Jeugd in Amsterdam
Henri Labrie werd geboren op 5 mei 1923 in Amsterdam, als zoon van een alleenstaande moeder. Samen met zijn moeder en zus woonde hij op verschillende adressen, onder andere in het huis voor “Hulp voor Onbehuisden”. Henri woonde ook periodes bij een pleeggezin, als zijn moeder werkte als dienst- of kamermeisje in diverse Amsterdamse hotels en daar ook verbleef.
Na de lagere school volgde Henri in 1939 op de ambachtsschool “Don Bosco” een opleiding tot metaalbewerker, waarna hij ging werken bij EFA Produka in Amsterdam.
De leugen van de Nederlandsche Arbeidsdienst
Vijf dagen na Henri’s zeventiende verjaardag vielen de Duisters Nederland binnen. Dit was al snel van grote invloed op zijn leven. Er werd hem wijs gemaakt dat wanneer je bij de Nederlandsche Arbeidsdienst (NAD) aan het werk zou gaan je aan de Arbeidsinzet kon ontkomen. Maar niets was minder waar: na een halfjaar in het NAD-kamp Baarn waar hij graafwerkzaamheden verrichtte in Lage Vuursche, werd Henri op transport gezet richting Bremerhaven.
Transport naar Duitsland
Henri komt voor op twee transportlijsten. Het eerste transport per trein was op 14 september 1942 met bestemming Weser Flugzeugbau in Bremerhaven. Op het moment van aankomst werd Bremen gebombardeerd en maakte Henri rechtsomkeert. Met hulp van wat Groningse grensarbeiders kwam hij weer de Nederlandse grens over en dook hij een aantal dagen onder in Winschoten. Terug in Amsterdam was thuisblijven of onderduiken geen optie. De muren, maar met name de buren, hadden oren en ogen. Dus moest Henri zich opnieuw aanmelden op bevel van de Duitse Weermacht: “want op hen, die pogen te ontvluchten of weerstand te bieden, zal worden geschoten.” Het tweede transport bracht Henri naar het bedrijf Rudolf Otto Meyer in Hamburg. Op 13 november 1942 werd Henri via Hamburg doorgestuurd naar Lübeck om daar op een scheepswerf te werken van ’s ochtends zes tot ’s avonds zes uur.
Königsberg
Eind januari 1943 werd Henri naar Königsberg, (nu Kaliningrad), overgeplaatst waar hij een half jaar verbleef. Hierna zat hij van juli 1943 tot maart 1944 in Danzig. Uiteindelijk bracht hij zijn langste tijd door in Königsberg, namelijk tot april 1945.
Het werk in Königsberg bestond vooral uit werkzaamheden op schepen, zoals het aanleggen van pijpleidingen. Vanuit de werkplaats op de werf was het zo’n tien minuten lopen naar het schip. Het gebeurde regelmatig dat er iets vergeten werd zodat een arbeider weer terug moest lopen en zo tijd kon rekken. Bij reparaties in de hutten was het terugvinden van de hut een obstakel. Zo probeerde de groep dwangarbeiders toch een lichte vorm van sabotage te plegen, maar dat moest wel voorzichtig en onopvallend gebeuren.
In augustus 1944, werd Königsberg met geallieerdebombardementen, in een uur volledig tot puin gemaakt. Door de enorme vlammenzee en de hitte vlogen gebouwen spontaan in de brand. Het pension aan de Kantstrasse, waarin Henri met andere dwangarbeiders verbleef, moest hals over kop worden verlaten. Niet veel later stond ook dit in lichterlaaie. Een paar knapen van de Hitlerjugend hield de groep tegen. Maar uiteindelijk wisten ze te ontkomen door met een stel Duitse militairen, die de weg wisten, mee te lopen.
Na deze bombardementen werkte Henri niet meer op de scheepswerf, maar moest hij helpen bij het puinruimen en het herstellen van de wegen.
Opmars van de Russen
De dwangarbeiders werden met tientallen tegelijk vervolgens ondergebracht in barakken in Kalgen. Dagelijks werden ze met paard en wagen van Kalgen naar Königsberg vervoerd om aan de wegen te werken met als beloning kohlsuppe en een stukje brood. Ondanks de hevige vorst en de tot een meter diep bevroren grond moesten de dwangarbeiders met een pikhouweel de boel repareren. Na verloop van tijd zagen de Duitsers gelukkig wel in dat dit zinloos was.
Ondertussen waren de Russen aan een flinke opmars begonnen en bereikten zij Königsberg. De granaten vlogen boven de hoofden van de dwangarbeiders. Tijdens deze beschietingen heeft Henri samen met tientallen anderen vier dagen in een schuilkelder doorgebracht. Geen eten, geen drinken en geen voorzieningen. Met gevaar voor eigen leven is Henri samen met een andere Nederlander naar buiten gekropen, op zoek naar eten. Bij een nabije bakkerij wisten ze een paar broden te regelen en ongeschonden terug te keren naar de schuilkelder. Twee Oekraïners probeerden hetzelfde trucje, maar die zijn nooit meer teruggekomen.
Barre wandeltocht
Op 7 april 1945 bevrijdden de Russen de groep uit de schuilkelder en begon voor Henri de barre wandeltocht van 200 kilometer van Königsberg naar Gumbinnen. Samen met nog duizenden anderen. De tocht was allesbehalve gemakkelijk: Henri was volledig uitgeput en woog nog maar 40 kilo. Ook waren de Russen geen lieverdjes. Tijdens de zeven dagen durende tocht gebeurden er veel nare dingen. Zo werden Duitse vrouwen verkracht en voor dood achtergelaten en moest iedereen zijn bezittingen, zoals horloges, bij de Russische soldaten inleveren. Henri wist zijn horloge gelukkig goed te verstoppen. Daarnaast was er onderweg een groot tekort aan eten en drinken. Er was alleen keihard brood dat eerst in vervuild water moest worden geweekt voordat het kon worden gegeten.
Onderweg sliepen ze in leegstaande gebouwen of schuren en vaak ook in het open veld. Henri wist een keer een plaatsje boven in een hooischuur te bemachtigen. Maar daar lagen ook dronken Russen. Een van hen had het op Henri gemunt omdat hij hem zou hebben aangekeken. Hij richtte een getrokken pistool op Henri. Gelukkig kwam er een andere Rus, waarschijnlijk hoger in rang, de trap op en de dronken Rus droop af. Tijdens deze vreselijke tocht namen een stuk of twintig Russen Henri ook apart, waarbij ze hem op zijn rug legden, zijn broek naar beneden trokken en hem van alle kanten hebben bespuugd. Deze vernedering dorst hij eerst niet te vermelden, maar is hij natuurlijk nooit vergeten.
Na die tocht van zeven dagen kwam de hele stoet aan in Gumbinnen om van daaruit met de trein verder getransporteerd te worden. Onderweg wist Henri zijn eigen kleding om te ruilen voor een Russisch uniform.
Terug naar Nederlandse bodem
Aangekomen in Gumbinnen begon het wachten want het was onzeker wanneer er een trein zou vertrekken en met welke bestemming. Henri slenterde wat door de stad en over een stuk weiland totdat hij door hevig schreeuwende Russen werd gemaand daar weg te gaan. Hij liep midden in een mijnenveld. Hij kwam er gelukkig zonder kleerscheuren vanaf. Helaas heeft een Franse militair daar wel zijn leven gelaten.
Eindelijk, op 18 april 1945, vertrok de stoomlocomotief met zo’n vijftig goederenwagons richting het oosten. De trein reed met een sukkeldrafje naar de eerste stop: Tschernowitz. Hier verkocht Henri zijn gekoesterde horloge om eten te kunnen kopen. Na zes dagen ging de reis verder. Op 6 juni 1945 kwamen ze aan in Slusk waar Henri ruim een maand heeft rondgehangen. Na een enorme omweg en een treinreis van ruim drie maanden kwam Henri aan in het verwoeste Berlijn. Maar ook deze stad was nog niet het eindpunt. De reis ging verder naar Maagdenburg. Door het vele wachten, de vermoeidheid en onzekerheid was Henri op het punt aangekomen dat het voor hem allemaal niet meer hoefde. Maar gelukkig haalde een andere Nederlander hem over om toch verder te reizen. Dit doorzettingsvermogen werd beloond: op 27 juli 1945 zette Henri eindelijk weer voet op Nederlandse bodem. In Glanerbrug om precies te zijn.
Eindelijk echt naar huis
Bij de grensovergang werd iedereen die terugkwam uit Duitsland ondervraagd. De eerst vraag die Henri werd gesteld was: “Is het waar dat je lid bent geweest van de N.S.B?” Na dit pertinent te hebben ontkend kreeg Henri de Aanmeldingskaart voor Gerepatrieerden en mocht hij door naar het volgende tafeltje. Na alle tafeltjes ging de reis verder naar Enschede. Daar werden zijn kleren ontluisd en moest iedereen in bad. Na een paar nachten in het noodhospitaal mocht Henri op 30 juli 1945 eindelijk naar huis, na ruim 32 maanden! In zijn Russische uniform belde hij thuis aan bij Sumatrastraat 151-1 in Amsterdam. Maar helaas was er niemand. Henri wachtte bij de buurvrouw van tweehoog op zijn moeder, en toen zij eindelijk thuiskwam heeft Henri 24 uur geslapen.
Pas jaren na zijn pensionering is Henri gaan praten over deze odyssee en heeft hij zijn ervaringen in een boek opgeschreven. Dit verhaal is daar slechts een klein gedeelte van. Gelukkig was het niet alleen kommer en kwel, maar heeft hij ook “goede” dingen meegemaakt.
Ik wil het Nationaal Archief en met name Bibian van Reeken bedanken voor de gelegenheid dit verhaal te mogen publiceren. Het verhaal van slechts één van de ruim 500.000 dwangarbeiders die meerdere keren een engeltje op zijn schouder heeft gehad.
Dick Labrie (zoon)