal en van de Nationale Vergadering, 1699 - 1803 (inv.nr. 12696)
  • 'Repertorium ofte Index van de Tractaten, gesloten tussen Hunne Hoogmogende de Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden en opvolgende Bataafse besturen en de Buitenlandse Mogendheden van de jaren 1701 tm 1797, berustende thans (1851) in het Rijksarchief te 's-Gravenhage en idem van de ratificatiën op de Tractaten enz.', 2 delen (inv.nr. 12686 en inv.nr. 12687).
Verwante archieven
Voor verder onderzoek over de uitvoerende macht in de Bataafs-Franse tijd zie:
  • 2.01.01.03 - Staatsraad, 1805-1810
  • 2.01.01.04 - Uitvoerend Bewind, 1798-1801
  • 2.01.01.05 - Staatsbewind, 1801-1805
  • 2.01.01.06 - Raadpensionaris, 1805-1807
  • 2.01.01.07 - Staatssecretarie tijdens Koning Lodewijk Napoleon, 1807-1810
  • 2.01.01.08 - Prins Stedehouder, 1810-1813
Publicaties
Literatuur Bannier, G.W., Grondwetten van Nederland 2 dln (Zwolle 1936-1938). Boels, H., 'Zijn de agenten uit de grondwet van 1798 te beschouwen als ministers of niet?', Groniek, Gronings historisch tijdschrift 78, 16e jrg, ) juli/augustus 1982. Brauw, W.M. de, De departementen van algemeen bestuur in Nederland sedert de omwenteling van 1795 (Utrecht 1864). Brood, P., e.a. (red.), Homines novi, de eerste volksvertegenwoordigers van 1795 (Amsterdam 1993). Colenbrander, H.T., De Bataafse Republiek (Amsterdam 1908). Colenbrander, H.T., Gedenkstukken der algemeene geschiedenis van Nederland, van 1795-1840 Rijks Geschiedkundige Publicatiën, deel II, 1795-1798 ('s-Gravenhage, 1905-1922). Colenbrander, H.T., Schimmelpenninck en Koning Lodewijk (Amsterdam 1911). Colenbrander, H.T., Inlijving en opstand (Amsterdam 1913). Elias, A.M. en P.C.M. Schölvinck, Volksrepresentanten en wetgevers. De politieke elite in de Bataafs-Franse tijd 1796-1810 (Amsterdam 1991). Fockema Andreae, S.J. en H. Hardenberg (red.), 500 Jaren Staten-Generaal in de Nederlanden (Assen 1964). Fruin, R., De gestie van Dr. R.C. Bakhuizen van den Brink als archivaris des Rijks 1854-1865 hoofdzakelijk uit zijne ambtelijke correspondentie ('s-Gravenhage, 1926). Goslinga, W.J., De Rechten van den Mensch en Burger (Den Haag 1936). 'Griffie van de Staten-Generaal en van de Nationale Vergadering, 1780-1798, De', Tijdschrift voor Geschiedenis 90 (1977) 391-422. Hagelstein, G.H., 'De parlementaire commissies', in de serie Nederlands parlementsrecht , Monografie 6, (Groningen, 1991). Hasselt, W.J.C. van, Verzameling van Nederlandse Staatsregelingen en Grondwetten (Alphen aan den Rijn 1979). Have, R.J. van der, Een register op het Dagverhaal? Een verslag van het onderzoek naar de mogelijkheden om een register op het Dagverhaal samen te stellen (Leiden 1977). Homan, G.D. Nederland in de Napoleontische tijd 1795-1815 (Haarlem 1978). Knappert, L., Geschiedenis der Nederlandsche Hervormde Kerk gedurende de 18e en 19e eeuw (Amsterdam, 1911). Kossmann, E.H., De Lage Landen , 1780-1940 (Amsterdam 1976). Pippel, J.G., Het reglement van orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, zijn geschiedenis en toepassing (Den Haag, 1950). Pot, C.W. van der, 'Eerste pogingen tot staatsrechtvorming in de onderdelen der Bataafse Republiek', Mededelingen der Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen, Afdeling Letterkunde Nieuwe reeks deel 10 nr 3 (1947). Rogge, C., Geschiedenis der Staatsregeling voor het Bataafsche volk (Amsterdam 1799). Schama, S., Patriotten en Bevrijders; revolutie in de Noordelijke Nederlanden , 1780-1813 (Amsterdam 1986). Ypey, A., en I.J. Dermout, Geschiedenis der Nederlandsche Hervormde Kerk IV (Breda 1827). Weel, A.J. van, De incorporatie van Culemborg in de Bataafse Republiek (Zutphen 1977). Wiskerke, C., De afschaffing der Gilden in Nederland (Amsterdam 1938). Wit, C.H.E. de, De strijd tussen aristocratie en democratie in Nederland , 1780 - 1848 (Heerlen 1965).
Bronnenpublicaties Het Plan van Constitutie van 1796. Chronologische bewerking van het archief van de Eerste Constitutiecommissie, ingesteld bij decreet van de Nationale Vergadering van 15 maart 1796. Met een facsimile uitgave van het Plan van Constitutie. Bewerkt door dr. mr. L. de Gou. Rijks Geschiedkundige Publicatiën Kleine Serie nummer 40 ('s-Gravenhage 1975). Het Ontwerp van Constitutie van 1797. De behandeling van het Plan van Constitutie in de Nationale Vergadering. Met een facsimile uitgave van het Plan van Constitutie. Bewerkt door dr.mr. L. de Gou. deel I 10 november 1796 - 10 april 1797 Rijks Geschiedkundige Publicatiën Kleine serie nummer 55 ('s-Gravenhage 1983). deel II 11 april - 13 september 1797 Rijks Geschiedkundige Publicatiën Kleine serie nummer 56 ('s-Gravenhage 1984). deel III Indices, concordanties, e.d. en facsimile van het Ontwerp van Constitutie . Rijks Geschiedkundige Publicatiën Kleine serie nummer 57 ('s-Gravenhage 1985). De Staatsregeling van 1798. Bronnen voor de totstandkoming. Bewerkt door dr. mr. L. de Gou. deel I Bronnen voor 22 januari 1798. Rijks Geschiedkundige Publicatiën Kleine Serie nummer 65 ('s-Gravenhage 1988). deel II Bronnen vanaf 22 januari 1798. Rijks Geschiedkundige Publicatiën Kleine Serie nummer 67 ('s-Gravenhage 1990).
Gedrukte bronnen: Plan van Constitutie voor het Volk van Nederland , ontworpen door de daartoe aangestelde commissie in het jaar 1796 (Den Haag 1796). Ontwerp van Constitutie voor het Bataafsche Volk , door de Nationale Vergadering ter goed- of afkeuring aan hetzelve Volk voorgedragen (Den Haag 1797). Ontwerp van Staatsregeling , voor het Bataafsche Volk, door de Constituerende Vergadering ter goedkeuring of afkeuring aan hetzelve volk voorgedragen (Den Haag 1798). Staatsregeling des Bataafschen Volks (Amsterdam 1798).

Bijlagen

Hoe vindt men gegevens en stukken over een bepaald onderwerp of bepaalde persoon in en via het dagverhaal?
Zoals eerder in deze inleiding vermeld, gaat het zoeken van gegevens en stukken over zaken en personen moeizaam in de archieven van de Wetgevende Colleges, omdat er geen ordening is op onderwerp en men niet in één algemene index (bladwijzer) kan zoeken naar een bepaalde zaak of persoon. De uitgave van het Dagverhaal bood de mogelijkheid om één algemene index te maken op de onderwerpen (en op de personen), waaraan door de Wetgevende Colleges aandacht is besteed, uitgezonderd de geheime en in beraad gehou-den, niet afgedane aangelegenheden. Op 12 juni 1802 werd met de uitgave van het Dagverhaal gestopt. Voor een eerste oriëntatie in de revolutionaire periode is het Dagverhaal met zijn index een redelijk hulpmiddel, hoewel de index mankementen kent.
Meer dan een eeuw na de uitgave van het Dagverhaal is L.M. Rollin Couquerque begonnen een index op zaken te maken die voorkomen in het Dagverhaal (namen van personen kunnen hier dus niet mee gevonden worden). Helaas is deze index niet voltooid en ook niet altijd even nauwkeurig: soms zit de bladzijde-verwijzing er nét een nummer naast; ook wordt soms verwezen naar bladzijden van het Dagverhaal waar een onderwerp behandeld wordt dat niet geheel past onder het trefwoord. Het is niet getalsmatig bekend hoe gedegen de gehele serie Dagverhalen op trefwoorden is doorgenomen. ( Volgens R.J.van der Have, Een register op het Dagverhaal? Een verslag van het onderzoek naar de mogelijkheden om een register op het Dagverhaal samen te stellen (Leiden 1977) III, heeft Rollin Couquerque ook veel mogelijke verwijzingen niet opgenomen. ) Overigens is de index blijven steken in het stadium van losse blaadjes die nog verder gecompileerd moesten worden. ( Zie voor een compleet overzicht van alle voorkomende trefwoorden in de index Rollin Couquerque: Van der Have, Een register op het Dagverhaal? ) Ten gerieve van het onderzoek zijn de oorspronkelijke aantekeningenblaadjes gecopieerd en gebonden in twee banden, die zich in de studiezaal bevinden met de zogenaamde toegangsnummers 2.01.05 en 2.01.06. Deze banden vormen de delen 1 en 2 van de index. In beide banden is een inhoudsopgave aanwezig waarin onder elkaar de 22 hoofdrubrieken staan opgesomd waarmee het Dagverhaal toegankelijk is gemaakt. Deel 1 bevat de pagina's 1 tot en met 237 (hoofdrubrieken Binnenlandse Zaken tot en met Militaire Justitie), deel 2 de pagina's 238 tot en met 476 (hoofdrubrieken Nationale Vergadering tot en met Waterstaat).
Alvorens het systeem en de bruikbaarheid van de index duidelijk te maken, eerst nog enige opmerkingen over de hoofdrubrieken van de index. Het merendeel van de hoofdrubrieken beslaat de volledige periode 1796-1802. Sommige rubrieken zijn echter gestopt in 1798. Een aantal ervan werd vervolgd in andere rubrieken (bijvoorbeeld Nijverheid en Handel). De hoofdrubrieken Nationale Vergadering, Wetgevend Lichaam, Wetgevende Macht en Staatsregeling lijken niet altijd even goed van elkaar gescheiden. De rubriek Kortingen en Arresten betreft militairen.
Hoe werkt nu het systeem van de index?
Bij het indiceren zijn verschillende systemen gehanteerd voor de notering van de verwijzingen. Per hoofdrubriek vindt men die systemen in principe steeds in dezelfde volgorde toegepast, hoewel er hier en daar wel wat afwijkt of ontbreekt. Die volgorde weerspiegelt in grote trekken een chronologie van 1796-1802. Tussen mei 1797 en mei 1798 is de chronologie onderbroken.
Systeem 1 (per deel van het Dagverhaal):
Eerst komen indexblaadjes die per deel van het Dagverhaal de trefwoorden ( De trefwoorden zijn meestal niet letterlijk aan de tekst van het Dagverhaal ontleend, ze zijn meestal een aanduiding voor een aantal zaken die onder hetzelfde begrip vallen. ) geven met de bijbehorende bladzijdenummers van dat Dagverhaal waar het onderwerp te vinden is. Dit geldt bijna altijd voor de Dagverhalen I tot en met V van de serie 1 (maart 1796 - mei 1797). Als kop op de indexblaadjes staat ook steeds dat Dagverhaal expliciet met Romeins nummer en periode genoemd, behalve in het geval van Dagverhaal I, daar staat als kop alleen de periode.
Bij dit systeem is bij elk geïndiceerd deel van het Dagverhaal de lijst van opgevoerde trefwoorden anders.
Systeem 2 (per trefwoord):
Vervolgens vindt men een gedeelte dat verwijst naar gegevens uit Dagverhalen I tot en met X, dat is: deel I tot en met IX van de serie 1 én deel I tm X van de serie 2, dus over de periode maart 1796 - december 1800. Waar de serie 2 bedoeld wordt, staat (1798) - of aanhalingste-kens daarvan - voor de Romeinse cijfers.
Dit gedeelte lijkt het begin van een compilatie te zijn van de blaadjes per Dagverhaal naar blaadjes op trefwoord. Het is te herkennen aan de koptekst, waarin de hoofdrubriek en een Arabisch volgnummer staan vermeld (bijvoorbeeld Binnenlandse Zaken 2). Vergelijking met systeem 1 leert dat systeem 2 ook heel andere trefwoorden bevat dan systeem 1 voor dezelfde dagverhalen. Bij dezelfde trefwoorden in beide systemen worden bij verwijzingen naar dezelfde delen van het Dagverhaal meestal verschillende pagina's genoemd, maar ook wel enkele gelijke pagina's.
Systeem 3 (per vergaderdatum):
Het derde gedeelte geeft in chronologische volgorde per vergaderdatum iets ruimer omschreven onderwerpen en zaken met de vindplaatsen in het deel van het Dagverhaal, over de periode mei 1798 - februari 1799. Het vervolg van de zaak wordt ook aangetekend bij de eerste vermelding. Merkwaardig is dat eerst vindplaatsen in deel `X' genoemd worden en dat dit deel I van de serie 2 blijkt te zijn: 4 mei 1798 - 31 juli 1798 (dit deel per ongeluk doorgenum-merd?). Daarna volgen de vindplaatsen in de overige delen van de serie 2: deel II tm III.
Systeem 4 = systeem 1
Ten slotte wordt in het vierde gedeelte teruggekeerd naar het systeem, zoals dat in het eerste gedeelte werd gehanteerd. Het begint meestal met deel IV of V van de serie 2 en loopt door tot en met deel XIV van de serie 2.
Er komen ook uitzonderingen voor:
De hoofdrubriek Staatsregeling bevat een schema (Ontwerp) Staatsregeling waarmee de vindplaatsen van aangelegenheden betreffende de artikelen van de (ontwerp)staatsregeling 1798 en van 1801 in het Dagverhaal worden aangeduid over de periode november 1796 - juni 1802 (Dagverhaal IV van de serie 1 - Dagverhaal XIV van de serie 2).
De hoofdrubriek Nijverheid is slechts tot en met deel V van de serie 1 (1796 - 1798) ontsloten volgens bovengenoemde methode 1 en bevat slechts één pagina met verzamelde gegevens volgens methode 2. Het verdient aanbeveling om bij raadpleging van deze hoofrubriek ook te kijken onder de hoofdrubriek Handel (pagina 103 tot en met 136), waarbinnen zich ook (foutief ingebonden) indexblaadjes bevinden met de kop Nijverheid (systeem 3, deel X oftewel deel I van serie 2 tot en met deel VI van serie 2 1798-1799 en systeem 1, deel XI tot en met deel XIV 1801-1802). Tevens zijn indexblaadjes met de dubbele kop Handel en Nijverheid aanwezig (systeem 1, deel VII van serie 2 tot en met deel X van serie 2, 1800).
De drie hoofdrubrieken Kortingen/Arresten (betreft militaire zaken), Visserij en Scheepvaart missen het gedeelte dat volgens systeem 1 toegankelijk is gemaakt.
Wanneer men het onderwerp gevonden en gelezen heeft op de genoemde pagina of pagina's van het Dagverhaal kan men voor eventuele nadere informatie zoeken in de series Gedrukte decreten en besluiten (zie inventarisnummers op p. 30 e.v.) of Minuut- of Net-decreten en besluiten (zie inventarisnummers op p. 25 e.v.). Men kan dan direct op datum in de betref-fende serie in de inventaris zoeken. Vaak zijn de ingekomen stukken die in de Dagverhalen, besluiten en decreten genoemd worden niet of niet geheel tekstueel weergegeven of niet bij de besluiten aanwezig. Men kan dan zoeken in de diverse series ingekomen stukken, zoals hieronder aangegeven.
Ondanks de (voorlopige) ondoorgrondelijkheid van de opzet, de onvolledigheid en onvolkomenheid van de index kan er toch redelijk wat mee opgezocht worden.
Zoekvoorbeelden van zoeken via het dagverhaal
Zoekvoorbeeld 1
Zoeken via de index op het Dagverhaal naar gegevens en stukken over een bepaald onderwerp over een onbepaalde periode.
Concreet voorbeeld
Zoeken naar gegevens en stukken over de organisatie van het leger
Onder de hoofdrubriek Oorlog dient men over de gehele periode 1796 - 1802 de subrubrieken op te zoeken waarin de organisatie van het leger geïndiceerd is (pagina's 368A tot en met 402 doornemen). De subrubriek `legerorganisatie, staand leger' is de eerst aangewezen subrubriek om in te zoeken. Wellicht is echter in andere verwante subrieken eveneens nog iets over de legerorganisatie te vinden. Men zal de bladzijden moeten lezen van de dagverhalen die onder deze subrubrieken genoemd worden. Voor het zoeken van de op de materie betrekking hebbende gedrukte en geschreven stukken in de archieven van de Wetgevende Colleges wordt verwezen naar het in zoekvoorbeeld 2 gestelde bij stap 2 en verder.
Zoekvoorbeeld 2
Zoeken via de index op het Dagverhaal naar gegevens en stukken over een bepaald onderwerp in een bepaald jaar.
Concreet voorbeeld
Zoeken naar gegevens en stukken over de inval der Engelsen in Noord-Holland in 1799.
Stap 1: Het zoeken naar gegevens in het Dagverhaal
Volgens de inhoudsopgave van de index op het Dagverhaal vindt men de hoofdrubriek Oorlog op de pagina's 368 tot en met 401 van de index), deel 2 dus (toegang 2.01.06). Het jaar 1799 is voor `Oorlog' geïndiceerd op de pagina's 387B tot en met 390D. Op pagina 390A treft men de subrubriek inval der Engelschen aan. Onder die subrubriek staat een serie pagina-nummers (69 in getal) opgesomd van deel VI van het Dagverhaal (toegangnummer 2.01.01.01 inventarisnummer 714), waarin dit onderwerp behandeld wordt. Men kan nu al deze paginanummers van Dagverhaal VI doornemen om de gegevens te noteren.
Stap 2: Het zoeken naar de gedrukte en originele stukken in de archieven van de Wetge-vende Colleges
Voor het achterhalen van de gedrukte en originele stukken die op het vermelde in de betreffende dagverhalen betrekking hebben volgt hieronder een handleiding. Als voorbeeld dient hier het opzoeken van stukken die genoemd worden op pagina 59 van Dagverhaal VI, betreffende de mislukte aanval van het Bataafse leger op Engelse stellingen bij Alkmaar op 10 september 1799.
Op pagina 59 van het Dagverhaal deel VI staat beschreven dat in de vergadering van 11 september 1799 bij de Tweede Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam een ingekomen missive (-geleide-brief) van het Uitvoerend Bewind werd gelezen, die gevoegd was bij de copie van een brief van Adjudant-Generaal d'Ardenne van 10 september 1799, waarin in de Franse taal aan het Uitvoerend Bewind verslag werd gedaan van een (mislukte) aanval van het Bataafs leger op vijandelijke stellingen. Blijkens een ter plekke in het betreffende Dagverhaal van 11 september aangetroffen verwijzing naar de vergadering van de Eerste Kamer op dezelfde datum, werd door het Uitvoerend Bewind daaraan eveneens een copie van deze Franse brief gezonden.
De vertaling van deze brief is in het Dagverhaal afgedrukt bij de vergadering van de Eerste kamer (pagina's 52 en 53).
Stap 2a: Het zoeken van de (overige) gedrukte stukken in de archieven van de Wetge-vende Colleges
De vermelde stukken zijn in gedrukte vorm te vinden in de serie Gedrukte besluiten van de Eerste Kamer (nummer toegang 2.01.01, inventarisnummer 613, pagina's 242-247) en/of de Gedrukte decreten van de Tweede Kamer (nummer toegang 2.01.01.01, inventarisnummer 675) op de datum van 11 september 1799. Het blijkt dat in het besluit van de Eerste Kamer zowel de Franse als de Nederlandse tekst is afgedrukt. In het decreet van de Tweede Kamer wordt echter alleen de Nederlandse vertaling gegeven (besluit en decreet zijn overigens in dit geval slechts beslissingen om iets voor kennisgeving aan te nemen).
Stap 2b: Het zoeken van de geschreven stukken in de archieven van de Wetgevende Colleges
De gedrukte besluiten en decreten zijn de resultanten van de in druk gebrachte series minuut-besluiten en -decreten. Ingekomen brieven en rapporten die tekstueel in het besluit of decreet zijn opgenomen bevinden zich vaak bij de minuut.
Eerste Kamer
Het minuut-besluit van de Eerste Kamer van 11 september 1799 is te vinden in de serie Minuut-besluiten van de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam des Bataafsen Volks (nummer toegang 2.01.01.01, inventarisnummer 69: 2-17 september 1799). De missive van het Uitvoerend Bewind en de copie van de brief van d'Ardenne en de minuut van de toespraak van de president zijn helaas niet bij de minuut geborgen. Ze zijn ook niet aanwezig in de serie Bij de Eerste Kamer ingekomen stukken, afkomstig van het Uitvoerend Bewind. Mogelijk zijn ze niet bewaard door de administratie, omdat besloten was de brief voor kennisgeving aan te nemen en de brief toch in de series gedrukte besluiten en decreten afgedrukt zou worden.
Tweede Kamer
Het minuut-decreet van de Tweede Kamer van dezelfde datum vindt men in de serie Minuut-decreten van de Tweede Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam des Bataafsen Volks (nummer toegang 2.01.01.02, inventarisnummer 132: september 1799). In de minuut bevindt zich hier wel de minuut van de toespraak van de president van de Tweede Kamer, maar de door het Uitvoerend Bewind toegestuurde copie van de brief van d'Ardenne blijkt ook hier niet bij het minuut-decreet geborgen te zijn. Men moet nu bedenken bij welke serie(s) bij de Tweede Kamer ingekomen stukken deze copie opgeborgen zou kunnen zijn. Er blijkt maar één serie (niet-geheime) ingekomen stukken te zijn: Stukken, ingekomen bij de Tweede Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam, (nummer toegang 2.01.01.01, inventarisnum-mer 179). Het systeem van opbergen van stukken in een serie ingekomen stukken bij de Wetgevende Colleges is, dat die stukken worden opgelegd op de datum waarop het besluit, waarop ze betrekking hebben, is genomen. In de linkerbovenhoek is deze datum als exh(ibitum) genoteerd. De bijlage van de ingekomen brief van het Uitvoerende Bewind (de copie in het Frans van de brief van d'Ardenne) blijkt ook aanwezig te zijn in de bundel op de datum van 11 september 1799. De brief van het Uitvoerend Bewind zelf is niet aanwezig; mogelijk is deze door de administratie niet bewaard.
In de betreffende minuut- en net-series (inv.nrs. 1 tot en met 156) kan men de geschreven tekst vergelijken met de gedrukte teksten in het Dagverhaal en de gedrukte besluiten en decreten. Vergelijking leert dat het Dagverhaal soms een anders geredigeerde tekst weergeeft van het verhandelde in de vergadering van de Tweede Kamer.
In dit zoekvoorbeeld is een bij de Wetgevende Colleges ingekomen stuk als copie van een bij een andere instantie ingekomen stuk binnengekomen. Het origineel dat binnenkwam bij het Uitvoerend Bewind kan als volgt opgespoord worden:
De missive van d'Ardenne, geschreven op 10 september 1799, was oorspronkelijk gericht aan het Uitvoerend Bewind. In de minuut-notulen en het net-exemplaar in het register van notulen van het archief van dat bewind (nummer toegang 2.01.01.02, respectievelijk inventa-risnummer 532 en 63) leest men dat de brief in de vergadering van 11 september 1799 door de directeuren van het Uitvoerend Bewind is gelezen. Besloten werd om deze missive als copie-conform met een begeleidend schrijven naar beide Kamers van het Vertegenwoordigend Lichaam te sturen.
Zoekvoorbeeld 3
zoeken via het Dagverhaal naar een bepaald onderwerp op een bepaalde dag.
Concreet voorbeeld
Zoeken naar gegevens en archivalia betreffende de mislukte aanval van het Bataafse leger op Engelse stellingen bij Alkmaar op 10 september 1799
Men kan veronderstellen dat deze aanval op zeer korte termijn aan de Wetgevende Colleges zal zijn gerapporteerd. De parlementaire behandeling kan men nalezen in de dagverhalen van 10 september en volgende dagen. Men zal dan op een gegeven moment op de bij zoekvoor-beeld 2 genoemde dagverhalen stuiten en het zoeken kunnen vervolgen zoals daar aangegeven.
Men kan ook via de index op het Dagverhaal in de rubriek Oorlog bij 1799 zoeken naar een toepasselijke subrubriek. Men vindt daar dan op pagina 390A weer de subrubriek Inval der Engelschen. Uit de daar vermelde pagina's van Dagverhaal VI zal men dan de pagina's moeten lezen vanaf pagina 50, die het verhandelde op 10 september 1799 weergeeft. Aangekomen bij pagina 59 merkt men dat men alles wat over deze zaak door de beide kamers van het Vertegenwoordigend Lichaam besloten is, te weten is gekomen. Nu kan men op zoek gaan naar de originele gedrukte en geschreven stukken die er aan ten grondslag hebben gelegen, volgens de in zoekvoorbeeld 2 aangegeven methode.
Het reglement voor de Nationale Vergadering, vastgesteld op 21 januari 1796, bepaalde in art. 111 dat de vergaderingen met open deuren zou worden gehouden. Op initiatief van de uitgeverij Swart en Comp. werden gedrukte verslagen van de vergaderingen uitgegeven, gedrukt bij de firma Van Schelle en Comp., sinds 26 juli 1798 bij de firma J.J. Stuerman, alle gevestigd te Den Haag. Naderhand werd zelfs officieel bepaald in de Staatsregeling van 1798, art. 64, dat de beide kamers van het Vertegenwoordigend Lichaam hun openbare beraadslagingen in druk zouden uitgeven.
Concordantie
Een deel van de bestanddelen is in de jaren 1994-1995 hernummerd. Dit betreft vooral het archiefmateriaal, afkomstig van de beide Constitutiecommissies.
Het is niet geheel mogelijk om steeds gedetailleerd aan te geven over welke nieuwe inventarisnummers de archivalia met de oude inventarisnummers zijn verdeeld.
Oude nummers
Nieuwe nummers
463 bis
801
463ter
803
463-4ter
827
464
806-812, 843
465
805, 844-847, 851-863, 868, 879
466-479
851-863
472
846, 849-850, 870
472-479
871
477
848, 875
477-479
864-866
478
874
479
814-823, 829-830
480-480a
804, 813, 824, 831-842, 869, 872-873, 876-878
481
825
482
826-828
483
867
Verklarende woordenlijst
Abolitie, akte van:
kwijtschelding van straf
Ad-hoc:
tijdelijk, speciaal voor een bepaalde zaak
Adresseren:
verzoekschrift richten aan, zich richten tot
Approbatie, akte van:
goedkeuring (van benoemingen)
Arreté:
besluit (van de Franse Gouverneur generaal)
Assignaten:
Frans papiergeld
Atterminatie:
uitstel
Ban, akte van rappel van:
intrekken van een ban
Beneficie van inventaris:
voorrecht van boedelbeschrijving bij erfenissen ter bepaling van de balans van baten en schulden van de erfenis
Besluit:
schriftelijke vorm van een beslissing
Brievenboek:
in deze inventaris: register van volledig afgeschreven ingekomen brieven met bijlagen
Commissiën:
1. opdrachten, 2. aanstellingen, 3. commissies
Commissoriaal maken:
het in handen stellen van een ad-hoc commissie, bestuur of ambtenaar, ter voorbereiding van de behandeling of om advies
Commissoriaallijst:
chronologische lijst van stukken die ter voorbereiding van de behandeling of om advies gezonden zijn aan anderen en waarop aantekening gehouden wordt van de voortgang en afdoening
Concept:
voorlopige versie van een geschrift
Confirmatie van vicarieën:
goedkeuring van de aanvaarding van door erfenis verkregen vicarieën
Creatie als notaris:
aanstelling als notaris
Credentiaal:
geloofsbrief
Dagverhaal:
uitgebreid verslag van het per dag verhandelde in de vergaderingen van de Wetgevende Colleges
Decreet:
verordening met algemeen bindende werking
Expeditielijsten, generale:
lijsten van verzonden brieven
Extraordinaris:
buitengewoon, bijzonder
Fideï commis:
beschikking waarbij erflater verscheidene personen tot één zelfde making roept (oftewel: erfstelling over de hand)
Geabandonneerd:
vrijwillig overgedragen, afgestaan
Gedeponeerd archief:
archief dat bij het archief van een rechtsopvolger is gevoegd
Gemene land:
de staat
Generale Expeditielijsten:
lijsten van verzonden brieven
Groot Besogne:
bijzondere vergadering van een college met zoveel mogelijk leden en eventueel derden, belast met het voorbereiden van zeer belangrijke beslissingen
Heerlijke rechten:
zakelijke rechten, stammend uit het leenstelsel
Hoofdenlijst:
lijst van rubrieken, voorkomend in de index
Indemniteit:
verzekering van schadeloosstelling bij schade aan persoon en/of goederen
Index (indices):
opgave van gegevens uit één of meer archiefbestanddelen in een andere volgorde dan die, waarin ze in het archief voorkomen
Katern:
paar in elkaar gevouwen of genaaide bladen
Klapper:
alfabetisch ingerichte naam- en trefwoordenlijst, die hier verwijst naar de index
Kwestieus:
omstreden, in twijfel getrokken
Legitimatie:
wettiging van kinderen
Mandementen van revisie:
opdracht tot herziening van gerechtelijke uitspraken
Minuut:
vastgesteld, goedgekeurd concept
Missive:
ambtelijke brief
Municipaliteit:
gemeentebestuur
Net-:
definitieve, in het net overgeschreven versie
Non prejudicie:
bepaling in een akte waarbij inbreuk op de jurisdictie of andere rechten voor de toekomst wordt uitgesloten
Notulen:
verslagen van vergaderingen, maar hier ook besluiten
Ordonnantie:
verordening, last, bevel
Pardon, akte van:
kwijtschelding van straf
Personele commissie:
tijdelijk commissie, bestaande uit enkele personen
Register:
archiefdeel, in boekvorm, waarin gegevens rechtstreeks zijn vastgelegd of zijn afgeschreven
Rekest:
verzoekschrift in een bepaalde redactionele vorm
Relatieven:
bijlagen
Relief:
ontheffing
Representant:
volksvertegenwoordiger
Resolutie:
besluit van een meerhoofdig bestuur in een bepaalde redactionele vorm, meestal van voor 1815
Resum(p)tie:
samenvatting van in een vorige vergadering genomen besluiten ter goedkeuring en definitieve vaststelling
Secreet:
geheim
Specterende:
betreffende, aangaande
Tienden:
kerkelijke belasting, waarbij afdracht van één tiende van de (graan)oogst of het pasgeboren vee verplicht was
Tractaat:
verdrag tussen mogendheden
Trafiek=
plaats waar men grondstoffen bewerkt voor de fabricage
Venia aetatis:
meerderjarigverklaring
Verbaal:
serie van de op één dag, of in één zitting vastgestelde minuten van besluiten, al dan niet met bijlagen, en van voor kennisgeving aangenomen ingekomen stukken
Verzuimd leen:
te laat of niet nagekomen verplichtingen in verband met de overdracht van een leengoed
Vivres:
levensmiddelen voor het leger

Archiefbestanddelen