Droogmaking van de Beemster (1608)

Alles uitklappen

In de zeventiende eeuw groeide de bevolking in Nederland enorm. Er was daarom meer voedsel en dus meer landbouwgrond nodig. Met name in het noorden van het gewest Holland was de behoefte aan land groot. Om land te winnen besloot een aantal mensen, met toestemming van de staat, de Beemster droog te leggen. De Beemster is in die tijd een groot meer in Noord-Holland met een oppervlakte van 40 vierkante kilometer. Het meer wordt drooggemalen met molens. Zo ontstaat er vruchtbare landbouwgrond. Op 29 mei 1612 is het werk voltooid. De Beemster is droog. Maar loopt toch weer onder. Het duurt nog lange tijd voordat het gebied voor landbouw gebruikt kan worden. 

Waterbouwkundige Jan Adriaensz. Leeghwater heeft de leiding in deze onderneming. Met 47 vernuftig ontworpen windmolens pompt hij het meer leeg. Vervolgens besteedt hij veel aandacht aan de beplanting en bebouwing van de grond.

De Beemster is een goed voorbeeld van de geplande landinrichting waar Nederland nog steeds om bekend staat. In navolging van de Beemster zijn in Nederland veel binnenmeren ingepolderd. Het resultaat, een rechthoekige lappendeken, is typerend voor het Nederlandse landschap. Op google earth  is de vorm van het oorspronkelijk meer nog steeds te herkennen.

Verzameling Binnenlandse kaarten Hingman 4.VTH, inventarisnummer 2598