Bevrijding van Eindhoven

18-09-1944

Eindhoven werd op 18 september 1944 door de Amerikanen bevrijd. Mijn vader en ik, elf jaar toen, stonden ’s middags voor de deur omhoog te kijken omdat we aanhoudend vliegtuigen hoorden. Het waren er veel. ‘Ze gooien er pakken uit!’ riep ik. ‘Nee, dat zijn parachutisten!’ zei mijn vader met toegeknepen ogen in de lucht turend.

Story Archive

Toen herkende ik de menselijke figuren. Later bleek dit de inleiding tot de bevrijding van de stad en onderdeel van een grotere dropping. Al dagen tevoren had artillerievuur uit zuidelijke richting aangekondigd dat de geallieerden in aantocht waren. ’s Avonds ging ik gespannen naar bed. Zouden wij nu eindelijk bevrijd worden?

De volgende morgen keek ik nieuwsgierig de straat in en zag de eerste Amerikaanse parachutisten onze straat in komen. In rustig tempo enkele meters achter elkaar, het geweer in de handen en voortdurend behoedzaam om zich heen kijkend.

Met hun rubber zolen liepen ze volkomen geluidloos en haast onmilitair vergeleken bij de Duitsers die altijd met ijzer beslagen zolen droegen. Ik keek mijn ogen uit: Amerikanen! Het bleken vriendelijke mensen, die bereid waren tot een praatje en te vertellen over hun ervaringen. Eén liet trots de inkepingen in de kolf van zijn geweer zien voor elke Duitser die hij zelf had doodgeschoten.

Aan het einde van onze straat stond een schuilkelder waartegen de para’s een rustplaats kozen, hun bepakking aflegden en noodrantsoenen uitpakten. Ik was één van een groepje jongens die chocolade kregen of, voor de enkeling die dat wilde, een Lucky Strike. Lacherig probeerden wij onze eerste Engelse woorden. Op de verbindingsweg trokken de hele dag tanks en vrachtwagens met zwaaiende Britse militairen Eindhoven in. Een vrolijke, ontspannen sfeer met feestende, zingende mensen. Opgewonden realiseerde ik het me: we waren bevrijd!

’s Avonds werd er feest gevierd in onze met lampionnen versierde straat. Buren hadden tafeltjes buiten gezet waarop limonade klaar stond en, voor de ouderen, zelfs iets dat op pils leek. Er klonk vrolijke muziek van artiesten uit die tijd, zoals Eddy Christiani en de Kilima Hawaïans. In die sfeer viel de avond en werd het donker. Er werd gedanst, de stemming steeg.

In de loop van de avond hoorden wij een zwaar gebrom en even later zagen wij grote vliegtuigen, die oranje lichtende bollen uitgooiden die tegen de donkere lucht goed afstaken. ‘Oranje boven!’ werd er geroepen en dat werd feestelijk nageroepen. Er werd gezongen: ‘Oranje boven, oranje boven, leve de koningin!’, maar plotseling klonk een harde, opgewonden mannenstem: ‘Lichtkogels! Het zijn moffen!! Naar binnen allemaal!’. Paniek! Even later barstte het verwoestende Duitse bombardement los.

De daaropvolgende dag leek onze straat ongeschonden, maar in de richting centrum zag ik balken steken uit ingevallen daken. Er waren daar doden gevallen, hoorden wij. Frans H., een tienjarige jongen die uit de buurt was ’s avonds niet thuisgekomen. Zijn oudere zus Annie ging hem zoeken, samen met ene Peter.

Later hoorden we dat Hans gevonden was in de pastorietuin van onze kerk. Deze tuin werd omsloten door een circa driekwart meter hoog gemetseld muurtje. De hele dag hadden ook daar Amerikaanse parachutisten gelegen om te eten en te rusten en Frans was er ‘s avonds gaan kijken. Op het moment dat het bombardement losbarstte heeft één van die Amerikanen voor Frans bescherming gezocht. Hij heeft hem tegen het muurtje gedrukt en is er zelf, om hem te beschermen, tegenaan gaan liggen. Vergeefs, zo bleek. 

De namen van genoemde personen zijn gefingeerd.