1528-1600. Zoon van Adriaan van Dorp en Josijna van Weijburch. Rentmeester op Duiveland 1552-c. 1558. (Mede-)Curator van het sterfhuis van Maximiliaan van Bourgondië 1558/62-1572. Drost van Zevenbergen 1561-1570. Raad van Willem van Oranje 1572-1584. Veroveraar en verdediger van Mechelen en Dendermonde 1572. Stadhouder van de Lenen in Holland 1573-1600. Gouverneur en verdediger van Zeeland-Beoosterschelde (Zierikzee) 1573-1576. Gezant bij de vredesonderhandelingen in Breda 1575. Idem in Vlaanderen en Gent (Pacificatie) 1576. Betrokkene bij de onderhandelingen met Don Juan 1578-1579. Vertegenwoordiger van de Eerste Edele in de Staten van Zeeland 1578-1580. Superintendant van de Vivres in het leger 1582-1584. Gezant bij de onderhandelingen met de koning van Frankrijk 1584-1585. Zijn eerste vrouw was Maayken Booms, †1554, dochter van Cornelis Boom(s) en Elisabeth Croeser. Zijn tweede vrouw was Anna Grillet de la Rocheteau, †1588, dochter van François Grillet. Zie de genealogische tabellen 1a, 1c, 4 en 5
Na het overlijden van Maximiliaan van Bourgondië, markies van Veere en Vlissingen, Heer van Beveren, Brouwershaven, Duiveland enz. benoemde het Hof van Holland, op aandrang van de crediteuren, Aernt van Dorp samen met Paulus Buys tot curatoren van het sterfhuis
De erfgenamen van de markies gingen echter bij de Groote Raad van Mechelen tegen deze beslissing in beroep. De Raad trok de commissie in en stelde op 7 februari 1561 Michiel van Hameel, oud-ontvanger van de markies, tot de nieuwe curator aan. Hij benoemde in het begin van 1562 Aernt van Dorp tot zijn adjunct-curator (inv. no. 723). In de zomer van 1564 nam Hameel, naar het heet om gezondheidsredenen, zijn ontslag en benoemde de Groote Raad op 27 november Aernt van Dorp in diens plaats. Deze benoemde, op zijn beurt, Jacop Campe tot zijn adjunct (inv. no. 530). In 1572 neemt Van Dorp de wijk naar het opstandige noorden, nadat de erfgenamen en crediteuren steeds meer lieten blijken wantrouwend t.o.v. zijn financieel beleid te staan. Hij weet zich nog echter wel in september van dat jaar bij de verovering van de stad Mechelen door de troepen van Oranje, meester te maken van voor hem compromitterende stukken m.b.t. zijn curatorschap die zich op de Griffie van de Groote Raad bevonden. De aktie verklaart waarom er in dit archief een groot aantal stukken van het sterfhuis zijn terug te vinden
Na zijn vlucht in 1572 wordt Van Dorp opgevolgd door Porus de Mares die waarschijnlijk, na zijn benoeming tot griffier van de Groote Raad, in 1579 het ambt overdraagt aan Pieter Moliart (zie inv. no. 834). Zie de genealogische tabel 6
Lit.: - Van der Schueren, dl. 1, blz. XXVII-XXXVII
Zie ook inv. no. 774
Gediend hebbende in een proces waar bij het sterfhuis was betrokken
- zie ook inv. no. 852
- zie ook inv. no. 1095
Zie ook inv. no. 849
Er is vanwege de hoeveelheid stukken, + 3/4 meter, een algemene onder verdeling gemaakt
Na zijn aansluiting bij- en financiëring van de opstand werd Aernt van Dorp één van de vertrrouwelingen van Willem van Oranje. Uit diverse stukken van dit archief blijkt dat de Prins hem niet alleen als adviseur gebruikte, maar ook belastte met de uitvoering van allerlei zaken
De stukken betreffende de belangrijke opdrachten' zijn in deze inventaris in aparte hoofdstukken verwerkt. De resterende stukken m.b.t. het contact met de Prins zijn hierna opgenomen
Zie ook de inv. no's 70, 1187 en 1192
De steeds groter wordende problemen die Van Dorp zich op zijn hals had gehaald tijdens zijn curatorschap (zie aldaar), dedem hem in de lente 1572 naar de Dillenburg vertrekken. Daar bood hij Willem van Oranje op 12 mei 10.000 gulden voor militaire operaties aan, op de voorwaarde dat deze bij zijn volgende campagne zou proberen de stad Mechelen te veroveren. Van Dorp hoopte daarmee in het bezit te komen van compromitterende stukken m.b.t. zijn curatorschap, die zich op de Griffie van de Groote Raad bevonden. Inderdaad vol deed de Prins aan deze eis en werd Mechelen op 31 augustus, mede dankzij een vijfde kolonne o.l.v. Van Dorp, veroverd. Willem van Oranje stuurde daags daarna Aernt met een aantal soldaten naar Dendermonde, welke stad hij op 3 september in bezit nam. Na de verovering door Alva van de stad Bergen, viel ook Mechelen weer spoedig in Spaanse handen. Van Dorp trok zich vervolgens met zijn manschappen begin oktober uit Dendermonde terug richting Zeeland, daarbij wel 3 van zijn dochters in gevangenschap in Mechelen achterlatend (zie inv. no. 322)
Lit.: Van der Schueren, dl. 1, blz. 88-114. Hooft, dl. 1, 271-276.
Over een gedeelte hiervan, behorende tot het sterfhuis van Maximiliaan van Bourgondië, is Van Dorp rond 1581 aangesproken door Pieter Moliart, curator
Na zijn missie naar Den Briel, alwaar de opstandige Lumey moest worden ingetoomd, werd Aernt van Dorp in januari 1573 door Willem van Oranje benoemd tot Stadhouder van de Leenen in Holland. Waarschijnlijk moet deze benoeming gezien worden in de lijn van het plakkaat van 3 maart 1573, waarbij Willem van Oranje ordonneerde dat alle Hollandse lenen opnieuw moesten worden verheven. De lenen van die leenmannen die niet de kant van de opstand hadden gekozen, konden zodoende worden geconfiskeerd. Tot een daadwerkelijke heroprichting van het leenhof, (verhefging, registratie en rechtspraak), nodig omdat Van Dorps voorganger Cornelis Suys in 1571 het Hof van Utrecht had verplaatst, is het echter niet gekomen. Een poging om het volledige Leenhof in 1579-1580 op te richten, gelijktijdig met de Hooge Raad als vervanger van de Groote Raad van Mechelen, mislukte eveneens. Van Dorp werd in september 1579 wel aangezegd zijn ambt weer daadwerkelijk te gaan vervullen, maar in tegenstelling tot die van de Hooge Raad (5 mei 1580) werden er geen andere funktionarissen aangesteld. Tijdens het landvoogdijschap van Leicester werd opnieuw een poging ondernomen. Leicester en de Staten van Holland bevestigen, resp. op 20 februari en 19 november 1587, de commissie die Willem van Oranje in 1573 al aan Van Dorp had gegeven. De voorstellen die Van Dorp begin 1587 over de samenstelling van het Leenhof doet, leiden echter wederom niet tot een resultaat. Pas in 1660 vindt de oprichting plaats. Tot aan dat jaar is er dus geen volledig Leenhof van Holland geweest. Wel waren er funktionarissen: stadhouders en griffiers van leenen, die de werkzaamheden behalve de rechtspraak zonder een instruktie hebben verricht. Dat Van Dorp de eerste stadhouder is geweest is wel correct, maar gezien zijn machtiging aan Laureys van der Goes van 19 oktober 1582, om zijn ambt waar te nemen, mag verondersteld worden dat er voor hem belangrijker bezigheden waren. De rechtspraak is tot 1660 door het Hof van Holland gevoerd
Lit.: Van der Schueren, dl. 1, blz. 118-129. Wijs, blz. 29-33. Van der Linden, blz. 34.
Gedrukt
Opgenomen in het Groot-Plakkaatboek, deel II, fol. 682
Op 23 juni 1573 benoemde Willem van Oranje Aernt van Dorp tot gouverneur van Zeeland-Beoosterschelde. In deze funktie legde Van Dorp zich vnl. toe op de ver dediging van de steden Brouwershaven, Bommenede en Zierikzee op het eiland Schouwen. Na hun verovering van het eiland Duiveland vielen de Spanjaarden Schouwen eind september 1575 aan. Brouwershaven werd op 1 oktober genomen en Bommenede na een heftige strijd op 25 oktober. Zierikzee, waar Van Dorp de verdediging zelf leidde, wist zich tot 2 juli 1576 te handhaven. Tijdens de belegering verloor Louis Boisot, admiraal van Zeeland en schoonzoon van Van Dorp het leven bij een poging de stad te ontzetten (25 mei 1576). Na de overgave mocht Van Dorp de stad vrij verlaten
Lit.: Moens van Bloois, blz. 135-160. Van de Velde. Van der Schueren. Leiden 1894.
Schaal: 19,3 cm. = 100 Putsche Roeden 1:2100
Manuscript 58 x 77 cm. z.w. boven. 2 papieren bladen
Op initiatief van de Duitse keizer werden in maart 1575 in Breda nieuwe vredesonderhandelingen tussen Spanje en opstandige gewesten aangevangen. Ondanks het bemiddelende optreden van de keizerlijke afgezanten bleken de standpunten van de partijen betreffende de Spaanse troepen en met name de godsdienstkwestie onverzoenlijk. De bemiddelaars deden nog een poging om een bestand te bewerkstelligen, maar ziende dat ook dit voorstel op verzet stuitte, verlieten zij teleurgesteld Breda. De onderhandelingen werden nog, zij het met schorsingen vanwege ruggespraak, tot halverwege juli voortgezet. Zonder resultaat werden ze daarna afgebroken. Hoewel Willem van Oranje zijn bedenkingen had tegen deze vredespoging, besloten de Staten van de opstandige gewesten toch afgezanten te sturen. Naast mannan als Marnix van St. Aldegonde en Paulus Buys werd ook Aernt van Dorp afgevaardigd. -133 Van Dorp was in die tijd Gouverneur van Zeeland-Beoosterschelde en nam de benoeming slechts aarzelend aan. Hij vreesde dat de onderhandelaars in het in Spaanse handen zijnde Breda niet veilig zouden zijn, maar accepteerde de benoeming toch nadat de Spaanse Landvoogd gedurende de tijd van onder-handeling gijzelaars had toegezegd
Lit.: Van der Schueren, dl. 1, blz. 173-183. Wagenaar, blz. 28-53. Kaajan, inv. no's 45-47.
Na de dood van Requesens ontstond er in de Zuidelijke Nederlanden beroering omdat de Spaanse troepen aan het muiten sloegen en plunderend door het land trokken. Hun bezetting van het kasteel te Gent en de stad Aalst vormde een dusdanige bedreiging dat de Staten van Vlaanderen in september 1576 Willem van Oranje om hulp verzochten
Michiel de Backere, advokaat bij de Raad van Vlaanderen, had hierover reeds eerder contact gezocht via een bemiddeling van Aernt van Dorp, die zich na de val van Zierikzee in het gevolg van de Prins had gevoegd. Oranje zond daarop troepen ter ontzetting van het kasteel te Gent, maar maakte van de gelegenheid tevens gebruik om via een gezantschap van Van Dorp en Pieter de Rijcke, baljuw van Vlissingen, naar de stadhouder Roeulx en de Staten van Vlaanderen, toe nadering te zoeken tot de andere gewesten. Dit contact leidde uiteindelijk op 8 november 1576 tot het sluiten van de Pacificatie van Gent tussen de opstandige gewesten Holland en Zeeland en de inmiddels op initiatief van Vlaanderen en Brabant bij elkaar ge roepen Staten Generaal. Aernt van Dorp was één der ondertekenaars
Lit.: Van der Schueren, dl. 1, blz. 184-189. Enno van Gelder, blz. 231-245. Just.
In de maand van de Pacificatie van Gent (zie aldaar), arriveerde Don Juan van Oostenrijk de nieuwe Spaanse landvoogd in de Nederlanden. Zijn macht was echter door de muitende troepen en de verdeeldheid onder de katholieke edelen vrij beperkt. De op 9 januari 1577 gesloten Unie van Brussel, waarbij de Pacificatie nogmaals werd bevestigd, bewees dat Don Juan teneinde zijn landvoogdijschap enige betekenis te geven, in onderhandeling met de Staten Generaal moest treden. Dit leidde tot het op 12 februari 1577 gesloten Eeuwig Edict, dat echter niet door Holland en Zeeland werd ondertekend. Don Juan raakte zijn goodwill bij de overige gewesten ook weer kwijt, na in juli 1577 een aanslag op Namen te hebben gepleegd. In zijn plaats benoemden de Staten Generaal toen Matthias van Oostenrijk tot de nieuwe landvoogd, met Willem van Oranje als zijn luitenant. Daarnaast werd op 10 december 1577 de Pacificatie nogmaals bevestigd bij de 2e Unie van Brussel. Hoewel er in 1578 met Don Juan nog wel onderhandelingen werden gevoerd, konden deze na de aanslag op Namen niet meer tot een resultaat leiden
Het lijdt geen twijfel dat Aernt van Dorp, gezien de hierna beschreven stukken, nauw bij deze laatste onderhandelingen betrokken is geweest. Een benoeming als zodanig is echter niet gevonden
Lit.: Nuyens, dl. 3, blz. 285-290. Stirling Maxwell, dl. 2, blz. 324-328. Van der Schueren, dl. 1, blz. 192-193, 212-214, 246-254.
In 1572 werd Willem van Oranje opnieuw tot stadhouder van Zeeland benoemd. De funktie hield het uitvoerend gezag in, behoudens de goedkeuring van de Staten in bepaalde zaken. De oorlogstoestand leidde tot de aanstelling door Willem van Oranje van een "Gouverneur en Raden" die de stadhouder volgens de instruktie van 22 mei 1578 verving. Als in september 1577 de Staten van Zeeland na territoriale verliezen aan- en heroveringen op de Spanjaarden weer voltallig kunnen vergaderen, blijkt het gezag van deze "Gouverneur en Raden" niet te zijn gehandhaafd. Men vangt dan onderhandelingen aan met de stadhouder over het vormen van een nieuw representatief college. Op 22 mei 1578 wordt dit opgericht als de Gecommitteerde Raden van Zeeland
Gedurende deze onderhandelingen richtten de Staten herhaaldelijk het verzoek aan Willem van Oranje om, als Eerste Edele in de Staten tevens opkomend voor zijn zoon Philips Willem de Graaf van Buren, een vertegenwoordiger te sturen. Aernt van Dorp wordt, waarschijnlijk in november 1578, door Willem van Oranje als zodanig benoemd. Zijn naam als vertegenwoordiger komt nl. voor het eerst op 12 december in de resoluties voor, terwijl het laatste te vinden verzoek van de Staten, Oranje op 18 november had bereikt. Volgens de eerder genoemde instruktie van 22 mei 1578 wordt Van Dorp ook als vertegenwoordiger van de Eerste Edele tot lid van de Gecommitteerde Raden benoemd. Zijn voortdurende afwezigheid in de vergaderingen gaf echter problemen met het voorzitterschap, en deed de Staten aan Willem van Oranje het verzoek richten om Van Dorp te vervangen door een Zeeuw die wel aanwezig kon zijn. Deze Zeeuw werd Pieter de Rijcke volgens de commissiebenoeming van Oranje van 9 november 1579. Van Dorp droeg zijn ambt officieel over op 13 januari 1580
Lit.: Van der Schueren, dl. 1, blz. 231-242. Heringa, blz. 1-42.
De zich uitbreidende opstand maakte het noodzakelijk om ook de proviandering van het Staatse leger goed te organiseren. Het legeronderdeel dat zich daarmee bezig hield, werd de "Intendance van de Vivres" genoemd. Aan het hoofd werd in 1577 Charles de Grave, Heer van Frésin, aangesteld, met als zijn luitenant de al eerder tot commissaris-generaal van de Vivres benoemde Johan de Corpelsz. Frésin werd reeds in 1578, onder verdenking van collaboratie, uit zijn funktie ontheven. De Corpelsz. herkreeg daarna zijn rang van commissaris-generaal. Op 28 april 1582 benoemde Anjou, dit tot ongenoegen van De Corpelsz., Aernt van Dorp tot de nieuwe superintendant-generaal. Waarschijnlijk zag men in Van Dorp een betere partij tegenover de Staten en steden voor het loskrijgen van de levensmiddelen. In augustus 1583 vertrekken na de "Franse furie" de hulptroepen van Anjou en is het veldleger feitelijk ontbonden. Het provianderen van de overige soldaten vindt dan weer via "soetelaers" plaats
Lit.: Van der Schueren, dl. 1, blz. 452-479, dl. 2, blz. 1-432.
Gedrukt
Gedeeltelijk gedrukt
Zie ook inv. no. 325
Na de afzwering van Philips II in 1581 werd Frans van Anjou door de Staten Generaal als landsheer over de Nederlanden aangenomen. Nadat deze in juni en diens potentiële opvolger Willem van Oranje in juli 1584 waren overleden, stonden de opstandige gewesten voor de moeilijke taak een vervanger te vinden die ook daadwerkelijk hulp in de strijd tegen Spanje kon bieden. De kwestie deed twee partijen ontstaan, de aanhangers van de Franse koning en die van de Engelse koningin. Van Dorp ontpopte zich als een voorstander van de eerste richting omdat hij teveel handelsbeperking bij een Engels souvereiniteit verwachtte. Hij maakte deze mening kenbaar tijdens een speciale zitting die door de Hollandse Ridderschap over de kwestie was belegd in september 1584. Zijn adviezen vormden de uiteindelijke basis voor de souvereiniteitsaanbieding aan Hendrik III. Van Dorp werd daartoe op 11 oktober, namens de Staten van Holland, in het gezantschap benoemd. Tengevolge van interne moeilijkheden vertrokken de gezanten pas in januari 1585 naar Frankrijk, waar de aanbieding evenmin vlot verliep. Hendrik III vreesde bij aanvaarding klem te komen zitten tussen Spanje en Engeland en vertelde de gezanten, tijdens de hun verleende audiëntie op 10 maart 1585, definitief niet op hun voorstellen te willen ingaan
Op 17 maart vertrok men teleurgesteld uit Parijs en bracht men op 8 april rapport uit aan de Staten Generaal. Deze besloten vervolgens, zeer tegen de zin van Van Dorp, die dan nog eerder een vrede met Spanje voorstond, toenadering tot Engeland te zoeken
Lit.: Van der Schueren, dl. 2, blz. 443-535. Bijlsma en Van Marle, inv. no. 86-89.
gedeeltelijk gedrukt waarschijnlijk door Aernt van Dorp terzake van zijn gezantschap verzameld
Gedrukt
Gedrukt
Zie de briefwisselingen van Josyna van Dorp, inv. no's 1231-1284
Zie ook inv. no. 283
Zie de inv.nrs. 296 + 297
Afgehoord
Zie ook de inv. no's 292, 1352-1353
Afgehoord. 1605-1608
Zie ook inv. no. 1306
Zie voor de Langstraat ook onder Brabant, inv. no's 1063-1080
Zie ook inv. no. 1388