Terug naar Westerhof

05-09-1944, Westerhof (Duitsland)

Deel 1 van een familiedrieluik Op dinsdag 5 september 1944 verspreidde Radio Oranje het (onjuiste) bericht dat Breda was bevrijd.

Onder de leden van de Nationaal Socialistische Beweging (NSB) brak paniek uit over de rasse opmars van de geallieerde legers en het vooruitzicht op ‘bijltjesdag’; de volkswoede van de ‘goede’ Nederlanders.

‘Dolle Dinsdag’

Talrijke NSB gezinnen vluchtten op deze ‘Dolle Dinsdag’ met behulp van materieel dat de NSB ter beschikking had gekregen naar Duitsland.

Tot hen behoorde ook mijn grootmoeder Sophia Geertruda Johanna Bijsmans-Redeker en haar kinderen Rudolf Frits en Olga Sophia. Haar echtgenoot, NSB-blokleider Pierre Henri Bijsmans, bleef thuis in Amsterdam. Mijn grootmoeder verklaarde hierover later: “Het huwelijk met mijn man was niet erg harmonisch, ik heb de gelegenheid, die de Septemberdagen van 1944 boden, aangegrepen om mijn man te verlaten en vertrok met mijn twee jongste kinderen onder leiding van de NSB naar Duitsland.” In plaats van mijn grootvader ging een ‘huisvriend’ mee; Cornelis Michels (‘oom Cor’). Hij was geen onbekende. Al in 1939 had hij, via zijn vriend Flip Stevens, een kostganger die bij mijn grootouders inwoonde, kennis gemaakt met het gezin Bijsmans. Sinds 1939 was hij invalide. Zijn geringe inkomen leidde ertoe dat hij in 1940 bij Flip en de familie Bijsmans inwoonde op de Overtoom 405 in Amsterdam. De evacuatietrein vertrok pas op woensdag 6 september en moest al bij Diemen stoppen omdat ze door vliegtuigen van de Royal Air Force (RAF) werd beschoten. Hierbij vielen 36 doden. Bij Almelo stopte de trein. Alle mannen en jongens die nog konden worden ingezet bij de verdediging van Nederland moesten de trein verlaten. De invalide Cornelis Michels mocht aan boord blijven.

Westerhof Eenmaal in Duitsland reed de trein richting Luneburg. Uiteindelijk zouden er circa 35.000 NSB-vluchtelingen naar deze omgeving (de ‘Gau Ost-Hannover’) vertrekken. Ze werden daar opgevangen door leden van de ‘National-Sozialistische Volkswohlfahrt (NSV)’ die hen in vele kleine en grotere dorpen (zoals Stelle, Meckelfeld, Bendestorf, Dibbersen, Buchholz, Sprötze, Wenzendt, Moisburg, Tosted en Wisted) onderbracht. Mijn familie kwam uiteindelijk terecht in een school in het dorp Westerhof (gemeente Rosengarten, kreis Harburg). In de schoolkroniek, bijgehouden door de tweede lerares Charlotte Röltgen, lezen we hierover het volgende:

“Am 10. September kamen ungefähr 60 Holländische Flüchtlinge nach Westerhof. Sie waren erst in Lüneburg im Sammellager gewesen und wurden von da aus auf die einzelnen Dörfer verteilt. Die Flüchtlinge wurden im Saal der Gastwirtschaft von Frau Koster untergebracht. Anfangs mussten sie auf Stroh schlafen, aber bald wurden Luftschutzbetten herangebracht. Die Lagerleitung übernahm die Frauenschafts Ortsgruppenleiterin Frau Hagel bis eine hauptambtliche Lagerleiterin Frau Marquardt eingesetzt wurde. Die ersten 4 Wochen kochte Frau Köster für die Holländer, es war gar nicht so leicht im 6. Kriegsjahr unter erschwerten Bedingungen alles zu beschaffen. Inzwischen hatte sich die Zahl der Holländischen Flüchtlinge verkleinert. Die meisten Männer wurden zur Arbeit eingesetzt. Auf der Flucht waren oft Familien auseinanderqerissen, allmählich fanden sie sich wieder und wurden wieder vereint. Da es für den Winter auf dem Saal zu kalt wurde, siedelte das Lager, mit ungefähr noch 30 Holländer, in die beiden Klassenraüme der Schule über. Kl. II wurde Schlafraum und der Raum der Klasse III Tagesraum. Ich übernahm die Beheizung des Tagesraumes, um so vielleicht mit dem Kohlenvorrat auszukommen. Es waren nur 2/3 des Jahrenbedarfs geliefert worden und auf Nachlieferung ist nicht zu rechnen. Die Schule wurde am 26. Oktober geschlossen und die Raümung wurde vorgenommen; sodass die Holländer am 30. Oktober in die Schulraüme einziehen konnten.”

Eeuwige ‘Steckrüben’ Mijn vader herinnert zich van Westerhof: “Wij kregen twee stapelbedden toegewezen, waaronder wij de koffer met de weinige kleding die we nog hadden, konden opbergen. De toiletten waren buiten, achter de tuin. Opzij van de school was een apart gebouwtje dat als keuken dienst deed. Om beurten hadden de vrouwen corvee. Het eten was niet bijzonder. Het enige dat ik mij daarvan herinner waren de eeuwige ‘Steckrüben’ of koolraap. Ook het zure Duitse brood ‘Kuch’ weet ik nog. Voor mij was Westerhof een groot jongensavontuur. Geen school, de gehele dag buiten en veel sneeuw. Er was in die tijd een bijzonder grote hoeveelheid sneeuw gevallen en daarin speelden wij hele dagen. Er liep een onverharde weg langs de school naar beneden en daarlangs stonden aan de linkerzijde struiken met rozenbottels. Rechts was een boomgaard. Van de andere personen in de school heb ik er enkele onthouden.”

Spannend en spanningen Op 10 november 1944 vierde hij zijn negende verjaardag. Er was zelfs een cadeau in de vorm van een bouwplaat. Ongetwijfeld was hij daar blij mee maar echt spectaculair vond hij het schouwspel de volgende avond. Samen met andere inwoners keek hij naar de noordelijke horizon waar een felle gloed alles hel verlichtte. De schoolkroniek beschrijft wat hij zag: “Bei Tagesangriffen hatte der Feind namentlich Sprengbomben geworfen, während am 11. 11. Brand- und Phosphorbomben angewendet wurden. Von hier aus konnte man die Flammen der Brande in Harburg sehen. Am nordlichen Horizont war es ganz rot und noch Stunden nachher flammte es immer wieder auf.” Voor de negenjarige Ruud was dit alles een spannend avontuur. Voor volwassenen des te minder. In het algemeen waren de omstandigheden ronduit slecht en de sfeer beneden peil. Spanningen en conflicten waren aan de orde van de dag. Ook Cornelis Michels, die in het nabijgelegen Harburg werkte, had regelmatig aanvaringen met de leiding die berustte bij Frau Frieda Hagel. Zij was sinds de herfst van 1938 leidster van de ‘Nationalsozialistischen Frauenschaf Tötensen der NSDAP’ waaronder de opvang in Westerhof resorteerde.

Terugkeer Cornelis Michels was niet de enige die voor de kampleiding een probleem vormde. Het NSV kreisambt Buchholz maakte op 8 januari 1945 een lijst van Nederlanders in opvangkampen “die wohl als asozial, Gemeinschaftsfremde und als Querulanten und Meckerer anzusprechen sind.” De op deze lijst voorkomende personen (totaal 126) dienden met de eerste transporten naar Nederland terug te keren. Ook mijn familieleden vind ik op deze lijst terug. Bij mijn grootmoeder staat: “Führt mit dem Nachgenannten wilde Ehe und erregt dadurch Anstoss.” Met die ‘nachgenannten’ werd natuurlijk Cornelis Michels bedoeld. Van hem meldde men: “Widersetzt sich der Lagerordnung und bedroht die Insassen.” Er was nog een reden die een spoedige terugkeer van de Hollandse vluchtelingen noodzakelijk maakten. Door de snelle opmars van de Russische legers in het Oosten en de constante grootschalige bombardementen van Duitse steden werd de druk op de overbelaste opvangcentra alleen maar groter. Op 13 februari 1945 vertrokken ze uit Westerhof terug naar Nederland. Mijn vader herinnert zich hiervan het volgende: “We vertrokken per trein in veewagens. De deuren stonden een stukje open en ik zag het landschap voorbijglijden. Hoe weet ik niet meer maar op een gegeven moment kwamen we in de omgeving van Bourtange terecht.” In Groningen stopten de treinen. Geallieerde troepen waren druk bezig met de bevrijding van Nederland en het front verschoof met de dag.

Boer Kliphuis Samen met zijn moeder werd Ruud omstreeks 17 februari ondergebracht bij de familie van boer Rigt Kliphuis aan de Jipsingbourtangerweg 42 (tegenwoordig nr. 38). Cornelis Michels en mijn tante Olga Sophia Bijsmans logeerden elders. Bij boer Kliphuis was het leven zo slecht nog niet. Ruud zat er zelfs korte tijd op school! Bij het ontbijt werden, zo weet mijn vader nog, “elke ochtend pannenkoeken met stroop gebakken, waarvan ik prompt ziek werd. Ik kreeg geelzucht en werd al misselijk van de geur. Verder was er ‘stoete’, een soort grof bruinbrood en brood (dat was witbrood). Ik leerde er op klompen lopen en ging vaak met de boer mee de akker op.” Rond Pasen (maandag 1 en dinsdag 2 april 1945) besloot Cornelis Michels om met de familie terug te keren naar Amsterdam. De tocht voerde eerst langs Groningen (dat net werd bevrijd) en vervolgens naar Assen. Hier werd even pauze gehouden. De familie verbleef tijdelijk in Hotel ‘De Moriaan’ en kwam vervolgens bij een familie in de Schoolstraat. Vanaf Assen werd al lopend en meeliftend Zwolle bereikt. “Daar konden we niet verder omdat de brug kapotgeschoten was. Enkele meters verder lag een pontonbrug waarover alleen militair verkeer, politie en ambulances mochten. Binnen een uur had mijn vader (Cornelis Michels), als invalide, een auto gevonden die ons naar Amsterdam kon rijden.” Begin juli waren ze terug in Amsterdam. Voorlopig vonden ze onderdak bij de familie Jut.

Na de oorlog Al gauw vernam mijn grootmoeder dat haar echtgenoot, Pierre Henri Bijsmans, door de PRA (Politieke Recherche Afdeling) te Amsterdam was gearresteerd en geïnterneerd in het kamp ‘Duin en Bosch’ bij Bakkum. Cornelis Michels werd pas in oktober 1945 gearresteerd en overgebracht naar het beruchte kamp aan de Levantkade te Amsterdam (KNSM-loodsen). Behalve lid van de NSB was hij in 1934 en 1935 ook wachtmeester geweest bij de Amsterdamse WA. Mijn grootmoeder ontsprong aan internering omdat ze in mei 1940, na de Duitse inval, voor haar NSB lidmaatschap had bedankt zonder dat haar echtgenoot hiervan wist. Pierre Henri Bijsmans pakte na zijn vrijlating in augustus 1946 de draad, als kleermaker, zo goed en zo kwaad als het ging weer op. Gedurende enige tijd bleef hij onder het gezag van de STPD (Stichting Toezicht Politieke Delinquenten). Volgens de STPD-rapportage was hij ‘volkomen genezen’ en zou hij aan politiek niets meer doen. De huwelijksbreuk was definitief en hij weigerde tot zijn dood om officieel te scheiden. Mijn vader zag hem nog maar zelden en op 11 november 1961, één dag na mijn geboorte, overleed hij. Cornelis Michels en Sophia Geertruda Johanna Redeker bleven na de oorlog bij elkaar wonen. Zij zouden de rest van hun leven bij elkaar blijven en pas in 1977 trouwden ze. Mijn grootmoeder, oma ‘Fie’ overleed in 1990 en ‘opa Cor’ in 1995.

Reis naar het verleden Nadat mijn vader in 1999 zijn jeugdherinneringen op papier had gezet ontstond al snel het plan om weer eens terug te gaan naar Westerhof. Op 27 maart 2001 was het zover en vertrokken wij ’s ochtends vanuit mijn woonplaats Amstelveen naar het Groningse Ter Apel. Zonder al te veel moeite was ik achter het adres gekomen van Derk Kliphuis, een zoon van het echtpaar Kliphuis-Eefting bij wie mijn vader en grootmoeder tijdelijk hadden gelogeerd. Toen ik hem destijds opbelde kon hij zich de evacués bij zijn ouders goed herinneren en nodigde hij ons uit om bij hem langs te komen als we plannen hadden om naar de boerderij te gaan kijken. Zo gezegd, zo gedaan. Het echtpaar Kliphuis ontving ons ’s middags met thee en taart. Na het uitwisselen van de verhalen en het bekijken van de foto’s bezochten we samen met Derk Kliphuis de boerderij. Deze is, anders dan het schooltje waar pa tijdelijk had gezeten, niet gesloopt maar nog steeds in de oude staat gebleven. Uiteraard maakten we hier foto’s en haalde pa zijn herinneringen op. Om drie uur ‘s middags namen we hartelijk afscheid van Derk Kliphuis en reden we door naar Duitsland.

Terug in Westerhof Na een vermoeiende rit arriveerden we om half zes ’s avonds in Selsingen. Het dorp Selsingen ligt tussen Bremen en Hamburg (even boven Zeven) en van hieruit ligt Westerhof slechts op 45 minuten afstand. De reden dat we in Selsingen overnachtten is het feit dat hier sinds 1964 familie woont. We combineerden dus zo een familiebezoek met een bezoek aan Westerhof. Op 28 maart vertrokken we ’s ochtends om binnendoor via Zeven, Sittensen, Tosted, Dibbersen, Nenndorf en Tötensen naar Westerhof te rijden. In Westerhof troffen we het schoolgebouw vrijwel ongeschonden aan. Inmiddels is het allang geen school meer maar biedt het onderdak aan een meubelfabriek (‘Polsterei Helmeke’). De situatie was precies zoals pa zich had herinnerd. Het gebouw ligt aan de ‘Schützengrund’. Het ‘onverharde pad’ uit de herinneringen van pa (‘Am Kassberg’), is inmiddels van een laag asfalt voorzien en loopt het dal in. Ernaast staat ‘Kösters Gasthaus’ waar destijds de eerste opvang plaatsvond. Hier gebruikten we de lunch. Het bijgebouw (‘de Saal’) is wegens bouwvalligheid in 1963 gesloopt en door nieuwbouw, in oude stijl, vervangen.

Na het nemen van foto’s en het verkennen van de omgeving werden we door een naburige boer naar het gemeentehuis verwezen waar wellicht meer informatie te vinden was. Helaas bleek dat op woensdag gesloten maar de volgende dag konden we terecht. Van een hulpvaardige (tachtigjarige!) archivaris ontvingen we kopieën van de ‘Schulchronik Westerhof II (1941-1964)’ waarin de komst van de Hollandse vluchtelingen wordt aangehaald. Bovendien bleken er twee publikaties te zijn (‘Eine Chronik der vier Rosengarten-Dörfer’ en ‘Geschichte der zehn Rosengarten-Gemeinden in der Zeit des Nationalsozialismus’) die nadere informatie gaven. De volgende dag reisden we terug naar Nederland. Een stukje familiegeschiedenis werd afgerond.