In 2025 vervalt de openbaarheidsbeperking van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR), het grootste en meest opgevraagde oorlogsarchief uit de collectie van het Nationaal Archief. Het CABR, dat ongeveer 485.000 dossiers bevat, gevormd door 249 archiefvormende instanties, wordt daarmee openbaar. Ook wordt het hele archief gedigitaliseerd en online geplaatst. De eerste gescande documenten worden op 1 januari 2025 online gepubliceerd.
Complex
Het CABR is niet alleen het grootste en meest geraadpleegde oorlogsarchief van Nederland, het is ook een oorlogsarchief dat beladen is: in het archief bevinden zich immers dossiers van personen die verdacht werden van collaboratie met de Duitse bezetter. Het online beschikbaar stellen van dit archief is daarmee een complexe zaak. Aan de ene kant is het van belang om aan het recht van de burger op informatie tegemoet te komen, aan de andere kant erkennen we dat het openbaar worden en online toegankelijk maken van dit archief gevoelig ligt en impact op nabestaanden kan hebben.
Maatschappelijk belang
Deze complexiteit was voor het Nationaal Archief (beheerder van het CABR), dat samen met het NIOD, het Huygens Instituut en de stichting WO2NET (het ‘consortium’) uitvoering aan het project Oorlog voor de Rechter (OvdR) geeft, vanaf het begin aanleiding om zowel de juridische als ethische aspecten grondig te onderzoeken en te kijken naar de consequenties van deze beslissing voor de samenleving en afzonderlijke individuen. In haar afweging van het maatschappelijk belang dat gediend is met openstelling en beschikbaarstelling van informatie voor de burger en het belang van nabestaanden, heeft het consortium en het Nationaal Archief, de vele onderzoeken en adviezen die er liggen in ogenschouw nemend, het maatschappelijk belang laten prevaleren.
De consortiumpartners en in het bijzonder het Nationaal Archief als beheerder van het CABR, hebben besloten dit archief niet alleen in fysieke vorm openbaar beschikbaar te stellen, maar het ook te (laten digitaliseren) en online te plaatsen. Het online plaatsen roept vragen op, zowel in juridische als ethische zin.
Er is niet zozeer discussie over het openbaar worden van het CABR per 1 januari 2025, omdat de beperkingstermijn van het archief is verstreken. Het Nationaal Archief heeft onderzoek gedaan naar openbaarheid en het verlengen van een eventuele beperkingsgrond. Het onderzoek richtte zich op de vraag of de beperkingsgrond op het CABR kan vervallen (op 1 januari 2025) Ook is onderzocht of het nodig is om de termijn op enkele inventarisnummers te verlengen in verband met de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. En of dat het nodig is om bijvoorbeeld een waarschuwing te plaatsen dat de informatie die gezien gaat worden privacygevoelig is. De beperking van de openbaarheid van het complete CABR wordt niet verlengd.
De gesprekken die gevoerd worden met onder andere deelnemers in het Ethisch Beraad (hieronder nader toegelicht) gaan vooral over het online plaatsen en daarbij in het bijzonder over het tijdpad of inzageplek. Bijvoorbeeld uitstel van publicatie of enkel inzien op een beperkt aantal openbare plekken.
Het consortium en het Nationaal Archief hebben hier niet voor gekozen, vanuit de principiële doelstelling dat deze openbare informatie, van het meest geraadpleegde oorlogsarchief van het land, beschikbaar moet zijn voor iedereen, zonder enige (fysieke) drempel. En deze drempels zijn ook:
niet naar een locatie te hoeven afreizen op bepaalde uren. Gebruikers zijn immers ook woonachtig in andere delen van het land of zelfs de wereld. Daarnaast kan het voor mensen belangrijk zijn om in de veiligheid van hun eigen omgeving de voor hen soms erg gevoelige informatie te krijgen over een familielid.
Er wordt aangesloten bij een nationaal beleid voor wat betreft archieven: plaats zoveel mogelijk informatie online. De afgelopen 15 jaar is vanuit de erfgoedsector het initiatief genomen om erfgoed digitaal beschikbaar te stellen. Hier heeft de overheid in geïnvesteerd via DEN (Digitaal Erfgoed Nederland) en NDE (Netwerk Digitaal Erfgoed). Binnen deze context is Netwerk Oorlogsbronnen (nu WO2NET) gestart. Erfgoedcollecties over de Tweede Wereldoorlog zijn en worden aan elkaar gekoppeld rondom gebeurtenissen, plaatsen, personen en thema’s. Met als doel de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog voor nieuwe generaties (en dus online) een impuls te geven, nu de ooggetuigen wegvallen. In dit proces werd duidelijk dat, om meer informatie te kunnen geven, het CABR als grootste oorlogsarchief van Nederland ook digitaal beschikbaar zou moeten zijn. In de praktijk betekent dit: online en voorzien van contextinformatie, gebruikmakend van de infrastructuur van WO2NET.
Het CABR is een archief dat toegankelijk is op naam van verdachten, maar bevat veel meer informatie dan enkel over verdachten. Tot nu toe is in het archief enkel te doorzoeken als iemand de beschikking heeft over de naam van de verdachte. Door alle documenten te scannen en machineleesbaar te maken kun je door het hele archief zoeken, op elk woord, zoals een naam, plaats, gebeurtenis of datum, of een combinatie daarvan.
- Zo kan op veel meer informatie dan alleen de naam van de verdachte gezocht worden, zoals nu in het papieren archief het geval is. Zo is het mogelijk voor nabestaanden om meer te weten komen over slachtoffers en kunnen antwoorden worden gegeven op vragen die al die tijd voor een familie onbeantwoord zijn gebleven. Digitalisering en online plaatsing maakt het voor onderzoekers vooral mogelijk om nieuwe informatie te vinden over slachtoffers en het verzet, waar deze voorheen verstopt zat in de dossiers van verdachten en daarmee erg moeilijk vindbaar was;
- Er kan gerichter gezocht worden in het archief, in meerdere dossiers tegelijk zodat verschillende manieren van wetenschappelijk onderzoek mogelijk gemaakt wordt. Van historisch onderzoek en casestudies, naar uiteindelijk trends analyseren vanuit grote datasets.
- Archieven in fysieke vorm zijn vaak kwetsbaar en moeilijk toegankelijk. Originelen lijden vaak onder fysieke raadpleging. Door archieven te scannen en digitaal beschikbaar te stellen worden de originelen gespaard.
- Op documentniveau kan context meegegeven worden, waarmee mensen die het archief raadplegen de informatie die zij vinden beter kunnen begrijpen en plaatsen in een bredere geschiedenis. Wat was bijvoorbeeld een veldwachter of procureur-generaal in die tijd? En ook: welke betekenis heeft een document in de gerechtelijke procesgang?
- Er is een brede belangstelling voor reconstructie en verhalen over de Tweede Wereldoorlog. Zowel over de eigen familie als gebeurtenissen en lokale geschiedenis. De ooggetuigen zijn er vrijwel niet meer: dan moet het erfgoed het verhaal vertellen.
- Openheid van archieven is van belang voor nabestaanden, onderzoek en voor educatie over de Tweede Wereldoorlog. In het verlengde daarvan ook voor het kweken van bewustzijn over de waarde van democratie, de rechtsstaat en mensenrechten. Om de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog betekenisvol te laten blijven.
- Voor het CABR specifiek betekent dit, dat ook de onbekendere kanten van het verhaal over WO2 in beeld komen, in dit geval het verhaal van collaboratie.
- Om jongeren in contact te laten komen met de verhalen over WO2 moet je hen aanspreken op hun eigen terrein, en dat is online.
- Er is een gezamenlijke, maatschappelijke behoefte om het verleden te verwerken. Om te komen tot dialoog en verwerking is toegang tot informatie nodig.
- Tot slot biedt het online plaatsen de mogelijkheid om dit bijzondere archief via oorlogsbronnen.nl te koppelen aan een honderdtal andere al gedigitaliseerde oorlogsarchieven, zodat informatie bij elkaar gebracht wordt en elkaar ook versterkt.
Het consortium is al een aantal jaren in gesprek met de Stichting Werkgroep Herkenning (SWH) omdat zij erkent dat openbaarmaking impact kan hebben. SWH is de organisatie die de belangen van nabestaanden van verdachten van collaboratie met de Duitsers behartigt. Op het symposium ‘Beladen Archieven’, in oktober 2021, is nauw contact geweest met de stichting, die een onderzoek hebben gehouden onder hun achterban naar hun mening over een openbaar CABR. De SWH heeft op dit symposium haar bevindingen gepresenteerd. Die kwamen op dit punt overeen met de bevindingen van het onderzoek ‘Beladen Archieven’.
De consortiumpartners zijn zich ervan bewust dat er, naast juridische, ook vanuit ethisch oogpunt passende maatregelen moeten worden genomen rondom de online plaatsing van het CABR. Daartoe heeft het consortium een Ethisch Beraad ingesteld. In het Ethisch Beraad zitten:
- Stichting Werkgroep Herkenning
- Het Centraal Orgaan Verzetsdeelnemers en Vervolgingsslachtoffers (COVVS), een koepelorganisatie.
- Het Centraal Joods Overleg (CJO) laat zich vertegenwoordigen door: Joods Maatschappelijk Werk (JMW)
Het Ethisch Beraad heeft in april 2024 haar advies Bijzondere rechtspraak online uitgebracht. De consortiumpartners hebben aangegeven het advies over te nemen. Het heeft onder meer geleid tot ontwikkeling en aanscherping van een aantal van de maatregelen die zijn en worden getroffen.
Het Ethisch Beraad is daarnaast vanaf januari 2025 beschikbaar om te monitoren welke reacties er binnenkomen en met het consortium mee te denken of er eventueel aanvullende maatregelen dienen te worden genomen. Hieronder worden de verschillende onderzoeken en adviezen toegelicht en met elkaar in verband gebracht.
Vooronderzoek: pilot (2021)
Het project OvdR kent een lange voorgeschiedenis: in de jaren 2017-2019 heeft het Netwerk Oorlogsbronnen (tegenwoordig WO2NET) het project TRIADO uitgevoerd, vanuit de KNAW gefinancierd, met als vraag of het technisch mogelijk is het CABR door digitalisering te ontsluiten en doorzoekbaar te maken. In 2019 zijn de resultaten gepresenteerd op een slotcongres. Tegelijkertijd heeft NOB opdracht gegeven tot een onderzoek naar verkenning van juridische en ethische aspecten van beladen erfgoed in het algemeen. Dit is in het najaar van 2021 gepresenteerd bij een symposium ‘Beladen Erfgoed’ van NOB. De conclusies van het symposium zijn meegenomen in de publicatie Beladen archieven online, die in 2022 online is geplaatst.
In dit onderzoek wordt ingegaan op een aantal aspecten, die in het project OvdR zijn meegenomen, namelijk:
- Er wordt gewezen op de impact van online plaatsing voor nabestaanden, en gepleit wordt om te starten met minder beladen archieven;
- Er wordt de suggestie gedaan een ethische commissie in te stellen, die adviezen geeft over het openen van oorlogsarchieven;
- Er wordt gepleit voor koppeling aan moderne technieken, zoals matching aan het Nationaal Register van Overledenen (CBG Instituut voor Familiegeschiedenis);
- Er wordt gepleit voor het geven van context;
- Gewezen wordt op het belang van een feitelijke, niet moraliserende benadering van beladen erfgoed;
- Er wordt gewezen op het feit dat er geen gevoelige, bijzondere en strafrechtelijke gegevens over nog levende personen openbaar gemaakt mogen worden. Dat is op grond van de AVG en Archiefwet verboden.
Privacy Impact Assessment inclusief risicoanalyse door bureau EIFFEL (2022)
Ter voorbereiding op openbaarheid en online plaatsing heeft het Nationaal Archief opdracht gegeven aan bureau EIFFEL tot het uitvoeren van kwalitatief onderzoek, op basis daarvan een Privacy Impact Assessment (PIA) inclusief risicoanalyse. Deze is opgeleverd begin 2022. De vraag was om een analyse te geven van het type documenten dat ook na openbaarmaking onderhevig is aan juridische beperkingen: welke documenten, hoe vaak komt dit voor? Hiertoe heeft EIFFEL een kwalitatieve steekproef gehouden. Onder andere is gekeken naar de kans dat er namen worden genoemd in de dossiers van mensen die nu nog in leven zouden kunnen zijn. De belangrijkste conclusies waren:
- Bij de verschillende juridische dilemma’s is nog een risico aanwezig (met name persoonsgegevens). Het is aan het NA te bepalen of deze risico’s geaccepteerd worden of niet. Er moet hier nog een onderbouwde afweging plaats te vinden en eventuele mitigerende maatregelen moeten worden bepaald en geïmplementeerd.
Los van een eventuele grondslag en of acceptatie van de risico’s, moet er een ethische afweging worden gemaakt met betrekking tot het openbaar maken van het CABR:
a. Bij sommige personen kan het openbaar maken van het CABR nog steeds bepaalde gevoelens en emoties oproepen.b. Bepaalde type documenten zoals medische of gezondheidsgegevens kunnen nog steeds gevoelig zijn, ook al is de betrokkene niet meer in leven.
Onderzoek werkgroep consortium (2023)
Het consortium OvdR heeft in 2022 een werkgroep ingericht om advies te geven over de online plaatsing van het CABR. Deze werkgroep heeft alle juridische overwegingen besproken, gebruik makend van het onderzoek ‘Beladen archieven’ en de PIA van EIFFEL. De bevindingen van de werkgroep zijn vertaald in een algemene handreiking voor oorlogsarchieven: ‘De oorlog online’. Deze vertaling was gewenst omdat het CABR niet het enige oorlogsarchief is dat in 2025 - of in de jaren daarna - openbaar wordt. Deze archieven liggen ook bij meer archieven of collectie beherende instellingen dan alleen het Nationaal Archief. In de handreiking is de casus CABR opgenomen.
- De afweging of een archief uit of over de Tweede Wereldoorlog gedigitaliseerd en online geplaatst zal worden, is geen louter juridische, maar uiteindelijk ook een bestuurlijke afweging, te maken door de directie en het bestuur van elke instelling. In de weging tussen het maatschappelijk belang van het online plaatsen van Tweede Wereldoorlog-archieven enerzijds en het privacybelang van nog levende personen - die er mogelijk in voorkomen - anderzijds, weegt het maatschappelijk belang zwaar;
- Ook in de privacywetgeving wordt erkend dat er een groot maatschappelijk belang is bij het beschikbaar stellen van oorlogsarchieven. In overweging 158 in de AVG wordt bovendien gesteld, dat de lidstaten regelingen kunnen treffen voor ‘verwerkingen van persoonsgegevens in verband met het verstrekken van specifieke informatie over het politiek gedrag onder voormalige totalitaire regimes, over genocide, misdaden tegen de menselijkheid, met name de Holocaust, of over oorlogsmisdaden’. Dit heeft in Nederland nog geen uitwerking gekregen, evenmin als in de andere Europese landen, zo blijkt uit een onderzoek van EHRI uit 2022.
- Er zijn privacy risico’s aanwezig bij het online plaatsen van oorlogsarchieven. De kans dat bijzondere, strafrechtelijke of gevoelige persoonsgegevens van nog levende personen digitaal openbaar worden, is klein tot zeer klein, maar niet nul. In het uiterste geval, wanneer onbedoeld dit type gegevens online komen te staan van nog levende betrokkenen, kunnen zij daar psychische en lichamelijke effecten van ondervinden. Het risico kan teruggebracht worden door het nemen van een aantal beschermende maatregelen, die in combinatie met elkaar de kans op eventuele schending van de privacy van nog levende personen en schending van het auteursrecht zoveel als mogelijk beperken. Echter, 100% uitsluiten is onmogelijk. Dan zou gewacht moeten worden tot 2045 of 2050, zodat zeker is dat alle betrokkenen zijn overleden.
Onderzoek prof.dr. Charles Jeurgens
De Stichting Werkgroep Herkenning heeft in januari 2024 aan het Nationaal Archief gevraagd om een extra risico-analyse met betrekking tot het openbaar maken en online plaatsen van het CABR. Dit resulteerde in een gezamenlijke opdracht vanuit het Nationaal Archief en de SWH voor een onderzoek dat is uitgevoerd door prof. dr. Charles Jeurgens, hoogleraar archiefwetenschap(UvA).
De heer Jeurgens heeft alle onderzoeken en adviezen van het Nationaal Archief ontvangen en zelf nog steekproeven genomen uit het CABR. Zijn conclusies zijn:
- Er wordt risico gelopen door online publicatie;
- Er zijn geen andere risico’s te benoemen dan die al in bovengenoemde adviezen en onderzoeken zijn benoemd;
- Het belang van overweging 158 is groot bij online plaatsing;
- Het feit dat er een lange tijd is verlopen reduceert het risico.
Bekijk de volledige Risicotoets ten aanzien van het online en tekst doorzoekbaar publiceren van het Centraal Archief van de Bijzondere Rechtspleging (CABR).
Op basis van alle adviezen en onderzoeken heeft het Nationaal Archief, als eindverantwoordelijke voor het archief, een beslissing genomen, daarin ondersteund door de overige leden van het consortium.
Risico’s en kansen
Het Nationaal Archief ziet dat er zowel risico’s als kansen zijn verbonden aan de online plaatsing van het CABR, zowel voor het Nationaal Archief zelf als verwerkingsverantwoordelijke als voor individuen. Het Nationaal Archief constateert in de verschillende onderzoeken en adviezen een verschil tussen een strikte interpretatie van de wetgeving (naar de letter) en een ruimere uitleg die een afweging maakt tussen enkel juridische argumenten naast ook maatschappelijke overwegingen.
Het Nationaal Archief gaat uit van de geest van de wetgeving en de mogelijkheid van belangenafweging die de AVG kent (Overweging 4) en van Overweging 158 van de AVG. Die laatste sluit aan bij de eerste Declaratie van Stockholm (2000) waar Nederland, samen met 45 landen, zich heeft verbonden om blijvend aandacht te geven aan het verhaal van de Holocaust en zo nieuwe vormen van antisemitisme en xenofobie te bestrijden. In de hernieuwde Declaratie van Stockholm van 2021 wordt gepleit voor de openheid van de archieven, omdat ze het feitelijk bewijs zijn waarmee bijvoorbeeld de ontkenning van de Holocaust kan worden ontkracht.
Maatschappelijk belang
Het maatschappelijk belang van de openbaarmaking en (online) beschikbaarstelling van archieven uit de Tweede Wereldoorlog is groot. Veel nuances uit de oorlogstijd zijn onbekend en daardoor leven er nog steeds clichébeelden bij het grote publiek. De behoefte aan meer en betere informatie blijkt ook anno 2024 nog te bestaan.
Ook wordt ingezien, dat voor een breed publiek en vooral jongeren iets niet bestaat als het niet online is te vinden, zeker in de digitale informatiesamenleving van vandaag. Daarom is online plaatsing van het CABR van cruciale betekenis voor het onderwijs en voor een breed publiek. Juist omwille van het bewustzijn in Nederland en daarbuiten, van de betekenis van de Tweede Wereldoorlog voor onze tijd. Iedere Nederlander moet dus ongehinderd, zonder drempels, kunnen beschikken over de informatie.
Een belangrijk doel van het project is dat ook de vele informatie over oorlogsgetroffenen (slachtoffers), in het archief toegankelijk en zonder drempel raadpleegbaar wordt. Dit is voor overlevenden en nabestaanden de kans op antwoorden op vragen, die al zo lang onbeantwoord zijn gebleven. Na 80 jaar kunnen betrokken slachtoffers en hun nabestaanden eindelijk zichzelf en hun familie vinden in het CABR. Deze informatie is nu niet vindbaar, omdat het CABR tot nu toe alleen toegankelijk is op naam van de verdachte. Daar komt nog bij dat als met digitale plaatsing tot 2040, 2045 of zelfs 2050 wordt gewacht, oorlogsgetroffenen niet meer in leven zullen zijn.
Het is niet 100% uit te sluiten dat er mensen zijn die nog in leven zijn en die met bijzondere persoonsgegevens worden benoemd in het archief. Het is onmogelijk deze er vooraf uit te halen, omdat niet bekend is wie het zijn. Een matching aan overlijdensregisters is daarom niet mogelijk. Enkel voor verdachten kan dit wel en wordt dit ook gedaan, waardoor deze scans nog niet online komen (zie ook aanbeveling Beladen Archief). Het archief om deze reden niet online plaatsen is disproportioneel gezien het maatschappelijk belang.
Het consortium is zich zeer bewust van de impact die openbaarmaking en online plaatsing voor nabestaanden kan hebben. Het gaat hier om nabestaanden van ‘foute ouders’, maar ook om nabestaanden of familieleden van verzetsdeelnemers en slachtoffers. Tegelijkertijd kan openbaarmaking ook een stap zijn in het proces van verwerken, zoals het ACOI (Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding) recentelijk stelde bij haar advies voor openbaarmaking van delen van het archief over de Bijlmerramp.
Conclusie
Het Nationaal Archief en het consortium hebben alle onderzoeken, rapporten en ook de risicoanalyse van de heer Jeurgens zorgvuldig bestudeerd en gewogen. In haar afweging van het maatschappelijk belang, dat gediend is met openbaarmaking en online plaatsing van informatie voor de burger, en het belang van de individuele burger die mogelijk in het archief kan worden genoemd, heeft het Nationaal Archief, ondersteund door het consortium het maatschappelijk belang laten prevaleren.
Alles overziend, zijn binnen de mogelijkheden die wet- en regelgeving bieden, uiterst zorgvuldige keuzes gemaakt in het proces richting openbaarmaking en online plaatsing en toegankelijkheid van het CABR per 1 januari 2025.
In alle onderzoeken en adviezen wordt gesproken over passende maatregelen. Ook het Ethisch Beraad heeft hier advies over gegeven. Dit is door het consortium vertaald in de onderstaande acties.
Matchen namen met het overlijdensregister van het CBG
Wat betreft de verdachten op wiens naam het dossier staat kan het project nagaan of deze nog in leven zijn door matching van hun persoonsgegevens met gedigitaliseerde overlijdensgegevens van het CBG (Centrum voor familiegeschiedenis). Daarnaast kan voor personen geboren vóór 1924 worden verondersteld dat zij zijn overleden. In die gevallen kunnen de gegevens dus online beschikbaar worden gesteld. Dossiers van personen die in 2025 jonger zijn dan 101 en van wie geen overlijdensgegevens worden gevonden, worden niet online beschikbaar gesteld.
Offline halen
In bepaalde gevallen kunnen mensen een verzoek doen om documenten offline te laten halen. Bijvoorbeeld als zij hun eigen (bijzondere) persoonsgegevens in een dossier zien staan. Maar ook als zij een beroep willen doen op portretrecht of auteursrecht. Gegrond bevonden bezwaren worden gehonoreerd en de documenten in kwestie worden in dat geval niet gepubliceerd. In bijzonder schrijnende gevallen kunnen verzoeken op ethische in plaats van juridische gronden worden gehonoreerd. Over die gevallen wordt geadviseerd door een externe adviescommissie. Verzoeken om documenten niet online te plaatsen, worden nu al in behandeling genomen. Mensen die al weten dat hun persoonsgegevens in het CABR vermeld staan, kunnen op deze manier voorkomen dat de documenten in kwestie in januari 2025 online geplaatst zullen worden.
Hardheidsclausule: Procedure schrijnende gevallen
De online plaatsing van het archief kan veel impact hebben op nabestaanden, en er zijn situaties waarin die impact zeer heftig kan zijn. In dat kader is er een hardheidsclausule ontwikkeld voor ‘schrijnende gevallen’. De hypothese is dat in de persoonsdossiers documenten voor kunnen komen (of delen c.q. passages daarvan) die naar oordeel nabestaanden zeer persoonlijke, intieme, gevoelige informatie bevatten. Voorbeelden: dagboeken, sommige medische gegevens (niet zijnde officiële rapporten van deskundigen), scheldpartijen en beledigingen etc. In deze bijzondere gevallen kan een uitzondering worden gemaakt voor online plaatsing, d.w.z. ‘digitale’ openbaarmaking. Een externe adviesgroep beoordeelt het verzoek en geeft advies aan de directeur van het nationaal Archief.
Gefaseerde plaatsing en Volgorde online-plaatsing
Niet het hele archief zal in 1x online worden geplaatst. Er zal in januari 2025 een eerste deel worden geplaatst, beginnend met de Bijzondere Gerechtshoven, Bijzondere Raad van Cassatie, de Tribunalen en (voor een klein) procureur-fiscaals. Een deel van de informatie over verdachten die hierin worden genoemd is al online te vinden (Delpher) of bekend uit de literatuur, omdat binnen deze gremia de “zwaarste” gevallen zijn behandeld. “Zwaar” betreft onder meer verdachten die meerdere onderduikers hebben verraden, zich schuldig hebben gemaakt aan moord op verzetsmensen etc. Voor nabestaanden van slachtoffers en verzetsdeelnemers is dit echter interessant omdat er veel namen in staan waar nu op gezocht kan worden. Pas in juni 2025 zal een volgende partij scans online worden gezet. Dit geeft mensen de gelegenheid om te zien hoe het wordt gepresenteerd, en zelf ook nog in de fysieke documenten te kijken voor het online staat.
Zorgen voor voldoende context in de online documenten
Belangrijk is dat mensen die niet bekend zijn met het archief en/of niet bekend zijn met de materie geholpen worden het archief en de individuele documenten te begrijpen, zodat zij de informatie daarna zelf kunnen interpreteren. Context en duiding van het archief en de documenten zijn hierbij de belangrijkste begrippen, zonder interpretatie mee te geven. De Contextualisering blijft feitelijk.
Dit proces van contextualiseren - hoeveel context en welke context bied je, welke formulering gebruik je - wordt binnen het project afgestemd met een gebruikersgroep. In deze groep zijn ook nabestaanden vertegenwoordigd, omdat juist zij het zijn die het archief zullen gaan gebruiken.
Een adequaat en gefaseerd open databeleid/eigen regie op de data
Een van de zorgen bij nabestaanden is dat kwaadwillenden (hackers) vreemde dingen gaan doen met de data. Er wordt zoveel als mogelijk ingezet op eigen regie op de data. De data wordt in de eerste periode niet als open data aangeboden en is derhalve niet downloadbaar. Daarnaast wordt er een no-index geplaatst: de eerste periode is het archief nog niet door Google en andere grote zoekmachines doorzoekbaar.
Pas nadat de eerste reacties duidelijk zijn zal er stap voor stap worden gewerkt richting open data. Dit gaat samen met de uiteindelijke volledige beschikbaarheid van alle scans in 2027.
Een goed informatiepunt waar mensen terecht kunnen voor vragen, Klantcontactcentrum
Wanneer informatie uit het CABR openbaar is en online staat, zullen gebruikers vragen hebben. Met die vragen moeten ze ergens terecht kunnen. De aard van de vragen zal heel verschillend zijn. Het kan gaan om inhoudelijke vragen, maar ook om emotionele uitingen. Gebruikers kunnen in de nieuwe situatie met al hun vragen terecht bij het nieuw in te richten Klant Contact Centrum Oorlog voor de Rechter (KCC OvdR).
Allereerst zal er veel aandacht aan antwoorden op vragen worden gegeven op respectievelijk de NA-website en de OvdR-website. Hier zijn veelgestelde vragen en contactmogelijkheden beschikbaar. Contactmogelijkheden zijn: het invullen van een webformulier (altijd), chat en telefoon (tijdens de reguliere dienstverleningsuren van het NA). Voor het KCC OvdR zijn een nieuw OvdR-telefoonnummer en OvdR-emailadres beschikbaar.
Het loket ziet toe op de mogelijkheid om klachten in te dienen over onterechte behandeling binnen het systeem van Bijzondere Rechtspleging. Met externe partners zijn afspraken gemaakt over het beantwoorden van derdelijns vragen die naar hen worden doorgestuurd of doorverwezen. In beeld zijn bijvoorbeeld het ministerie van JenV (niet-generieke vragen over rechtsherstel), ARQ, de Stichting Werkgroep Herkenning en de Stichting Joods Maatschappelijk Werk (emotionele ondersteuning).
Entameren en voeden maatschappelijk debat
In alle adviezen en onderzoeken wordt verwezen naar het probleem van het CABR: er is zolang gezwegen, en er is bij het grote publiek te weinig bekend over collaboratie. Vanaf 2023 heeft het consortium de publiciteit gezocht om aandacht te krijgen voor dit project en zo betrokkenen te kunnen informeren over het openbaar worden en online komen van het CABR. Dit heeft geleid tot veel media-aandacht en debat. Daarop heeft het consortium als doelstelling geformuleerd, namelijk ‘het op gang brengen van het maatschappelijk debat’. Alleen op deze manier kan het ‘zwijgen’ worden doorbroken. Acties die in dit kader plaatsvinden:
Vanaf september 2024 zal communicatie vanuit het project worden geïntensiveerd. Met de lancering van de website zal naar verwachting vanaf januari veel debat in de media volgen. De NOS heeft al aangekondigd op 2 januari 2025 een grote uitzending vanuit het NA te willen verzorgen. Ook komt er in januari een documentaireserie van de NOS over het CABR.
- In samenwerking met ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum en de Regionaal Historische Centra (RHC’s) zullen overal in het land informatiebijeenkomsten worden gehouden. De RHC’s zijn dan ook geïnformeerd over het project Oorlog voor de Rechter en kunnen mensen in de regio verder informeren en begeleiden. Nadrukkelijk zal in deze periode worden gecommuniceerd over de mitigerende maatregelen zoals klachten en de ‘procedure schrijnende gevallen’.
- ARQ zal in de zomer een rapport presenteren over hoe signalen te herkennen van trauma’s bij oorlogsgetroffenen. ARQ zal dit delen met zorgverleners, zodat er een opvang is wanneer mensen hier behoefte aan hebben. ARQ zal ook betrokken worden bij het Klant Contact Centrum (zie boven).
- In oktober worden de burgemeesters geïnformeerd over de problematiek die zou kunnen optreden in kleine kernen. Dit wordt gedaan via nieuwsbrief, presentatie op het congres van het Genootschap en een artikel in het magazine van het Genootschap.
- Ook zal er een middagprogramma worden georganiseerd voor lokale en regionale journalisten, zowel van geschreven pers als tv/radio, om hen meer achtergrond te geven over het project.
2025: Op basis van de ervaringen van de eerste maanden zal worden bekeken op welke manier erna medio 2025 zal worden gewerkt. Ook dit zal worden afgestemd met het Ethisch Beraad, en dus met betrokkenen.