Vanwege de verwachte drukte in de studiezaal moet u vanaf 1 januari 2025 altijd vooraf een plek reserveren. U reserveert een plek door een stuk (inventarisnummer) te reserveren.
Na de verovering van Sint George d'Elmina in 1637 werd deze sterkte de zetel van het Nederlandsche gezag op de kust van Africa. Aan het hoofd van het bestuur aldaar kwam een gezag-hebber te staan, die den titel voerde van: Commondeur, Kapiteyn- en Admiraal-generaal in Africa, resideerend op 't Casteel Sint George d'Elmina.
Tengevolge van de gebiedsuitbreiding od de kust van Africa door de verovering van San Paulo de Loando en het eiland San Thomé besloot de Vergadering van XIX in het jaar 1642 het gebied te verdeelen en twee afzonderlikjke besturen in te stellen; het gebied, dat de Commandeur ter Kuste van Guinea kreeg toe-gewezen, werd in den aan hem gerichten brief van 19 April 1642 als volgt bepaald: Guinea en wat daaraan dependeert van af Cabo de Tres Puntas tot Cabo de Lopo Gonsalvez; deze land-streek zou staan onder den directeur van het Noordelijk gedeelte Africa, die aldaar de directie der politie, justitie, kerkelikje zaken en negotie zoude hebben. Voor den gezaghebber ter Kuste van Guinea werd de title van Commandeur op de Kust van Africa gewijzigd in: Directeur van de Noordkust (Noorder-gedeelte) van Africa. Hem zouden Raden ter zijde staan, als hoe-danig de commiezen der W. I. -Compagnie, ter Kuste van Guinea dienst doende, zouden fungeeren.
De splitsing in bestuursgebied werd kort daarop nog verder doorgevoerd, doordat de Vergadering van XIX besloot voor het eiland Sint Thomé, dat onder de directie van het Zuiderdistrict van Africa te San Paulo de Loando was gebracht, een afzonderlijk directeruschap in te stellen (Missive der XIX van 19 Juni 1642 aan directeuren van het Zuiderdistrict van de Kust van Africa).
Bij resolutie der XIX van 15 September 1648 werd de bestuurs bevoegdheid van den directeur van de Noordkust uitgebreid over Sint Thomé, daar de nieuw benoemde Directeur-commandant van dit eiland onder xijn governo werd gesteld. De gezaghebber ter Kuste van Guinea zou voortaan den title voeren van: Directeur-generaal van de Noordkust van Africa en het eiland Sint Thomé. Op denzelfden dag had de benoeming plaats van een ambtenaar, die den Directeur-generaal als secunde en Eerste Raad ter Kuste van Guinea ter zijde zou staan. Door het kort daarop volgend verlies van Sint Thomé kwam de toevoeging van dezen naam in den oficieelen title, gebruikt door de W.I. Compagnie, te vervallen, maar Directeurs-generaal zelf bleven zich van de in 1648 in gebruik gekomen titulatuur bedienen.
De gebiedslimieten vinden wij in de eerste instructie, welke door de in 1674 geöctrooyeerde W. I. Compagnie voor Directeur-generaal en Raden werd vastgesteld (bij resolutie der Vergadering van X van 14 Januari 1675), als volgt aangegeven: de Kust van Africa beginnend van Sierra Leone exclusief tot 30 graden ten Z. de hinie equinoctiaal met de daartusschen gelegen eilanden. Ter aanduiding van het gebied wordt daarnevens gesproken van: de Kust van Africa en Guinea. Als officieele titulatuur kwam in zwang: Directeur-generaal over de Noord- en Zuidkust van Africa; in verloop van tijd vond echter de kortere terminologie "de Kust van Guinea" meer en meer ingang.
Volgens de instructie van 1675 kwam aan den Directeur-generaal het opperste gezag toe te water en te land in alle politieke en militaire zaken en had hij nevens zijne Raden de volkomen directie van dien. Artikel 2 bepaalde dit nader door voor te schrijven, dat de Directeur het opperste bewind zoude hebben in alle zaken van belang en special over de regeering en besturing der koopmanschappen en de verhandeling daarvan, doch dat hij zoowel in deze als in zaken van policie en oorlog gehouden zou zijn tot het bijeenroepen van den Raad, die bestaan zou uit den fiscaal en de commiezen.
In den loop der schttiende eeuw onderging de samenstelling van het college van Directeur-generaal en Raden over de Noorden Zuidkust van Africa gene belangrijke wijzigingen. De instructie van 9 Juli 1722 voor Directeur-generaal en Raden vast-gesteld, bepaalde, dat als Raden zouden zitting hebben de fiscal (doch slechts voor zaken van politie en negotie en niet voor die, welke zijn ambt betroffen), de opperkoopman en drie met name aangeduide oppercommiten. Bij de instructie van 1746 wordt zitting in den Raad gegeven aan den fiscaal en de zeven in rang volgende eerste-bedienden; de instructie van 1768 wijst als leden van den Raad aan: den fiscaal met de vier eerste-bedienden (3 oppercommiezen, benevens den commies-en-raad.)
In 1784 werden bij resolutie der Vergadering van X van 21 September twee afzonderlijke instructiën vastgesteld, de eene voor den Directeur-generaal, de andere voor Directeur-generaal en raden, in welke de inhoud der vroegere instructies, doch thans gesplitst, was overgenomen. Als leden van den Raad werden aau-gewezen de vijf eerste-bedienden, namelijk: drie oppercommiezen, de commies en raad en de boekhouder en raad.
Bij onstentenis van een Directeur-generaal werd diens functie waargenomen door een der leden van den Raad, die als zoodanig den titel voerde van President.
In het jaar 1795 liet de Raad der Coloniën in West-Indië de post van Directeur-generaal onbezet; op 18 en 19 Augustus werden instructiën vastgesteld voor President en Raden en voor den President ter Kuste van Guinea, aan wien de waarneming van het hoofdbestuur zou zijn opgedragen.
De Raad der Amercaansche Coloniën en Bezittingen bracht bij secrete resolutie van 12 Mei 1801 verschillende wijzigingen aan in de regeling van het algemeen bestuur en de directie der zaken ter Kuste van Guinea. Di nieuwe regeling hield in, dat de titel van het opperhoofd ter Kuste zou luiden: Gouverneur-generaal. De Raad werd verdeeld in een Grooten en een Kleinen Raad; in den Kleinen Raad, die onafgebroken te Sint-George d'Elmina zou resideeren, kregen als leden zitting: de administrateur en directeur-generaal (titel van den vroegeren boekhouder-generaal), de magazijnmeester, de fabrieksmeester en de boek-houder ten comptoire-generaal. De leden van den Kleinen Raad zouden met de residenten te Accra, Axim, Chama en Cormantijn den Grooten Raad vormen, die om de drie maanden zijne gewone vergadering zou houden. Op 12 Augustus 1801 had de installatie van den Gouverneue-generaal plaats; de Groote Raad hield zijn eerste zitting op 1 April 1802.
De Groote Raad stelde op 29 November 1803 vast een generaal reglement van orde voor de Hooge Regeering ter Kuste van Guinea, met een bijbehoorend reglement tot afdeeling en bepaling van de legislatieve en executieve machten, en een reglement op de administratie van policie en justitie; deze reglementen komen in den inventaris voor onder no. 236.
Ter gelegenheid van de benoeming van het opperhoofd ter Kuste bij decreet van den Koning van 29 November 1807, werd diens titel gewijzigd in: Commandant-generaal. Zijne instructie met bijbehoorende poincten, te observeeren in de administratie ter Kuste van Guinea, werd gearresteerd op 11 Januari 1808; deze instructie werd echter, toen de benoemde Commandant-generaal aanvankelijk er niet in salgen kon zijne bestemming te bereiken, wegens den staat van oorlog en den bekrompen. Fiancieelen toestand krachteloos verklaard en vervangen door eene instructie van 8 Juli 1809, die aan den Commandant-generaal bij zijne uitreis in Herfstmaand 1809 werd medegegeven.
De bestuursperiode van den Commandant-generaal duurde van 5 Maart 1810 tot 11 Maart 1816.
De ambtenaar, die voor het opperbestuur ter kuste de pen voerde, droeg in de achttiende eeuw officieel den titel van "Commies ter Secretarie", doch werd aangeduid als Secretaris. Volgens zijne instructie was hem bovendien het schrijven der "publieke akten" opgedragen; betreffende het opmaken van "testamenten of andere legale instrumenten" bepaalde de intructie, dat hij zulks niet mocht doen zonder voorkennis van den Directeur-generaal. Gelijkluidende bepalingen kwamen ook voor in de instructie, welke in 1801 voor den Secretaris van den Raad werd vastgesteld.
Met tafel.
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Hierbij slechts enkele akten van 1734 en 1738.
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel Bijgebonden zijn enkele akten van 1769 en 1770
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Met tafel
Bepalingen voor de Wees en Boedelkamer werden door den Raad der Amerikaansche Koloniën gearresteerd bij provisioneel Reglement van 11 Augustus 1801
(zie. Inv. no. 231)
.Met alphabetischen naamwijzer.
Met alphabetischen naamwijzer.
Met alphabetischen naamwijzer.
Voor de Kust van Guinea werd in het jaar 1815 niet zoo-als voor de Westindische koloniën een regeeringsreglement gearresteerd. Het Koninklijk besluit van 27 Juli 1815 no. 31 dat de bestuursinrichting voor de Nederlandsche Etablissementen (of Bezittingen) ter Kuste regelde, stelde slechts vast eene tabel van het personeel en eene instruktie voor den hoofdgebieder; tot dit ambt werd benoemd Mr. H. W. Daendels, die den titel kreeg van Gouverneur-generaal.
Het 7de artikel dezer instructie (welke 73 artikelen telde) droeg aan den Gouverneur-generaal de opperdirectie in het militaire, civiele, politieke en huishoudelijke op. Artikel 24 hield het voorschrift in, dat de Gouverneur-generaal in zaken van aangelegen-heid den Grooten Raad moest convoceeren en in zaken van minder belang raad moest houden met den Kleinen Raad; in beide colleges zou hij het voorzitterschap bekleeden. Op 11 Maart 1816 aanvaardde de Gouverneur-generaal het bewind ter Kuste.
In verband met de afschaffing van den slavenhandel werd bij Koninklijk besluit van 1 November 1819 no. 32 eenenieuwe inrichting der administratie van de Etablissementen ter Kuste van Guinea vastgesteld, welke inhield, dat het hoofd ter Kuste den titel zou voeren van Commandeur. Op 1 Juli 1820 werd aan dit besluit uitvoering gegeven.
Het Koninklijk besluit van 23 Maart 1838 no. 104 bracht eene wijziging in het bestuur en de administratie voor de Etablissementen ter Kuste; o.a. werd de Commandeur vervangen door een Gouverneur. Deze titulatuur bleef gehandhaafd bij de Koninklijke besluiten van 2 Maart 1839 no. 93 en van 27 Februari 1842 n°63 betreffende de bestuursinrichting ter Kuste.
Eerste bij Koninklijk besluit van 2 Juli 1817 no. 52 werd een Reglement van bestuur voor de Nederlandsche bezittingen ter Kuste van Guinea vastgesteld, met intrekking van de instructie voor den Gouverneur-generaal van 1815. Artikel 1 van het Reglement bepaalde, dat bij den Gouverneur het hoogste gezag zou berusten, terwijl hem volgens artikel 2. een Koloniale Raad zou zijn toegevoegd.
Artikel 4. verplichtte den Gouverneur het gevoelen van den Raad in te winnen, zoo dikwerf algemeene bepalingen uitgevaardig of belangrijke maatregelen moesten worden; aan den Gouverneur allen stond de beslissing.
Het Nederlandsch gezag ter Kuste nam op 6 April 1872 een einde.
Over 1815 Aug.-1816 Maart is dit een journaal van handelingen en voorvallende zaken, betrekking hebbende op het Gouverneur-generaalschap in het tijdperk van Daendels' benoeming tot aan zijne bestuursaanvaarding.
Bij dit Journaal zijn gevoegd het dagregister van eene inspectiereis van den Commandeur naar de Bovenkust in Februari en Maart 1835 en een Verslag der Appolloniasche expeditie van de Engelschen in Mei 1835.
Hierin ontbreekt, het tijdjperk 1868 Juli 26-1869 Februari 28.
Met tafel over Mei-December
Met tafel
Van Mei 1857 af niet onderteekend.
Aanvankelijk van den benoemden Gouverneur-generaal.
Aanvankelijk gericht aan den benoemden Gouverneur-generaal.Met tafel.
Met tafel.