De index Sailing Letters bestaat uit een globale inventarisatie van een aantal relevante archiefdozen uit The National Archives in Kew (Londen). De inventarisatie is niet uitputtend maar geeft een indruk van het gekaapte Nederlands materiaal. De index bestaat uit de beschrijving van ruim 700 dozen.
U kunt de index Sailing Letters op trefwoord, periode, plaats, locatie, signatuur, scheepsnaam of persoonsnaam doorzoeken of filteren.
Onthoud het door u gevonden signatuur, bijvoorbeeld: 2/344.
Belangrijke velden in de index
- Vertrek- en bestemmingshaven: De haven van waaruit het gekaapte schip is vertrokken en de haven waarnaar toe zij onderweg was.
- Genomen: De locatie waar het schip door de Engelsen is gekaapt.
- Persoonsnaam: Persoonsnamen die in de database zijn opgenomen zijn vooral die van kapiteins (schippers). De namen van geadresseerden en afzenders zijn niet in de zoekhulp opgenomen, omdat de afzonderlijke brieven niet zijn ontsloten.
- Scheepsnaam: De naam van het genomen (= gekaapte) schip. In principe levert de zoekhulp alleen zoekresultaten die letterlijk aan uw zoekterm voldoen, maar door bijvoorbeeld 'Vrouw' in te typen, vindt u 'Vrouw [A t/m Z]'. Let hierbij op naams- en spellingsvarianten. Zo bestaan er ook scheepsnamen die met 'Vrouwe' beginnen.
- Periode: Maak eventueel een keuze uit één van de perioden. Door alleen op een periode te zoeken kan het aantal treffers hoog uitvallen. Beperk in dat geval de zoekactie door een tweede zoekveld in te vullen.
- Type scheepvaart: Maak eventueel een keuze uit één van de typen scheepvaart. Door alleen op een type scheepvaart te zoeken kan het aantal treffers hoog uitvallen. Beperk in dat geval de zoekactie door een tweede zoekveld in te vullen.
- Serie/doos: Betreft het aanvraagnummer zoals gebruikt door The National Archives. Dit veld kunt u gebruiken indien u de globale inhoud van een archiefdoos wilt weten.
The National Archives in Kew (Londen) bewaart het archief van het High Court of Admiralty. In dit omvangrijke archief zitten ongeveer 38.000 in het Nederlands geschreven brieven en documenten, de zogeheten 'Prize Papers'. Dat is een deel van de buit die Engelse kapers in de 17e en 18e eeuw veroverden op Nederlandse schepen. De buit bevat brieven van en aan Nederlandse zeelieden en kooplieden en hun familieleden, scheepsjournalen, aanbevelingsbrieven, ladingboekjes en kwitanties. Eeuwenlang zijn ze bewaard op stoffige zolders en in donkere kelders van het High Court of Admiralty in Londen, zonder dat iemand naar deze unieke verzameling documenten omkeek. Sommige brieven zijn tot op de dag van vandaag niet geopend en gelezen.
Het project Sailing Letters is gestart in 2004 met als doel de bekendheid van de Nederlandse brieven en documenten in de 'Prize Papers' te vergroten en deze documenten toegankelijk te maken voor onderzoekers. Binnen het project werken de Koninklijke Bibliotheek, het Nationaal Archief, de Rijksuniversiteit Leiden en de Samenwerkende Maritieme Fondsen samen. De index Sailing Letters bestaat uit een globale inventarisatie van een aantal relevante archiefdozen uit The National Archives in Kew (Londen). De inventarisatie is niet uitputtend, maar bedoeld om een indruk te krijgen van het gekaapte Nederlands materiaal dat in Londen terecht is gekomen. Ruim zevenhonderd dozen zijn in de index beschreven.
aen den eersamen cornelis leijnsen ...
Vindplaats: HCA 30/644
In de 17e eeuw werd bij de maritieme oorlogsvoering veel gebruikgemaakt van particuliere Kaapvaarders. Deze Kaapvaarders rustten met toestemming van de overheid een oorlogsschip uit en veroverden daarmee schepen van de tegenstander. Hiermee was goed geld te verdienen, omdat na de verkoop van de buit een groot gedeelte van de opbrengst aan de bemanning werd uitgekeerd. Toen de situatie tussen twee landen dreigender werd, namen de gevaren die de kaapvaart met zich mee bracht toe. De familie thuis was vaak beter op de hoogte van de politieke ontwikkelingen dan de bemanning van de schepen op zee, die al geruime tijd onderweg waren.
Kort voor het uitbreken van de Tweede Engelse oorlog smeekt Jan Leijnsen uit Vlissingen zijn broer terug te komen naar Zeeland. Zijn broer Cornelis bevindt zich op dat moment als stuurman op een kaapvaarder in de Caraïbische Zee, waar een schip met een suikerlading is buitgemaakt. Hij staat op het punt te vertrekken naar de westkust van Afrika, in een tijd waarin de spanningen tussen de Engelsen en de Republiek hoog oplopen. Zijn moeder staat duizend angsten uit, want er doen zich de verschrikkelijkste verhalen de ronde over de gevaren die er heersen voor de kust van Angola. Jan besluit zijn broer een brief te schrijven.
Bekijk de scans en transcriptie (in pdf)
We[e]st [ge]groet mijn lijeve vader'
Vindplaats: HCA 30/652-2
Behalve zakelijke post, scheepsjournalen en brieven van volwassenen bevindt zich in de dozen gekaapte Nederlandse post in The National Archives in Kew ook een aantal brieven van kinderen. Twee daarvan zijn geschreven door Annetje Jochems. Ze vraagt haar vader Jochem Janssen iets mee te nemen van zijn tocht, houdt hem op de hoogte van het weer thuis en wenst hem een goede reis. In dezelfde doos zijn twee brieven gevonden van Annetjes moeder, Jannetje Jans, die aan haar man schrijft dat zij en hun dochter het redelijk goed maken. Deze brieven zijn beide gedateerd in mei 1672. Jannetje vertelt dat hun dochter al in de krant kan lezen, maar dat het schrijven nog niet zo wil lukken.
Annetje schrijft haar brieven volgens een vaste formule. Ze begint met een aanhef waarin ze haar vader groet, vervolgens komt er een persoonlijk bericht en als laatste sluit ze af met goede wensen. In brief A vraagt ze of haar vader voor haar een “gouden hemel” wil meenemen, om hem vervolgens een goede reis te wensen. In brief B vertelt Annetje iets meer over de situatie thuis: het weer is slecht en het is erg koud geweest. Ze hoopt dat God het thuisfront en haar vader zal beschermen tegen de kou en tegen het kwaad. Daarna wenst ze hem een behouden reis en een goede nacht.
Op het eerste gezicht zijn de hanenpootjes van Annetje Jochems aan haar vader bijna onleesbaar. Met scherpe halen staan de woorden op papier. Maar voor wie goed kijkt komen uit de kluwen letters persoonlijke berichten naar voren, in woorden die bijna vier eeuwen verborgen zijn geweest. Uiterlijk zijn de twee briefjes vergelijkbaar. Het zijn beide slordig afgesneden of afgescheurde rechthoeken papier, waarop met zwarte inkt korte berichten zijn geschreven. Beide brieven zijn ondertekend door Annetje Jochems. Toch is het handschrift verschillend. Brief A is een wat onbeholpen hand, terwijl brief B duidelijker sporen vertoont van een schrijfvoorbeeld en een zekere stilering van het handschrift laat zien.
Ervan uitgaande dat de twee briefjes door dezelfde persoon zijn geschreven, is een duidelijke ontwikkeling in het handschrift te herkennen. Het lijkt er dus op dat Annetje Jochems twee briefjes heeft geschreven in twee verschillende stadia van het leren (schoon)schrijven. Ze geven een korte maar aandoenlijke blik op een dochter die haar vader moet missen, in een periode waarin ze hard werkt om zich het schrijven eigen te maken.
Bekijk de scans en transcriptie (in pdf)
In het camppement bij Weltevrede den 7 novr. 1802
Vindplaats: HCA 32/1697-2
In december 1794 steken Franse troepen de bevroren rivieren over naar het hart van de Republiek. Stadhouder Willem V vlucht op 17 januari 1795 naar Engeland. De Patriotten nemen het heft in handen. Nederland staat aan de vooravond van twee decennia Franse invloed en overheersing. Het Nederlands grondgebied in de Oost gaat geleidelijk over in Engelse handen.
Briefschrijver Thierens heeft in Batavia de militaire rang van eerste luitenant. Hij gunt ons direct en indirect een kijkje in zijn bestaan als militair, vertelt iets over de tijd en de plaats waarin hij zich bevindt.
Thierens is gelegerd op Weltevreden. Dit zeventiende-eeuwse landgoed ligt in de bovenstad, ten zuiden van Batavia. In de tijd dat Thierens zijn brief schrijft, wordt een begin gemaakt met de uitbreiding van dit gebied. De bestuursinstanties en de huizen en kazernes voor de militairen vinden hier uiteindelijk hun plek.
Over de uniformen in Nederlands-Indië uit deze periode is weinig bekend. Interessant is daarom Thierens' beschrijving: 'Onze uniform is blauwe rok, roode referre [boord], witte passepoils [stroken], witte voering, witte knoopen, witte ondergoed, en bottines [halve laarzen] of halve slappe stevels [halve hoge laarzen]'.
Binnenkort verwacht Thierens als onder-majoor naar Malakka, dat sinds kort weer in Nederlandse handen is, gezonden te worden. Hij verwacht ook dat zijn vader naar Malakka gaat als secunde, hoofd van de handel en administratie. De Haarlemmer François Thierens is geen onbekende in Malakka. Op het VOC-schip de Scholtenburg komt hij als konstabelsmaat (verantwoordelijk voor het geschut) in 1765 in Batavia aan. Als het gezag hem in Malakka stationeert, doorloopt hij een glansrijke carrière in de ambtenarij en commercie. Vóór 1780 is hij al onderkoopman, secretaris van politie, soldijboekhouder en winkelier geweest. Daarna klimt hij op tot opperkoopman, fiscaal, president van de Weeskamer en van de Raad van Justitie, tot we hem in 1789 tegenkomen als hoofd van de handel en administratie. Uiteindelijk komt de familie in 1800 terecht in Batavia.
Tot slot meldt Thierens dat hij geen tijd heeft om zijn familie te schrijven. Hij verzoekt zijn neef de hartelijke groeten over te brengen.