Op 1 juli herdenken en vieren we de afschaffing van de slavernij. In 1863 wordt de wet die slavernij illegaal maakt, na jaren van politiek getouwtrek, eindelijk aangenomen. Toch betekent het nog geen echte vrijheid; de vrijgemaakte mensen moeten nog tien jaar verplicht voor een plantage-eigenaar werken.
Handel in slaafgemaakten
In de 17e en 18e eeuw neemt de West-Indische Compagnie ruim 5% van de handel in slaafgemaakten in de wereld voor haar rekening. De slaafgemaakten worden vooral ingezet op de suikerplantages in Brazilië, Suriname en Curaçao. Het leven op de plantages is enorm zwaar, de slaafgemaakten worden slecht en wreed behandeld. Het sterftecijfer onder de slaafgemaakten is dan ook vele malen hoger dan het geboortecijfer. In Nederland heeft de bevolking er weinig weet van; alles speelt zich af aan de andere kant van de wereld.
Publieke opinie
Toch komt er een kentering. Steeds meer mensen spreken zich openlijk uit tegen de slavernij en langzaamaan verandert ook in Nederland de publieke opinie. In 1775 worden in het tijdschrift De Vaderlander slavenhandel en slavernij aan de kaak gesteld. De lezers krijgen de oproep koloniale producten zoals koffie te boycotten om planters te dwingen hun slaven vrij te maken of op z’n minst goed te behandelen: ‘’t Vogt dat gy in uwen Koffy-kop hebt, is dan geen water meer, maar traanen, (...) ’t is het bloed en zweet van die ellendigen (…).’
En in 1799 verschijnt de Nederlandse vertaling van Narrative of a five years expedition against the Revolted Negroes of Surinam van de Schots-Nederlandse John Stedman. In woord en beeld vertolkt hij de wreedheden van de slavernij in Suriname. Het boek maakt grote indruk in binnen- en buitenland.
Petitie aan de koning
Maar het blijft niet bij geschreven protesten. Geïnspireerd door de Engelse antibeweging, worden rond 1840 in Nederland verschillende actiecomités opgericht, zoals de Nederlandse Maatschappij ter Bevordering van de Afschaffing van de Slavernij (NMBAS) met alleen mannelijke leden. Ook vrouwen laten van zich horen. In 1842 richt een groep Rotterdamse vrouwen een petitie tot Koning Willem II waarin zij pleiten voor afschaffing van de slavernij in Nederland. Anderen volgen hun voorbeeld.
Een lange weg
De abolitionisten (voorstanders van afschaffing van de slavernij) zijn in Nederland minder goed georganiseerd dan in het buitenland. Wat de Engelse beweging al in 1833 lukt, gebeurt in Nederland pas 30 jaar later. Weliswaar wordt in 1848 besloten dat er een eind komt aan de slavernij. Maar het duurt dan nog vijftien jaar voordat de wetgeving rond is en men het eens is over de schadevergoeding die een eigenaar moet krijgen voor het verlies van zijn ‘eigendom’. Elke eigenaar ontvangt ter compensatie 300 gulden per vrijgemaakte slaafgemaakte.
Keti Koti
Op 1 juli 1863 klinken in Paramaribo en in Willemstad 21 kanonschoten en zijn de slaafgemaakten vrij. Keti Koti: de ketenen zijn gebroken. Maar echt vrij zijn ze nog niet. Om de plantage-economie overeind te houden, worden de voormalige slaafgemaakten voor een periode van tien jaar onder staatstoezicht geplaatst. Ze moeten tot 1873 verplicht op contractbasis voor een plantage-eigenaar werken.
Op zoek naar vrijgemaakte slaafgemaakten en slavernij
Wie meer wil weten over (de afschaffing van) slavernij of informatie zoekt over de vrijgelaten slaafgemaakten of hun eigenaren kan onder andere bij het Nationaal Archief terecht. In verschillende zoekhulpen over slavernij vindt u uitleg hoe u deze informatie online kunt vinden.