Van 8 tot en met 11 april werden wij beschoten en gebombardeerd, omdat er een Duits kanon in onze boomgaard was opgesteld. Vanaf 12 april brak de hel helemaal los toen de geallieerden bij Gorssel de IJssel waren overgestoken en de Duitsers van de spoorlijn een verdedigingslinie hadden gemaakt.
Drie dagen en nachten hebben we in de kelder, vaak in doodsangst doorgebracht. Gelukkig konden we, als de beschietingen even staakten, de dieren voeren en de koeien melken.
In de nacht van 14 op 15 april verplaatste het kanongebulder zich meer naar het westen en hoorden we alleen mitrailleur- en geweervuur. Om een uur of drie werd het helemaal stil en durfde ik de pot uit de potstoel, die we in de kelder gebruikt hebben, op de mestvaalt te legen, maar ik werd prompt beschoten. Dat moesten wel Engelsen zijn die dachten dat ik een Duitser was.
Na zonsopgang zagen we ineens een motorrijder die van Voorst kwam, op de overweg langs het spoor keek en weer terug reed. Hij zat raar op zijn fiets, zijn benen wijd en heel rechtop. Dat blijft het beeld van de eerste bevrijder.
Nadat deze verkenner wel gemeld zal hebben dat er geen Duitsers meer waren, durfde ik naar de boerderij naast ons te fietsen. Ik werd door twee man achter een mitrailleur onder schot gehouden, maar toen ik riep: 'I am Dutch and there are no Germans in our farm', lieten ze me door.
Op het erf waren ongeveer tien mannen net bezig hun uitrusting om te doen en te vertrekken. Ik sprak de eerste de beste aan en hoorde dat ze Canadezen waren uit British-Columbia. Hij zei: 'You can have our lunch' en hij toonde mij een grote pan waarin een vlezige brij pruttelde. Het vuur eronder was net gedoofd. Er omheen lagen allemaal open blikjes met de tekst 'Meat and vegetables”. In het westen zouden ze er om vechten, maar op de boerderij ? Ik nam wat mee terug, maar niemand wilde het proeven.
Later op de morgen fietste ik naar Voorst en zag de verbrande molen en de vele kapotte huizen. Hier en daar was een vlag uitgestoken, maar het bleef een triest gezicht. ’s Middags hielpen we de buurman zijn dode koeien te begraven. Hij had ze in de wei gelaten, toen de familie uit de boerderij moest vluchten. Alle dieren waren getroffen door kogels of scherven. Dank zij een Canadese bulldoser lukte dat vreselijke werk nog voor de avond.
Wij hoorden dat er van een naburige boerderij een gezin van 5 personen gedood was op weg naar een schuilplaats. ’s Avonds laat kwam er een Joodse jongeman langs, die overal ging informeren of iemand wist wat er met zijn ouders gebeurd was.
Al waren we heel blij dat we zelf het oorlogsgeweld hadden overleefd, de bevrijdingsdag was niet zo vrolijk als we ons hadden voorgesteld.