Oud | Nieuw |
---|---|
1. | 40 |
2. | 41 |
3. | 42 |
4. | 43 |
5. | 44 |
6. | 45 |
Op het Algemeen Rijksarchief opgenomen in de Verzameling Koloniale aanwinsten Oost-Indië onder no. 53.
Gedrukt bij Molhuysen,Briefwisseling van Hugo Grotius I, blz. 412-413.
De reis is 1615 te dateeren, daar de schrijver melding maakt van de reizen van Both en Reynst, die in 1614 plaats hadden, terwijl hij zelf in Februari daaropvolgende, dus in 1615, van Bantam vertrok. Met boven- en onderschrift van Tobias de Coene.
De origineele remonstrantie bevindt zich op fo. 246-247.
Met marginale aanteekeningen van Tobias de Coene.
Met marginale aanteekeningen van Tobias de Coene.
Met marginale aanteekeningen van Tobias de Coene
In dezen brief beklaagt Matelieff zich over de tegenwerking, die zijn vroeger ontvouwde plannen bij de bewindhebbers ondervonden hebben, waarom hij dan ook De Groot om geheimhouding van dezen brief verzoekt. Gedrukt bij Molhuysen, Briefwisseling van Hugo Grotius, I, blz. 285-287. Dit stuk is voor het Algemeen Rijksarchief verworven bij de auctie Fred. Muller, 1882.
In dorso van eenige der stukken heeft De Groot geschreven: 1614
Dit is eene memorie, van Nederlandsche zijde opgesteld. De vereeniging der Engelsche en Nederlandsche Compagnieën is bij de onderhandelingen van 1615 ter sprake gekomen (zie concept-verbaal op fo. 261-278), daarom mag men dit stuk 1615 dateeren
Voor de dateering zie noot bij fo. 137-141
Zes punten worden hier opgenoemd, waarvan de eerste 5 overeenstemmen met de 5 punten der memorie, door de Engelsche gedeputeerden den 29sten April 1615 geëxhibeerd (zie fo. 245). In het 6de punt bieden de Engelschen aan de Nederlanders toe te laten tot den handel in Cambaya, indien hun de handel in de Molukken toegestaan wordt. Voor de dateering zie noot bij fo. 137-141.
Voor de dateering zie noot bij fo. 137-141. In dorso aanteekeningen van De Groot.
De memorie is vermoedelijk overgegeven den 14den October blijkens het rekest van dien datum (fo. 174-176), waarin vermoedelijk op dit stuk gezinspeeld wordt. In margine aanteekeningen van De Groot.
Met dit rekest werd vermoedelijk overgegeven de memorie, waarvan het afschrift te vinden is op fo. 153-166.
Dit stuk is van de hand van De Groot en is gedrukt bij Molhuysen, Briefwisseling van Hugo Grotius, I, blz. 626-635.
De brief is gedateerd 14 Mei hetgeen is 14 Mei volgens Engelschen stijl, correspondeerende met 24 Mei Hollandschen stijl, en is geëxhibeerd 31 Mei d.o.v. (zie Res. St. Gen. 1613 Mei 31).
Dit stuk is van de hand van Dirck Meerman
Dit stuk is van de hand van De Groot.
Dit stuk is van de hand van De Groot.
In dorso heeft De Groot geschreven: "Cladden op de deputatie ao. 1613 in Engelant." Het nummer 204a is niet afkomstig van De Groot: deze heeft blijkbaar vergeten, dit blad te folieeren.
Dit stuk is van de hand van De Groot. In dorso: "verbael van Engelant roerende Oost-Indië 1613".
Dit stuk is van de hand van De Groot.
Deze kladaanteekeningen zijn blijkbaar gemaakt met het oog op de conferentie van 1613.
In dorso: "Minuten Oost-Indië".
Eenzelfde afschrift bevindt zich op fo. 239-240. De origineele brief is geschreven den 10den Februari en geëxhibeerd den 13den Februari (zie Res. St. Gen. 1612 Februari 13).
Met bovenschrift van de hand van De Groot.
Zie voor eenzelfde afschrift bij fo. 227-228, waar men tevens de motiveering van de dateering vindt.
Dit stuk is van de hand van De Groot. Vermoedelijk is de geadresseerde gezant Caron, daar den geadresseerde verzocht wordt den Engelschen koning rapport van de onderhandelingen te doen (zie op fo. 243 verso en 244).
De 5 hier opgenoemde punten vindt men in Hollandsche vertaling op fo. 143 verso, nog gevolgd door een 6de punt (zie noot bij fo. 143-144). Een dergelijk afschrift bevindt zich ook in het concept-verbaal van 1615 op fo. 270.
Een afschrift van dit stuk bevindt zich op fo. 101-102.
De datum van overlevering blijkt uit het verbaal (fo. 261-278).
De datum van overlevering blijkt uit het verbaal (fo. 261-278).
Gedeeltelijk van de hand van De Groot. In het verbaal liggen de volgende stukken: op fo. 270 een afschrift van de memorie, 29 April 1615 geëxhibeerd (zie beschrijving op fo. 245); op fo. 271 een concept-remonstrantie van de Nederlanders d.d. 1615 April 29; op fo. 273 een afschrift van de memorie, 30 April 1615 geëxhibeerd door de Nederlandsche gedeputeerden, betreffende de vereeniging der Nederlandsche en Engelsche O.-I. C.; op fo. 276 het afschrift van den brief d.d. 1615 Mei 6 van de Staten-Generaal aan den Engelschen koning; op fo. 278 het concept daarvan van de hand van De Groot.
In art. 36 wordt toestemming gevraagd om Portugeezen en Spanjaarden afbreuk te doen in overeenstemming met de acte van autorisatie der Staten-Generaal d.d. 1611 Maart 4 (foutievelijk heeft het concept Maart 14) (zie Res. Staten-Generaal 1614 Februari 5 en 7 en Maart 4).
De Middelborg is 1612 hier teruggekomen.
Bedoelde persoon moet Wolfert Hermansz. zijn; genoemde feiten hebben 1601 plaats gehad.
Deze en de 4 volgende stukken zijn van kleiner formaat en niet door De Groot gefolieerd; zij zijn echter na fo. 294 gelegd en hiermee in één omslag vereenigd.
Deze aanteekeningen bevatten eene aanvulling van het concept-vertoog (fo. 295-299) en zijn opgenomen in het vertoog (fo. 405-413).
Vermoedelijk zijn dit aanteekeningen betreffende het proces, door Heemskerck met bewindhebbers der O.-I. C. gevoerd; de uitspraak vond plaats 14 Juli 1606 (zie Res. Staten-Generaal 1606 Juli 13 en 14.
Onder dit stuk staat: "provisioneel". Eene tweede redactie van dit vertoog is te vinden op fo. 405-413, terwijl fo. 294/5 aanvullende aanteekeningen bij het concept bevat.
Gemeld wordt, dat "dese morgen" in de vergadering der Staten van Holland een resolutie genomen is, om de Cie. met eenige halve kanonnen bij te staan en tegen het voorjaar met 4 of 6 schepen. ,,Dese morgen" is 1607 October 8 blijkens Res. Staten van Holland op dien datum. De datum van het concept-rekest is dus eveneens 1607 October 8. Zie voor het rekest en voor de genomen resolutie Res. Staten-Generaal 1607 October 8 en 9. Zie voor het concept-rekest op f. 422-423. In dorso kladaanteekeningen van De Groot.
Zie veilingscatalogus nos. 1-10. Bovengenoemde lijst vermeldt behalve deze 10 onder no. 6 nog een brief d.d. 1606 December 23 aan den koning van Canarië.
Dit stuk is van de hand van De Groot. Op fo. 367 vindt men het slot van dit concept; op fo. 342-343 vindt men een afschrift; op fo. 369-373 een afschrift met veranderingen in margine. De data, waartusschen het rekest te plaatsen is, zijn 2 Maart en 20 Mei 1606: de mededeeling komt n.l. voor, dat Cornelis Matelieff het vorig jaar en Pauwels van Caerden dit jaar aan het hoofd van de vloot staat; verder, dat de vergadering der Heeren XVII tegen 20 Mei beschreven is, terwijl het afschrift (fo. 369-373) vermeldt, dat Bewindhebbers 2 Maart eene remonstrantie betreffende dezelfde zaak hebben overgeleverd. ( Zie Res. Staten-Generaal 1606 Maart 3, waar de ontvangst van een brief d.d. Maart 2 van de Admiraliteit van Rotterdam bericht wordt.) Zie ook Res. Staten-Generaal 1606 Maart 4, waar vermeld wordt de ontvangst van een niet nader omschreven remonstrantie van Bewindhebbers, en Res. Staten-Generaal 1606 April 20 en 22, waaruit blijkt het geschil, gerezen tusschen de Bewindhebbers en de Admiraliteit over de verdeeling van den buit, binnengebracht door de Erasmus en de Nassau. Zie nog Res. Staten-Generaal Mei 22, waar staat, dat geordonneerd is de remonstrantie van Bewindhebbers aan de Staten van Zeeland te zenden.
Dit stuk is van de hand van De Groot. Voor het slot van dit extract zie fo. 420-421.
Dit stuk is van de hand van De Groot. Genoemde 100000 gulden 's jaars zijn 29 September 1609 geconsenteerd (zie Res. Staten-Generaal 1609 September 29), terwijl 31 October 1609 nog 25000 gulden worden toegestaan, misschien als antwoord op dit rekest (zie Res. Staten-Generaal 1609 October 31).
Zie voor het concept-rekest op fo. 333-334 en fo. 367, en ook aldaar voor de dateering; voor een afschrift met veranderingen in margine op fo. 369-373. Het afschrift heeft niet overgenomen het slot van het concept-rekest.
Dit stuk is van de hand van De Groot en 1606 te dateeren, daar het blijkbaar gelijktijdig is met den brief aan den koning van Tidore (zie fo. 365-366). Op fo. 361-362 vindt men een afschrift van dit concept met marginale aanteekeningen van De Groot.
Het stuk is om de volgende reden 1610 te dateeren: in April 1610 is een gezantschap, bestaande uit de heeren Brederode, Van der Mijle en Malderee, naar Frankrijk gezonden, dat o.m. tot last had, den koning te overreden om zijne toestemming tot de oprichting van eene O.-I. C. niet te verleenen (zie Leg. arch. no. 621). Eene Fransche vertaling van dit stuk vindt men op fo. 353-358.
De copie van het rekest vindt men op fo. 346-352. Zie voor de dateering aldaar.
Met marginale aanteekeningen van De Groot. Dit stuk is 1606 te dateeren, daar het blijkbaar gelijktijdig is met den brief aan den koning van Tidore (zie fo. 365-366 en fo. 430 verso). Onder aan fo. 360 staat aangeteekend, dat brieven van gelijken inhoud zullen gezonden worden aan de koningin van Batavia en aan den koning van Bantam.
Met in margine aanteekeningen van de hand van De Groot. De concept-brief vindt men op fo. 344-345. Zie voor de dateering aldaar.
Dit stuk is van de hand van De Groot en op één blad met het concept van den brief aan den koning van Siau (fo. 364 verso.) Dit stuk is 1606 te dateeren, daar het blijkbaar gelijktijdig is met de brieven aan de seigneurie van Banda en aan den koning van Johor (zie fo. 350-360 en fo. 424).
Met marginale aanteekeningen van De Groot. Dit stuk is 1606 te dateeren, daar het geheel in het kader der overige brieven aan de inheemsche vorsten past.
Met veranderingen in margine en in dorso kladaanteekeningen van De Groot. Op fo. 333-334 en fo. 367 vindt men het concept-rekest van de hand van De Groot, op fo. 342-343 een afschrift; in dit afschrift is wel het slot van het concept-rekest overgenomen, maar dit is doorgestreept. Zie voor de dateering de noot bij fo. 333-334.
Met inliggend blad, waarop kladaanteekeningen van de hand van De Groot. De eenige remonstrantie van Bewindhebbers, waarvan de Res. der Staten-Generaal in Maart 1606 melding maken, is de niet nader omschrevene van 4 Maart.
Dit stuk is van de hand van De Groot. De remonstrantie is te dateeren op 28 Juli 1612 ( zie Res. Staten-Generaal 1612 Juli 28).
Dit stuk is van de hand van De Groot. Om de volgende redenen is het stuk 1610 te dateeren: daar op fo. 399 de Trèves vermeld worden, is het stuk in 1609 of daarna opgesteld. Terwijl de Res. der Staten-Generaal voor 1609 niets betreffende deze kwestie vermelden, is deze zaak in 1610 ter sprake gekomen ten 1ste blijkens den last, den gezanten naar Frankrijk in 1610 medegegeven (zie op fo. 346-352), en ten 2de blijkens de Res. der Staten-Generaal 1610 Januari 14 en Maart 5, waar vermeld worden resp. de ontvangst van een brief d.d. Januari 3 van den gezant Aerssens, behelzende de Fransche plannen tot oprichting van een O.-I. C., en het besluit om Aerssens te schrijven, dat hij te weten moet zien te komen, welke personen den Franschen koning hadden verzekerd van de instemming van de Staten-Generaal in hun plan. Op grond van den inhoud van het reeds genoemde rekest (fo. 346-352), dat het adres in dorso heeft, is geconcludeerd, dat geadresseerden hier eveneens de gezanten naar Frankrijk zullen zijn en adressanten de Bewindhebbers. Wat betreft de oprichting van een O.-I. C. in Frankrijk, deze kwestie is reeds in 1605 ter sprake gekomen (zie Van Deventer, Gedenkstukken van Johan van Oldenbarnevelt, III, blz. 26, waar is afgedrukt eene memorie d.d. 1605 Februari 23 van Aerssens aan koning Hendrik IV, waarin hij het oprichten er van afraadt, en De Jonge, De opkomst van het Nederlandsch gezag in Oost-Indië. III, blz. 116). Zie ook Res. Staten-Generaal 1611 Juni 11, waar de ontvangst van een brief d.d. Mei 26 van Aerssens over deze zaak vermeld wordt.
Dit stuk is van de hand van De Groot. Het concept is te vinden op fo. 295-299, terwijl fo. 294/5 aanvullende aanteekeningen bij het concept bevat.
Deze memorie sluit zich aan bij het vertoog, waarvan de 2de redactie is te vinden op fo. 405-413 en het concept op fo. 295-299 (en fo. 294/6).
Dit stuk is van de hand van De Groot en heeft in dorso: Oost Indië, extract uyt jornael van [onbekend] Van Heemskerck. Het begin van dit extract vindt men op fo. 335-336.
Dit stuk is van de hand van De Groot. Zie voor fragment-concept van dit rekest op fo. 329 en ook aldaar voor dateering.
Dit stuk is van de hand van De Groot. Op de ommezijde concept voor een brief aan den grooten Samorijn van Malabar. Dit concept is 1606 te dateeren wegens het feit, dat het geschreven is op de achterzijde van het concept van den brief aan den Samorijn van Malabar d.d. 1606 (fo. 424 verso-425).
Deze stukken zijn van de hand van De Groot. Gesproken wordt over het feit, dat in Mei van het voorgaande jaar een vloot naar Oost-Indië gezonden is onder Cornelis van Matelyef, in Mei l.l. een onder Pauwels van Caerden, welke hun last om Malabar aan te doen, wegens tegenwind niet hebben kunnen volvoeren. Hieruit volgt, dat deze brief 1606 te dateeren is, daar genoemde tochten resp. in 1605 en 1606 plaats vonden. Op de ommezijde van het eene stuk concept voor een brief aan den koning van Johor.
Met marginale aanteekeningen van De Groot.
Dit stuk is van de hand van De Groot. Het stuk is 1606 te dateeren, daar de tocht onder Hautain in dit jaar plaats vond. De kwestie is den 4den November in de Staten-Generaal geopperd, den 9den is er over gedelibereerd, den 10den is de betreffende resolutie genomen (zie Res. Staten-Generaal op die data).
Waarschijnlijk is, dat met Paulus Venetus Marco Polo bedoeld wordt. Dit stuk is in het Latijn.
Dit stuk is van de hand van De Groot. Op de ommezijde het concept voor een brief aan den koning van Tidore. Het stuk is c. 1606 te dateeren, daar het geschreven is in dorso van bovengenoemd stuk van dien datum (fo. 430 verso).
Dit stuk is van de hand van De Groot. Op de ommezijde de concept-brief aan den keizer van Borneo (fo. 430). Het stuk is c. 1606 te dateeren, daar het erin genoemde contract in Mei 1605 gesloten is en hier te lande dus bekend was, terwijl Tidore door de Spanjaarden in Maart 1606 ingenomen is, hetgeen hier te lande dus in 1607 bekend was.
Dit stuk is van den hand van De Groot. Zie voor het bedoelde artikel: Receuil van alle de Placaten ... betreffende de Admiraliteyten, 1730, I, blz. 37. Zie ook Res. Staten-Generaal 1606 December 16, waar men leest, dat 16 December door het Admiraliteitscollege te Rotterdam advies is uitgebracht, waarop eene resolutie gevolgd is.
Voor het Algemeen Rijksarchief verworven op de auctie Fred. Muller 1897.
In dorso is met de hand van bewindhebber Reynier Pauw geschreven: "Attestatie ... , 9, in de Lade n:o 4". Gedrukt in Bijdr. Med. Hist. Gen., VI, blz. 223 vlg.
Gedrukt in Bijdr. Med. Hist. Gen., VI, blz. 228 vlg.
In dorso met de hand van bewindhebber Reynier Pauw: "Seecker discours van tgeene wedervaren is Sibolt de Weert in Ceylon in de lade no. 1". Gedrukt in Bijdr. Med. Hist. Gen., VI, blz. 243 vlg.
Met marginale aanteekeningen van De Groot. Voor het origineel, zie: Archief Staten van Holland (Verspr. Coll. no. 1117). Gedrukt in Rotterdamsche Historiebladen, III, I, blz. 237-264.
Met marginale aanteekeningen van De Groot. Van diens hand boven het stuk de dateering: 12 Nov. 1608, misschien berustend op eene verwarring met het boven beschreven stuk (fo. 461-485). Blijkens den inhoud van het stuk is het geschreven na het discours d.d. 1608 November 12. Gedrukt in Rotterdamsche Historiebladen, III, I, blz. 265-296.
Met marginale aanteekeningen van De Groot. Gedrukt in Rotterdamsche Historiebladen, III, I, blz. 328-336. Zie voor dit en de voorgaande 2 nummers R. Bijlsma, in Ned. Archievenblad, 1927-28, I, blz. 49-52: De discoursen van Cornelis Matelieff de Jonge over den staat van Oost-Indië 1608-1610.
Gedrukt bij De Jonge, De opkomst van het Nederlandsch gezag in Oost-Indië, III, blz. 380-394. Met marginale aanteekeningen van De Groot.
Met marginale aanteekeningen van De Groot.
Met marginale aanteekeningen van De Groot.
De folieering is geschied op het Algemeen Rijksarchief
Aanwinst 1897, LI, 1.
Dit stuk is van de hand van De Groot.
Zooals uit het volgende stuk blijkt, geldt het hier het proces tusschen reeders en participanten van zekere reis naar West-Indië, in 1595 gemaakt, tegen Petro d' Arano; het schip van deze was door de Franschen bij Porta Bona vermeesterd, hij zelf werd door den Nederlandschen bevelhebber Dorenhove gered en beweerde, dat reeders en scheepsvolk in het onrechtmatig bezit van een deel van zijn goed waren. De dateering blijkt uit eene mededeeling in het stuk zelf.
Dit stuk is van de hand van De Groot. Het slot van dit stuk bevindt zich op fo. 7 verso.
Dit stuk is van de hand van De Groot; zie ook de beide vorige en volgende nummers.
Dit stuk is van de hand van De Groot. Wat de dateering aangaat: in het stuk komt de mededeeling voor, dat er nog geen 3 maenden verloopen zijn na den 27en April
Zie voor het begin van dit stuk op fo. 3-5.
Een gelijk stuk bevindt zich op fo. 25-26.
Een gelijk stuk bevindt zich fo. 19-20.
In dorso aanteekeningen van de hand van De Groot.
Gedrukt: Groot-Placaetboek, I, col. 968 en vlg.
Zie voor een afschrift hieronder bij fo. 48-49.
Zie voor een ander afschrift van de beschikking beneden bij fo. 40-41.
Zie voor eene andere copie bij fo. 50.
Zie voor een ander afschrift van de beschikking boven bij fo. 38-39.
Gedrukt: Groot Placaetboek, II, col. 33.
Zie voor het rekest boven bij fo. 36-37.
Zie voor eene oudere copie bij fo. 40-41.
Zie voor een andere uittreksel beneden bij fo. 57-58. Dat de bedoelde koning Hendrik de 3de van dien naam is, blijkt uit het vorige stuk, waar hij volledig genoemd is.
Zie voor een ander uittreksel van het laatste boven bij fo. 55-56, waar een uitgebreider beschrijving gevonden wordt.
De folieering is geschied op het Algemeen Rijksarchief.
Aanwinst 1897, LI, 2.
Dit stuk is van de hand van De Groot.
Uit het volgende stuk blijkt, dat dit stuk 1608 te dateeren is en dat de geadresseerde Peter van Leuwen is.
Gedrukt bij Molhuysen, Briefwisseling van Hugo Grotius, I, blz. 180-181.
Aan dit stuk is vastgemaakt een blad, bevattende kladaanteekeningen van De Groot betreffende het proces van den procureur-generaal met Naerden en Goilant. Gedrukt bij Molhuysen, Briefwisseling van Hugo Grotius, I blz. 178-179
Dit stuk is blijkbaar geschreven in de 1ste helft van de 16de eeuw.
Uit het stuk zelf blijkt, dat het na 9 April 1534 is opgesteld, terwijl in het register van den procureur-generaal, loopende van 1535 tot 1545, op de jaren 1538-1549 melding wordt gemaakt van een d.g. proces.
Dit stuk is blijkbaar geschreven in de 1ste helft van de 16de eeuw.
Dit stuk is van de hand van De Groot.
Dit stuk is van de hand van De Groot en bevat in dorso kladaanteekeningen van zijne hand over hetzelfde onderwerp
Dit stuk is van de hand van De Groot.
Gedrukt: Van den Bergh, Oorkb. Ho. Ze., I, blz. 182.
De folieering is geschied op het Algemeen Rijksarchief.
Aanwinst 1897, LI, 3.
Dit stuk is van de hand van De Groot.
De datum, boven het stuk geplaatst, is: "Woensdagh XVIII Juny"; in 1608 valt de 18e Juni op een Woensdag en daar de data, die in aanmerking komen 1607 - 1613 zijn (de jaren, dat De Groot advocaat-fiskaal was), is dit stuk 1608 te dateeren.
Zie voor de dateering de noot bij fo. 2-3.
Zie voor het concept van dit advies beneden bij fo. 20.
Zie voor een afschrift van dit advies boven bij fo. 15-17.
Zie voor het concept van dit rekest beneden bij fo. 40-41.
Zie voor een copie van dit rekest en voor de dateering boven bij fo. 21-22.
In dorso aanteekeningen van de hand van De Groot.
Zie voor het concept hiervan bij fo. 88 verso - 90.
Dit stuk is van de hand van De Groot en op dezelfde bladen geschreven als de beide volgende nos.
Dit stuk is van de hand van De Groot. Zie voor eene copie hiervan boven bij fo. 70-82. Dit stuk is op dezelfde bladen geschreven als het voorgaande en het volgende no.
Dit stuk is van de hand van De Groot. Zie voor eene copie hiervan boven bij fo. 83-84. Dit stuk is op dezelfde bladen als de beide voorgaande nos.
Dit stuk is van de hand van De Groot. Zie voor de acte d.d. 1611 December 24, waarbij het Hof den deurwaarder last geeft, boven bij fo. 76.
Dit stuk is van de hand van De Groot.
In het onderschrift van den copieerder is de datum geschreven: ... den XXIen July anno XVIc elff, in het handmerk van den verifieerder: 1611-22-7.
Blijkbaar bevat deze lijst de namen der getuigen, gedagvaard in het proces, gevoerd tegen Jan en Arien Wiggersz. (zie o.m. fo. 121 en 122).
In dorso kladaanteekeningen van De Groot.
Aanwinst 1889, 25.
Dit stuk is van de hand van De Groot.