Zo brak 1946 aan, het jaar dat mijn vader overgeplaatst zou worden naar een kamp in Wezep en ikzelf naar de Heidepol in Schaarsbergen.
Die verhuizing naar Schaarsbergen kwam als het ware uit de lucht vallen. Op een ochtend in januari of februari 1946 werd ik zonder enige toelichting op transport gesteld. Ik hoopte op een verhoor bij de P.O.D. maar dat bleek het niet te zijn. We reden een particulier terrein op en hielden stil voor een groot landhuis met een bordes ervoor. En op dat bordes stond m’n onderwijzer van de 2e klas lagere school ! Hij bleek op de hoogte van mijn komst.
De “Heidepol” deed tot dat moment dienst als tehuis voor kinderen beneden de 18 jaar van ouders die gedetineerd waren of onvindbaar. Zover ik me kan herinneren waren er kinderen in de leeftijd van 12-16 jaar en mijn voormalige onderwijzer was de directeur die door iedereen “Pa”genoemd werd. Mijn komst daar was een door de autoriteiten goedgekeurd experiment om te zien of het ook mogelijk was jonge gedetineerden van 18-21 jaar in een dergelijke “tehuis-situatie” te huisvesten.
Ik vermoed dat men dat “experiment” goedgekeurd had doordat mijn moeder, bij haar verwoede pogingen mij vrij te krijgen, de volle medewerking kreeg van de dominee bij wie ik op catechisatie was geweest en van de tehuisdirecteur - die ze natuurlijk nog goed kende uit de periode dat ik bij hem in de klas zat en langdurig ziek was – om, als men mij dan niet in vrijheid wilde stellen, de omstandigheden waaronder ik vastzat te verlichten.
In ieder geval veranderde vanaf dat moment de situatie voor mij wel heel drastisch. Er heerste op de Heidepol een soort weeshuisregime en ik was dus de oudste weesjongen ! In plaats van wachten met geweren liepen er groepsleiders en –leidsters rond en meisjes voor de huishouding en de linnenkamer. Daar kwam nog bij dat ik de directeur goed kende van vroeger, terwijl hij toen bovendien nogal wat extra belangstelling voor me had getoond. Hij was van mening dat ik uit een familie kwam die nu eenmaal altijd partij koos en dat ’t dan verder alleen maar afhing van ’t milieu waar je uit voortkwam wèlke partij dat was.
Het was wel zo dat we niet zonder begeleiding het terrein af mochten. Jongens boven de 16 moesten bovendien verplicht werkzaamheden verrichten, soms in ploegverband “buitenshuis”. Zo kan ik me herinneren dat ik de leiding had van een ploegje dat werkzaamheden moest verrichten op een grote boerderij, voornamelijk aardappelen poten. Dat had ik op weg van Groningen naar huis al geleerd maar dat wist deze boer natuurlijk niet en dus toonde hij enig respect. Daar maakte ik direct gebruik van door hem te vragen om sigaretten voor de jongens van boven de 16, want wij kregen geen enkele beloning voor ons werk.
Hij beloofde dat we als groep 2 pakjes echte sigaretten zouden krijgen aan het einde van de week daarop. Toen het zover was bleek hij ons te willen bedonderen met een surrogaat-product dat in de verste verte niet op tabak leek. Ik heb ‘m toen verweten dat-ie zich niet aan de afspraak had gehouden en dat we als het aan mij lag niet meer terug zouden komen. En zo gebeurde het dan ook ; de directeur was zo sportief om ons gelijk te geven !
Op de Heidepol heb ik een paar keer bezoek gehad. Eenmaal van moeder, die ik toen met klem gevraagd heb niet meer te komen en af te wachten tot ik vrij zou komen en ook de dominee is een keer bij me geweest, ik meen kort voor m'n vrijlating. "Zakelijk bezoek" was er ook ! De echtgenoot van een tante kwam bij me met een stuk of 5 oude catalogi van de leesbibliotheek van z'n vrouw. Na overleg met de directeur had hij toestemming gekregen om me te vragen daar één catalogus van te maken. Ik geloofde nauwelijks meer aan toeval toen dit gebeurde ! Door de oorlog had ik mijn tante en haar man jaren niet meer ontmoet ; in November 1944 was ik onder vreemde omstandigheden in het door hun verlaten huis geweest en nu dit ! Ik heb daar met geen woord over gerept, zag op tegen de klus, maar heb het toch geaccepteerd omdat de kampleiding me een prachtplek toewees om het werk uit te voeren : een behoorlijk ver van het hoofdgebouw gelegen gemeubileerde blokhut waar verder niemand kwam, behalve de vrouw van de directeur die af en toe een kijkje kwam nemen. De nieuwe catalogus kwam er, maar hoe lang dat duurde weet ik niet meer, 't kan wel zijn dat ik er na m'n vrijlating nog even aan gewerkt heb. In ieder geval ben ik er een paar maal voor naar het dorp geweest omdat er een paar foutjes in geslopen waren.
Een aantal weken na mijn komst op de "Heidepol" kwamen er langzamerhand nog enkele jongens boven de 18 binnen. Een daarvan werd mijn "slapie'. 't Was een vrolijke flierefluiter die bij de NSKK (NationalSozïalistische Kraftfahrer Kolonne) een poosje op een vrachtwagen had gereden. Vermoedelijk om het avontuur, want enig politiek benul had ie niet. Dat bleek wel tijdens discussies die regelmatig plaats vonden tussen groepsleiders, huishoudelijk personeel en enkele ouderen onder de "weeskinderen".
Op dat gebied was ik nogal actief. Dat had zelfs tot gevolg dat twee zussen, die werkzaam waren als beheerder van de linnenkamer en chef van de huishouding, mij toevertrouwden dat ze bijna zeker wisten dat ik ooit in de tweede kamer zou belanden en dat ze dan zeker op me zouden stemmen ! Zo'n 30 jaar later kwam ik ze weer tegen op de verjaardag van hun jongere zusje, een oud collega en vriendin van mijn vrouw. Die dames hadden in 1946 wel een juiste diagnose gesteld over mijn ambities, maar ze hadden toen nog niet door dat zo'n loopbaan voor mensen als ik onmogelijk zou blijken.
Het verblijf op de Heidepol was natuurlijk een verademing na de voorafgaande 10 maanden. Maar juist de grotere bewegingsvrijheid was voor mij een reden om des te meer te verlangen naar een definitieve terugkeer in de vrije maatschappij, vooral omdat ik de zin van m'n detentie absoluut niet inzag en het hele gedoe dus letterlijk "onzinnig" vond.
Intussen gebeurde er af en toe wel eens iets bijzonders dat een beetje extra leven in de brouwerij bracht. Op een ochtend bij het appèl bleek een 16 jarige knaap verdwenen te zijn en was alles in rep en roer. Nasporingen leverden geen direct resultaat op, maar na een paar dagen vruchteloos zwerven heeft hij zich in arren moede aangegeven en werd hij door de politie weer op de Heidepol afgeleverd. Hij had pogingen gedaan om z'n ouders terug te vinden. Ik kan me (achteraf) goed voorstellen dat de directeur zich door deze gebeurtenis in een lastig parket gemanoeuvreerd voelde : Hij kon dit natuurlijk niet zo maar over z'n kant laten gaan maar aan de andere kant wist hij ook niet direct wat voor straf of maatregel hij voor deze "wandaad" moest opleggen. Als oplossing loos hij voor het instellen van een "tribunaal", geheel bemand door pupillen, met rechters, verdediger en een officier van justitie. Mij werd de rol van officier van justitie toebedeeld, de man dus die na de behandeling van de zaak door de "rechtbank" met eventuele getuigen en het pleidooi van de verdediger het requisitoir moest houden en de straf moest eisen tegen de onfortuinlijke vluchteling. Mijn requisitoir hield in dat de vluchteling door zijn handelen z'n mede pupillen mogelijkerwijs schade had berokkend doordat het toezicht strenger en het tolereren van afwijkend gedrag minder zou kunnen worden, maar dat zijn individueel belang om z'n ouders op te sporen van hoger orde was en voortkwam uit een heel natuurlijke drijfveer. Conclusie : Geen strafoplegging ! Dat was nou niet direct wat iedereen verwacht had, maar men had er uiteindelijk vrede mee.
Een van de groepsleiders was een wat kinderlijke man van onbestemde leeftijd (ik denk zo tussen de 30 en 40) die kennelijk bij de padvinderij was en er dan ook met een zekere régelmaat zo uitgedost bij liep, compleet met wapperende khaki cape, scout hoed en lange stok. De pupillen in de welpen leeftijd deden dan onder zijn hoede mee aan padvinderij activiteiten. De man zocht regelmatig mijn gezelschap "om vertrouwelijk wat te kletsen" en legde daarbij steevast zijn arm om mijn schouders. Nadat ik de moed had gevonden hem te vertellen dat ik daar een hekel aan had, hield ie er mee op. Hij was, kortom, in dit Heidepol Totaal Theater een wat vreemde acteur.
Zo'n halfjaar na m'n vrijlating hoorde ik bij toeval dat hij in de gevangenis zat voor misbruik van aan zijn zorg toevertrouwde pupillen. Het verbaasde me niet, al ben ik in m'n leven wel grotere rotzakken tegen gekomen. Met al z'n eigenaardigheden was hij overigens geen onaardige vent.
Op de Heidepol ben ik een paar maal "gehoord"door functionarissen van Justitie. Het aanvankelijk resultaat daarvan was (mede door een brief van vermoedelijk de directeur die ik later in het Nationaal Archief aantrof) de conclusie dat ik voorlopig nog niet vrij kon komen maar wel gelegenheid moest krijgen om te studeren. Men vond het noodzakelijk om mij verder te heropvoeden omdat ik "Een zuiver type was van den Jeugdstormer die de N.S. idee was en is toegedaan" zoals te lezen was in de brief die ik pas in 2002 onder ogen kreeg !
De laatste die mij op de Heidepal "gehoord" heeft was de Officiere Fiscaal voor Jeugdzaken, een sympathieke vrouw die tenminste naar me luisterde. Zij vertelde me dat men geadviseerd had mij nog niet vrij te laten, maar alleen toestemming te geven om buiten de inrichting te werken of te studeren en wilde weten wat ik daarvan vond. Ik vertelde haar toen dat ik dan zou vluchten en op haar reactie dat men mij dan zeker weer zou pakken heb ik gezegd dat ik dan weer zou vluchten, enz. enz.
In het tweede en laatste gesprek dat ik met haar had deelde ze mee dat ik voorwaardelijk buiten vervolging gesteld zou worden, dat de voorwaarde behelsde dat ik me 3 jaar lang onder toezicht zou moeten stellen van Bijzondere Jeugdzorg en dat ik me in die periode als goed Nederlander zou dienen te gedragen overeenkomstig hun aanwijzingen , in het bijzonder voor wat betreft de arbeid die ik zou moeten verrichten.
Bovendien werd mij voor 10 jaren het recht ontnomen om bij de gewapende macht te dienen, actief en passief kiesrecht uit te oefenen en raadsman of gerechtelijk bewindvoerder te zijn. En zo begon ik dan op 10 Juli 1946 aan m'n leven buiten de kamppoort.