Een kind kán ook niet begrijpen wat oorlog is, maar wel de angst aanvoelen. Ik herinner me allerlei details uit die tijd die niet ter zake doen en toch de daarbij behorende spanning, terwijl ik de feitelijke gebeurtenissen pas veel later heb begrepen. Ik heb jarenlang, ook nog lang na de oorlog angst gevoeld voor de middelste lade van mijn vaders bureau.
Mijn ouders hadden een fotobedrijf. Dat gaf hun de mogelijkheid tot illegale activiteiten, zoals pasfoto’s maken van onderduikers voor valse persoonsbewijzen.
In de la lagen kasboeken en bankbescheiden. Tussen de bladen daarvan verstopte mijn vader de foto’s die niet gezien mochten worden, zo begreep ik later. Hij had zelf altijd de angst gehad dat het ontdekt zou worden. De la was voor het hele gezin een met angst beladen plek geworden en er rustte een groot taboe op het kijken erin. Toch moet ik er iets gezien hebben want bepaalde beangstigende beelden – geschonden mannengezichten - staan nog altijd op mijn netvlies. Dit vertelde mijn vader, pas jaren na de bevrijding: in de tweede helft van april 1945 kreeg een ondergrondse organisatie de opdracht de brug aan de oostzijde van het dorp te bewaken. Daartoe verschanste een aantal gewapende mannen zich in de schuur van een boerderij aan het kanaal. In de euforie van de naderende bevrijding hadden zij zich alvast in het uniform van de Binnenlandse Strijdkrachten gestoken: blauwe overall met oranje band om de bovenarm. Er kwam een groepje Duitse soldaten aangemarcheerd en er is geschoten. Over de precieze toedracht van wat er gebeurd is bestaan verschillende lezingen.
Duidelijk is dat de mannen op de vlucht zijn geslagen. Zij zijn allen omgebracht en hun lichamen zijn ernstig verminkt in de moddersloot achter de boerderij geworpen. Wie waren de mannen die in de schuur hadden gezeten? Dat was natuurlijk geheim gebleven. Al hun maten waren schielijk ondergedoken toen het drama bekend werd. Identificatie was moeilijk. Een aantal dorpsgenoten waaronder mijn vader werd erbij geroepen. Met emmers water werden de lijken zo goed mogelijk schoongespoeld. Mijn vader fotografeerde ze; foto’s van details, een hand, een ernstig mishandeld hoofd, gescheurde uniformen. Het gevaar dat de blauwe BS-uniformen moet hebben opgeleverd tegenover de Duitsers, daar was mijn vader zeer geschokt over. Hij is vreselijk bang geweest, wetende wat de represailles van de Duitsers konden zijn bij zulke incidenten.
In de dagen erna waren er vijf begrafenissen. Ik herinner me de pontificale zwarte lijkkoets met onder het baldakijn de kist, getrokken door twee paarden gehuld in zwarte kleden. Ter weerszijden van het hoofd ronde uitsparingen waar de paardenogen angstig doorheen keken.
Toen de laatste rouwstoet onder doodse stilte door de hoofdstraat trok en afsloeg naar het kerkhof ten westen van het dorp klonk vanuit het oosten motorgeronk. De eerste Canadese bevrijders reden – over de brug – het dorp binnen.