100 jaar ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

25 september 2018

Op 25 september 2018 bestaat OCW 100 jaar. Koningin Wilhelmina bekrachtigt in 1918 de oprichting met haar handtekening. De staatsbemoeienis met onderwijs is ouder. 

Onderwijs: een zaak van nationaal belang

In de Franse tijd (1795-1813) krijgt Nederland een centraal georganiseerde overheid. In 1798 wordt een Agentschap van Onderwijs opgericht met de zorg voor ‘Nationale Opvoeding, waaronder begrepen is de Geneeskundige Staatsregeling, de vorming der Nationale Zeden, en de bevordering van het openbaar Onderwijs, en van Kunsten en Wetenschappen’.

Geen katholieke of protestantse scholen

Onder het Franse bewind is er een strenge scheiding van kerk en staat, waardoor het niet is toegestaan om orthodox christelijke of katholieke scholen op te richten. Volgens de Onderwijswet van 1806 is onderwijs openbaar en richten scholen zich op de ontwikkeling van alle maatschappelijke en christelijke deugden. Onderwijs moest los staan van welke kerkelijke richting dan ook. De financiering komt voor rekening van de ouders, onderwijssubsidie wordt nog maar mondjesmaat verstrekt. In steden worden armenscholen geopend met gratis onderwijs. Een schoolplicht bestaat nog niet. Daardoor leren lang niet alle kinderen in de 19e eeuw lezen, schrijven en rekenen.

Schoolstrijd 

Het feit dat het niet meer mogelijk is onderwijs op een religieuze leest te schoeien, zorgt in de 19e en 20e eeuw voor een felle schoolstrijd. Het gaat daarbij om de vormgeving en de financiering van het onderwijs. Met de Grondwet van 1848 komt er vrijheid van onderwijs. Het is weer toegestaan om confessionele scholen op te richten. De Rijksoverheid is verantwoordelijk voor de openbare scholen. De bijzondere scholen, zoals religieuze scholen, staan onder verantwoordelijkheid van ouders die zitting hebben in schoolbesturen. Alleen openbare scholen kunnen rekenen op een overheidsbijdrage. 

Gelijkstelling leidt tot een apart departement

De jarenlange strijd tussen confessionele partijen en andere partijen komt pas met de Grondwet van 1917 tot een einde. Vanaf die tijd financiert de overheid niet alleen het openbare onderwijs maar ook het bijzonder onderwijs. Tijdens de formatie van het kabinet Ruys de Beerenbrouck wordt besloten tot de oprichting van een apart ministerie van Onderwijs. Een belangrijke reden is de angst voor overbelasting van het ministerie van Binnenlandse Zaken waar onderwijs tot dan toe onder valt. De uitvoering van de gelijkstelling is immers een enorme klus. De eerste minister van Onderwijs is J.Th. de Visser (van 1918-1925). Hij loodst de lager-onderwijswet van 1920 door de Kamer. De lang bevochten financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs is dan eindelijk geregeld.

Lees meer over de onderwijsstrijd en de geschiedenis van het ministerie van Onderwijs in het jubileumboek: In de regel vrij 100 jaar politiek rond onderwijs, cultuur en wetenschap (Pieter Slaman e.a.)