De geallieerden staken op 13 april tussen Deventer en Zutphen de IJssel over en trokken in westelijke richting. Vele geruchten deden de ronde. Misschien werden we morgen bevrijd. Maar het duurde langer dan verwacht.
De Duitsers boden hevig weerstand. De geallieerden bombardeerden intensief de gebieden waar men Duitsers vermoedde. Mensen kwamen om of raakten gewond, evenals dieren in de weilanden. De Duitsers trokken langzaam, schietend en brandstichtend, terug in westelijke richting. Op de laatste dag van de bezetting schoot een Duitser zijn mitrailleur leeg in een kelder waar een gezin schuilde. De vader en een dochter kwamen om het leven. Een zoon werd ernstig gewond.
Op 16 april kwamen in Loenen de gevechten hoorbaar dichterbij. Granaten van de Duitse kanonnen gierden fluitend over de huizen. In de omgeving van ons huis waren geen soldaten te zien en we waanden ons veilig genoeg om het schieten op afstand te volgen.
De buurman hing heel optimistisch de rood-wit-blauwe vlag al uit. Vergeelde vouwstrepen van de jarenlange opslag waren zichtbaar. Op de weg kwam een man aanfietsen met een meisje in het kinderzitje. Ze had een oranje strik in het haar en een papieren vlaggetje in de hand. We vroegen waar hij heen ging. ‘Naar mijn broer, die woont ginds’. Hij wees naar waar de granaten insloegen. We antwoordden dat hij beter nog even kon wachten. ‘Wij zijn vanmorgen al bevrijd,’ zei hij verbaasd.
De inslagen kwamen dichterbij. Dat betekende dat de bevrijders oprukten. Het vuren werd heviger en we hoorden mitrailleurs. Plotseling sloeg een granaat op minder dan vijfhonderd meter van ons vandaan in een boerderij met rieten dak. In nog geen kwartier tijd was de boerderij een rokende puinhoop. De man met het meisje maakte haastig rechtsomkeert en fietste sneller dan hij gekomen was terug naar bevrijd Nederland.
Het schieten bleef doorgaan. Op de verdieping van een huis langs de straat waar de tanks naderden, zat een Duitse soldaat met een pantservuist achter een iets opengeschoven raam te wachten tot de tanks binnen schootsafstand waren. De voorste tank kreeg de voltreffer. Onmiddellijk schoot de tweede tank een rookgranaat af waardoor de bemanning zich op tijd in veiligheid kon stellen.
De Duitsers trokken zich via de zigzaggende loopgraven achter de huizen terug naar beschermende bossen. De tank brandde nog lange tijd en af en toe ontplofte er munitie. Mensen stonden op grote afstand naar het schouwspel te kijken. Maar een meisje van zestien jaar, enige dochter van een weduwe, werd toch dodelijk getroffen door een scherf.
's Avonds gingen we laat en met een opgewonden gevoel naar bed, amper beseffend dat de nachtmerrie voorbij was. De volgende dag werden overal in het dorp vlaggen uitgestoken en meisjes hadden oranje strikjes in het haar. Engelse en Canadese militairen werden toegejuicht door de bewoners. Ons mooiste buurmeisje kreeg een hagelwitte boterham van een militair. Ze liep er een halve dag trots mee rond om het aan iedereen te laten zien. 's Avonds was de witte boterham grijs van het stof.
Die dag startte de ondergrondse met het oppakken van foute Nederlanders. Ze werden in een hotel ondergebracht. Langs de toegangsweg naar het hotel stonden de dorpsbewoners in dichte rijen te joelen en zongen vaderlandse liedjes als de landverraders en de moffenmeiden met de handen in de nek passeerden. Later die dag werden de kinderen van NSB-gezinnen alsnog uit huis gehaald en met hun ouders herenigd. De moffenmeiden kwamen na een aantal weken vrij. Ze droegen hoofddoekjes.